Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Hoofdstuk 1: Maken van de survey
Wat is een survey?
Surveys ofwel enquêtes worden gebruikt om informatie te verzamelen van of over mensen door middel van: beschrijven, vergelijken en het verklaren van iemands kennis, gevoelens, waarden en gedrag.
Surveys worden vaak in de vorm van een zelf-geregistreerde vragenlijst en/of interview afgenomen. Een zelf-geregistreerde vragenlijst wordt online en op papier afgenomen. De vragenlijst kan alleen ingevuld worden of met hulp van assistentie. Interviews vinden face-to-face plaats of via de telefoon. Het doel van een survey is om directe informatie van mensen te krijgen.
Sommige surveys zijn gericht op de maatschappij als geheel, maar er zijn ook surveys die specifieke onderwerpen bekijken.
Drie voorbeelden om een survey af te nemen:
1. Er moet een beleidsplan worden gemaakt of een programma worden gepland.
2. Het evalueren van de effectiviteit van programma’s die gericht zijn op het veranderen van mensen hun kennis, gedrag, gezondheid of welzijn.
3. Een onderzoeker wil informatie over een handleiding van een studie of programma.
Wanneer is een survey de beste methode?
Een survey is naast vele andere methoden een manier om informatie te werven van mensen. Het is echter niet altijd de beste manier. Voorbeeld: Een vraag over iemands bloeddruk is moeilijk te achterhalen en veel mensen weten dit zelf ook niet direct. Een meer geschikte manier om achter de bloeddruk van mensen te komen, is dan een medisch rapport.
Surveys zijn zeker niet de enige bron van informatie voor de besluitvorming. Ook zijn ze niet altijd het meest relevant. Andere bronnen van informatie zijn:
● observaties of een rapportage van een ooggetuige;
● prestatie toetsen (mensen een taak geven en kijken naar de effectiviteit hiervan);
● schrijftest van het vermogen en kennis;
● verslagen en documenten, zoals medische rapporten, aanwezigheidsaantallen van een school.
Surveys kunnen worden gebruikt bij beleidvorming, de evaluatie van programma's en het doen van onderzoek, waarbij de benodigde informatie van mensen hoort te komen. De gegevens uit surveys zijn beschrijvingen van gevoelens en waarnemingen, waarden, gewoontes en demografische kenmerken zoals leeftijd, opleiding en inkomen.
Soms worden surveys gecombineerd met andere bronnen van informatie. Dit gebeurt met name bij evaluaties en onderzoeken.
De kern van een survey
Alle surveys bestaan allereerst uit vragen en antwoorden. Een ander woord voor 'vragen' is items. In een survey komen zowel gesloten vragen als open vragen voor. Het is van belang om zorgvuldig te werk te gaan met het selecteren, het verwoorden en de volgorde van vragen en antwoorden.
Ten tweede zijn de steekproef en het design van belang. Met steekproef wordt het aantal respondenten en de kenmerken van respondenten bedoeld. Het design ofwel ontwerp geeft aan hoe vaak de survey plaatsvindt, of respondenten random of aselect zijn geselecteerd en hoeveel aparte groepen er zijn gemaakt. Bij de frequentie van het plaatsvinden van de survey kan een onderscheid gemaakt worden tussen één keer op een bepaald tijdsmoment (cross-sectional) en herhaaldelijk gedurende een langere tijd (longitudinaal).
Ten derde is het plannen en analyseren van de survey belangrijk. Afhankelijk van het onderwerp van de survey kan besloten worden om de resultaten te analyseren aan de hand van bijvoorbeeld percentages, gemiddeldes, het vergelijken van groepen en de associaties die uit het onderzoek wel of niet blijken.
Als vierde punt kan er een testmeting ofwel pilot test worden uitgevoerd. Een pilot test kan helpen om te zien of de survey resulteert in de benodigde informatie en of het een goed bruikbaar design is. Het testen zorgt ervoor dat er mogelijk aanpassingen gedaan kunnen worden, waardoor de survey goed verloopt.
Tot slot wordt bij de survey de response rate aangegeven. Dit is het percentage van het aantal mensen dat daadwerkelijk aan het onderzoek heeft meegedaan. Een testmeting voor de survey helpt het verbeteren van de respons rate. Als het gaat om een complexe survey, worden er eerder statische procedures uitgevoerd. Wanneer het gaat om een simpele survey, moet er door de onderzoeker zelf bepaald worden hoeveel participanten er nodig zijn voor een betrouwbaar resultaat. De algemene regel voor respons meting is: ‘Hoe hoger het aantal respondenten, des te beter het is voor het onderzoek’.
De resultaten van surveys worden dagelijks gepubliceerd op het internet, de televisie, in kranten en in magazines. Survey resultaten worden vaak weergegeven in de vorm van een poll, percentages, een kruistabel of een grafiek.
Bij het maken van een survey moet er rekening gehouden worden met een aantal dingen:
1. Het bepalen van de soort survey (een gemailde of online vragenlijst, via de telefoon of face-to-face interviews);
2. De inhoud van de vragenlijst bepalen, het maken van vragen en het formulier uitproberen;
3. Het selecteren van participanten en beslissen of en hoe vaak de survey wordt herhaald;
4. Het administreren van de survey;
5. Het invullen van de data;
6. Het analyseren en het interpreteren van de resultaten;
7. Het rapporteren van de resultaten (mondeling of in geschreven tekst?)
Alle geloofwaardige surveys dienen deze stappen na te lopen, al zullen er op sommige stappen in de ene surveys meer nadruk worden gelegd dan op andere stappen in andere surveys. Dit is afhankelijk van het type onderzoek en de middelen die gebruikt worden bij de survey.
De beslissing van het type survey
Om te kiezen tussen de verschillende soorten surveys kan gedacht worden aan onderstaande criteria.
Betrouwbaarheid en validiteit zijn twee factoren die bijdragen aan een goede survey. Een betrouwbare survey zorgt voor samenhangende resultaten. Een valide survey resulteert in nauwkeurige informatie. Afhankelijk van de doelstelling van het onderzoek is het van belang om de methode te kiezen die het meest samenhangend en nauwkeurig is. Een pilot test en focusgroepen zouden bij deze keuze kunnen helpen.
Daarnaast kan de afweging gemaakt worden betreft de bruikbaarheid van de resultaten. De resultaten hebben alleen nut als het onderzoek valide is en als de survey methode degene is die de gebruikers van de resultaten zien als de juiste. Sommige onderzoekers die de resultaten gebruiken, hebben namelijk sterke voorkeuren.
Bovendien moet er worden gekeken naar de kosten. Online surveys kosten bijvoorbeeld veel geld als er computerexperts en computers moeten worden ingeschakeld. Dit type survey dient ook extra onderzocht te worden, zodat het onder andere vrij is van fouten in het systeem. Bij face-to-face en telefonische interviews zijn er getrainde interviewers nodig. Ook dit kan veel geld kosten. Het is altijd belangrijk om minstens twee vormen van survey administratie achter de hand te hebben zoals online of e-mail. Dit is om de respons rate te verhogen.
