Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Oefenvragen: Verbintenissenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Dit oefenpakket bestaat uit de onderdelen A en B. Alle delen zijn voorzien van antwoorden.

 

De antwoorden zijn altijd onder voorbehoud. De vragen kunnen bijdragen aan een goede voorbereiding van je tentamens, maar zeggen niets over de stijl of inhoud van de komende tentamens.

Kortom je kan geen rechten ontlenen aan dit oefenpakket!!!!!!

 

Oefenvragen Deel A

 

Vraag 1

In het arrest Assoud-Stichting De Nationale Sporttotalisator (SNS) (NJ 1998, 6) draaide het om de vraag of twee bepalingen van de algemene voorwaarden moesten worden gezien als kernbedingen. Dit was van belang voor de vraag

 

a. of die bepalingen al dan niet getoetst zouden kunnen worden aan art. 6:233 sub a BW.

b. of die bepalingen al dan niet getoetst zouden kunnen worden aan art. 6:248 lid 2 BW.

c. of de overige bepalingen van de algemene voorwaarden van SNS in casu toepasselijk waren.

Vraag 2

“Nadeel” is voor bescherming van degene die zich op het gerechtvaardigd vertrouwen ex art. 3:35 BW beroept

 

a. niet van belang.

b. alleen van belang bij de toetsing aan redelijkheid en billijkheid ex art. 6:248 BW.

c. een factor die bij de beoordeling van het gerechtvaardigd vertrouwen op twee manieren aan de orde kan komen.

Vraag 3

In het arrest Holleman - De Klerk (Dragline) (NJ 1982, 517) betreffende de gebonden­heid van de wederpartij aan de algemene voorwaarden is beslist dat

 

a. toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet uitsluit dat er zich in de algemene voorwaarden bepalingen bevinden die zo onredelijk zijn dat de wederpartij daaraan niet geacht kan worden daaraan zijn toe­stemming te hebben gegeven.

b. de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden als geheel ten onrechte niet is bezien in het licht van de sociaal-economische verhouding tussen de contractspartijen.

c. ook kleinere bedrijven die zelf geen algemene voorwaarden hanteren er op bedacht moeten zijn dat grote bedrijven dit wel doen.

Vraag 4

Welk fenomeen is een voorbeeld van het vervagende onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechten?

 

a. De regel dat koop geen huur breekt.

b. Het feit dat een aantal zakelijke rechten uit het oude BW (zoals bijv. de grondrente) niet in het huidige BW zijn overgenomen.

c. Het feit dat het leerstuk misbruik van recht niet langer een belangenafwe­ging tussen

persoonlijke rechten inhoudt.

 

Vraag 5

Een natuurlijke verbintenis kan

 

a. alleen ontstaan uit de wet of uit een dringende morele verplichting jegens een ander.

b. alleen ontstaan uit een dringende morele verplichting jegens een ander.

c. ontstaan door een afspraak tussen twee partijen.

 

Vraag 6

Bij een antiquair heeft Van Wijk een fraaie, unieke 19e eeuwse vaas gekocht. De verkoper besluit de vaas zorgvuldig in te pakken, maar door een onhandige manoeuvre valt de vaas op grond in wel honderd kleine stukjes. Deze gang van zaken heeft tot resultaat

 

a. dat de verkoper onmiddellijk in verzuim geraakt.

b. dat de koper de overeenkomst kan ontbinden, zonder ingebrekestelling.

c. dat de koper de verkoper de gelegenheid moet bieden om bij een andere antiquair een gelijkwaardige vaas te vinden, voordat hij tot ontbinding kan overgaan.

 

 

Vraag 7

Indien de prestatie van een debiteur blijvend onmogelijk is,

 

a. kan de crediteur zijn prestatie slechts opschorten, indien beide prestaties uit dezelfde wederkerige overeenkomst voortspruiten.
b. kan de crediteur zijn prestatie niet opschorten.
c. kan de crediteur zijn prestatie alleen opschorten, indien de prestatie van de debiteur is verhinderd tengevolge van crediteursverzuim.

 

Vraag 8

Bij een rechtshandeling onder opschortende voorwaarde,

 

a. treedt het rechtsgevolg pas in, wanneer een bepaald tijdstip is bereikt.

b. treedt het rechtsgevolg in met terugwerkende kracht, wanneer een bepaald­tijdstip is bereikt.

c. is het onzeker of het rechtsgevolg van de rechtshandeling zal intreden.

