Aan mijn pogingen om een fairtrade reiziger te zijn en de Peruaanse cultuur van zo dichtbij mogelijk te ervaren door de meest toeristische tours te vermijden, is dit weekend een prachtige ervaring toegevoegd! Mijn Mexicaanse medevrijwilliger in Azul Wasi wilde graag naar de jungle en Alcides, de oprichter van het project, had een vriend die dat voor een eerlijk prijsje wel wilde begeleiden. Deze vriend, Marco genaamd, is zelf opgegroeid in Quincemil, een klein jungleplaatsje. Hij wilde daar sowieso nog graag weer eens heen en hij heeft een reisbureautje in Cusco, waardoor hij over diverse mountainbikes en toebehoren beschikt. Zodoende ontstond het plan om een lang weekend die kant op te gaan en ik mocht mee! :) Op vrijdagochtend pikte Marco mij op, waarna we met een taxi van een vriend van hem naar zijn huis reden om de fietsen op te halen. Alhoewel ik, wachtende op Marco, vooral gefocust was op een busje of een grote auto met fietsendrager, bleek dat voor deze Peruanen allemaal overbodige luxe: met een matrasje op het dak en wat touwtjes door de wielen en de auto heen gespannen zaten die mountainbikes ook prachtig vast! Daarna begon een autoritje van een paar uur in een heel andere richting dan waar ik tot nu toe vooral was geweest, waardoor ook het landschap anders was dan wat ik vooral al had gezien. Met een prachtig uitzicht op de sneeuwberg Ausengate reden we een paar uur, tot Marco bovenop een berg van maarliefst 4725 meter hoogte ineens zei dat we er waren. Dat leek mij wat onwaarschijnlijk, want op die hoogte is nog niet bepaald sprake van jungle, maar iedereen stapte uit en de fietsen werden van het dak gehaald. Vanaf hier was het naar ons eindpunt alleen nog maar bergaf, dus we gingen de route mountainbiken! We bevonden ons midden in de wolken, het weer was streng en om ons heen waren alleen maar steile, kale rotswanden. De suizende wind waaide guur door onze fietshelmen en met bijna zestig kilometer per uur op de meest steile stukken overtraden we de maximale (auto)snelheid ruimschoots. :) Een uur lang tierde de adrenaline door onze lijven, terwijl we ons best deden om de prachtige uitzichten, de grazende schapen en lama’s langs de weg en de scherpe bochten op de foto te krijgen. De bordjes ‘zona urbana’ duidden steeds de paar huisjes van minuscule bergdorpjes aan, waar niet veel meer te doen leek te zijn dan kleren wassen, eten en kijken naar voorbijgangers. Hoe verder we afdaalden, hoe meer groene plukjes er op de bergwanden verschenen en hoe verder we de wolken boven ons lieten. Na een ontzettend vermoeiend laatste kwartiertje, waarin we voor het eerst bergop moesten rijden, kwamen we aan in Marcapata. In dit kleine stadje zouden we de eerste nacht doorbrengen. Voordat het zover was, waren onze inmiddels behoorlijk koude lijven echter toe aan een welverdiende ontspanning. Bij iemand in huis genoten we ruim een uur lang van heerlijke thermale baden, waar natuurlijk verwarmd water van zo’n dertig graden Celsius doorheen stroomde. Na ieder nog twee gekookte eieren te hebben genuttigd in de keuken van de man, kropen we in de warme bedjes van onze schattige hospedaje. De volgende dag vervolgden we onze mountainbiketour. Op vrijdag waren we al flink gedaald tot 3100 meter, maar ons einddoel van vandaag lag op slechts 600 meter hoogte! Vier uur lang zagen we het landschap geleidelijk veranderen: de groene plukjes werden steeds groter en gevarieerder, er waren steeds meer palmbomen en ananasplanten te zien, het werd steeds warmer en ineens vlogen er allerlei vlindertjes om ons heen, terwijl er tussen de bomen diverse kleuren bloemen verschenen. In de hoge bergwanden, wiens toppen nog in de wolken zaten, bevonden zich vele watervalletjes, waardoor de rivier steeds breder werd en de stroming steeds heviger. Met het zingen van de rivier en de vogeltjes op de achtergrond genoten