Verder kan er gedacht worden aan de/het:
- Snelheid dataverzameling;
- Te verwachten respons;
- Te verwachten vertekening (bias);
- Sampling frame (beschikbaarheid, kwaliteit);
- Complexiteit van de enquête;
- Eventueel beeld- of videomateriaal;
- Eventuele aanwezigheid van gevoelige vagen/onderwerpen;
- Kans op item non-response (onbeantwoorde vragen);
Vergelijking van survey types – zie bijlage – tabel 1
Surveys worden voornamelijk gebruikt om data te verzamelen over gezondheid en sociale, economische en politieke vraagstukken. Het doel van een survey is om het specifieke te generaliseren, zodat het onderzoek voor algemeen gebruik geldig is. Er is wel enige speelruimte met een survey om aan specifieke behoeften te voldoen. Desondanks is het bij onderzoeken die gericht zijn op de generaliseerbaarheid van belang om heel nauwkeurig en streng te werk te gaan.
Hoofdstuk 2: De survey
De inhoud oftewel de boodschap
Indien de survey de beste methode is om data te verzamelen, is het belangrijk om te beslissen wat de inhoud van de survey is of welke onderwerpen er in voorkomen. Om de inhoud van een survey te selecteren, moeten er termen worden gedefinieerd en vastgesteld. Daarnaast moet er duidelijk worden welke data er nodig is en mogelijk is om te verkrijgen door het vragen aan respondenten via een survey.
Definiëren
Definities worden vaak gegeven als het gaat om menselijk gedrag en gevoelens, zoals de term zelfvertrouwen. Een definitie kan worden verkregen door eerdere definities uit de literatuur te gebruiken, maar kan ook zelf worden vastgesteld door de onderzoeker. Bij dit laatste speelt het gevaar dat mensen niet overtuigd zijn en/of de definitie niet valide genoeg vinden. Het is bijna altijd de beste keuze om een al geaccepteerde definitie te gebruiken en, als het mogelijk, is een bestaande, al geteste survey. Elke survey bestaat uit onder anderen het definiëren van termen. Sommige begrippen, hoe bekend dan ook, kunnen namelijk op verschillende manieren worden geïnterpreteerd.
Uitgangspunten
Wat belangrijk is bij het maken van een survey is dus de juiste informatie selecteren. De vraag die de onderzoeker zichzelf moet stellen is daar: Welke informatie wil ik hebben en moet ik daarom zeker verzamelen? Daarnaast is het daadwerkelijk verkrijgen van informatie van belang. Als een onderzoeker niet zeker is dat de benodigde informatie verzameld kan worden, moet of het onderwerp geschrapt worden of een andere manier van dataverzameling gebruikt worden. Tot slot mag een goede survey geen informatie vragen die niet nodig is. De inhoud van de survey kan van invloed zijn op de opvattingen en verachtingen van de respondenten. Door onnodige vragen kunnen de respondenten op het verkeerde been worden gezet.
Open vragen
Een survey kan bestaan uit open en gesloten vragen. Bij het beantwoorden van een open vraag betekent het dat de respondent zelf een antwoord kan vormen door middel van eigen woorden. Een voordeel hiervan is dat de onderzoeker een beeld krijgt van de meningen/gevoelens van de respondent. Een nadeel is dat open vragen moeilijk te interpreteren zijn, omdat antwoorden vaak uiteenlopen en daardoor moeilijk te vergelijken zijn. Dit kan problemen veroorzaken bij het coderen.
Een manier om open vragen te maken is op de LB/LL manier. Op deze manier verzamel je informatie wat respondenten het best vinden aan het product/dienst (LB: like best) en wat ze het minst goed vinden (LL: like least). De LB/LL manier verloopt in drie stappen. Allereerst is moet er gevraagd worden naar een lijst van wat goed is en wat slecht is, bijvoorbeeld “noem ten minste een ding die je goed vond, maar niet meer dan drie, die je het leukst vond aan de cursus”. Vervolgens moeten er aan de hand van de antwoorden categorieën gemaakt worden. De antwoorden moeten dan weer gecodeerd worden aan de hand van die categorieën, door te kijken in welke categorie het antwoord valt. De derde stap om het aantal antwoorden per code te tellen. Daarna kunnen van deze gegevens bijvoorbeeld percentages gemaakt worden.
Gesloten vragen
Vaak wordt er voor gesloten vragen, met name multiple choice, gekozen bij surveys, omdat deze efficiënter en betrouwbaarder zijn dan open vragen. De efficiëntie van gesloten vragen komt doordat deze vragen makkelijker te gebruiken, te interpreteren en te analyseren zijn. Omdat de vragen gelijkmatige data verzamelen (bij multiple choice zijn bijvoorbeeld alleen A, B en C de antwoordmogelijkheden), zijn de gegevens betrouwbaarder. Een nadeel van gesloten vragen is echter dat ze lastiger te zijn voor te bereiden, omdat elke respondent ze op dezelfde manier moeten interpreteren en alle relevante keuzes aanwezig moeten zijn.
Er zijn een aantal regels voor het maken van gesloten vragen:
1. Elke vraag moet betekenisvol zijn voor de respondent;
2. Gebruik standaard taalregels;
3. Maak de vragen concreet;
4. Vermijd woorden/zinnen die vertekening kunnen opleveren;
5. Let op eigen vertekening/vooroordelen in de vragen;
6. Wees voorzichtig bij het vragen van persoonlijke informatie. Bij gevoelige vragen gaat de voorkeur vaak uit naar een gesloten vraag, omdat dit minder persoonlijk is en minder specifiek is;
7. De vragen moeten eenduidig zijn.
Waarderingsschalen
In vragenlijsten komen ook waarderingsschalen voor. Waarderingsschalen zorgen ervoor dat respondenten het item dat gewaardeerd wordt in een bepaalde categorie of langs een continuüm kan plaatsen. Er zijn drie soorten schalen: categorische schaal, ordinale schaal en numerieke schaal. De categorische ofwel nominale schaal geeft de respondenten weer in groepen waar ze toe behoren. Voorbeeld: omcirkel man of vrouw.
De ordinale schaal plaatst de respondent zijn/haar antwoord op volgorde van belangrijkheid. Voorbeeld: respondent economische status van hoog aflopend naar laag. Een veel gebruikte ordinale schaal is de Likert schaal. Dit is een 5-puntschaal met de waarden: zeer oneens, oneens, niet oneens of eens, eens, zeer eens.
