Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
- Functionele histologie – Deel A vorming van cellen
- The immune system – Imuunsysteem en de afweercellen
- Robbins – Ontsteking
- Robbins - Weefselherstel
- Leerboek chirurgie – Het genezen van wonden
- Leerboek chirurgie – Wonden door hitte
- Medische ethiek – preventie en ethiek
- Recepten voor een goed gesprek deel 2 – adviseren van patiënten
- Het geneeskundig proces – medische besliskunde
- The immune system – Aangeboren immuniteit
- The immune system – De adaptieve immuniteit
- The immune system – Herkenning van antigenen
- The immune system – antilichaam structuur
- Robbins – Het immuunsysteem en zijn ziekten
- Jaar van uitgave
Inhoudsopgave
Functionele histologie – Deel A vorming van cellen
The immune system – Imuunsysteem en de afweercellen
Robbins – Ontsteking
Robbins - Weefselherstel
Leerboek chirurgie – Het genezen van wonden
Leerboek chirurgie – Wonden door hitte
Medische ethiek – preventie en ethiek
Recepten voor een goed gesprek deel 2 – adviseren van patiënten
Het geneeskundig proces – medische besliskunde
The immune system – Aangeboren immuniteit
The immune system – De adaptieve immuniteit
The immune system – Herkenning van antigenen
The immune system – antilichaam structuur
Robbins – Het immuunsysteem en zijn ziekten
Functionele histologie – Deel A vorming van cellen
Hematopoëse | Vorming van nieuwe bloedcellen door proliferatie en differentiatie van ongedifferentieerde stamcellen |
Universele pluripotente hematopoëtische stamcel | Voorstadium waar alle bloedcellen uit ontstaan |
Rood beenmerg | Hematogeen en actief beenmerg. Hier worden bloedcellen geproduceerd. |
Geel beenmerg | Bevat voornamelijk vetcellen. Bij een verhoogde behoefte wordt het omgezet in rood beenmerg. |
Transferrine | Transporteert ijzer |
Erytropoëse | Vorming van rode bloedcellen. Hierbij hoort de vorming van Hb en het optimaliseren van het diffusieoppervlakte. |
IJzer, foliumzuur en vit B12 | Essentiele componenten voor de erytropoëse |
Mononucleaire-fagocytensysteem | Familie voorlopercellen van de macrofaag, osteoclasten en microgliacellen |
Ontwikkeling B-lymfocyten | Antigeenonafhankelijke fase vindt plaats in het beenmerg terwijl de antigeenafhankelijk fase plaatsvindt in lymfoïde organen. |
Ontwikkeling T-lymfocyten | De antigeenonafhankelijke fase vindt plaats in de thymus. De antigeenafhankelijk fase in lymfoïde organen. |
The immune system – Imuunsysteem en de afweercellen
Immuniteit | Na in aanraking met een infectie ontwikkel je immuniteit |
Immuunsysteem | Beschermingssysteem tegen infecterende micro-organismen |
Lichaamseigen (commensale) flora
| Beschermen tegen infectie, helpen bij het verteren van voedsel en voorkomen colonisatie van bacteriën |
Pathogenen | Organismen die voor ziekte kunnen zorgen (bacteriën, virussen, schimmels en parasieten) |
Endemische ziekte | Een ziekte die alleen op een bepaalde plaats in het lichaam voorkomt; veroorzaakt door plaatselijke omstandigheden |
Barrières tegen infecties | Huid en epitheellagen van het ademhalings, gastro-intestinale- en genitale traject die mucosa bevatten |
Aangeboren immuniteit | Snelle afweer Herkenning pathogeen en vernietigen van pathogeen |
Verworven/adaptieve immuniteit | Langzame afweer Als aangeboren systeem tekortschiet. Vooral verzorgd door klonale expansie van lymfocyten Gericht op één pathogeen Vorming van geheugen |
Functies van cytokinen | Vasodilatatie (permeabel endotheel waardoor plasma oedeem vormt) en veranderingen in adhesie van vasculair endotheel (leukocyten uit het bloed naar plaats van infectie) |
