Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 8075 reads
Noorse echtscheiding (HR 9 december 1965, NJ 1966/378 m.nt. H.E. Bröring)
Meervoudige nationaliteit; effectiviteitstoets
Wanneer iemand twee of meer nationaliteiten heeft, dan dient de wet te worden toegepast van de nationaliteit waarmee het leven van de betrokkene, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de meeste aanknopingswaarde heeft.
Feitelijk leiding geven en dubbele strafbaarheid (HR 18 oktober 1988, NJ 1989, 496)
Weliswaar vereist artikel 5 lid 1, onder 2e Sr dat op de aan de verdachte verweten gedraging door de wet van het land waarop die werd begaan straf is gesteld, maar stelt niet als eis dat die gedraging door die wet op dezelfde wijze als naar Nederlands recht strafbaar is gesteld (hier: als feitelijk leiding geven aan een feit begaan door een rechtspersoon).
Indien vaststaat dat een rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 Sr een strafbaar feit heeft begaan, behoeft ten aanzien van hen, die ervan worden verdacht tot dat feit opdracht of aan dat feit leiding te hebben gegeven, slechts te worden gesteld, onderzocht en bewezen dat zij inderdaad zodanige opdracht of leiding hebben gegeven, zonder dat er noodzaak is tot een onderzoek naar de vraag waar zij daartoe bepaalde handelingen hebben verricht
Turkse tap (HR 18 mei 1999, NJ 2000, 107 m.nt. T.M. Schalken)
Het beroep op bewijsuitsluiting vanwege het optreden van een Nederlandse infiltrant op Turks grondgebied, is volgens de Hoge Raad terecht verworpen, mede gelet
Het hof hoefde niet afzonderlijk te beslissen op het verweer dat het optreden mogelijk naar Turks recht onrechtmatig is.
Vervolgens overweegt de Hoge Raad (onder meer) dat
Weber/Staat (HR 28 mei 1965, NJ 1966/119 m.nt. H.E. Bröring)
De Hoge Raad stelt zelfstandige aanknoping van de voorvraag voorop, maar laat de mogelijkheid van afhankelijke aanknoping van de voorvraag open, indien de samenhang tussen de hoofd- en voorvraag daartoe dwingt. (Vgl. artikel 10:4 BW.)
Bouterse (HR 18 september 2001, LJN AB1471; NJ 2002, 559 m.nt. J.M. Reijntjes)
Kunnen artikel 1 en 2 Uitvoeringswet folteringverdrag worden toegepast op feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van die wet?
Artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr bevatten een ongeclausuleerd verbod tot berechting en bestraffing van iemand ter zake van een feit dat ten tijde van het begaan van dat feit niet bij of krachtens de Nederlandse wet strafbaar was gesteld.
Artikel 94 GW houdt in dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. In deze bepaling is, voorzover hier van belang, tot uitdrukking gebracht dat de rechter het in artikel 16 GW en artikel 1 lid 1 Sr vervatte verbod tot het verlenen van terugwerkende kracht wel dient te
Overdracht? (Hof ’s-Hertogenbosch 1 februari 1994, NJ 1994, 341)
X is gedetineerd ter fine van uitlevering aan Duitsland in verband met een strafvervolging tegen hem aldaar. Door de rechtbank is de uitlevering toegestaan.
Van de Duitse autoriteiten was eerder een verzoek binnengekomen om de strafvervolging tegen X over te nemen. De OvJ heeft de staatssecretaris uiteindelijk geadviseerd X niet in Nederland ter zake van de in dat verzoek genoemde strafbare feiten te vervolgen, waarop de minister van Justitie het door de Duitse autoriteiten gedane verzoek heeft afgewezen.
In een brief heeft de OvJ X op de hoogte gesteld van het door hem aan de minister van Justitie uitgebracht afwijzend advies op het verzoek van de Duitse autoriteiten tot overname van strafvervolging in Nederland als bedoeld in artikel 552y e.v. Sv.
In een klaagschrift ex artikel 12 Sv heeft (de gevolmachtigde van) X het hof verzocht te
Portugese echtscheiding (HR 9 februari 1979, NJ 1979/546 m.nt. J.C. Schultsz)
Verwaterde nationaliteit; realiteitstoets
Indien echtgenoten een gemeenschappelijke vreemde nationaliteit bezitten, wordt naar Nederlands internationaal privaatrecht de vordering tot echtscheiding beheerst door de wet van de gemeenschappelijke nationaliteit. Een uitzondering op deze is regel moet worden aangenomen indien de band van de echtgenoten met het land van hun nationaliteit in aanzienlijke mate is verzwakt en er voor hen met Nederland een zodanige maatschappelijke binding is ontstaan, dat hun eventuele echtscheiding geacht moet worden het meest met de rechtsorde van Nederland te zijn verbonden.