De numerieke schaal heeft twee vormen: discreet en continue. Een discrete schaal geeft een precies nummer weer. Bij een discrete schaal is een voorbeeldvraag: Hoeveel glazen alcohol heeft u genuttigd? Een continue schaal is terug te vinden op een continuüm. Hierbij is een voorbeeldvraag: Wat is u bloeddruk __/__ mm? Deze data kan bijna alle numerieke waarden hebben
Bij het gebruiken van de schalen waarin gerangschikt moet worden, is het wel van belang dat de respondenten in de positie moeten zijn dat het rangschikken ook daadwerkelijk kan. Als de vraag bijvoorbeeld gaat om het rangschikken van hun mening over restaurants in New York, kunnen deze gegevens alleen nauwkeurig zijn als de respondenten daadwerkelijk daar persoonlijke ervaring mee hebben.
Om de nauwkeurigheid te verbeteren, kan er ook gebruik worden gemaakt van een checklist. Checklists worden gebruikt om een serie van antwoorden aan de respondenten voor te leggen. Deze laten de respondenten nadenken over antwoorden die ze eventueel over het hoofd zouden zien.
Online surveys
Bij online surveys is er bijna altijd sprake van zelf-geregistreerde vragenlijsten. De vragen die via een online survey worden gesteld zijn, kunnen door middel van kleur en afbeeldingen aantrekkelijker gemaakt worden. Daarnaast kunnen ze hierdoor gemakkelijker te begrijpen zijn. Het is echter niet de bedoeling om in het gebruik van kleuren en afbeeldingen door te slaan, omdat dat erg afleidend kan zijn.
De keuzelijst ofwel drop-down list is een unieke vorm van een vraag voor online surveys. Het werkt ruimtebesparend als er veel antwoordmogelijkheden zijn, bijvoorbeeld als er gevraagd wordt naar het land waar de respondent zich bevindt. Deze vorm wordt vaak gebruikt om de tijd van de respondent te besparen en om zeker te zijn van een standaardisatie van de antwoorden.
Schalen
De additieve schaal combineert gegevens om een resultaat weer te geven. De individuele antwoorden worden samen genomen. Om een additieve schaal te produceren, moeten de vragen en antwoordschalen in de eerste plaats goed zijn. Er moet namelijk bewezen worden dat respondenten die hoog scoren in werkelijkheid verschillen met mensen die laag scoren met betrekking tot elk item. Anders mogen de gegevens bijvoorbeeld niet bij elkaar worden opgeteld. De drie meest gebruikte additieve schalen zijn: differentiële schaal, gesommeerde schaal en cumulatieve schaal.
Een differentiële schaal maakt onderscheid in hoeverre respondenten het eens of oneens zijn met de theorie of het onderzoek. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de mediaan en de standaardafwijking.
Een gesommeerde schaal geeft aan hoe de antwoorden van de respondenten opgeteld zijn. De antwoorden hebben ieder een getal zoals +1 0 en -1. Op deze manier kunnen alle antwoorden gezamenlijk een getal vormen.
Hoofdstuk 3: Praktische zorgen van de survey
Lengte
De lengte van een survey verschilt en dit ligt aan de hoeveelheid vragen die er nodig zijn om de resultaten zo betrouwbaar mogelijk te maken. Ook ligt het aan de respondenten zelf: hoeveel tijd hebben ze er voor over en hoeveel tijd willen en kunnen ze ongeveer aan de survey besteden.. Jonge kinderen hebben bijvoorbeeld een korte concentratieboog, dus voor hen zou de voorkeur uitgaan naar een kortdurende survey.
Bovendien is het belangrijk om over de lengte van de survey na te denken betreft de kosten. Een persoonlijk interview van 10 minuten is namelijk goedkoper dan een persoonlijk interview van 20 minuten.
Het in orde krijgen van de survey
Alle surveys bestaan uit een introductie met een eerste set van vragen die gerelateerd is aan de topic ofwel het onderwerp. Respondenten reageren soms beter als de eerste vragen objectief worden gesteld.
Vervolgens moet er gedacht worden aan de volorde van vragen. Hierbij zijn een aantal uitgangspunten gesteld:
1. Vragen moeten in een volgorde van meest herkenbaar naar minst herkenbaar gesteld worden;
2. De vragen moeten op een goede tijdsvolgorde worden geplaatst;
3. Alle vragen moeten onafhankelijk van elkaar kunnen worden gezien;
4. Relatief makkelijke vragen moeten aan het eind van de survey worden gevraagd;
5. Items die veel op elkaar lijken moeten vermeden worden;
6. Gevoelige vragen moeten in het midden van de survey gesteld worden;
7. Vragen moeten in een logische volgorde worden gesteld, dus het moet niet het geval zijn dat er bijvoorbeeld een vraag is over het ene onderwerp, vervolgens een vraag over een ander onderwerp en dan weer een vraag over het eerste onderwerp.
Indeling van de vragenlijst
In een zelf-geregistreerde survey moet ook gelet worden op de opmaak. Deze moet genoeg ruimte hebben voor de antwoorden van de respondenten.
Soms wordt er ook gebruik gemaakt van vragen met vertakkingen. Voorbeeld: Doet u aan sport? a. Nee (ga door naar vraag 5) b. Ja (ga verder met de opvolgende vragen). Deze zogenoemde skip patronen worden door veel surveyexperts vermeden, omdat ze verwarring bij respondenten kunnen oproepen. Respondenten kunnen bijvoorbeeld per ongeluk belangrijke vragen overslaan, waardoor ze niet het overige gedeelte van de survey niet op een goede manier kunnen afmaken. Bij online surveys is het skippen van vragen wel effectief, omdat de software zo gestuurd kan worden dat de respondent automatisch wordt geleid door de survey.
Interviews
Interviewers moeten allereerst een goede training krijgen voordat ze aan een interview beginnen. De volgende punten, die benadrukt moeten worden bij de trainingen, kunnen helpen bij het houden van surveys:
1. Verklarende introductie. Maak een verklarende introductie waaruit blijkt wie het interview houdt, waarom het interview gehouden wordt, waarom de respondent is opgeroepen en geef aan dat de antwoorden in vertrouwen worden behandeld;
2. De belangrijkheid van de survey aangeven. Als de belangrijkheid van de survey duidelijk wordt, zal de respondent eerder geneigd zijn om goed mee te werken;
3. Zorg ervoor dat je als interviewer flexibel bent en dus als het moet vragen herhaald en dergelijke;
4. Interview mensen alleen, want de aanwezigheid van een extra persoon kan afleidend werken;
5. Indien er gebruik wordt gemaakt van een geprint interview survey, moet de onderzoeker er zeker van zijn dat de vragen gesteld worden zoals in het interview schema vermeld is.
6. De interviewers moeten alle gegeven instructies opvolgen en toepassen in het interview.
Om zeker te zijn dat de onderzoeker de meest nauwkeurige data krijgt, is het daarnaast van belang om interviews te controleren. Interviewers dienen eenzelfde manier vragen te stellen om zo consistent mogelijke resultaten te verkrijgen. Verder is het belangrijk dat een interviewer luid en duidelijk spreekt.
