December 2017, koude korte donkere dagen en een ijzig verlangen naar de zon. Zo zag het er ongeveer uit. Een diep dal in onze vitamine-D voorraad deed mij en mijn broer, Rommert, een ticket boeken naar de zon. Het liefst een land waar wij beiden nog niet geweest waren, en een beetje goedkoop als het kon. Na uren vogelen hadden we de volgende constructie bedacht: vliegen deden we vanaf Eindhoven naar Katowice, Polen, op oudjaarsavond. Niet de meest voor de hand liggende bestemming om zonnestralen bij te tanken en tevens een uiterst trieste plek om het nieuwe jaar in te luiden, maar wel de thuishaven van de Poolse prijsvechter WizzAir, waarmee wij op nieuwjaarsdag naar Ovda-airport zouden vliegen. Eenmaal aangekomen op de militaire uitvalsbasis in het zuiden van Israël vervolgden wij onze tocht naar het nog zuidelijker gelegen Eilat, het werd al warmer. Hiervandaan steken wij na een overnachting te voet de grens over naar Aqaba, Jordanië.
Een mengelmoes van culturen vinden wij hier in het zuidelijkste puntje van Jordanië waar land over gaat in zee, maar de Midden-Oosterse vriendelijkheid vindt men hier op iedere hoek van de straat. Veelal in de vorm van eten wat we echt even moeten proeven of een praatje in een mengelmoes van Arabisch, Engels en de nodige gebarentaal onder het genot van een kop suiker met thee. Vanaf het dak van ons duikershostel, een paar kilometer buiten de stad, laten we onze eerste indrukken bezinken, terwijl de avondzon hetzelfde doet en haar schaduw werpt over buurlanden Saoedi-Arabië en Israël en overbuur Egypte.
De volgende ochtend hervatten we onze kennismaking met Jordanië al vroeg. Een Jordaans ontbijt bleek erg simpel: flatbreads en erg veel humus en als je geluk hebt nog wat tomaat en komkommer. We keren terug naar het centrum van Aqaba en gaan, onderhand versterkt door een stel Kroaten, op verkenningstocht. We ontmoeten Spiro, die ons maar wat graag kennis laat maken met de beste stranden in de omgeving en ons vertelt over de Jordaanse cultuur en geschiedenis. Eenmaal terug in Aqaba besluit ik naar de kapper te gaan, een riskante zet aangezien ik niet verder kom dan “Hallo, hoe is het?” in het Arabisch. Artistieke vrijheid bleek het sleutelwoord, de Egyptische kapper levert puik werk. Later leerde ik dat Jordanië wel meer Egyptische gastarbeiders herbergt, wat begrijpelijk is wanneer je hoort dat een knipbeurt in Jordanië zo’n tien keer zoveel oplevert als in Egypte.
Met een nieuw fris koppie sluiten we, na ons volgepropt te hebben met de meest overheerlijke falafel, de dag af met een potje domino in een provisorische shishalounge ergens in een achteromsteegje. De televisie, het altaar van de Jordaanse shishalounge zo leerden wij later, wordt voor de gelegenheid even uitgezet. Een paar verdwaalde Europeanen bleek interessanter.
De volgende ochtend vervolgen wij onze reis naar Petra, om later een der zeven wereldwonderen aan te treffen. Taxichauffeur Ahmed brengt ons. De parallel die hij bij het instappen trekt met Vin Diesel van Fast & Furious bleek terecht. Met een steevaste 120 kilometer per uur stijgen we nog net niet op. Ahmed vertelt ons over zijn droom naar San Francisco te emigreren, om bij zijn neef in een autowasserette te werken. Misschien lukt het hem wel om een visum te krijgen, want hij heeft een universitaire studie afgerond. Later die dag overnachten we bij broers Ali en Djamal, vrienden van Ahmed. Niet bij hun thuis, maar in een van de vele grotten die de omgeving van Petra rijk is. Zittend rondom de warmte van het oplaaiende kampvuur vertelt Djamal, een goedlachse beer van een vent, ons over zijn liefdesleven: hoe de liefde van zijn leven, die hij alleen in het geheim af en toe zag, niet kon weigeren toen haar neef haar hand vroeg. Wanneer de rest onder de wol gaat, blijft Djamal samen met een fles wodka achter.
Na een beroerde nachtrust reden Djamal en Ali ons met ‘the king of the dessert’ naar de achteringang van Petra, de verborgen stad. Dit truucje is een echte aanrader: in plaats van beginnen bij het begin en als vee meegevoerd te worden in de massale toeristenstroom, loop je deze stroom tegemoet en begin je moederziel alleen aan het einde van het traject.