St. Vincent and the Grenadines (HR 21 mei 2002, LJN AD9557; NJ 2003, 316 m.nt. G.A.M. Strijards)
Voor de toepassing van artikel 5 lid 1, onder 2° Sr, ofschoon het feit niet op het grondgebied van het vreemde land is begaan maar in volle zee aan boord van een onder de vlag van dat land varend schip, op welk feit door de wet van het vreemde land straf is gesteld krachtens het vlagbeginsel, moet dat feit ten aanzien van de in die bepaling van artikel 5 Sr gestelde eis van dubbele strafbaarheid met een op het grondgebied van dat land begaan feit worden gelijkgesteld, zodat de locus delicti, in volle zee aan boord van een onder de vlag van het vreemde land varend schip, in zoverre heeft te gelden als het land waar het feit is begaan, in de zin van de zojuist bedoelde bepaling.
Poging tot zware mishandeling van een buitenlandse ambtenaar (Hof Amsterdam 1 april 1999, NJ 1999, 474)
De overdacht van verdachtes strafvervolging door de Tsjechische autoriteiten aan de Nederlandse, heeft plaatsgevonden op de basis van het Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging (hierna: het Verdrag).
Met betrekking tot de vrijheid van de aangezochte staat tot het toepassen van zijn eigen wetgeving op de door hem overgenomen strafzaak, bepaalt artikel 25 van het Verdrag dat de aldaar op het strafbaar feit toe te passen sanctie die is, welke is gesteld in de wet van deze staat, tenzij deze wet anders bepaalt. Indien echter de bevoegdheid van de aangezochte staat uitsluitend is gegrond op artikel 2 van het Verdrag, kan de opgelegde sanctie in de aangezochte staat niet zwaarder zijn dan de sanctie gesteld in de wet van de verzoekende staat.
Aan de verdachte is door de
Zimbabwe (HR 19 maart 1993, NJ 1994/187 m.nt. J.C. Schultsz)
Fait accompli, vgl. artikel 10:9 BW
Partijen hebben zich gedurende ‘een lange reeks van jaren steeds en consequent’ gedragen naar het uitgangspunt dat hun huwelijksgoederenregime werd beheerst door Rhodesisch recht en dat zij mitsdien waren gehuwd buiten gemeenschap van goederen.
Bij deze stand van zaken is het volgens de Hoge Raad, tegen de achtergrond van de onzekerheid die destijds in het Nederlandse internationaal privaatrecht bestond met betrekking tot de vraag welke wet van toepassing is op niet onder het Haags Huwelijksgoederenverdrag 1905 vallende huwelijken, ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ dat de man zich thans op het standpunt stelt dat de scheiding en deling dient plaats te vinden op basis van het uitgangspunt dat partijen in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.
HR 9 april 2010, LJN BL3866 Reesink/Gemeente Apeldoorn Casus Reesink heeft van de Gemeente Apeldoorn een bedrijfsterrein gekocht. Bij vonnis van 18 januari 2001 is de Gemeente veroordeeld om Reesink toegang tot het terrein te verschaffen, bij gebreke waarvan de Gemeente een dwangsom verbeurt. Reesi...
X en Y/Staat (HR 09-04-2010, LJN: BL1118) Feiten: Bij een bank komt een fraudezaak aan het licht. De arbeidsovereenkomsten van eisers worden op neutrale gronden beëindigd door middel van een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter. Op 12 februari 1997 doet de bank formeel aangifte bij ...
Natronloog (Vuilnisman), HR 8-01-1982, NJ 1982, 614; Onderwerp Gevaarzetting, aansprakelijkheid Casus Een schoonmaakster van het Dorpshuis heeft met toestemming van de beheerder een emmertje met voor haar onbekende inhoud bij het grofvuil gezet. Het emmertje was verpakt in een kartonnen...
Select any filter and click on Search to see results
Search via countries, clubs, goals, studies, topics or working fields
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.
De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.
Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
Vaardigheden (juridische): instrumenten die nodig zijn voor het op systematische wijze oplossen van casus.
Bestuursprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving betreffen van de regels van het bestuursrecht.
Bestuursrecht: de rechtsregels die de verhouding tussen overheid en burger betreffen.
Burgerlijk recht: de rechtsregels die de betrekkingen tussen burgers onderling regelen.
Burgerlijke rechtsvordering: het burgerlijke procesrecht.
Procesrecht: de rechtsregels die de handhaving regelen van de regels van materieel recht.
Staatsrecht: de rechtsregels die de organisatie en inrichting van de staat betreffen.
Strafprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving van het materiële strafrecht bepalen.
Strafrecht: de rechtsregels die bepaalde handelingen strafbaar stellen en daaraan een sanctie verbinden.
Verdrag: overeenkomst tussen staten.
Alternatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval slechts aan één voorwaarde hoeft te voldoen.