 

Vraag 9

In welk van de onderstaande gevallen is nakoming nog steeds mogelijk in de zin van art. 6:74 lid 2 BW?

 

a. Op 6 november herinnert Piet zich dat hij uiterlijk op 1 november de factuur van zijn energieleverancier had moeten betalen.

b. Bert spreekt met schildersbedrijf Anton Netjes B.V. af dat zij tijdens diens vakantie zijn huis zal schilderen voor 5000 euro, Als Bert terugkomt blijkt het schilderwerk, in strijd met de afspraken, in de kleuren paars en rose in plaats van wit en groen, te zijn uitgevoerd. Terecht heeft Bert geen enkel vertrouwen meer in het schildersbedrijf.

c. Philip koopt een radardetector bij Radardetect B.V. Het door hem gekochte model is niet voorradig, levering zal zo snel als mogelijk plaatsvinden. Als Philip op 6 januari nog niets gehoord heeft belt hij met Radardetect. Inmiddels blijkt het apparaat voorradig doch is per 1 januari een wettelijk verbod van kracht op het afleveren van deze detectoren.

 

Vraag 10

In het arrest Kroonenberg – Luycks (RvdW 2003, 128) oordeelde de Hoge Raad dat

 

a. vernietiging op grond van dwaling terugwerkende kracht heeft.

b. ontbinding wegens (toerekenbare) tekortkoming terugwerkende kracht heeft.

c. niet als vaste regel hoeft te worden aangenomen dat wijziging van de gevolgen van de overeenkomst terugwerkende kracht heeft.

 

Vraag 11

A heeft in de winkel van B een nieuwe stofzuiger gekocht. Hierbij heeft A ook een garantiebewijs van de producent C ontvangen, die een looptijd heeft van een jaar. Na 13 maanden normaal huishoudelijk gebruik begeeft de stofzuiger het.

 

a. A heeft niet langer de mogelijkheid zich jegens C op wanprestatie te beroepen, tenzij kan worden aangetoond dat de periode van 1 jaar garantie redelijkerwijs niet in verhouding staat hetgeen men qua levensduur van een goede stofzui­ger mag verwachten.

b. A kan, indien sprake is van non-conformiteit, slechts tegen B een actie instellen wegens wanprestatie.

c. A kan een actie instellen tegen C, indien sprake is van non-conformiteit.

 

Vraag 12

De essentie van het Bussluis-arrest (Gem. Diemen – Rep. Tax) (NJ 1993, 457) is

 

a. dat de overheid op de openbare weg niet een gevaarlijke situatie in het leven mag roepen, zonder dat de veiligheid van personen en zaken voldoen­de gewaarborgd blijft.

b. dat de overheid geen werkzaamheden aan de openbare weg mag verrichten die de

doorstroming van het verkeer belemmeren, tenzij zij voor de eventu­ele gevaren in voldoende mate en duidelijk waarschuwt.

c. dat de overheid alleen aansprakelijk is voor het gecreëerde verkeersobstakel, wanneer zij heeft nagelaten verkeersaanwijzingen aan te brengen die de verkeersdeelnemers in de gegeven omstandigheden op eenvoudige wijze voor de gevaren hadden kunnen waarschuwen.

 

Vraag 13

 

Volgens de leer van Smits (betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad)

a. is een inbreuk op een subjectief recht eo ipso voldoende om onrechtmatig­heid aan te nemen.

b. moet bij een inbreuk op een subjectief recht ook sprake zijn van schending van de maatschappelijke zorgvuldigheid om onrechtmatigheid aan te nemen.

c. kan bij een inbreuk op een subjectief recht alleen onrechtmatigheid worden aangenomen indien sprake is schending van persoonlijkheidsrechten of vermo­gensrechten.

 

Vraag 14

Welke bewering is juist?

 

a. Een werkgever is alleen ex art. 6:170 BW aansprakelijk voor een onrecht­matige daad van zijn werknemer, indien er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloos­heid aan de kant van die werknemer.

b. Een werkgever is alleen ex art. 6:170 BW aansprakelijk voor een onrecht­matige daad van zijn werknemer, indien die werknemer ook zelf voor zijn daad ex art. 6:162 BW aansprakelijk is.

c. Een werkgever is ex art. 6:170 BW voor de schade tengevolge van een onrechtmatige daad van zijn werknemer aansprakelijk, ook indien de werknemer zelf zich ten aanzien van

 

 

Vraag 15

In art. 6:98 kan men de volgende causaliteitsleer herkennen:

 

a. de leer van de adequate veroorzaking,

b. de leer van de toerekening naar redelijkheid,

c. de leer van de toerekenbare gevolgen.