Ook is het soms een goed idee om interviewers te selecteren die vergelijkbaar zijn met de respondenten. Bij een interview over jonge rokende meisjes zou de onderzoeker bijvoorbeeld een interviewer kunnen nemen die ook een jonge vrouw is.
Kwaliteit van de survey
Een betrouwbare survey geeft een consistente meting van de belangrijke karakteristieken weer zonder de externe invloeden erbij op te nemen. Een manier om een valide, betrouwbare survey te verkrijgen, is om een eerder gemaakte survey te gebruiken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van onderzoeksliteratuur. Daarnaast is het van belang om een pilot test te doen, zodat er gekeken kan worden naar het omvatten van alle onderwerpen en naar het wel of niet aanwezig zijn van voldoende antwoordmogelijkheden.
Gelijkwaardige betrouwbaarheid kan worden bereikt door twee of meer vormen van dezelfde survey aan dezelfde groepen, waarbij er random is geselecteerd en toegewezen, uit te delen. Op deze manier kunnen de scores met elkaar worden vergeleken. Als deze goed overeenkomen kan de survey als betrouwbaar worden gezien.
Een soortgelijke meting met oog op de stabiliteit heet de test-hertest betrouwbaarheid. Eenzelfde groep wordt onder twee verschillende situaties vergeleken en vervolgens wordt er aan de hand van de samenhang gekeken of er een effect te vinden is.
Een andere meting van betrouwbaarheid is of de vragen intern consistent zijn betreft bijvoorbeeld het meten van eigenschappen en gedrag. Deze interne consistentie meet men door de berekening van Cronbachs alpha te gebruiken.
Bij een survey zijn er verschillende vormen van validiteit. Van voorspellende validiteit is sprake als de survey een individuele kwaliteit voorspelt door de respondent een taak te laten uitvoeren of bepaald gedrag uit te lokken.
Concurrente validiteit betekent dat de survey wordt vergeleken met een bekende en geaccepteerde meting.
Een survey bevat contente validiteit indien de items oftewel vragen de karakteristieken/attitude vertegenwoordigen die ze van plan zijn te meten.
Tot slot wordt de construct validiteit behandeld. Dit is het geval als de survey een construct meet oftewel of het gedrag aansluit bij het construct van de survey. Deze vorm van validiteit is vaak pas naar jaren van experimenteel onderzoek vast te stellen.
Om bolster validiteit te bereiken moeten alle relevante onderwerpen en vragen in de survey worden opgenomen.
Pilot test
Het doel van een pilot test is om erachter te komen of de survey de benodigde informatie test, of de vragen duidelijk zijn voor de respondenten, of de informatieverzamelaars in staat zijn om de survey goed in te administreren, of de procedures gestandaardiseerd zijn en hoe consistent de verkregen informatie is.
Er zijn verschillende basisregels voor een goede pilot test van een survey. Allereerst is het belangrijk om de actuele omstandigheden waarin de survey zal plaatsvinden, na te gaan en te bedenken hoe je als onderzoeker hier het beste mee om kunt gaan. Vervolgens kunnen er bepaalde delen van de survey op informele wijze worden uitgeprobeerd. Daarnaast kan ook een alternatief voor de vorm van de survey getest worden, dus een face-to-face interview in plaats van een telefonisch interview. Een derde richtlijn draait om het kiezen van vergelijkbare respondenten aan de respondenten die uiteindelijk de survey zullen maken, dus respondenten van dezelfde leeftijd. Probeer bovendien zoveel mogelijk mensen mee te nemen als redelijk is. Tot slot is het van belang om de antwoorden van vragen te checken. Hierbij kan gekeken naar een fout in het beantwoorden van vragen - zoals bij een multiple choice twee aangekruiste keuzes, verschillende antwoorden op vergelijkbare vragen en geschreven opmerkingen in de marges van surveys waarbij geschreven moet worden.
Ethiek, privacy en discretie
Veel mensen zijn achterdochtig als het gaat om invullen van een survey. Respondenten zijn bang dat de informatie op een verkeerde manier wordt gebruikt of in de verkeerde handen terecht komen. De maker van de survey moet ervoor zorgen dat respondenten weten dat de gebruikte informatie in goede handen is. Ethische overwegingen kunnen het individuele recht op privacy of anonimiteit beschermen. De onderzoeker mag bijvoorbeeld geen persoonlijke informatie zoals het adres en de achternaam – ook al is het gecodeerd en dergelijke – gebruiken.
In een survey moet(en):
1. De procedures en doelen duidelijk worden weergegeven;
2. Een beschrijving van de gevaren en voordelen;
3. Een aanbod om navragen van respondenten te beantwoorden;
4. Een instructie waarin aangegeven wordt dat de respondent vrij is om af te zien van de survey op welk moment dan ook.
Een survey heeft vaak aan het begin een soort van toestemmingsvorm (informed consent). Deze geeft respondenten de keuze om wel of niet door te gaan met de survey. In het consent staat onder anderen het doel, de procedures, een eventuele betaling en de voor- en nadelen van de survey, zoals eventuele potentiële risico’s. Als onderzoekers van plan zijn om de survey vertaald in andere landen af te nemen, is het handig om assistentie van mensen aan te nemen die de taal vloeiend spreken voor zowel het vertalen van de survey als het afnemen van de pilottest.
Hoofdstuk 4: Toetsen
Steekproef en response rate
De vraag die vaak gesteld wordt bij een survey is: moet iedereen in de survey worden opgenomen of neemt men een steekproef (sample)? Dit ligt aan hoe snel de survey nodig is, de hoogte van betrouwbaarheid, of een groep buitengesloten is of niet en of er wordt gekeken naar de financiële en technische bronnen.
Om de response rate te verhogen moet de makers van de survey ervoor zorgen dat de survey simpel is in te vullen. Statistische methoden kunnen meebeslissen hoeveel personen in de survey opgenomen moeten worden.
Er zijn een aantal vragen die moeten worden gesteld bij het maken van een steekproef:
1. Hoe snel is de data nodig?
2. Wat voor type survey is gepland?
3. Wat zijn de bronnen?
4. Hoe geloofwaardig zullen de bevindingen zijn?
5. Hoe vertrouwd is men met sampling methoden?
Een steekproef kan worden geselecteerd op twee manieren: random en gemak (convenience). Bij een random steekproef wordt objectief geselecteerd. Een gemakkelijke steekproef selecteert mensen op de feiten of ze beschikbaar zijn en of ze bereid zijn om mee te doen. Er is hier dus geen sprake van met objectiviteit selecteren, aangezien niet elke persoon een gelijke kans heeft om mee te doen. Er zijn immers voorwaarden gesteld.
Random steekproeven
Er zijn verschillende random steekproeven ofwel kanssteekproeven: een simpele random steekproef, een gestratificeerde steekproef, een simpele geclusterde steekproef en een gestratificeerde clustersteekproef.
