Samenvatting arresten ondernemingsrecht

Deze samenvatting arresten ondernemingsrecht is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Astense dierenartsenpraktijk: bestaan van een maatschap - HR 2-9-2011, JOR 2011/361, NJ 2012, nr. 75

Onderwerp: het (al dan niet) bestaan van een maatschap

Art. 7A: 1655 e.v. BW.

Casus:

Van oudsher dreef de vader van een van de eisers een dierenartsenpraktijk in de vorm van een BV. Zowel eisers en verweerders in deze zaak waren hier werknemers. Uiteindelijk begonnen partijen zelf BV’s, die over en weer samenwerkingsverbanden aangingen. Uiteindelijk is de situatie dat eiser 3 directeur-eigenaar was van eiseres 2, die directeur-eigenaar was van eiseres 1, en verweerders 1, 2 en 4 en betrokkene 3 (of hun BV’s) gingen samenwerken met eiser 3, eiseres 2 en/of eiseres 1.

Nadat deze periode 5 jaar bestond trad de periode in waarvan het Hof moest beslissen of er sprake was van een maatschap.

 

Rechtbank:

Vanaf 1987 was er sprake van een maatschap zoals bedoeld in artikel 7A:1655 BW, met wisselende samenstellingen in verband met mutaties. Nadat eiseres 1 is uitgetreden is zij gaan functioneren als werkmaatschappij van de maatschap en het vermogen van die vennootschap moet worden beschouwd als maatschapsvermogen.

De rechtsbank heeft de ontbinding van de maatschap uitgesproken per 1 januari 2008 en voor het overige is er conventie en –in reconventie– een comparitie van partijen gelast. De rechtbank heeft tussentijds beroep van het vonnis toegestaan.

 

Hof en Hoge Raad:

Het Hof stelt voorop dat er geen grieven zijn tegen het verjaringsverweer van eiser ivm verjaring van vorderingen ouder dan het boekjaar 2000. In hoger beroep wordt er dus enkel gekeken of er sprake kan zijn van een maatschap vanaf 1 januari 2000.

Er zijn geen expliciete afspraken waaruit het bestaan van een maatschap blijkt, en dus moet er gekeken worden naar de situatie en omstandigheden.

De elementen van een maatschap zijn:

(1) Overeenkomst;

(2) Samenwerking; gelijkheid/gelijkwaardigheid;

(3) Verdeling van voordeel;

(4), Inbreng;

(5) Gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers.

 

Na deze elementen na te lopen besloot het Hof dat er aanwijzingen voor en tegen het bestaan van een maatschap zijn, maar dat de situatie wel getypeerd dient te worden als een maatschap.

De verweren van eiser (o.m. dat er geen maatschap was en dat eiseres 1 de goodwill heeft voorbehouden) werden daarom verworpen. Het Hof heeft ook overwogen dat eiseres 1 in elk geval vanaf 1 januari 2001 geen maat meer was.

In het cassatieberoep werden grieven ingebracht tegen deze beslissing, maar de HR besloot dat het Hof goed heeft gemotiveerd en tot de juiste conclusie is gekomen. Ook de gegronde grieven moesten niet tot vernietiging leiden. Het cassatieberoep werd verworpen.

Advocatenmaatschap M: aansprakelijkheid van maten - HR 15-3-2013, JOR 2013, 133, NJ 2013, nr. 290

Onderwerp: persoonlijke aansprakelijkheid maten voor gelijke delen (art. 7A:1679-1681 BW) dan wel hoofdelijk (art. 7:407 lid 2 BW).

 

Feiten:

Verweerder 1 heeft als advocaat werkzaamheden verricht in opdracht van eiseres. Hij heeft hierbij volgens eiseres 3 beroepsfouten gemaakt (o.a. een te laat uitgebrachte dagvaarding). Eiseres vordert diverse bedragen van verweerder c.s. wegens deze beroepsfouten.

 

Rechtbank en Hof:

Het Hof heeft de vorderingen niet toewijsbaar geoordeeld.

Eerste beroepsfout: deze vordering is verjaard, omdat de brief die werd gestuurd om de verjaring te stuiten is gestuurd naar een vijftal natuurlijke personen en niet naar de maatschap of de gezamenlijke maten afzonderlijk.

