Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Hoorcollegeaantekeningen Economie van Markten en Organisaties 1-7

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.

Economie van Markten en Organisaties (EMO)

 

Economie van markten en organisaties combineert organisatie economie met industriële economie. Organisatie economie gaat over de organisatie van bedrijven. Hierbij kun je denken aan de motivatie van het personeel van een bedrijf en het proces van aantrekken en ontslaan van personeel van een bedrijf. Industriële organisatie gaat over de participatie van bedrijven in markten.

 

Hoofdstuk 1 – Organisaties en efficiëntie

 

Een markt is een plaats waar kopers en verkopers hun goederen en diensten kunnen verhandelen. Organisaties zijn instanties waarin mensen communiceren om een bepaald economisch doel te bereiken. Voorbeelden van organisaties zijn studieverenigingen, tennisverenigingen, universiteiten, huishoudens, overheidsinstanties, enz.

 

Het doel van een organisatie is het bevredigen van wensen en behoeften van de leden. Allocatie is de verdeling van productiefactoren. Als de allocatie van goederen en diensten in een organisatie efficiënt is, dan betekent dit dat er geen betere reallocatie mogelijk meer is zonder dat er mensen zijn die slechter uit zijn na de reallocatie. Het waarde maximalisatie principe houdt in dat de allocatie van goederen en diensten alleen efficiënt is als de totale waarde van de betrokken groepen wordt gemaximaliseerd.

 

Welvaart is het consumentensurplus en het producentensurplus bij elkaar opgeteld. Het consumentensurplus is de waarde die wordt behaald door consumenten. De winsten van de producenten bij elkaar wordt het producentensurplus genoemd:

 

 

Hierin is Q de hoeveelheid verkochte producten of diensten. P is de prijs per product en c zijn de kosten per product.

 

Welvaart is optimaal in het punt waar de prijs gelijk is aan de marginale kosten.

 

 

Er zijn twee extreme mogelijkheden om een efficiënte allocatie te bereiken:

  • Door individuen zelf te laten beslissen op basis van de prijs van goederen en diensten.
  • Door individuen hun informatie te laten sturen naar een centrale planner die alle relevante beslissingen maakt.

 

Bij welvaartseconomie gaan we ervan uit dat een efficiënte allocatie van goederen ontstaat op een competitief evenwicht. Bij perfecte competitie geldt:

  • Er zijn veel kleine kopers en verkopers in de markt, dus geen van hen kan de marktprijs beïnvloeden.
  • Op de markt gaat het om een homogeen product. Dit betekent dat er dus geen productdifferentiatie is op de markt.
  • Er zijn geen toetredingsobstakels, dus bedrijven kunnen vrij in en uit treden in de markt.
  • Alle bedrijven hebben toegang tot dezelfde productietechnologie.

 

Op de lange termijn is de prijs gelijk aan de gemiddelde kosten en aan de marginale kosten:

 

 

 

Het model van volkomen concurrentie toont de rol van prijzen van de onzichtbare hand op verschillende manieren: Ten eerste informeert de prijs de consumenten over de hoeveelheid dat ze zouden moeten kopen om hun nut te maximaliseren. Ten tweede informeert de prijs de bedrijven over de hoeveelheid dat ze allen zouden moeten produceren om de winsten te maximaliseren. Ten derde informeert de prijs de bedrijven over of de bedrijven in een markt moeten blijven, of zich toch moeten terugtrekken van de markt. Ten slotte leidt de prijs de consumenten en de bedrijven naar een efficiënte marktuitkomst.

 

De markten zijn efficiënt op drie manieren:

  • De marktuitkomst is allocatief efficiënt. Dit betekent dat de producenten hun goederen en diensten verkopen waarvoor de consumentwaarde hoger ligt dan de productiekosten gegeven de koststructuur van producenten.
  • De markt is productief efficiënt: geproduceerde goederen en diensten zijn tegen de laagst mogelijke kosten geproduceerd.
  • Markten zijn dynamisch efficiënt. Ze stellen een efficiënte balans vast tussen de productie en de consumptie door de tijd heen.