Na dit adembenemende uitstapje zetten we onze koers voort richting Amman, de hoofdstad van Jordanië. De yallah yallah’s vliegen je hier om de oren, maar te midden van alle hectiek en uitlaatgassen zijn het nog steeds de heerlijke Midden-Oosterse specerijen die de boventoon voeren in het uitgebreide geurenpallet dat Jordanië rijk is. Ons verblijf in Amman komt vooral neer op verdwalen en eten. Het meest smaakvolle lamsvlees smaakt nog beter onder het genot van traditioneel Jordaans gitaargetokkel, met op de achtergrond het nimmer afwezige geborrel van de waterpijp, waarvan het onuitputtelijke kooltje de belichaming vormt van het Jordaans olympisch vuur.
We breiden ons reisgezelschap de volgende dag uit met een Kosovaar en haar gehuurde Fiat Kia die de bergruggen niveautje zwarte piste met de grootste moeite stapvoets opklimt. We besluiten ons te wagen aan de dode zee. De verhouding zout/water blijkt zelfs nog gestoorder dan de verhouding suiker/thee in dit land. Nadat ik met een voldaan gevoel meer dood dan levend uit het water (lees zout) klauter, snap ik plots de naamkeuze van deze zee en zo ook de verbaasde blik van meneer de geitenhoeder toen ik het water inging: de douches die de geprivatiseerde stranden bieden blijken geen overbodige luxe. Het voelt alsof er een miljoen mini-vergrootglazen op mijn lichaam kleven die stuk voor stuk de al felle zon nog eens versterken. Het laatste drinkwater blijkt geen remedie voor deze zoutdeken. Nooit meer zal ik zo’n intense afkeer van zout voelen.
Na ruim een uur rondjes gereden te hebben, bleken de geruchten waar: er was inderdaad een oase, met hotsprings zelfs. Zoek op Ma’in en je vindt het. Beter dan seks, drugs of wat dan ook was het toen een warme waterval al het zout van m’n lichaam spoelde. Eenmaal droog werden we voor de zoveelste keer een familiekring ingetrokken om deel te nemen aan een maaltijd, het begint op dit punt al bijna te wennen.
Op de terugweg van Amman naar Aqaba maken we een tussenstop in Wadi ‘Rum, een van de vele Wadi’s (woestijnen) in Jordanië. Een rotstrijk gebied met geschiedenis. Hier leven nog vele bedreigde diersoorten zoals de Arabische oryx en de gestreepte hyena. Voorheen leefden hier zelfs tijgers. Aoud rijdt ons naar een Bedoeïnenkamp waar we zullen overnachten en vertelt ons onderweg hoe hij decennia eerder de laatste tijger met een groep opspoorde en doodde. Zonde van zo’n mooi beest denk ik bij mezelf, maar ik houd het voor me: Aoud luistert niet naar mannen met een gebrek aan gezichtshaar. De rotsformaties en de Melkweg die je op deze zandvlakte te zien krijgt, zijn onvoorstelbaar.
We kruipen al vroeg in de ochtend uit onze tent en realiseren dat de woestijnkou inderdaad, zoals de locals ons vertelden, in je botten gaat zitten. Wat dat betreft hadden we het beter in Katowice. Aoud rijdt ons terug naar de enigszins bewoonde wereld en vanaf hier liften we terug naar Aqaba. Liften blijkt ontzettend makkelijk in Jordanië. Iedereen stopt, ofwel om je op te pikken, ofwel om zich te excuseren omdat ze de andere kant opgaan. De gastvrijheid en vriendelijkheid in dit land blijven verbazen. Daar kunnen we in Nederland nog iets van leren.
Terug in Aqaba is het smijten met onze laatste dinars geblazen. We verblijven in een pas geopend hotel in het centrum. Na flink te hebben ingeslagen op thee, falafel en noten neemt onze hoteleigenaar ons mee naar het vijfsterrenhotel Mövenpick om iets te drinken. Hij geeft toe een luxepaardje te zijn en is gebrand ons met deze omweg ook een vijfsterren ervaring te geven. Hij staat er dan ook op de rekening, gelijk aan onze hotelkosten, te betalen. Waar de Arabische handelsgeest en gastvrijheid lijnrecht tegenover staan, wint de laatste het blijkbaar. Bij ochtendgloren worden we ook nog eens bij de Israëlische grens afgezet door onze gastheer.
Vanaf Ovda vliegen we terug naar Brussel en tussen al het 9-tot-5 volk in pakken we de trein terug naar de Nederlandse kou, die ene die niet in je botten gaat zitten. Het fijne woestijnzand en zo ook het verlangen naar Jordanië terug te keren kriebelen nog in m’n schoenen terwijl ik onze laatste voorraad falafel opeet.
Add new contribution