 

Tweede en derde beroepsfout: hier geldt dat eiseres de maatschappij in rechte diende te betrekken, maar dat niet op de juiste manier heeft gedaan. Eiseres heeft niet de maatschap gedagvaard. Om de gezamenlijke maten te dagvaarden, moeten de (rechts)personen die ten tijde van de dagvaarding als maat in de maatschap deelnemen gedagvaard worden. Ten tijde van de dagvaarding bestond de maatschap niet uit de verweerder c.s., maar uit hun praktijkvennootschappen. Eiseres stelt dat ze mocht vertrouwen op het briefpapier dat persoonsvermeldingen had, maar deze stelling gaat niet op, mede omdat op het briefpapier nadrukkelijk de vermelding staat dat de maatschap tevens beroepsvennootschappen omvat. Omdat ze ook geholpen is door een advocaat rond deze tijd, kan eiseres als professionele en geïnformeerde partij geen beroep doen gewekt vertrouwen of opgewekte schijn.

 

Hoge Raad:

De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid. Indien een overeenkomst wordt gesloten met een maatschap, zijn daarom de individuele maten jegens de wederpartij persoonlijk aansprakelijk voor de nakoming van daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap. Is sprake van een tekortkoming in de nakoming van een deelbare prestatie, dan zijn de maten aansprakelijk voor gelijke delen (art. 7A:1679-1681 BW). Ingeval evenwel, zoals hier, sprake is van een door de maatschap aanvaarde opdracht, dan is op grond van art. 7:407 lid 2 BW iedere maat jegens de opdrachtgever aansprakelijk voor het geheel. De persoonlijke aansprakelijkheid jegens de contractuele wederpartij op grond van deze artikelen blijft bestaan indien de maat uittreedt. Eiseres stond dus volledig in haar recht om verweerder aansprakelijk te stellen en de motivering van het Hof berust op onjuiste rechtsopvatting of is niet naar behoren gemotiveerd.

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof te Amsterdam en verwijst de zaak naar het Hof Den Haag.

 

Chef Martin Menu Services Haaglanden: vennootschappelijke impasse,
Ondernemingskamer 21-3-2012, ARO 2012, nr. 46

 

Onderwerp: Vennootschappelijke impasse, onjuist beleid.

 

Feiten:

Marfo (eiser), Chef Martin (verweerster), Florence (belanghebbende). Tussen Marfo en Florence is in 2008 een samenwerking tot stand gekomen en hiertoe hebben zij op 2 juli 2008 Chef Martin opgericht. Deze verstrekt maaltijden aan zorginstellingen. Marfo en Florence houden elk 50% van de aandelen en zijn als bestuurders gezamenlijk bevoegd Chef Martin te vertegenwoordigen. 25 Augustus 2008 sluiten zij een samenwerkingsovereenkomst om het Chef Martin-concept bij zorgcentra van Florence in te voeren. De onderneming van Chef Martin is steeds verliesgevend geweest (2008, 2009, 2010) en Marfo en Florence hebben gezamenlijk bijgedragen in haar tekorten.

Florence stelt voor Chef Martin te liquideren per 1 oktober 2011, omdat het niet rendabel is gebleken. Marfo stelt dat verliezen beperkt zouden kunnen worden als Florence de samenwerkingsovereenkomst volledig zou nakomen.

Florence legt op 11 november 2011 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder o.a. Chef Martin, ten laste van Marfo. Op 14 november 2011 heeft Florence Marfo gedagvaard en gevorderd dat deze inzage geeft in de door Marfo bij Chef Martin en bij derden in rekening gebrachte prijzen en bijdragen voor het Chef Martin-concept. Marfo heeft in reconventie gevorderd dat het door Florence gelegde beslag wordt opgeheven en –kort gezegd– haar wordt verboden verdere beslagen ten laste van Marfo te leggen op grond van schending van de samenwerkingsovereenkomst en de daarmee samenhangende overeenkomsten. De vordering in reconventie wordt toegewezen. Florence stelt per brief op 17 november 2011 dat het ‘bij de huidige stand van zaken niet nogmaals zal overgaan tot compensatie van de verliezen van Chef Martin.