 

Vraag 16

Bij normatieve uitleg:

 

a. vindt vaststelling van de feiten plaats, los van de bepaling van de rechtsgevolgen.

b. is uitleg gelijk aan het vaststellen van rechtsgevolgen.

c. dient na vaststelling van de rechtsgevolgen toetsing plaats te vinden aan de redelijkheid en billijkheid.

 

Vraag 17

Welke van de volgende stellingen omtrent de werking van overeenkomsten jegens derden die geen partij zijn bij de overeenkomst is juist?

 

a. Uitzonderingen op de hoofdregel dat overeenkomsten slechts gelden tussen de contractspartijen zijn onder andere kwalitatieve rechten, kwalitatieve plichten, derdenbedingen en de blokkering van de paardensprong (art. 6:257 BW).

b. Derdenwerking van exoneratiebedingen is slechts mogelijk indien de derde het vertrouwen heeft gewekt dat de exonerant het beding ook jegens hem (de derde) zal kunnen inroepen.

c. Het stelsel van de wet is niet relevant bij de beantwoording van de vraag of een exoneratiebeding jegens een derde kan werken, omdat in de wet geen bepaling over de derdenwerking van exoneratiebedingen is opgenomen.

 

Vraag 18

Bij de aansprakelijkheid van de bezitter van een dier ex art. 6:179 BW heeft de ‘tenzij-indien’-regel tot doel de aansprakelijkheid te beperken tot gevallen

 

a. waarin de aansprakelijkheid ex art. 6:162 BW ontbreekt, indien de bezitter het dier in zijn macht zou hebben gehad.

b. waarin de bezitter van het dier zich niet op overmacht kan beroepen.

c. waarin de bezitter van het dier niet aansprakelijk zou zijn geweest, indien hij het dier in zijn macht zou hebben gehad.

 

 

Antwoorden Deel A

 

 

1 A

 

2 C

 

3 A

 

4 A

 

5 C

 

6 B

 

7 A

 

8 C

 

9 A

 

10 C

 

11 B

 

12 A

 

13 B

 

14 B

 

15 B

 

16 B

 

17 A

 

18 B

 

 

Oefenvragen Deel B

 

Vraag 1.

Kies de juiste stelling overeenkomstig het wettelijke systeem.

 

a. Een contract is een verbintenis of een overeenkomst

b. Een verbintenis is een rechtsbetrekking waarbij partijen over en weer verplichtingen hebben tot het doen of nalaten van een zekere handeling.

c. Een overeenkomst is geen verbintenis maar wel een contract.

 

Vraag 2.

Een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. Dat brengt onder andere met zich mee dat:

 

a. de nakoming ervan rechtens ongedaan gemaakt kan worden.

b. als er aan voldaan is dat rechtens niet ongedaan gemaakt kan worden.

c. slechts in een beperkt aantal gevallen een beroep gedaan kan worden op de redelijkheid en billijkheid teneinde een dergelijke verbintenis toch rechtens te kunnen afdwingen.

 

Vraag 3.

Een rechtshandeling is:

 

a. volgens het wettelijke systeem een handeling met beoogd rechtsgevolg.

b. volgens Van Dunné een handeling waaraan de wil ontbreekt.

c. volgens het wettelijke systeem én volgens Van Dunné een doen of

een nalaten in strijd met een wettelijke plicht.

 

Vraag 4.

De relatie tussen onderhandelende partijen wordt beheerst door:

 

a. de goede trouw.

b. de maatschappelijke zorgvuldigheid, op grond van het arrest Plas – Valburg (NJ 1983, 723)

c. dwingende regels van moraal en fatsoen; het schenden van deze regels levert een natuurlijke verbintenis op.

 

Vraag 5.

In het arrest Van Geest – Nederlof (NJ 1991, 251) oordeelt de Hoge Raad dat:

 

a. ook een onvoorzichtige contractant bescherming verdient.

b. de contractant die niet aan zijn onderzoeksplicht voldoet geen bescherming verdient.

c. de contractant die niet aan zijn onderzoeksplicht voldoet zich niet kan verweren met een beroep op de spreekplicht van de andere partij.

 

Vraag 6.

Welke stelling is juist?