Een simpele random steekproef is een steekproef waarin elke persoon evenveel kans heeft om in een groep te komen. Dit is de simpelste manier van steekproeftrekking en er zijn veel hulpmiddelen beschikbaar die helpen bij de steekproeftrekking. Een nadeel is dat deze soort steekproef niet in staat is om eventueel groepen te maken, bijvoorbeeld een steekproef van 60% mannen en 40% vrouwen.
Bij een gestratificeerde random steekproef wordt de populatie eerst verdeeld in subgroepen, zoals in mannen en vrouwen, en vanuit elke strata/groep wordt een steekproef genomen. Deze strategie homogeniseert groepen en is daarom preciezer dan een simpele steekproef. Daarentegen kost deze steekproef wel meer tijd en moeite dan de simpele steekproef.
Daarnaast is er een simpele geclusterde random steekproef. In deze methode wordt de bevolking in natuurlijke of vooraf gedefinieerde clusters of groepen georganiseerd. Vanuit deze clusters worden er random mensen geselecteerd. Voordelen hiervan zijn dat het de administratie van de survey vergemakkelijkt en dat deze manier van steekproeftrekken helpt bij een situatie waarin het selecteren van individuen lastig en/of onethisch is. Het interpreteren en analyseren van de gegevens is echter wel heel complex. Als onderzoeker wil je namelijk conclusies trekken op individueel niveau, maar de steekproeftrekking is op clusterniveau.
Tot slot behandelen we de gestratificeerde cluster random steekproef, die ook wel een systematische steekproef wordt genoemd. Hierbij worden eerst subgroepen gevormd en vanuit die subgroepen wordt er vanuit de clusters respondenten random geselecteerd. Er worden vaak lijsten met mensen gebruikt om de steekproef te trekken. Een voorwaarde voor een objectieve systematische steekproef is dat de lijst van de potentiële respondenten vrij moet zijn van eventuele vertekening. Het kan namelijk zijn dat er een patroon zit in de lijst zelf.
Convenience steekproeven
Een gemakkelijke (convenience) steekproef maakt gebruik van respondenten die toegankelijk zijn en de survey willen maken. Een nadeel hiervan is dat respondenten de survey daardoor positiever invullen of de survey invullen hoe ze denken dat de surveillant het wil. Deze strategie is niet objectief en heet een niet-random steekproef.
De standaard convenience technieken zijn: de sneeuwbalsteekproef, de quotasteekproef, focusgroepen en panelgroepen.
Bij de sneeuwbalsteekproef wordt de survey via-via bekenden, kennissen, familie, vrienden aan elkaar uitgedeeld. De groep die de survey heeft gedaan regelt respondenten om zich heen die deze weer invullen.
De quota steekproef wordt gedaan aan de hand van een groep die opgedeeld is in subgroepen waar op specifieke variabelen wordt gelet (bijvoorbeeld sekse of leeftijd). Deze variabelen worden na de survey gevraagd aan de respondent of ze worden vooraf al aangegeven bij de interviewer zodat deze weet waar hij/zij op moet letten.
Bij focusgroepen krijgt een groep specifieke vragen over een bepaald onderwerp. Het zijn groepen van 10 tot 20 mensen.
Bij panelgroepen wordt een groep van respondenten bij elkaar gezet om een oordeel/mening te geven over een bepaald onderwerp. Deze respondenten kunnen ook deskundigen op het gebied betreffen.
Grootte van de steekproef
Naast het kiezen van de type steekproef en het samenstellen van een lijst met potentiële respondenten, wat overigens een moeilijke opgave is, is het van belang om na te denken over de grootte van de steekproef. Bij sommige surveys is er namelijk een groep nodig, maar bij andere surveys is het juist van belang om twee groepen te hebben om deze bijvoorbeeld met elkaar te vergelijken.
Bij de grootte van de steekproef moet er ook gedacht worden aan de zogenoemde standard error. Dit is een statistieke term die gebruikt wordt om steekproeffouten te beschrijven. Deze steekproeffouten bestaan, omdat onderzoekers vanuit grote populaties selecteren en de steekproef zelf vaak iets verschilt van deze populatie. Deze fouten kunnen wel onder controle gehouden worden, maar niet helemaal verwijderd worden. Over het algemeen geldt dat hoe groter de steekproef, des te minder standaardfouten er ontstaan. Er moet wel onthouden worden dat niet alle fouten van steekproeven komen.
Statistieke methodes
Elke vraag uit een survey heeft zowel afhankelijke als onafhankelijke variabelen. Onafhankelijke variabelen worden gebruikt om de afhankelijke variabelen te voorspellen of te verklaren. Afhankelijke variabelen zijn bijvoorbeeld gedragingen, attributen, houdingen en kennis die de survey meet.
Wanneer er gebruikt wordt gemaakt van twee groepen bij een steekproeftrekking,is het allereerst belangrijk om de subgroepen te identificeren. Daarna kan het type survey worden gekozen en de benodigde dataverzameling geïdentificeerd worden. Vervolgens moeten de middelen van de survey gecheckt worden en kan de survey gepland worden. Tot slot kan de grootte van de steekproef worden berekend.
Bij het bepalen van de steekproefgrootte met twee groepen kunnen vijf vragen ter indicatie helpen. Allereerst de vraag wat de wat de nulhypothese (H0) is. Dit is een statement waar het gemiddelde in de scores tussen de twee groepen gelijk is.
De tweede vraag draait om het gewenste significantieniveau in verband met de nulhypothese. Het significantieniveau kan berekend worden aan de hand van alpha. Als er verschillen zijn gevonden tussen twee groepen, maar in werkelijkheid verschillen de twee groepen niet, dan wordt dit een alpha error ofwel type I error genoemd. Indien er geen verschillen zijn gevonden tussen groepen, maar in werkelijkheid is er wel verschil, dan wordt dit een beta error of een type II error genoemd.
De derde vraag gaat om de hoeveelheid kans dat er moet zijn bij het detecteren van een werkelijk verschil. Als onderzoeker wil je de bèta zo hoog mogelijk hebben. De bèta is de waarschijnlijkheid dat de verwachting verworpen of juist geaccepteerd moet worden.
De vierde vraag is welke verschillen tussen de gemiddeldes belangrijk zijn. De uitkomsten kunnen helpen met het beslissen hoeveel verschil er ontdekt moet worden tussen de twee groepen.
Tot slot is de vijfde vraag die kan helpen wat een goede schatting van de standaarddeviatie is in de populatie. De standaarddeviatie is een maat die het verschil tussen de gegevens van de persoon en het gemiddelde meet. Hieronder staat een formule voor het berekenen van de steekproefomvang door de gemiddeldes van twee onafhankelijke groepen te vergelijken.
Bij deze formule is µ1 - µ2 de omvang van het verschil tussen de twee groepen. Zα heeft de hoogste waarde in een normaalverdeling en Zβ de laagste.