 

Ondernemingskamer:

Marfo stelt dat er geen juist beleid is bij Chef Martin en dat er onmiddelijke voorzieningen getroffen dienen te worden. De Ondernemingskamer acht deze conclusie gegrond. De ondernemingskamer beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Chef Martin, benoemt een bestuurder om Chef Martin te vertegenwoordigen en benoemt een commissaris van Chef Martin.

 

Zwolse Ruiterclub ‘Ritsaert’: agenderen voor de algemene vergadering van een vereniging, Voorzieningenrechter Rb. Zwolle-Lelystad 6 april 2012, LJN BW1156

 

Onderwerp: mogelijk nietige besluiten.

Art. 2:14, 2:15 BW.

 

Feiten:

Een aan de vereniging gelieerde stichting had het ruitersportcentrum, waar de activiteiten van de vereniging plaatsvinden, verkocht aan een bestuurder van die stichting en een dochter van een andere bestuurder. De betrokkenen van de ruitervereniging wilden daarover opheldering. Zij eisten dat zij als lid zouden worden toegelaten tot de algemene ledenvergadering van de vereniging. Ook wilden zij dat bepaalde onderwerpen werden geagendeerd. De vereniging vond dat de verkoop een aangelegenheid was van de stichting. Zij weigerde de verkoop en een eerdere statutenwijziging te agenderen. Het bestuur had in de weken voor de ledenvergadering een lid dat de media had benaderd geroyeerd en de inschrijving van leden die zich onlangs hadden aangemeld ongeldig verklaard.

 

Voorzieningenrechter:

In verband met het weigeren van toetreding van leden is het in hoge mate aannemlijk dat een bodemrechter, later oordelend, de onderhavige besluiten als in strijd met de statuten, althans op basis van de gronden als bedoeld in artikel 2:14 of 2:15 BW nietig zal verklaren. Deze besluiten worden dus geschorst, totdat in de bodemprocedure is beslist. De beslissing om te royeren wordt ook geschorst, omdat er geen hoor en wederhoor is toegepast waardoor een elementair rechtsbeginsel is geschorst.

Ritsaert c.s. (eiser) dient aangemerkt te worden als volwaardige leden en moeten ook toegelaten worden tot de eerstvolgende algemene ledenvergadering, en moet daar de mogelijkheid krijgen haar rechten als lid uit te voeren. Tevens moeten de aanpassing van statuten, de verkoop en levering van alle activa, opstallen en andere (on)roerende zaken, ontslag/schorsing van het huidig bestuur en de benoeming van een nieuw bestuur allen geagendeerd worden, omdat al deze onderwerpen de vereniging direct raken.

 

AFC Ajax: besluitvorming binnen de raad van commissarissen
Hof Amsterdam 7-2-2012, JOR 2012, nr. 76

 

Onderwerp: Besluitvorming binnen de raad van commissarissen, buiten spel zetten lid RvC. Art. 2:161a, 2:162, 2:164 BW,

 

Feiten:

Ajax is een beursgenoteerde structuurvennootschap met volledig regime. De vereniging Ajax bezit 73% van de aandelen in de vennootschap, alsmede de goedkeuringsrechten. De vereniging heeft ledenraad. Ajax heeft een ondernemingsraad (OR). Er is een rapport opgesteld waarmee Ajax de jeugdopleiding optimaal kan vormgeven. Het plan ‘op weg naar succes’ vormt een uitwerking van het rapport. Er worden besluiten genomen ivm de samenstelling van de directie, o.a. de aanstelling van Martin Sturkenboom, Danny Blind en Louis van Gaal. Cruijff (eiser in eerste aanleg) meent gepasseerd te zijn in deze beslissing en is het als lid van de RvC daar niet mee eens.

 

Rechtbank en Hof:

De voorzieningenrechter wijst toe dat de benoeming van Sturkenboom en Van Gaal tot statutair bestuurder geschorst moet worden, verder wijst zij de vorderingen van Cruijff c.s. af. Ten Have c.s. stelt appel in tegen het toegewezene door de rechtbank, Cruijff voert in incidenteel appel aan dat de vorderingen naast het instandhouden van de eerdere toewijzing o.a. dat Ten Have c.s. geen verdere stappen mag nemen tot benoeming van Van Gaal of Sturkenboom, op last van dwangsom.