Hemtopoëse in een embryo | Eerst in de dooierzak, daarna in de milt en lever, vervolgens in het beenmerg. |
Hematopoiëtische stamcel | Kan zich ontwikkelen in
|
B-lymfocyt | Bevatten immunoglobulines |
T-lymfocyt | Bevat T-cel receptoren Twee soorten
|
Mucosa (slijmvlies) | Bekleding van o.a. tractus respiratorius en gastra-intestinale |
MALT (mucosa-associated lymphoid tissue) | Lymfoïde organen die op plekken zitten waar veel mucosa voorkomt |
Milt | Grootste lymfoïde orgaan. Functies:
Opbouw
|
Immunodeficienties | Oorzaken
|
Robbins – Ontsteking
Ontsteking | In eerste instantie beschermend, maar kan ook schade aanbrengen. |
Acute ontsteking | Ontstaat snel en duurt kort. Gekenmerkt door vocht, plasma-eiwit uitscheiding en neutrofiele granulocyten. |
Chronische ontsteking | Ontstaat langzaam en duurt lang. Gekenmerkt door lymfocyten, macrofagen, vasculaire proliferatie en litteken vorming. |
Tekenen van ontsteking | Calor (warmte), rubor (roodheid), tumor (zwelling), dolor (pijn) en functio laesa (verlies van functie) |
Vasculaire verandering bij acute ontsteking | Aantal seconden vasoconstrictie > vasodilatatie (door histamines) > grotere bloedstroom > bloedvaten permeabeler > plasma en eiwitten lekken weg > rode bloedcellen geconcentreerder > bloed viscoser > snelheid van de bloedstroom daalt (stasis) > leukocyten accumuleren lang het endotheel (marginatie) |
Transudaat | Vocht met weinig eiwitten (eiwitarm plasma) |
Exudaat | Vocht met veel eiwitten (eiwitrijk plasma) |
Oedeem | Door uittreden van transudaat en exudaat wordt de osmotische druk in de bloedvaten lager > ionen en water treden uit de bloedvaten > oedeem ontstaat |
Factoren die zorgen voor een verhoogde permeabiliteit |
|
Ontsteken lymfesysteem | Door het overmatige vloeistof op de plek van ontsteking moeten de lymfevaten meer afvoeren (waaronder ook leuko’s en microben) > lymfevat/knoop kan hierdoor ontsteken |
Rekrutatie van leukocyten |
|
Selectines | Receptoren die ervoor zorgen dat leuko’s aan het endotheel blijven plakken |
Type ontsteking en type cel | Virale infectie > lymfocyt Allergische reactie > eosinofiele granulocyt Bacteriële infectie > neutrofiele granulocyt Parasitaire infectie en immuunreacties met IgE (allergie) > eosinofiele granulocyt |
Toll-like receptor (TLR) | Receptoren die op het kernmembraan zitten en delen van microben herkennen. Activatie zorgt voor leukocyten activatie. |
Fagocytose | Deeltje herkend door plasmamembraanreceptoren > engulfment (deeltje wordt omgeven door cel) > vormingg van vacuole > vacuole fuseert met lysosoom tot fagolysosoom > deeltje wordt afgebroken door reactive oxygen species (ROS) en enzymen uit het lysosoom |
Gevolgen van acute ontsteking |
|
Soorten acute ontstekingen |
|
Soorten chronische ontsteking |
|
Histamine en serotonine | Zorgen voor vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit |
Arachnidonic acid (AA) | Soort fosfolipiden, opgeslagen in het celmembraan. Na activatie óf cyclooxygenase pathway óf lipoxygenase pathway |
Cytokines | o.a. IL en chemokines. Ze activeren het endotheel waardoor adhesie van leukocyten en secretie van chemokines kunnen plaatsvinden. Zorgen voor systemisch reactie (bijv. koorts). |
TNF | Verhoogt de thrombogeniciteit van het endotheel en aggregatie en activatie van neutrofielen |
IL-1 | Activeert fibroblasten (meer extracellulaire matrix) |
