Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Samenvatting artikelen Risicogedrag & Verslaving

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

1. Adolescent Neurological development and its implications for adolescent substance use prevention

 

Lopez, Schwartz, Prado, Campo en Pantin.

 

 

Een onderzoek naar de neurologische ontwikkeling van adolescenten en de implicaties hiervan voor de besluitvorming en het gedrag.

 

De start met middelen en het middelengebruik zijn het grootst in de late adolescentie en de vroege volwassenheid. De adolescentie is ongeveer van 12 tot 18 jaar en de beginnende volwassenheid van 18 tot 25 jaar. Deze hoge cijfers in deze leeftijd kunnen in verband worden gebracht met een vergrote oriëntatie op het nemen van risico’s.

 

Hoe vroeger het middelengebruik begint, hoe ernstiger het middelengebruik en de consequenties ervan zijn, en hoe aannemelijker het is om de negatieve consequenties ervan te ontwikkelen in de volwassenheid.

 

In termen van consequenties zal het middelengebruik van jongeren de volwassenheid beïnvloeden door middel van het beschadigen van het functioneren van de adolescent op verschillende gebieden, waaronder:

  • Psychologische problemen (minder autonomiteit, zelfstandigheid en vermogen).

  • Sociale problemen (voornamelijk op het gebied van relaties).

 

Deze beperkingen in het functioneren tijdens de adolescentie kunnen op hun beurt weer invloed hebben op de succesvolle verwerving van volwassen rollen zoals het huwelijk, ouderschap (onverantwoordelijk ouderschap) en arbeid in loondienst (meer werkloosheid, instabiele banen, lager inkomen).

 

Dat de cijfers van middelengebruik in de adolescentie hoger zijn dan in de volwassenheid heeft twee redenen; een biologische en een sociale reden. Hier gaat dit artikel verder niet op in, want dit artikel wil kijken naar de ontwikkelingen op neurologisch gebied en de al bestaande preventiemethoden van middelengebruik, en deze twee later aan elkaar koppelen. Het artikel kijkt dus naar:

 

  1. Eerdere studies naar neurologische ontwikkelingen die zich richten op besluitvorming en emotionele regulatie.

  2. Eerdere studies die zich richten op preventie en beweren daarmee het middelengebruik van adolescenten te verminderen of beperken.

 

Omdat volgens eerder onderzoek het vermogen tot besluitvorming en de emotionele regulatie nog niet volledig ontwikkeld zijn, beweert dit onderzoek dat preventieprogramma’s die gebaseerd zijn op het vermogen tot besluitvorming om risico’s te beperken voor middelengebruik, niet bepaald gepast zijn op het gebied van ontwikkeling.

 

De eerste generatie van preventie van middelengebruik bij adolescenten wilde zich richten op het vergroten van de kennis en het begrip van verschillende consequenties van middelengebruik.

 

 

Recentere preventieprogramma’s richten zich op een veelvoud aan aspecten van besluitvorming die geassocieerd worden met middelengebruik (attitudes, overtuigingen, intenties, etc) en/of een veelvoud aan sociaal-ecologische contexten (familie, school, peers, samenleving) die het middelengebruik van jongeren kunnen beïnvloeden.

 

Effectieve interventies bevatten meestal een aantal van de volgende kenmerken:

  • Specifieke componenten die ontworpen zijn om studieparticipanten vast te houden.

  • Oudertraining.

  • Jongeren skillstraining en normatieve educatie.

  • Veranderingen in wetten en beleid.

  • Verzetsskills van peers.

  • Mediacampagnes.

 

De bovenstaande kenmerken zijn veredeld in een aantal interventies die gebaseerd zijn op een heleboel methoden van toepassing:

  • Child-centered interventions

Richten zich vooral op de interpersonele context als attitudes, overtuigingen en intenties. Deze interventies willen middelengebruik voorkomen door jongeren technieken te leren zoals vaardigheden om weerstand te bieden aan middelen, zelfmanagement, sociale vaardigheden en een vergrote kennis over middelengebruik.
Deze programma’s willen vooral de motivatie om middelen te gebruiken verkleinen, door het inzicht in sociale invloeden die middelengebruik promoten te vergroten, normatieve verwachtingen betreffende middelengebruik te veranderen, weerstand tegen middelengebruik te leren en vaardigheden te leren wat betreft besluitvorming.