Het Hof is van mening dat Ten Have c.s. inderdaad Cruijff de mogelijkheid van daadwerkelijke invloed op zeer gewichtige besluitvorming heeft onthouden, en hebben het Hof ook niet van kunnen overtuigen dat er niet voldoende mogelijkheid was om tot een wel geldige besluitvorming te komen.

Het Hof verbiedt Ten Have c.s. verdere uitvoering te geven aan het voorgenomen besluit tot benoeming van Van Gaal en Sturkenboom, en wijst het verdere af.

 

 

 

Restaria Lunchroom De Katterug: beheersverbod bij de CV
JOR 2013, nr. 71, LJN BZ0238

 

Onderwerp: Beheersverbod bij de CV, Art. 20, 21 WvK

 

Feiten:

Eiser van Ham (Hierna: Van Ham) heeft Restaria Lunchroom De Katterug gekocht. Gedaagden De Voer c.s. waren commanditaire vennoten van de CV.

In de koopovereenkomst staat o.a. dat ‘verkoper zal zorgdragen voor de afwikkeling c.q. afrekening van opgebouwde vakantiedagen, vakantiegelden en andere opgebouwde vergoedingen van de huidige personeelsleden tot aan de dag van overdracht.’ Ook staat er een boeteclausule in de overeenkomst.

 

Rechtbank:

Van Ham vordert betaling van een bedrag dat hij aan een werkneemster die voor de overdracht van de lunchroom bij de CV werkzaam was heeft voldaan en betaling van een contractuele boete wegens het onbetaald laten van de eerstgenoemde vordering.

De rechtbank stelt dat het intern handelen van de CV een overtreding van het beheersverbod inhoudt, wanneer het ertoe leidt dat er voor de beheersende vennoot geen ruimte meer blijft voor het bepalen van het beleid van de vennootschap. Extern handelen brengt een overtreding van het beheersverbod mee, als sprake is dat deze bij derden het vertrouwen kunnen wekken dat die partij aan de beherend vennoot gelijk te stellen is. Omdat dit het geval is, leidt art. 21 WvK ertoe dat De Voer c.s. hoofdelijk verbonden is voor alle schulden van de CV, ook welke geen verband houden met het vertrouwenwekkende optreden.

 

 

Holding Nutsbedrijf Westland: aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad,
HR 2-3-2007, NJ 2007, nr. 240

 

Onderwerp: Staan art. 2:9 en 7:661 BW in de weg aan een toewijzing van een vordering uit onrechtmatige daad?

Art. 2:9 en 7:661 BW’

 

Feiten:

Verweerder c.s. zijn in dienst geweest van NBW, in belangrijke posities (o.a. directeur). Op 20 januari1992 hebben verweerder c.s. de venootschap naar Luxemburgs recht opgericht, zonder wetenschap of toestemming van NBW.

Verweerder c.s. is na onderzoek van de FIOD aangehouden op verdenking van o.a. valsheid in geschrifte, oplichting en verduistering in dienstbetrekking. Naar aanleiding hiervan zijn verweerder c.s. ontslagen, wat zij tevergeefs hebben bestreden.

 

Rechtbank en Hof:

Eiser NBW heeft via een drietal exploten verweerder c.s. gedagvaard om voor recht te verklaren dat verweerder c.s. ieder voor een gelijk deel jegens NBW aansprakelijk zijn voor door NBW geleden schade door de eerder genoemde activiteiten.

De rechtbank heeft zowel een wrakingsverzoek (om te verwijzen naar een aangrenzende rechtbank) en de vorderingen van NBW afgewezen.

Tegen de vonnissen is hoger beroep ingesteld, waarbij NBW haar eis heeft vermeerderd. Het Hof heeft NBW niet-ontvankelijk verklaard in haar appel tegen het vonnis.

 

Hoge Raad:

De Hoge Raad stelt dat het Hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Dat art. 2:9 BW of art. 7:661 BW een ‘stringentere’ maatstaf bevat dan art. 6:162 BW is immers, anders dan het Hof beoordeelde, niet beslissend.

Het Hof had moeten kijken of er sprake was van een onrechtmatige daad van verweerder c.s. en, zo ja, wat ter bepaling van de aansprakelijkheid van verweerder c.s., de in art. 2:9 BW respectievelijk art. 7:661 BW neergelegde maatstaven meebrengen.