Chemokines in hoge concentratie | Trekken leuko’s aan door binding aan G-protein coupled receptoren |
NO (stikstofoxide) | Mediator, functies: cytotoxisch (doodt microben), vasodilatie, antagonisme van bloedplaatsjes, reductie leuko rekrutatie. |
Complementsysteem | Activatie: C3 splitst in C3a en C3b > C3b bindt aan C3 convertase complex en vormt C5 convertase > C5 gesplitst en vormt C6-C9 Als C3a en C5a aan een pathogeen binden kan deze makkelijk gefagocyteerd worden. Ook zorgen C3a en C5a voor een verhoogde permeabiliteit en vasodilatatie. Er kan een membrane attack complex (MAC) gevorm wordt die de membraan van het pathogeen doorboort. |
Auto-immuunreactie | Immuunsysteem valt onterecht eigen weefsel aan |
Allergische reactie | Immuunsysteem reageert overmatig op onschuldige stoffen |
Macrofaag | Ontstaat uit monocyt: monocyt circuleert > treedt weefsel binnen > monocyt verandert in macrofaag. Wordt geactiveerd door pathogenen of delen hiervan. Bij chronische ontsteking accumuleren macrofagen wat voor weefselschade zorgt (macrofagen produceren schadelijke stoffen voor weefsel). |
Activatie macrofaag en lymfocyt | Macrofagen presenteren antigenen aan T-cel en produceren cytokines > T-cel geactiveerd > T-cel secreteert cytokines (IFN-γ) die macrofaag activeren > cyclus begint opnieuw |
Plasmacel | Antilichaam producerende B-cellen |
Mestcel | Bij patiënten met het atopisch syndroom reageren ze op antigenen uit de omgeving. Ze zijn dan voorzien van IgE. |
Acute fase reactie | Systemische reactie op een ontsteking. Veroorzaakt door cytokines (TNF, IL-1 en IL-6) |
Koorts | Verhoging van de lichaamstemperatuur als gevolg van een verhoging van het setpoint in de hypothalamus. |
Verhoging setpoint | Pyrogenen stimuleren secretie van cytokines > stimuleren omzettint van AA in prostaglandines > prostaglandines stimuleren productie neurotransmitter die setpoint in hypothalamus verhoogt |
Acute fase eiwitten | Geproduceerd in de lever. Voornamelijk
|
Leukocytose | Toename van de concentratie leuko’s in het bloed. |
Robbins - Weefselherstel
Regeneratie van weefsel | Alles hersteld (functie weer terug) |
Litteken | Aanleg van bindweefsel (functieverlies) |
Fibrose | Veel bindweefsel aangelegd op plekken van chronische ontsteking |
Fasen van de celcyclus |
|
G0 fase | Een rustende cel bevindt zich in deze fase |
Checkpoint control | Als de cel van G0 naar G1 gaat wordt gecontroleerd of de cel niet beschadigd is |
CDK (cyclin dependent kinase) | Om van G1 naar S te gaan moeten cyclines geactiveerd worden die een complex vormen met CDK. Deze CDK’s stimuleren DNA replicatie en mitose |
Soorten weefsels (qua deling) |
|
Asymmetrische deling | Een stamcel deelt > één cel wordt een dochtercel terwijl de andere een stamcel blijft |
Functie van groeifactoren |
|
Autocrien signaal | Door cel afgegeven en werken op de cel |
Paracrien signaal | Door cel afgegeven en heeft effect op de directe omgeving |
Endocrien signaal | Door cel afgegeven aan het bloed en heeft effect op een targetcel |
G-protein couples receptor | Deze receptor is gebonden aan GDP. Wanneer een ligand bindt wordt GDP vervangen door GTP waardoor de receptor geactiveerd wordt. |
Extracellulaire matrix |
|
Collageen en elastine | Onderdeel van extracellulaire matrix die zorgen voor treksterkte (collageen) en terugveren (elastine). |
HFG en EGF | Groeifactoren die cellen aanzetten om de celcyclus te doorlopen. Actief bij regeneratie van weefsel. |
Stappen van littekenvorming |
|
VEGF en FGF-2 | Groeifactoren betrokken bij angiogenese.