 

We maken onderscheid tussen drie mogelijke bronnen van marktfalen:

  • Marktmacht: in het evenwichtsmodel gaan we ervan uit dat producenten prijsnemers zijn, maar als er een klein aantal producenten of consumenten zijn in een markt, dan kunnen ze mogelijk invloed hebben op de marktprijs. Als dit zo is, dan hebben ze marktmacht.
  • Asymmetrische informatie: asymmetrische informatie ontstaat als een van de betrokken partijen in een transactie meer of betere informatie heeft dan een andere partij. Adverse selectie treedt op als een partij in een transactie beter is geïnformeerd over de kwaliteit van het product dat wordt onderhandeld dan een andere partij. Dit probleem kan worden opgelost door screening en signalering.
  • Externe effecten: het kan gaan om negatieve externe effecten, dan is er teveel van het goed verhandeld, omdat de partijen die bij de transactie betrokken zijn geen rekening houden met de negatieve gevolgen van hun transacties aan derden. In het geval van positieve externe effecten, kan het voorkomen dat er te weinig transacties plaatsvinden, omdat partijen die buiten de transactie vallen ook kunnen profiteren van de transactie.

 

Hoofdstuk 2 – Organisatie economie

 

Principal-Agent probleem (opdrachtgever-agentprobleem) heeft betrekking tot het motiveren van een persoon of organisatie (in dit geval de agent) om te handelen in het belang van een de opdrachtgever (de principal).

 

Moral hazard probleem houdt in dat het inefficiënte gedrag van de agent leidt tot tegenstrijdige belangen tussen de partijen en de opdrachtgever is niet in staat om de acties van de agent te observeren.

 

Om de winst van een opdrachtgever te berekenen gebruiken we de volgende formule:

 

 

In deze cursus gaat het vooral om lineaire contracten. Dat zijn contracten die bestaan uit een basis loon (w) en daarbovenop een bonus (ß) voor elk product. Een voorbeeld van een niet-lineair contract is dat de werknemer een bonus krijgt als hij een van tevoren bepaald (verkoop)doel behaald heeft.

 

De optimale bonus is als

 

 

Efficiënt lineair contract:

  • De opdrachtgever kan gebruikmaken van een lineair contract om een efficiënte uitkomst te implementeren.
  • De optimale bonus hangt niet af van de inspanningskosten van de werknemer, waardoor het efficiënte contract geen invloeden toelaat uit de omgeving.
  • De bonus in een efficiënt contract is gelijk aan de prijs van een product.

 

Kritieke aannames in het Principal-Agent probleem:

  • De agent kan beperkt zijn in zijn budget. Hij is dan niet in staat om de vooruitbetaling te voldoen aan de opdrachtgever.
  • Voor een risicomijdende agent kan het accepteren van het contract onaantrekkelijk zijn. Dit is het geval als de productie niet alleen afhangt van zijn inspanning, maar ook afhangt van invloeden die de agent niet in zijn/haar hand heeft (denk aan het weer enz.).
  • We nemen ook aan dat de productie perfect meetbaar is. In de praktijk moeten opdrachtgevers het doen met imperfect meetbare prestaties.
  • Ten slotte nemen we aan dat de agent alleen één taak uitvoert. Als er meerdere taken zijn, dan moet de opdrachtgever de agent stimulans geven dat alle opdrachten te doen, anders zal de agent een paar taken verwaarlozen. Dit is ook wel het gelijke compensatie principe: bij meerdere taken zal de agent kiezen voor de opdracht die het meeste marginale rendement oplevert.

 

Hoofdstuk 3 – Industriële organisatie

 

Marktmacht is het vermogen van een bedrijf om een product boven zijn marginale kosten te verkopen. Om de marktmacht uit te rekenen kunnen we de Lerner index gebruiken:

 

 

In een markt met volkomen concurrentie geldt

 

 

Dit betekent dat de Lerner index 0 is.

 

Om de marktmacht in een markt te bepalen gebruiken we een gewogen gemiddelde van de Lerner indices van de bedrijven die actief zijn in die markt:

 

 

R staat in dit geval voor opbrengsten (van i aantal bedrijven). De Lerner index van de markt wordt dan:

 

 

Een bedrijf kan ook een monopolistische positie behalen door patenten en auteursrechten. Deze bedrijven worden dan door de wet beschermd voor concurrerende toetreders. Marktmacht leidt dus tot inefficiënties.

 

 

Deadweight loss kun je berekenen met:

 

 

Bedrijven met marktmacht nemen minder het initiatief om kosten te drukken of te innoveren. Dit komt omdat ze marktmacht hebben en zo de producten wel verkopen (zonder al te veel) concurrentie).