Om statistieke termen als steekproefgrootte, effectgrootte en power te gebruiken, is het raadzaam om hierbij een expert te betrekken. De effectgrootte is het verschil in gemiddeldes gedeeld door de standaarddeviatie.
Response rate
Acht tips om de respons rate te verhogen:
1. Ken de respondenten en stel vragen op hun in;
2. Gebruik getraind personeel om respondenten te werven;
3. Neem een grotere groep respondenten zodat uitval de steekproef grootte niet beïnvloedt;
4. Gebruik een onderwerp die respondenten interesseert;
5. De gegevens van de survey moeten vertrouwelijk/anoniem blijven;
6. Stuur herinneringen naar respondenten die nog niet hebben gereageerd
verschillende opties geven zoals via internet of papier etc.;
7. Cadeautjes of geld geven;
8. Vertel de respondenten wat er met de gegevens gebeurd.
Hoofdstuk 5: Survey ontwerp
Een survey design verschilt van ontwerp en dit ligt aan frequentie, volgorde en de hoeveelheid groepen die meedoen.
Een cross-sectioneel design laat zien hoe zaken op dit moment zijn. Dit onderzoek kent geen herhalingen en wordt op een tijdsmoment gedaan. Deze surveys zijn makkelijk in gebruik, maar op het moment dat er dingen veranderen, zijn de resultaten meteen verouderd.
Longitudinale surveys zijn er voor om veranderingen weer te geven over tijd. Ze worden soms time-series designs genoemd. In dit design is te zien dat het onderzoek meerdere keren herhaald wordt en meerdere tijdsmomenten kent. Het onderzoek geeft dus veel informatie weer over bepaalde veranderingen. Een probleem is dat respondenten in de loop der tijd uit kunnen vallen, tenzij ze heel gemotiveerd zijn.
Survey designs met vergelijkingsgroepen
Als respondenten random over groepen zijn verdeeld ofwel toegewezen dan is er sprake van een zuiver experiment. Echte experimenten zijn gerandomiseerde, gecontroleerde testen. Wat vaak gedaan wordt bij echte experimenten is dat de proefpersonen en de experimentator blind worden gehouden (double blinding). Dit betekent dat zowel de proefpersoon als de experimentator niet weet in welke groepen deze opgedeeld worden: de controle of de experimentele groep.
Quasi-experiment designs zijn groepen respondenten die zowel vrijwillig of voor het gemak zijn geselecteerd. Deze designs zijn dan ook niet random.
Andere survey designs
Bij een normatieve survey design worden ook groepen met elkaar vergeleken. In dit geval wordt echter een groep vergeleken met bestaande gegevens en dus niet met bijvoorbeeld een controlegroep zoals de voorgaande designs. Deze normatieve designs hebben lagere kosten en nemen minder tijd in beslag dan andere vergelijkingsdesigns.
Een case controle design worden groepen of individuen geselecteerd als ze wel (the case) of niet (de controle) de conditie hebben die wordt bestudeerd. Deze groepen worden dan vergeleken met betrekking tot bestaande groepen of vroegere attitudes, gewoontes en overtuigingen. De designs worden vaak gebruikt als er een specifieke hypothese onderzocht wordt. Hierbij zijn twee groepen nodig: de case en de controle. Een voorbeeld hiervan is of er een connectie bestaat tussen longkanker en rookgewoontes. De zwakheid van dit design is dat de twee surveygroepen wellicht niet gelijk zijn, ondanks de manier van selecteren of matchen. Dit komt doordat het onmogelijk is om alle eigenschappen te controleren die mogelijk de conditie beïnvloeden.
Survey design validiteit
Valide survey informatie komt vanuit betrouwbare en valide survey instrumenten (meting validiteit) en in welke context de survey wordt genomen (design validiteit).
Interne validiteit
De bedreigingen van een survey op de interne validiteit:
1. Selectie van de participanten: twee groepen die teveel van elkaar verschillen. Ze zijn niet goed gerandomiseerd of helemaal niet gerandomiseerd;
2. Onvoorziene omstandigheden die zich voordoen tijdens de survey;
3. Proces van ouder worden: als je respondenten over een langere tijd onderzoekt, groeien ze zowel mentaal als fysiek op;4. Het toetsen zelf: respondenten hebben na een verloop van tijd door dat het gaat om een survey en geven dezelfde antwoorden;
5. Er treden veranderingen op in de manier van vragen of instrumentatie die gebruikt wordt bij de survey;
6. Statistische regressie treedt op als er sprake is van extreme uitkomsten;
7. Attrition treedt op als respondenten besluiten de survey niet af te maken en daarom vallen er resultaten weg wat zorgt voor een bias van de uitkomsten;
Externe validiteit
De bedreigingen van een survey op de externe validiteit:
1. Interactie effecten: hierbij beïnvloeden externe factoren de survey en dit zorgt ervoor dat de onderzoeker denkt dat er een causaal verband is gevonden, maar dat dit eigenlijk komt door de externe variabele. Deze heeft een vertekening op het gehele onderzoek;
2. Reactief effect van experiment: de survey heeft een vertekend effect op de respondent. Deze vult de survey in op een manier dat hij/zij denkt dat deze moet ingevuld worden. Ze worden door de survey beïnvloed.;
3. Het hawthrone effect: een effect wat optreedt als de respondent weet dat hij in een experiment zit;
4. Interventie door meerdere programma's: een vertekening ontstaat als respondenten aan andere activiteiten meedoen die complementair zijn aan de betreffende survey. Daarnaast kan vertekening ontstaan doordat onder de participanten een hoogleraar meedoet, die het onderzoek doorheeft.
Hoofdstuk 6: Analyseren en organiseren van data
Het kiezen van een statistische test is van belang voor het uitzoeken of data categorisch of continue zijn. Door het kiezen van de schaal bepaal je of de data categorisch of continue zijn.
Om survey’s respondenten en antwoorden te beschrijven wordt er gebruik gemaakt van descriptive statistics. Deze geven korte samenvattingen weer van de steekproef en de respons van de vragen. Descriptive statistics geven frequenties, centrummaten en spreidingsmaten weer.
Frequenties geven nummers en percentages van de respondenten en de antwoorden. Zo kan bijvoorbeeld duidelijk gemaakt worden hoeveel van de respondenten man is en hoeveel vrouw.
Bij centrummaten wordt gekeken naar het gemiddelde, de mediaan en de modus. Het gemiddelde is de som van alle waarden, gedeeld door het aantal respondenten. De mediaan is de middelste waarneming na rangordening van de data van hoog naar laag. Het is de waarde waarbij 50% of meer bereikt is in de frequentietabel. De modus is de waarde die het meest voorkomt.
Spreidingsmaten geven metingen als de variantie, standaarddeviatie en de range weer. De variantie is de gemiddelde kwadratische afwijking ten opzichte van het gemiddelde oftewel de standaarddeviatie in het kwadraat. De standaarddeviatie is namelijk de gemiddelde afwijking van het gemiddelde. Met de range wordt het bereik bedoeld, dus het verschil tussen de hoogste en laagste waarden.