 

a. Werd ter nakoming van een verbintenis een termijn overeengekomen, waarna nakoming geen zin meer heeft (te denken valt aan de levering van een bruidsjurk op de dag van de bruiloft), dan speelt, in geval van niet-nakoming, art. 6:83 sub a BW geen rol.

b. Een betalingstermijn is niet een termijn als bedoeld in art. 6:83 sub a BW, een dergelijke termijn heeft immers een andere strekking.

c. Art. 6:83 BW geeft bij uitsluiting de gevallen waarbij verzuim automatisch intreedt.

 

Vraag 7.

Winkeliersvereniging V & H bestelt voor de jaarlijkse feestweek die begint op 12 augustus 2003 300 meter feestverlichting ad € 2500, te leveren op 11 augustus bij Electrobedrijf B.V. Door ernstige productieproblemen van haar leverancier blijft levering op 11 augustus uit. V & H ontbindt diezelfde dag per fax de koopovereenkomst met Electrobedrijf B.V. In de ochtend van 12 augustus slaagt V & H erin 300 meter feestverlichting elders aan te schaffen voor € 2700, andere aanbieders waren duurder.

Welke stelling is juist:

 

a. Electrobedrijf B.V. is aansprakelijk voor de schade van (2700-2500=) € 200 van V & H op grond van 6:74 BW.

b. Electrobedrijf B.V. is nimmer door V & H in gebreke gesteld, zij is dan ook niet aansprakelijk voor de schade van V & H.

c. Zowel het gestelde onder a. als het gestelde onder b. is onjuist.

 

Vraag 8.

Verzuim speelt een rol:

 

a. bij opschorting.

b. bij nakoming.

c. noch bij opschorting noch bij nakoming.

 

Vraag 9.

Bij opschorting door een debiteur van een verplichting uit een wederkerige overeenkomst is:

 

a. de vraag of nakoming door de wederpartij van diens verplichting blijvend onmogelijk is, van belang.

b. de vraag of nakoming door de wederpartij van diens verplichting blijvend onmogelijk is, niet van belang

c. de vraag of de niet-nakoming door de wederpartij aan haar kan worden toegerekend, van belang.

 

Vraag 10.

Welke stelling is juist?

 

a. Art. 6:83 BW kan worden beschouwd als een uitzondering op art. 6:82 BW.

b. Indien een debiteur heeft medegedeeld dat hij door het tenietgaan van de te leveren zaak onmogelijk aan de prestatie kan voldoen, treedt het verzuim van rechtswege in.

c. Het verzuim van een debiteur kan alleen worden opgeheven doordat de crediteur zijnerzijds in verzuim geraakt.

 

Vraag 11.

A verkoopt zijn oude caravan aan zijn buurman B voor een schappelijke prijs. Daarbij gaan A en B accoord met de volgende schriftelijke afspraak: `Ik weet niet in welke staat de caravan verkeert, maar ik wil niet dat B gaat zeuren als er iets mis blijkt te zijn en daarover later verhaal komt halen.' Twee weken later, op weg naar Frankrijk, maakt de caravan achter de auto van B door een gebroken as een buiklanding op de A2. B wil de schade, de caravan is total loss, verhalen op A, maar die wijst hem op hetgeen zij schriftelijke zijn overeenge­komen.

 

a. B kan deze exoneratie aanvechten met behulp van art. 6:233 BW.

b. B kan deze exoneratie aanvechten met behulp van art. 6:237 BW.

c. B kan deze exoneratie niet met behulp van art. 6:233 BW of 6:237 BW aanvech­ten.

 

Vraag 12.

Indien een winkelier zich bij winkelverkoop jegens consumenten van een eenvoudige exoneratie wenst te bedienen dient hij:

 

a. deze exoneratie op duidelijke wijze op een bordje in zijn winkel te tonen.

b. deze algemene voorwaarde op één der plaatsen genoemd in 6:234 lid 1 sub b ter inzage te leggen en hiernaar op iedere kassabon te verwijzen, waarbij tevens het aanbod dat desgewenst de algemene voorwaarden worden toegestuurd, dient te worden afgedrukt.

c. dient hij zich te realiseren dat een dergelijke exoneratie gelet op 6:233 sub a jo 6:237 sub b en f BW altijd vernietigbaar zal zijn.

 

Vraag 13.

Welke van de onderstaande stellingen is onjuist?

 

a. De verkoper is verplicht de zaak in eigendom over te dragen. In geval van een eigendomsvoorbehoud is dit een verplichting tot overdracht onder opschortende voorwaarde.

b. De verkoper is verplicht de zaak af te leveren.

c. De verkoper is verplicht de zaak te bezorgen.

 

Vraag 14.