Art. 2:9 BW en art. 7:661 BW staan dus niet in de weg aan toewijzing van de op onrechtmatige daad gebaseerde vorderingen tegen verweerder c.s., hoewel er wel naar die maatstaven gekeken moet worden als er sprake is van een onrechtmatige daad. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof te ’s-Gravenhage en verwijst het geding naar het Hof te Amsterdam.

 

 

Blue Tomato
HR 30-11-1007, NJ 2008, nr. 91

 

Onderwerp: Bestuurdersaansprakelijkheid, verhaalsvordering van curator op grond van onbehoorlijke taakvervulling.

Art. 2:138, 2:248 BW

 

Feiten:

Blue Tomato BV is in 1994 opgericht, en in 1996 is eiser bestuurder van deze vennootschap geworden. De aandelen van Blue Tomato zijn in 1997 overgedragen aan Squire BV, waarvan eiser enig aandeelhouder en directeur is.

De jaarrekening van Blue Tomato van 1995 is te laat openbaar gemaakt, en er is geen jaarrekening openbaar gemaakt met betrekking tot de jaren 1996 en 1997

Het bedrijfspand van Blue Tomato is door brand verwoest. Deze brand is volgens onderzoek veroorzaakt door brandstichting, en de verzekeraar heeft geweigerd deze schade te vergoeden op de grond dat er geen inbraakalarm was, terwijl dat volgens de polisvoorwaarden wel het geval diende te zijn. In 1999 is Blue Tomato in staat van faillissement verklaard. De curator heeft eiser als bestuurder aansprakelijk gesteld voor het tekort in het faillissement en de kosten daarvan, eiser betwist dit.

 

Rechtbank en Hof:

De curator heeft bij exploot eiser gedagvaard voor een geldbedrag, en de eiser heeft de vordering bestreden en een reconventionele vordering ingesteld. Na tussenvonnis is de eiser veroordeeld een bedrag te betalen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de vonnissen bekrachtigd, en aanvullend de eiser veroordeeld tot betaling van aanvullend salaris curator.

 

Hoge Raad:

De Hoge Raad stelt dat de rechtbank en het Hof ervan zijn uitgegaan dat het niet tijdig publiceren van jaarrekeningen als onweerlegbaar vermoeden heeft te gelden dat de taakvervulling door eiser als bestuurder over de gehele linie onbehoorlijk is geweest.

Eiser stelt dat de brand, en subsequent de weigering van de verzekeraar de schade hiervan te vergoeden, oorzaak is geweest van het faillissement. Dit werd door het Hof verworpen, omdat deze vond dat het niet verzorgen van een adequate verzekering een nalaten is van de bestuurder.

 

Echter een redelijke uitleg van art. 2:248 lid 2 BW brengt mee dat het mogelijk is het neergelegde vermoeden te ontzenuwen door aannemelijk te maken dat andere feiten of omstandigheden een belangrijke oorzaak zijn geweest van het faillissement.

Eiser heeft gesteld dat zijn nalaten een adequate brandverzekering te verzorgen geen onbehoorlijke taakvervulling is en hier is door het Hof niet op ingegaan, waardoor klachten hierop gericht slagen. Overige klachten behoeven geen behandeling.

De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst het terug.

 

Spaanse villa: aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
HR 23-11-2012, NJ 2013, nr. 302

 

Onderwerp: persoonlijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad bestuurder.

Art. 6:162 BW

 

Feiten:

Betrokkene 1 en de Vennootschap in casu richt zich op het bemiddelen tussen verkopers en kopers van onroerend goed gelegen aan de Costa Blanca in Spanje. Eiser is samen met betrokkene 1 bestuurder van de Vennootschap.

Verweerder c.s. hebben in 2004 de ‘second home beurs’ bezocht, waar zij in contact zijn gekomen met de Vennootschap. Uiteindelijk kopen verweerder c.s. een villa, die later wordt afgebroken omat op het desbetreffende stuk grond niet mocht worden gebouwd, en er dus ook geen bouwvergunning voor was afgegeven.

 

Rechtbank en Hof:

Verweerder c.s. vorderen hoofdelijke veroordeling van eiser en de Vennootschap tot betaling van schadevergoeding, welke de rechtbank heeft afgewezen.