Bovendien geven descriptive statistics de correlatie en regressie weer. Gecorreleerde data wil zeggen dat er een relatie bestaat tussen de data. Correlaties hebben een bereik van +1 (perfecte positieve correlatie) tot -1 (perfecte negatieve correlatie). De correlatiecoëfficiënt wordt aangeduid met r en wordt afgerond op twee decimalen. Er kan ook sprake zijn van een rangorde correlatie. Dit kan gemeten worden aan de hand van de Spearman's rho die berekend kan worden bij categorische of ordinale schalen.
Bij regressie worden correlaties gebruikt als basis voor het voorspellen van een waarde van een variabele uit de andere variabele. Bij een meervoudige regressie worden meerdere voorspellers berekend.
Let op: Correlaties kunnen gebruikt worden om verbanden tussen variabelen weer te geven, maar ze zijn niet bruikbaar voor het vaststellen van een oorzakelijk verband.
Bovendien kunnen via descriptive statistics kruistabellen worden weergegeven, waardoor verschillen en/of overeenkomsten tussen twee variabelen zichtbaar worden.
Statistieke verschillen
Door deze analyses kunnen de verschillen in statistiek opzicht worden weergegeven. Zo kan bijvoorbeeld verondersteld worden of de hypothese uitkomt, zoals de nulhypothese. De nulhypothese wordt gebruikt om te kijken of de respondentgroepen gelijk aan elkaar zijn. Deze wordt verworpen als het afwijkt van het significantieniveau. Bij een significantieniveau van 0,05, gaat de onderzoeker er vanuit dat 5 van de 100 keer de nulhypothese verworpen wordt, terwijl het in feite klopt (alpha error). Als de nulhypothese wordt verworpen voor een alternatieve hypothese en de resultaten niet hebben plaatsgevonden bij toeval, dan zijn de resultaten statistisch significant.
De kracht van een statistieke test is de mogelijkheid dat de test de nulhypothese zal verwerpen. Hoe hoger de mogelijkheid dat de nulhypothese wordt verworpen, des te kleiner wordt de bèta error. De kracht is dus gelijk aan 1 - bèta. Ook de effectgrootte kan berekend worden om de significante verschillen te bepalen.
Survey-onderzoekers die geïnteresseerd zijn in verschillen tussen groepen, maken vaak de verschillen duidelijk door het gebruik van betrouwbaarheidsintervallen ofwel confidence intervals (CI's). Een CI is een schatting van een populatievariabele zoals een gemiddelde, maar wordt beschreven binnen een interval of bereik.
Weergave van verschillen
Er zijn diverse methodes om verschillen weer te geven. De chi-kwadraat test bijvoorbeeld de hypothese door de sterkte van verbanden weer te geven. De test wordt gebruikt met nominale ofwel categorische data.
Ook de t-test wordt gebruikt om verschillen weer te geven. Met deze test kunnen gemiddeldes van twee groepen worden vergeleken. Door deze vergelijking kan worden vastgesteld of de verschillen echt zijn en dus niet bij toeval zijn ontstaan.
De Mann-Whitney U Test maakt het mogelijk om twee onafhankelijke groepen te vergelijken, wanneer deze niet te vergelijken zijn aan de hand van de t-test. De steekproefgrootte is dan wellicht te klein. Het is een test betreft de gelijkheid van de medianen.
ANOVA is een methode die gemiddeldes die bereikt zijn door twee of meerdere groepen test.
Risico's en kansen (risks and odds) worden gebruikt om te beschrijven wat de waarschijnlijkheid is dat een bepaald resultaat binnen een groep zal plaatsvinden. Ze kunnen daarnaast ook gebruikt worden om groepen te vergelijken.
Analysemethodes
Niet alle data van surveys kan door een statistieke analyse worden geïnterpreteerd. Data kan ook kwalitatief geanalyseerd worden. Dit is echter wel complex, omdat degene die interpreteert de antwoorden van de respondenten moet filteren door zich te verplaatsen in de intenties van de respondent. Vaak zijn er meerdere mensen die interpreteren, zodat er niet vanuit een enkel perspectief wordt bekeken.
Een inhoudsanalyse is een methode waar data kwalitatief wordt geanalyseerd en conclusies worden getrokken. De data zijn bijvoorbeeld open vragen en opmerkingen van respondenten.
De keuze van de beste analysemethode hangt af van de steekproefgrootte, het onderzoeksdesign en de eigenschappen en kwaliteit van de data. Hierbij kunnen zeven vragen worden gesteld:
1. Hoeveel mensen nemen deel aan de survey?
2. Worden er associaties of relaties onderzocht?
3. Worden er groepen vergeleken?
4. Wordt de survey herhaald of niet?
5. Is de data geregistreerd als nummers en percentages of als scores en gemiddeldes?
6. Hoeveel onafhankelijke en afhankelijke variabele zijn er aanwezig?
7. Is de data van hoge kwaliteit?
Het organiseren van data
Het organiseren en managen van survey data is een essentieel deel van de data analyse. Voordat de data kan worden ingevoerd gaat er voorbereiding aan vooraf.
Een voorbeeld van voorbereiding is het maken van een codeboek. Alle codeboeken bevatten beschrijvingen van de vragen, codes en variabelen die geassocieerd zijn met de survey.
Om de betrouwbaarheid in kleine surveys na te trekken is het mogelijk om een steekproef van de data of alle data te hercoderen. In grotere surveys is het belangrijk dat een tweede persoon de data individueel hercodeert. Van belang is dat alle begrippen helder gedefinieerd worden en alle codeurs getraind zijn. Het coderen mag niet teveel van elkaar afwijken. Dit kan getest worden aan de hand van de Kappa. Deze maat maakt gebruik van het overeenstemmingpercentages (Po). Dit is het aantal coderingen waarover de codeurs het met elkaar eens zijn, uitgedrukt in percentages. Bijvoorbeeld: twee codeurs hebben beide tien krantenberichten gecodeerd, acht daarvan hebben ze indezelfde categorie ingedeeld: 8/10 x 100% = 80%.
Pe is het percentage dat je verwacht op basis van toeval. Je verwacht bij Pe eigenlijk geen enkel verband tussen codeur 1 en codeur 2, want dan is het onderzoek betrouwbaarder.
Bij een uitkomst van Kappa van 0,00 - 0,20 is de betrouwbaarheid onbetrouwbaar tot heel laag; van 0,20 - 0,40 is de betrouwbaarheid laag tot matig; van 0,40 - 0,60 is de betrouwbaarheid redelijk tot goed; van 0,60 - 0,80 is de betrouwbaarheid aanzienlijk; van 0,80 - 1,00 is de betrouwbaarheid bijna perfect tot perfect.