 

Als een markt geconcentreerd is, dan zijn er maar een paar bedrijven die een groot deel van de aandelen bezitten. Alleen in markten die geconcentreerd zijn kunnen bedrijven marktmacht hebben.

 

De Herfindahl-Hirshman index (H of HHI) is een maatstaf om marktconcentratie te berekenen:

 

 

De Herfindahl-Hirshman index geeft altijd een getal tussen 0 en 1. Als H in de buurt zit van de nul, dan betekent dit dat er veel (klein) bedrijven zijn in de markt en hoe dichter de HHI bij één zit, hoe minder bedrijven er zijn. Als H gelijk is aan één, dan gaat het om een monopolie. Dus hoe meer bedrijven er in de markt actief zijn, hoe lager HHI uitvalt. Als er n-aantal bedrijven zijn met een even groot aandeel in de markt, dan kun je HHI berekenen door:

 

 

Deze formule kun je ook ombouwen tot:

 

 

In een geconcentreerde markt (een hoge HHI) is de vraag relatief prijsinelastisch, dus een lage prijselasticiteit van de vraag:

 

 

 

Monopolies zijn markten waarin maar één aanbieder actief is. De Herfindahl-Hirshman index is in dit geval gelijk aan één. Als een monopolistisch bedrijf zijn winst wil maximaliseren dan moeten de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengst. Bij een winstmaximaliserende monopolie geldt (omdat H = 1):

 

 

Overheden kunnen op twee manieren met marktmacht omgaan: mededingingsbeleid en economische regulering.

 

Met het mededingingsbeleid willen overheden competitie in een markt bevorderen door middel van anti-kartelregels, misbruik van machtspositie controleren en door fusiecontrole.

 

Met economische regulering zijn er twee types die veel voorkomen: rate-of-return regelgeving en de pricecap regulering.

 

Hoofdstuk 4 – Strategische interactie

 

Een gelijktijdig bewegingsspel heeft de volgende kenmerken:

  • Het aantal spelers
  • De acties die alle spelers kunnen nemen
  • De informatie waarover alle spelers beschikken om te besluiten welke actie te ondernemen.
  • Het nut dat alle spelers krijgen gezien hun eigen acties en de acties van de andere spelers.

 

Een Nash-evenwicht ontstaat als geen van de spelers een reden heeft om een andere actie te kiezen, gezien de acties van de andere spelers.

 

In het Hotelling spel kunnen spelers uit meer dan twee acties kiezen. Stel je voor: er zijn twee ijsverkopers op een strand met 2000 mensen en het strand is 2km lang. Waar gaan de ijsverkopers staan om zoveel mogelijk ijsjes te verkopen?

 

Als ijsverkoper A aan de linkerkant gaat staan en ijsverkoper B in het midden van het strand, dan zal ijsverkoper A aan 500 mensen ijs verkopen en ijsverkoper B aan 1500 mensen!

 

Als ijsverkoper A aan de linkerkant gaat staan en ijsverkoper B rechts naast A, dan zal ijsverkoper B aan bijna alle 2000 mensen een ijsje verkopen en A dus aan haast 0 mensen!!

 

 

Als zowel ijsverkoper A als ijsverkoper B beide in het midden gaan staan, dan zullen ze beide 1000 ijsjes verkopen.

 

Bij het Hotelling spel gaan we er wel van uit dat de prijzen vast staan. Als de prijzen niet vast zouden staan, zouden de mensen op het strand naar de ijsverkoper gaan met de laagste prijs.

 

Hoofdstuk 5 – Samenwerkstimulans

 

In dit hoofdstuk gaan we kijken naar hoe mensen in een team worden gemotiveerd. Bij de productie van de meeste producten heb je meer dan één persoon nodig om iets te produceren. Een team bestaat uit n aantal werknemers en de totale productie van een team kunnen we weergeven met Q:

 

 

De kosten voor de inspanningen van een werknemer uit een team zijn gelijk aan:

 

 

De winst van een team kun je als volgt berekenen:

 

 

Om het winstmaximaliserende inspanningsniveau te berekenen moet je de afgeleide nemen naar e.