we van de route en onze heerlijke snelheid. Na het laatste stuk in een flínke tropische regenbui te hebben gefietst, kwamen we uiteindelijk aan in Quincemil. Drijfnat gingen we op zoek naar een hotelletje, want het hotel waar onze mannelijke medereizigers verbleven vonden ze niet goed genoeg voor twee vrouwelijke buitenlanders. Toen er eenmaal een hotel met sanitaire mogelijkheden gevonden was, konden we ons onder het kleinste en koudste straaltje water dat ik ooit een douche heb horen noemen even opfrissen. Met heerlijk droge kleren en nog drijfnatte bergschoenen was het tijd voor een eerste kennismaking met de Peruaanse jungle. We maakten een mooie wandeling tussen de palmbomen door en langs de rivier, waar een paar mensen het water aan het oversteken waren om aan de andere kant te gaan vissen. De rest van onze jungle-ervaring bewaarden we voor de volgende dag, wanneer we van twee vrienden van Marco een rondleiding zouden krijgen... Dat begon met een kopje koffie in hun hutje aan de rand van het bos, waarna we werden rondgeleid door de achtertuin van deze rimboebewoners. Hun liefde voor bloemetjes in alle soorten en maten maakte dat we in eerste instantie alleen maar de kleine knopjes van hun stekjes te zien kregen, maar toen we het oerwoud eenmaal in gingen werd dat snel anders! Omgeven door bloemen en vlinders baanden we onszelf een weg door het woud. Het feit dat er in veel delen geen wandelpaden waren, maakte dat af en toe wel behoorlijk lastig. Vandaar dat onze tourleider, die we in het vervolg maar macheteman zullen noemen, voorop ging: met zijn grote kapmes maakte hij de weg voor ons vrij en zijn ruige, grijze stoppelbaard, gerimpelde gezicht en wat bijzondere gelaatsuitdrukking maakten dat deze term wel goed bij hem past. Op een gegeven moment kwamen we bij een klein riviertje uit, waar we even wat aten en genoten van de warmte (een groot contrast met Cusco!), totdat we ineens varkens hoorden knorren! Ze waren niet heel ver weg, dus we besloten om achter ze aan te gaan om ze te kunnen zien. Marco vond dat de moeite niet waard, dus hij bleef met Victoria’s rugzak achter bij het water. Na ongeveer tien minuten sluipen en de halve jungle te hebben omgehakt, gaven we onze achtervolging op. Ik heb wat varkensschimmen zien bewegen, maar toen we de beesten steeds verder van ons af hoorden verplaatsten, beseften we ons dat we ze niet meer konden inhalen. Vandaar dat het mij logisch leek om rechtsomkeert te maken en ons weer bij Marco te voegen, maar macheteman liep rechtdoor! Toen ik daarover een opmerking maakte, wist hij me te vertellen dat hij een andere route wist. Vertrouwende op zijn jarenlange ervaring met zijn jungle-achtertuin, volgden we hem via zijn ‘andere route’. Anders bleek de route zeker... Steeds verder liepen we stroomopwaarts langs de rivier en steeds dichter werd het bos, waardoor we op een gegeven moment de rivier uit het oog verloren en verder de jungle in raakten. Toen we na ongeveer een uur lopen nog steeds de totaal verkeerde kant op liepen, begon mijn vertrouwen in macheteman behoorlijk af te nemen, maar hij ging nog steeds fier voorop. Lichtelijk geërgerd door het feit dat we al zo lang in de verkeerde richting aan het survivallen waren, begonnen we daar inmiddels wel wat opmerkingen over te maken, tot op een gegeven moment ook macheteman doorkreeg dat we de (niet bestaande) weg nu wel behoorlijk kwijt waren. Uiteindelijk besloot macheteman dat hij wist waar Marco was en dat we stroomafwaarts moesten lopen: goh, wat een goed idee! Inmiddels was het bos echter zo dicht dat het niet meer lukte om ons er nog een weg doorheen te banen en macheteman en zijn zoon César besloten dat het het snelste was om dóór de rivier te lopen... Nadat ik nog enkele meters probeerde de boomstronken en stenen in de rivier als pad te gebruiken om mijn net weer droog geworden