Als respondenten sommige vragen vergeten in te vullen, niet willen invullen of als de vragen te verwarrend zijn en de respondenten ze dus niet kunnen invullen, moeten deze als missing data worden opgegeven. Voor onderzoekers is het lastig om te bedenken wat er met de missing data gedaan moet worden. In sommige gevallen kan er worden teruggegaan naar de respondent, maar dit is niet praktisch en het onderzoek wordt hierdoor vertraagd. Een alternatief is om zelf in te vullen wat de respondent wellicht had geantwoord, maar dit doet de betrouwbaarheid van het onderzoek niet ten goede. In een dergelijk programma als SPSS kunnen de missende waardes worden aangegeven en zo worden ze niet meegenomen in de betreffende analyses.
Het invoeren van gegevens
De gegevens van de surveys kunnen worden ingevoerd in programma's zoals SPSS, SAS of Strata. Data van online surveys kunnen automatisch worden ingevoerd in een database. Als de survey niet online is afgenomen, kan de data worden ingescand of met de hand worden ingevoerd. Afhankelijk van de manier van het invoeren van de data, kunnen de antwoorden gecheckt worden voor de validiteit.
Een goede manier van dataverzameling is er een die door iedereen kan worden gebruikt om identieke resultaten te krijgen.
Hoofdstuk 7: Presenteren van de survey resultaten
Het voordeel van het gebruiken van een survey is dat de resultaten aan dehand van de vragen en antwoorden aan de respondent kunnen worden getoond. Er zijn verschillende manieren om de survey resultaten te presenteren. Dit kan via een tabelvorm, een grafiek, een diagram en via foto's.
Tabellen
De meest gebruikte tabellen zijn de samengevatte tabellen die in één oogopslag aangeven waar het om gaat. In de kolommen staan de onafhankelijke variabelen en de rijen de afhankelijke variabelen.
Naast theoretische tabellen zijn er ook visuele tabellen zoals: bardiagrammen en lineaire grafieken. Bardiagrammen geven verschillende informatie in één weer. Lineaire grafieken worden gebruikt voor veranderingen en vergelijkingen binnen groepen.
Voordat de survey resultaten worden gepresenteerd via tabellen moeten er eerst een aantal punten worden afgegaan:
1. Beslis hoeveel kolommen/rijen je toevoegt zodat het wel leesbaar blijft;
2. Tabel moet een titel hebben die het doel weergeeft;
3. Definieer moeilijke termen;
4. Doel van de tabel moet duidelijk zijn;
5. Kolommen zijn onafhankelijk net als groepen en tijd van de survey;
6. Selecteer een tabel design en gebruik het consistent;
7. Presenteer data in een logische orde (de meest gebruikte is van frequent naar minst frequente);
8. De steekproefgrootte moet er in terugkomen.
Grafieken en diagrammen
Taartdiagrammen geven de proportie weer van het geheel dat elke antwoordcategorie hanteert. Het worden ook wel cirkeldiagrammen genoemd.
Staafdiagrammen worden vooral gebruikt om data weer te geven, omdat deze zorgen voor een overzicht van verschillende soorten data.
Lijndiagrammen worden met name gebruikt om een verandering over een bepaalde tijd te laten zien. Daarnaast kunnen ook de verschillen tussen groepen worden vergeleken aan de hand van lijndiagrammen.
Bij deze grafieken helpt het gebruik van kleuren versterkend, omdat op die manier het onderscheid beter te zien is.
Foto's
Tot slot kunnen foto's helpen om het onderzoek te verduidelijken. Een soort stappenplan dat staat op bladzijde 108 van het boek, kan ook helpen om bijvoorbeeld het verloop van het onderzoek overzichtelijk weer te geven.
Het schrijven van resultaten
Er kunnen verschillende zaken worden overwogen om in het verslag voor het onderzoek op te nemen. Allereerst is een abstract is een korte samenvatting van het onderzoek van 150 tot 250 woorden om kort toe te lichten waar het onderzoek overgaat. Hierin worden onder andere de aanleiding, het onderzoeksdesign, de methode, de resultaten en de conclusie kort aangegeven.
Daarnaast kan een samenvatting gegeven worden. Een samenvatting is een destillatie van alle onderdelen van het onderzoek. Dit is ongeveer 3 pagina's lang en duurt ongeveer 5 minuten om te lezen.
Bovendien kunnen er verwijzingen als een inhoudsopgave, een lijst van tabellen en figuren (inclusief benamingen en paginanummers) en een road map beschreven worden. Een road map is een wegwijzer die handig is voor complexe onderzoeken, waardoor duidelijk wordt wat en waar mensen wat kunnen vinden.
In een onderzoek komen veel moeilijke woorden en termen voor. Het is daarom handig om een verklarende woordenlijst aan het verslag toe te voegen. Hierin worden alle moeilijke woorden, begrippen, technische termen, etc. uitgelegd aan de hand van een definitie.
In elk onderzoek is het van belang om de probleemformulering (doel- en vraagstelling), de methode, de resultaten en de conclusie weer te geven. De methode is een beschrijving van zaken als het type survey, de steekproeftrekking, de respondenten, de response rate, de instructies, de meetinstrumenten en de constructie.
Verder zijn de bronnen ofwel referenties van belang waar in het onderzoek naar wordt verwezen. Aan het einde van het verslag kan een bronnenlijst worden toegevoegd, waar alle bronnen op alfabetische volgorde staan ter informatie.
Tot slot kan een appendix worden toegevoegd aan het verslag. Dit is een overzicht van het onderzoek, bijvoorbeeld een literatuurmatrix bij een inhoudsanalyse.
Het verslag moet zo duidelijk en helder mogelijk geschreven worden. Daarnaast moet de onderzoeker uitvoerig zijn in het schrijven en het voorzichtig organiseren Overige schrijftips zijn:
1. Gebruik actieve zinnen
2. Gebruik zinnen in een goede volgorde
3. Maak de tekst leesbaar, niet te complex
De mondelinge verslag
Bij een presentatie moet je ervoor zorgen dat er duidelijk en helder wordt gesproken. Geef het publiek nuttige resultaten.
Het gebruiken van slides is een goed hulpmiddel om de presentatie te ondersteunen. Zorg ervoor dat de slides elk een eigen onderwerp vertegenwoordigen. Zet niet teveel op de slides, de luisteraar kan niet tegelijkertijd ook een lezer zijn.
Mondeling versus geschreven verslag
Mondelinge verslag verschillen van geschreven verslagen op het belangrijke feit dat het bij de mondelinge presentatie gaat om de capaciteit en het vermogen van het bespreken van de details. In een geschreven verslag kan over het algemeen meer informatie dan in een presentatie, omdat de duur daar beperkt is. Wat zowel belangrijk is voor de slides bij de mondelinge presentatie als voor het verslag, is dat over het algemeen het gebruik van alleen maar hoofdletters minder makkelijk te lezen is dan een combinatie, zoals in deze samenvatting.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1153 |
Add new contribution