De rechter kan een wettelijke verplichting tot schadevergoeding beperken door:

 

a. de schade te limiteren op grond van art. 6:110 BW.

b. de schade te matigen op grond van art. 6:94 BW. Daar kan immers op grond van art. 6:94 lid 3 BW niet van worden afgeweken.

c. rekening houdend met een beperkte mate van schuld, op grond van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van art. 6:97 BW, een terughoudende schatting maken.

 

Vraag 15.

Handelend onder de naam De Mooie Plassen verhuurt Jack bedrijfsmatig roeiboten. Hij bedient zich daarbij van formulieren waarop de volgende tekst is afgedrukt.

 

 

HUUROVEREENKOMST

 

De ondergetekenden:

 

1. Botenverhuur De Mooie Plassen, gevestigd te Molenaarsbeek

(hierna genoemd 'verhuurder')

 

2. Naam huurder : ______________________

Adres : ______________________

Woonplaats : _____________________

(hierna genoemd 'huurder')

 

 

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

 

1. Verhuurder verhuurt aan huurder de roeiboot, merk Xandrai, type 408S, met nummer ______

2. De huur gaat in op datum:__________ tijd __________ voor de duur van ___________ uren

3. De huurprijs bedraagt € 3,75 per uur.

4. Het gehuurde moet gebruikt worden overeenkomstig de bestemming, bij deze huurovereenkomst daaraan gegeven, te weten: roeiboot. De huurder verklaart het gehuurde na afloop der huur weer aan verhuurder te zullen teruggeven.

5. Gedurende de huurtijd is alle risico van het gehuurde voor de huurder, ook voor zover het gehuurde zich feitelijk geheel of gedeeltelijk in de macht van een derde mocht bevinden. De verhuurder zal in geen geval voor enig zichtbaar of onzichtbaar, verborgen of niet verborgen gebrek aansprakelijk kunnen worden gesteld.

 

Namens Verhuurder: Huurder:

 

 

Zoals gebruikelijk wordt het formulier ingevuld en door zowel Klaas als Jack getekend.

 

Juist als Klaas midden op de plas is aangekomen maakt de roeiboot water en zinkt. Hierbij raken Klaas’ camera (€ 269) en suède jas (€ 399) onherstelbaar beschadigd. Later blijkt dit voorval te wijten aan jarenlang achterstallig onderhoud van de boot. Als Klaas Jack aanspreekt voor zijn schade wijst Jack op artikel 5 van de overeenkomst.

 

a. Het gaat hier om een algemene voorwaarde, het beding is wellicht vernietigbaar op grond van art. 6:233 sub a jo. art. 6:237 sub f BW.

b. Het beding is niet te kwalificeren als een algemene voorwaarde, slechts een beroep op art. 6:248 lid 2 BW kan Klaas baten.

c. Nu Jack door het gebrek aan onderhoud vóór het sluiten van de overeenkomst heeft gehandeld in strijd met de pre-contractuele goede trouw, kan hij op grond van VSH - Shell (NJ 1988, 1017) geen beroep doen op art. 5 van de overeenkomst.

 

 

Vraag 16.

Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden, tenzij:

 

a. er sprake is van een schulduitsluitingsgrond.

b. de schade hem niet kan worden toegerekend.

c. voldaan is aan het relativiteitsvereiste.

 

Vraag 17.

Aansprakelijkheid van de werkgever ex art. 6:170 lid 1 BW

 

a. is afhankelijk van de vraag of de werknemer ex art. 6:162 BW aansprake­lijk kan worden gesteld.

b. is alleen mogelijk indien de onrechtmatige daad van de werknemer het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.

c. is afhankelijk van de vraag of de aansprakelijkheid van de werknemer gebaseerd is op verwijtbaar gedrag.

 

 

Vraag 18.

Bij de aansprakelijkheid van de bezitter van een dier ex art. 6: 179 BW heeft de ‘tenzij-indien’-regel tot doel de aansprakelijkheid te beperken tot gevallen

 

a. waarin de aansprakelijkheid ex art. 6:162 BW ontbreekt, indien de bezitter het dier in zijn macht zou hebben gehad.

b. waarin de bezitter van het dier zich niet op overmacht kan beroepen.

c. waarin de bezitter van het dier niet aansprakelijk zou zijn geweest, indien hij het dier in zijn macht zou hebben gehad.

 

Antwoorden Deel B

 

1 C

2 B

3 A

4 A

5 A

6 A

7 C

8 C

9 B

10 A

11 C

12 A

13 C

14 C

15 A

16 B

17 A

18 B

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1789