 

Op deze manier kun je het optimale  inspanningsniveau berekenen:

 

 

Als teamleden worden beloond op basis van teamproductie, dan raken ze betrokken bij het spel, omdat de inspanning van ieder lid invloed heeft op de uitbetalingen van de andere teamleden. Maar in een team worden mensen minder goed geprikkeld dan als ze individueel worden uitbetaald. Er zijn free riders, dit zijn mensen die niet even hard of zelfs geen inspanning leveren om het eindproduct te produceren. Een oplossing voor het ‘free ride-probleem’ zou een verhoging van de bonus kunnen zijn die de teamleden per geproduceerde eenheid van de productie kunnen verdienen.

 

Het contract is minder riskant als de werknemers worden betaald op basis van relatieve prestaties in plaats van op absolute prestaties.

 

De kans dat een lid de grootste productie zal leveren gegeven zijn eigen inspanningsniveau en dat van de anderen is gelijk aan:

 

 

Ook is het zo dat de waarde van de uitbetaling die je als team kunt verdienen groter moet zijn naarmate het aantal leden in een team groter zijn.

 

Hoofdstuk 6 – Oligopolie

 

Een oligopolie is een markt waarin maar een paar bedrijven actief zijn. Omdat er maar een paar bedrijven actief zijn in de markt, kan iedere strategische beslissing van een bedrijf invloed hebben op de beslissingen van andere bedrijven en andersom. Consumenten gaan ervan uit dat het homogene goederen zijn, dus ze kopen de producten bij de bedrijven die deze producten het goedkoopst aanbieden. Als twee bedrijven de producten voor dezelfde prijzen verkopen, dan gaan we ervan uit dat ieder bedrijf de helft van de vraag op zich moet nemen voor die prijs.

 

De markt met Bertrand evenwicht heeft de volgende aannames:

  • Er zijn twee of meer bedrijven actief in de markt.
  • Elk bedrijf kan de gehele marktvraag aan voor iedere prijs.
  • Elk bedrijf heeft dezelfde marginale kosten.
  • Alle consumenten kopen de producten bij het bedrijf met de laagste verkoopprijs.
  • De keuzevariabele van het bedrijf is de prijs van het product.
  • De bedrijven bepalen hun prijs slechts één keer.

 

De aanname dat elk bedrijf de aan de gehele marktvraag kan voldoen voor iedere prijs is in de praktijk een beetje onrealistisch (in ieder geval op de korte termijn). Bedrijven hebben vaak productiebeperkingen met een maximum. Als bedrijven capaciteitsbeperkingen hebben, kiezen ze vaak prijzen boven de marginale kosten.

 

Cournot: bedrijven bepalen onafhankelijk hoeveel ze produceren van een goed.

 

 

De aanname dat alle consumenten het product kopen bij het bedrijf met de laagste verkoopprijs is in de praktijk ook niet altijd waar:

  • De meeste producten zijn niet helemaal hetzelfde (niet homogeen). Vaak is er wel een verschil zoals in de kwaliteit of de service bijvoorbeeld.
  • Sommige consumenten weten helemaal niet dat er een goedkoper bedrijf is die (bijna) hetzelfde goed produceert.
  • Vaak zijn er ook overstapkosten (switching costs). Denk hierbij aan mobiele providers. Het kan zo zijn dat je geen gebruik kan maken van nummerbehoud of dat er hoge kosten verbonden zijn aan het verbreken van het abonnementscontract.

 

Hoofdstuk 7 – Dynamische spellen

 

Een subgame perfect Nash-evenwicht komt tot stand als de spelers in iedere ronde van de subgame kiezen voor een Nash-evenwicht. Je kunt de subgame perfect Nash-evenwicht vinden door te kijken wat er in de laatste ronde gebeurd en zo terug te kijken naar iedere ronde tot je bij de eerste ronde bent.

 

Een verticale productieketen is een reeks van bedrijven: van bedrijven die de grondstoffen verkopen die voor een bepaald product nodig zijn tot aan het bedrijf dat de eindproducten aan de consumenten verkoopt. Ieder bedrijf in de reeks voegt een winstmarge toe aan de originele marginale kosten. Als één bedrijf de hele verticale productieketen in handen heeft, voegt het bedrijf een enkele winstmarge toe aan de marginale kosten. Dit leidt tot een lagere prijs en een hogere welvaart. Dit wordt ook wel het dubbele marginalisatieprobleem genoemd.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
727