|
Keloïd | Overmatige afzetting van collageen tijdens de littekenvorming (zorgt voor een groot opvallend litteken) |
Fibrose | Gevolg van chronische ontsteking |
Leerboek chirurgie – Het genezen van wonden
Fasen wondgenezing | Inflammatie
Proliferatie
Remodelling
|
Verminderde wondgenezing | Ondervoeding – tekort aan voedingsstoffen Obesitas - angiopathie |
Acute en chronische wond | Wond die langer dan 30 dagen bestaat is chronisch |
Leerboek chirurgie – Wonden door hitte
Eerstegraads brandwond | Erytheem en ontstekingsreactie |
Oppervlakkige tweedegraads brandwond | Huid is glanzend roze met een snelle capillaire refill |
Diepe tweedegraads brandwond | Huid is dof en bleek met trage capillaire refill |
Derdegraads brandwond | Dof en bleek met trage capillaire refill, doet geen pijn |
Bepaling grootte brandwond | Regel van negen:
Om de grootte te bepalen geldt: een hand met gesloten vingers is 1% |
Hypovolemische shock | Bij brandwonden waarbij meer dan 15% van het lichaamsoppervlakte is aangedaan. |
Oorzaken brandwonden |
|
Soorten verbrandingen |
|
Medische ethiek – preventie en ethiek
Preventie | Voordelen: verminderd mortaliteit en morbiditeit, verbeterd kwaliteit van leven Nadelen: ongerustheid door onterecht positieve uitslag |
Dwang | Iedere mogelijkheid tot kiezen worden ontnomen. Ongewenst gedrag wordt onmogelijk gemaakt |
Drang | Belemmering van keuzevrijheid door ongewenst gedrag onaantrekkelijk te maken . |
Recepten voor een goed gesprek deel 2 – adviseren van patiënten
Niet-complexe situaties | Het advies is duidelijk voor de patiënt en de behandeling heeft over het algemeen voor iedereen meer voordelen van nadelen. |
Complexe situaties | Patiënten zien het nut van het beleid niet in of zijn het er niet mee eens |
Diagnose-recept gespreksmodel (paternalistisch) | Arts beslist Gebruikt bij: spoed, patiënt wil geen informatie, patiënt kan informatie niet aan |
Shared decision making gespreksmodel | Arts en patiënt maken samen de beslissing Gebruikt bij: ervaring met therapieontrouw, inzet van patiënt is nodig Voordelen: therapietrouw en tevredenheid ligt hoger |
Informed decision making gespreksmodel (informatief of anti-autoritair) | Patiënt maakt uiteindelijk de keuze Gebruikt bij: moeilijk persoonlijke of emotioneel beladen keuze |
Het geneeskundig proces – medische besliskunde
Voorafkans/a-priorikans | De kans dat iemand een aandoening heeft voor dat een bepaalde test is uitgevoerd. De kans op basis van de klachten alleen. Huisarts: lage voorafkans Specialist: hoge voorafkans |
Achterafkans/a-posteriorikans | De kans dat iemand een aandoening heeft na het uitvoeren van een bepaalde test. |
Eisen voor een test |
|
Gouden standaard/referentiestandaard | Beste test die voor die diagnose beschikbaar is |
Uitkomsten van een test | Terecht positief: patiënt met ziekte en positieve testuitslag Onterecht positief: patiënt zonder de ziekte en positieve testuitslag Terecht negatief: patiënt zonder de ziekte en negatieve testuitslag Onterecht negatief: patiënt zonder de ziekte en positieve testuitslag |
Sensitiviteit | Percentage zieken met een positieve test uitslag (% terecht positieven) Formule: terecht positief / (terecht positief + onterecht negatief) Hoge sensitiviteit: ziekte uitsluiten (SNUIT) |
Specificiteit | Percentage niet zieken met een negatieve testuitslag (% terecht negatieven) Formule: terecht negatief / (terecht negatief + fout positief) Hoge specificiteit: ziekte insluiten (SPIN) |
Diagnostische winst | Absolute verschil tussen vooraf- en achterafkans. Hoe groter het verschil des te groter de diagnostische winst van de test. |
Positief voorspellende waarde | Formule: terecht positief / (terecht positief + onterecht positief) |
Hoge incidentie | Positieve uitslag heeft dan de meest voorspellende waarde (grote kans op fout-negatieven) |
Lage incidentie | Negatieve uitslag heeft dan de meest voorspellende waarde (grote kans op fout-positieven) |
The immune system – Aangeboren immuniteit
Complement systeem | Bestaat uit in de lever gemaakte oplosbare eiwitten die voorkomen in het bloed, lymfe en extracellulaire vloeistoffen. Infectie zorgt voor activatie van het complementsysteem Complement bindt alleen aan lichaamsvreemde stoffen > immuunsysteem kan onderscheid maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd |
Activatie van complement | C3 gesplitst in C3a en C3b
|
iC3b | Kan C3 splitsen |
Activatie van C3: drie pathways |
|
Opsonisatie | Een pathogeen wordt bedekt met eiwitten die fagocytose induceren |
Complement control eiwit | Breek C3b op celmembraan af |
Receptoren op macrofaag |
|
Membrane attack complex (MAC) | C5-C9 kunnen een complex vormen wat gaten in het celmembraan van het pathogeen vormt (MAC) |
Vorming van MAC |
|
C3a en C5a (anaphylatoxines) | Initiëren inflammatie door binding aan verschillende cellen (fagocyten, endotheelcellen en mestcellen) |
Systemen die voorkomen dat pathogenen zich uitbreiden |
|
Defensines | Peptiden tegen microben Ze zijn amfipathisch (zowel hydrofoob als hydrofiel) waardoor ze in microben kunnen komen en stukmaken. |
Toll-like receptoren (TLR) | Dit zijn signalerende receptoren voor verschillende pathogene producten. Elke type cel heeft een andere TLR waardoor ze reageren op verschillende pathogenen. |
Macrofaag | Initieert inflammatie door secreteren van mediatoren waardoor cellen (voornamelijk neutrofielen) gerekruteerd worden. Effect van mediatoren op vaten: vasodilatatie, lagere bloedstroomsnelheid en verhoogde permeabiliteit |
Chemokinen | Hebben een aantrekkende werking op leukocyten door de concentratiegradiënt |
Neutrofiel | Zit in bloed totdat het gerekruteerd wordt. Sterven na enkele dagen en veroorzaken dan pus. Reageren alleen op bacteriële infecties. |
Granulen van een neutrofiel | Primaire (azurofilisch) granulen Secundair (specifiek) granulen |
Acute-fase respons | Cytokinen veranderen als reactie op een ontsteking de plasma eiwitten die hepatocyten uitgescheiden. Dit zijn de acute-fase eiwitten: mannose-binding lectin (MBL) en C-reactive protein (CRP). Deze vergroten complement fixatie. Acute-fase eiwitten kunnen alleen aan pathogene cellen binden. |
Lectine pathway van het complement systeem | Binding van MBL aan het pathogeen leidt tot deze pathway |
Klassieke pathway van het complement systeem | Binding van CRP aan het pathogeen leidt tot deze pathway |
Alternatieve pathway van het complement systeem | Komt op gang voordat de lectine en klassieke pathway op gang komen omdat CRP en MBL nog door de lever gevormd moeten worden. |
Virusinfectie | Cel geinfecteerd door een virus > cel maakt cytokine interferon type I aan (kan elke cel) > interferon type I belemmert virusreplicatie, attendeert andere cellen op de infectie en activeert het immuunsysteem |
NK cel |
|
The immune system – De adaptieve immuniteit
Kenmerken adaptieve immuniteit |
|
Plasmacel | Scheidt immunoglobulines uit |
Antigen | Kan gebonden worden door immunoglobuline of T-cel receptor |
Immunoglobuline (Ig) |
|
T-cel receptor | Bestaat uit een α en een β-keten Iedere T-cel heeft één soort receptor terwijl de receptoren tussen verschillende T-cellen verschilt Na contact met een antigeen treedt er ‘clonal expansion’ op |
Diversiteit in Ig en T-celreceptoren | Door gene rearrangement: V, D en J genen |
Dendritische cel | Ze nemen pathogenen op en breken eiwitten af tot peptiden: antigenen. Deze presenteren ze vervolgens aan lymfocyten. |
Naïeve T-cel | T cel die nog geen antigeen gebonden heeft |
Effector T-cel | Na binding met een antigeen worden naïeve Tcellen een effector cel die B-cellen activeren |
MHC molecuul | Hiermee wordt een antigeen aan het T-cel gepresenteerd Er zijn heel veel soorten MHC moleculen (polymorfisme) waardoor ieder antigen kan binden
|
MHC klasse 1 en 2 | Klasse 1:
Klasse 2
|
Activatie T-cel | Pathogeen wordt gefagocyteerd door dendritische cel > pathogeen wordt afgebroken tot peptiden > antigeen (peptide) bindt aan MHC-molecuul > in het lymfoïde weefsel bindt een passende T-cel > T-cel wordt geactiveerd en er ontstaat clonal expansion van die specifieke T-cel |
T helper cel | Na activatie activeert deze de B cellen op antilichamen te produceren |
Cytotoxische T cel | Zet geïnfecteerde cellen aan tot apoptose |
B-cel | Na activatie wordt een naïeve B-cel een plasmacel, deze produceert antilichamen > antilichamen binden aan pathogene macromoleculen (T-cellen binden peptides) > dit is een markering voor fagocytose |
Activatie van een B-cel | Ongebonden B-cel > antilichaam bindt aan pathogeen > B-cel presenteert antigenen in het MHC klasse 2 complex aan CD4 T-cellen > T-cel bindt > MHC2 complex scheidt cytokines uit > proliferatie van B-cel |