Constructie: een rechtsregel waarin de wetgever uiteenlopende verschijnselen onder één noemer vat.
Cumulatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval moet voldoen aan alle voorwaarden.
Enuntiatieve of niet-limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval ook aan andere dan de genoemde alternatieve voorwaarden kan voldoen.
Fictie: een rechtsregel die een situatie behandelt alsof hij een ander soort situatie is.
Kwalificatieregels of definitiebepalingen: een rechtsregel die een omschrijving omvat van begrippen.
Limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval slechts aan één van deze genoemde alternatieve voorwaarden behoeft te voldoen.
Normatieve rechtsregels: rechtsregels die zich richten op het sturen of beoordelen van gedrag.
Rechtsregel: een algemeen verbindend voorschrift.
Verwijzingsregels of schakelbepalingen: deze rechtsregels verklaren een rechtsregel van toepassing buiten de wettelijke regeling waarvan zij deel uitmaken.
Dit boek bespreekt de belangrijkste vaardigheden die nodig zijn voor het beantwoorden van een juridische vraag. Deze vaardigheden zijn van belang om te voorkomen dat feiten verkeerd worden weergegeven, de juridische selectie van de feiten onjuist is, de rechtsvraag onjuist is geformuleerd of de rechtsregel verkeerd is geïnterpreteerd. Andere fouten kunnen de weergave van de argumenten van de wederpartij betreffen of de structuur van het juridisch betoog. Het boek sluit aan op de theoretische visie die is uiteengezet in Recht in Context. Kernvisie van dat boek is dat men het recht moet beschouwen in zijn context. Men moet niet alleen de rechtsbronnen kennen, maar ook letten op de wijze waarop juristen er onder invloed van de omstandigheden van een geval mee omgaan bij het argumenteren en het schrijven van vonnissen.
Het boek bespreekt de volgende vaardigheden als instrumenten voor het oplossen van casus. Hoofdstuk 2 richt zich op het opzoeken van de relevante wetsartikelen in wettenbundels en juridische internetsites. De analyse van rechtsregels komt aan de orde in hoofdstuk 3. Inzicht in de structuur van een rechtsregel vergemakkelijkt het opzetten van een betoog en bevordert een juiste inschatting van de argumentatie van de wederpartij. Hoofdstuk 4 richt zich op de opzet van een argumentatie en het inspelen op de argumentatie van de wederpartij. In hoofdstuk 5 tot en met 7 komt de analyse van rechterlijke uitspraken aan bod. Het gaat daarbij om vonnissen, arresten van het Gerechtshof en van de Hoge Raad. Daaraan vooraf gaat een inleiding op het juridische proces met aandacht voor de procespartijen, de rechterlijke instanties en enige belangrijke wettelijke bepalingen. De bespreking richt zich op de civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke uitspraken. Bij de bespreking van het bestuursrecht wordt ook aandacht gegeven aan het belangrijke begrip ‘belanghebbende.’
De wijzen waarop een rechtsregel kan worden uitgelegd (geïnterpreteerd) komt aan de orde in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 tenslotte richt zich op het argumenteren en het schrijven van een betoog.
Voor het oplossen van casusposities gaan juristen te rade bij rechtsbronnen, de vindplaatsen van het recht. Deze zijn: internationale
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Leren, studeren en kennis delen op het gebied van juridische zaken en bestuur Artikelen, oefenmateriaal, samenvattingen, buitenlandse stages en studiehulp, voor rechten, bestuurskunde, politicologie en internationale studies
Een arrest is een uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad in een civiele dagvaardingsprocedure of van een strafzaak. Andere rechters kunnen eerdere uitspraken van collega's in deze procedures of zaken gebruiken als rechtsbron, jij kunt arresten dus ook gebruiken in je onderbouwingen. Ieder (Ne...
Verfbommetje (HR 19-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7262) Onderwerp Meningsuiting, art. 10 EVRM Casus De verdachte heeft een verfbommetje tegen de gouden koets gegooid bij het huwelijk van prins Willem-Alexander en prinses Maxima. Hij wordt vervolgd op grond van artikel 112 Sr (belediging van de vermoed...
Turkse werkneemster (HR 30-03-1984, AB 1984, 366) Leerstuk Art. 6 Grondwet, art. 7:677 jo 678 BW Onderwerp Werking grondrechten Casus Inan, een Turkse werkneemste...
Spruijt/Tigchelaar (HR 24-10-1997, NJ 1998, 69) Feiten Spruijt heeft een auto gehuurd van Tigchelaar Autoverhuur BV. Deze kon zij echter niet op de afgesproken tijd retourneren, omdat de auto tijdens het verhuur is gestolen. Spruijt had in goede trouw de sleutels aan een bekende van haar gegeven, e...
For a sustainable and safe travel or emigration insurance you can check JoHo's Expatinsurances.org