schoenen te sparen, werd duidelijk dat het zo niet te doen was en besloot ik me er maar bij neer te leggen dat we via de rivier zouden gaan. Toen we op een gegeven moment in een bocht uitkwamen waarvan macheteman besloot dat hij hem herkende, was hij er echter ineens van overtuigd dat we Marco al voorbij waren gelopen en we tóch weer stroomopwaarts moesten. De frustratie was inmiddels zo groot dat wij dat vertikten, dus terwijl hij in de naar zijn idee goede richting liep, vervolgden wij met César onze route door de rivier in de daadwerkelijk goede richting. Ruim twee uur nadat we Marco hadden verlaten, kwamen we terug op het punt waar hij op ons had zitten wachten. Daar was inmiddels alleen geen Marco meer... Erop vertrouwende dat hij en macheteman ooit wel weer de weg terug zouden vinden en geërgerd door het feit dat wij al vanaf het begin hadden gezegd dat we precies de andere kant op moesten, besloten we niet te wachten en terug te gaan. Vol met schrammen, vele muggenbulten en met doorweekte schoenen kwamen we even later weer bij ons hotel aan. Net toen we daar hadden bedacht dat het, als Marco inderdaad in zijn eentje door de jungle was gaan dwalen, nog uren kon duren voor hij weer terug zou zijn en we ons middagprogramma dus wel konden vergeten, stapte Marco de deur binnen! Al is me nog steeds niet helemaal duidelijk welke kant hij is opgegaan en waar macheteman hem uiteindelijk weer is tegengekomen in de enorme wildernis: we waren blij dat dit betekende dat de rest van de dag volgens plan kon worden uitgevoerd. In de middag zouden we namelijk gaan raften op de rivier! Het feit dat ik had besloten niet meer naar wat voor aanwijzingen dan ook van macheteman of César te luisteren, had weinig invloed op onze vaartocht, want Marco was de baas op de boot en Carlos, van wie de boot was, was de kapitein. Al snel bleek echter dat vertrouwen in hun oriëntatie- en coördinatievermogen net zo onterecht was als bij de junglemannen, want kapitein Carlos stuurde ons steeds tegen de rotsen op en stuurman Marco leek het hele principe van roeien niet zo te snappen, waardoor we het grootste deel van de tijd loodrecht op de stroming aan het roeien waren. Uiteindelijk bleek echter dat daar een idee achter zat, want ze waren bang dat we in de snelle stroming een soort koprol achterover zouden maken als we recht zouden varen en we zodoende onze kapitein kwijt zouden raken. Dat leek me een wat sterk verhaal voor dit nou toch ook weer niet zo héél erg wilde water, dus stiekem stuurde ik ons steeds net een beetje rechter de stroming in dan Marco en Carlos graag wilden. Uiteindelijk kreeg iedereen door dat dat prima ging en het laatste stuk voeren we als een geoliede machine! Met weer iets meer vertrouwen in de Peruaanse rimboemannen sprongen we de volgende ochtend bij Carlos en César achterop de motor: zij zonder helm, wij met. De laatste adrenalinerijke activiteit van onze trip was een prachtige motorrit naar een waterval, waar we in het ijskoude water van het natuurlijke zwembad eronder genoten van ons laatste jungle-uurtje. Nog snel begroet door de enige (gebrekkig) Engels sprekende man van het dorp met de vraag “What are blondies doing here?” namen we daarna afscheid van onze gidsen, wiens huwelijksaanzoeken we besloten af te slaan en wiens vragen om onze telefoonnummers nooit zijn beantwoord. Daarna was het alweer de hoogste tijd om terug te gaan, want we hadden nog een busrit van bijna zeven uur voor de boeg. Na een vooral slaperig middagje kwamen we terug in Cusco, waar het eten lekkerder is, de bedden beter liggen, de muggen ontbreken en een heerlijk warme douche op me wachtte, maar waar geen bloemen groeien, geen vlinders fladderen, geen rivieren stromen en geen wind door mijn fietshelm suist. Het is prachtig om zo verschillende gebieden te mogen ervaren!
Access:
Public
Add new contribution