Isotopen Ig’s | Onderscheidt door verschil in zware keten IgA, D, E, G en M |
Neutralisatie | Binding van antilichaam aan pathogeen waardoor het pathogeen geïnhibeerd wordt. |
Somatische hypermutatie | Er worden extra nucleotiden geplaatst waardoor een grotere variatie in antilichamen ontstaat. Het antilichaam wat het beste bindt wordt meer geproduceerd. |
Isotype switching | Het constante deel van het antilichaam verandert en het variabele deel blijft gelijk. |
Geheugenvorming | Na een infectie gaan de meeste ontstekingscellen in apoptose. Enkele plasmacellen blijven in leven en veranderen in geheugencellen die lang in het lichaam blijven circuleren. Hierdoor kan, bij een tweede infectie van hetzelfde pathogeen, de reactie snel op gang gebracht worden. |
The immune system – Herkenning van antigenen
T-cel receptor |
|
RAG recombinase | Hiervan is de genherschikking van de TCR afhankelijk |
Antigeen | Eiwitten van antigenen worden afgebroken tot peptides: antigen processing |
Soorten T-cellen | Cytotoxische T-cel
T-helpercel
|
Intracellulaire infectie |
|
Extracellulaire infectie |
|
MHC | Alle cellen hebben MHC klasse I op hun membraan (ze kunnen allemaal geïnfecteerd raken met virussen) Immuuncellen hebben MHC klasse II op hun membraan (dendritische cellen, macrofagen en B-cellen) Tijdens een infectie is er upregulatie van het aantal MHC moleculen op de cel. Bij de mens: MHC = HLA |
Isotype | Product van een gen |
Allel | Verschillende vormen van een gen (product hiervan is een allotype) |
The immune system – antilichaam structuur
Antilichaam |
|
Productie van antilichamen |
|
Somatic recombination | Knippen en plakken van DNA segmenten |
Naieve B-cel | Een naïeve B-cel maakt alleen IgM en IgD (alleen deze twee types kunnen tegelijk geproduceerd worden) |
Allelic exclusion | Ieder mens krijgt één allel van zijn vader en één van zijn moeder die codeert voor antilichamen. Hiervan wordt er maar één afgelezen om één soort antilichaam te maken. Dit heet allelic exclusion. |
Infectie | Tijdens een infectie profileren B-cellen die het antilichaam produceren die het beste op het pathogeen past. |
Verschil B-cel receptor (Ig) en antilichaam | Een Ig heeft een membraanbindend deel en een antilichaam niet > RNA wordt anders gesplitst (het deel coderend voor membraan bindend deel is een exon dat er dan afgeknipt wordt) |
Antigeen bindt aan antilichaam | Na de binding van antigeen aan antilichaam treedt er somatische hypermutatie op > er ontstaan veel puntmutaties in de variabele regio (niet in de constante regio) > dit proces is afhankelijk van het enzym AID (acrivation-induced xytidine deaminase) > door de hypermutatie kan het antigeen nog beter binden (er ontstaat een hogere affiniteit = affinity maturation) |
Isotype switching | Een andere isotype antilichaam van dezelfde soort (verschillende constant deel met hetzelfde variabele deel). Hierdoor verandert de effectorfunctie. |
Neutraliserende antilichamen | Antlichamen die een pathogeen inactiveren en infectie in een cel voorkomen |
Opsonines | Antilichamen die een pathogeen helemaal bedekken waardoor fagocyten het pathogeen makkelijker kunnen fagocyteren. |
Affiniteit | Hoe sterk de binding is. |
Aviditeit | Optel som van de sterkte van alle bindingen |
IgM |
|
IgG |
|
IgA |
|
IgE |
|
Robbins – Het immuunsysteem en zijn ziekten
Reacties die optreden wanneer een microbe langs het epitheel komt |
|
Soorten immuniteit |
|
Celgemedieerde immuniteit | Door activatie van T-lymfocyten |
Humorale immuniteit | Door activatie van B-lymfocyten |
Cytokines |
|
Soorten cytokines |
|
IL-2 | Geproduceerd door CD4+ T-helpercellen |
T-helper 1 | Produceren IFN-gamma > activeert macrofagen en stimuleert B-cellen antilichamen te produceren |
T-helper 2 | Produceren
|
Activatie T-helper | De Cd-40 bindt aan een CD-40 van een B-cel, macrofaag of cytokine. |
Hypersensitiviteitsziekten | Oorzaken
Typen
|
Weigeren van transplantatie | Hierbij werken cellen en antilichamen hypersensitief tegen histocompatibility moleculen op het transplantaat. Afstoting vindt plaats als een reactie van MHC-moleculen. Twee manieren waarop het lichaam MHC-moleculen herkent:
|
Vormen van afstoting |
|
Jaar van uitgave
2013-2014.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1272 |
Add new contribution