 

Hof en Hoge Raad:

In hoger beroep heeft het Hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en eiser en de Vennootschap hoofdelijk veroordeeld tot betaling uit onrechtmatige daad.

Volgens het Hof presenteerden zij zich als deskundig bemiddelaar(s) voor de koop van onroerend goed in Spanje en waren ze nauw betrokken bij de koopovereenkomst. Het verwijt dat zij zich de belangen van de kopers onvoldoende hadden aangetrokken door niet juist en volledig te informeren c.q. waarschuwen over (on)mogelijkheden bij de realisering van de woning, werden gegrond geacht.

 

De natuurlijke persoon, die bestuurder van de vennootschap was en die door het Hof als 'vertegenwoordiger' van de rechtspersoon wordt aangemerkt, is in cassatie gegaan. Haar klachten richten zich tegen de vermeend onjuiste toepassing van de maatstaf voor externe bestuurdersaansprakelijkheid.

 

De Hoge Raad stelt echter dat het Hof eiser aansprakelijk heeft geoordeeld op grond dat zij in strijd heeft gehandeld met een op hem persoonijk rustende zorgvuldigheidsverplichting jegens verweerder c.s. en niet op grond van onbehoorlijke taakuitoefening in strijd met een op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting als bestuurder.

 

Voor een dergelijke aansprakelijkheid van een bestuurder, die niet rust op een tekortschietende of onbehoorlijke taakuitoefening als bestuurder, maar op een daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm, gelden de gewone regels van onrechtmatige daad. Niet vereist is dus dat de bestuurder een ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt. De Hoge Raad verwerpt het beroep.

 

Organon: sluiting van een concernonderdeel
Voorzieningenrechter rb. Amsterdam 11-3-2011, JOR 2011, nr. 141

 

Onderwerp: sluiting van een concernonderdeel

 

Feiten:

Merck heeft een dochteronderneming (Organon Biosciences) en deze heeft een dochteronderneming, Organon. Door een nieuwe netwerkstrategie kan Organon geen researchwerk meer verrichten voor Merck. De RvC en de OR hebben verklaard niet met het besluit van Merck in te stemmen. De OR heeft in 2010 een procedure ex art. 26 WOR gestart bij de Ondernemingskamer. Na een aantal overleggen heeft Merck met de RvC en OR een overeenkomst gesloten, waar ook de vakbonden bij worden aangesloten. Hieruit vloeide een aantal voorstellen voort van partij X aan Merck gedaan, die voor Merck niet aanvaardbaar waren.

 

Voorzieningenrechter:

Eisers (o.a. de RvC en OR van Organon) vorderen dat Merck wordt veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en dientengevolge ook het bod van partij X. Verder vorderen eisers dat de onderhandelingen met partij X te goeder trouw worden voortgezet, en dat dat ingestelde Advisory Body gehandhaaft blijft, met haar bevoegdheden. Eisers stellen dat Merck in strijd handelt met de overeenkomst door zonder vooraf advies te vragen het bod van partij X definitief af te wijzen. Merck stelt dat de overeenkomst onverlet laat dat zij uiteindelijk mag beslissen of een bod al dan niet zou worden aanvaard.

 

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 1b en 1e van de Overeenkomst. Volgens vaste jurisprudentie dient voor de beantwoording van de vraag welke uitleg aan een overeenkomst moet worden gegeven te worden gekeken naar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan een bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit de bewoordingen van de overeenkomst kan worden afgeleid dat de rol van de eisers een adviserende was.

Wel is het zo dat de Advisory Body de kans zou moeten krijgen om te adviseren, en dit onderdeel van de overeenkomst is niet nagekomen. De voorzieningenrechter wijst toe dat Merck wordt veroordeeld tot het voorleggen van haar voorgenomen besluit aan de Advisory Body, maar de vordering van eisers dat het bod van partij X moet worden aanvaard zal worden afgewezen. Dat Merck niet te goeder trouw heeft onderhandeld is niet en/of kan niet bewezen worden. Het staat Merck ook vrij om tijdens de onderhandelingen andere inschattingen te maken.

 

De Advisory Body moet minimaal blijven bestaan tot Merck haar besluit om niet verder te onderhandelen met partij X aan de Advisory Body heeft voorgelegd ter advisering. Daarna hangt het bestaan af van de reactie van Merck.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2845