  • Family based interventions
    Deze interventies zijn vooral bedoeld voor ouders en richten zich op het verbeteren van het functioneren van de gezinsbanden, zoals het verbeteren van de ouder-kind communicatie, ouderlijke betrokkenheid en ouderlijke monitoring.
    In family based interventions wordt de familie beschouwd als de voornaamste bron van de bescherming van de jongere tegen middelengebruik. Het goed functioneren van het gezin vermindert het risico van jongeren op middelengebruik door het vergroten van de waarschijnlijkheid dat jongeren ervoor kiezen de middelen te laten staan en het voorkomen of verminderen van de toegang tot situaties waarin veel kans is op middelengebruik.

  • Family based + child-centered interventions

Deze gecombineerde interventie is uitvoeriger dan allebei de interventies apart omdat zij zowel de interpersonele als de familierisico’s en beschermende processen aanpakken.
Het doel van deze interventie is het vergroten van de vaardigheden van jongeren om weerstand te bieden tegen middelen, ouderlijk optreden te verbeteren en familiebanden te versterken.

  • Multi-component interventions

Deze interventies zeggen meerdere contexten aan te spreken; zowel het individu als de samenleving, de school en de familie. Dit willen ze doen door middel van op het kind gerichte interventies, mediacampagnes, gevechtstrainingen, case management, academische tutoring, openbare activiteiten en educatie voor de ouders.

De educatie voor ouders in multi-component interventies verschilt van de family based interventions in het feit dat ouderlijke educatie beweert volgens non-actieve formats te werken zoals geschreven teksten of korte informatiesessies.

 

Family based interventies, zowel alleen als gecombineerd met kindgerichte interventies, blijken het meest effectief te zijn in preventie van middelengebruik bij adolescenten.

 

Gecombineerde familybased en child-centered interventies die zich onder andere richten op besluitvorming in de context van weerstand tegen invloed van peers en gericht zijn op zowel ouders als jeugd, bieden het meest veelbelovende langetermijnresultaat.

 

Jongeren zijn in de adolescentie nog steeds hun vermogen tot redeneren, besluiten nemen en het verwerken van emotionele informatie aan het ontwikkelen. De prefrontale cortex, die vooral verantwoordelijk is voor de meeste van deze functies, is pas rond de 25 jaar volledig ontwikkeld.

 

Dat jongeren moeite hebben met besluitvorming heeft te maken met de onvoltooide neurologische ontwikkelingen en de vergrote rol van peers tijdens de adolescentie. Omdat het middelengebruik van jongeren plaatsvindt op momenten dat ze bij peers zijn, en omdat peers centraal staan bij de beslissing of men wel of niet middelen gaat gebruiken, vinden beslissingen of men wel of niet middelen gaat gebruiken plaats in een omgeving waar emotionele spanning is of men zich onder druk gezet voelt.

  • Als gevolg van de neurologische onderontwikkeling en beschadigde besluitvormingsvaardigheden kunnen jongeren de redenen (en voordelen) waarom peers middelen gebruiken en ander risicovol gedrag vertonen overschatten.

  • Neurologische onderontwikkeldheid en verminderde vaardigheden voor besluitvorming kunnen daarnaast ook leiden tot het onderschatten van de consequenties van middelengebruik.

 

Als gevolg van de vergrote rol van peers en de onvolgroeide cognitieve ontwikkeling, kunnen de redenering, besluitvorming en emotionele regulatie van jongeren deels ten gronde gaan wanneer ze beslissingen nemen over het wel of niet gebruiken van middelen.

 

Als gevolg daarvan is de efficiëntie van de interventies die gericht zijn op het maken van goed doordachte besluiten, probleemoplossend vermogen en kritisch nadenken, of gebaseerd zijn op het veranderen van attitudes en overtuigingen over middelengebruik zonder zorg te dragen voor de sociale omgeving niet echt effectief, omdat deze processen niet door jongeren gebruikt worden zodra het gaat over middelengebruik.

 

Het brein groeit tot aan de puberteit, dit is te zien aan de verdikking van de grijze substantie. Na de puberteit verdunt de grijze substantie weer, waarbij neurologische connecties die je niet gebruikt, verdwijnen. Het principe van ‘use it or lose it’.

 

De volgroeiing van het brein van de jongere wordt naast de verdunning ook gekenmerkt door myelination; de afscheiding of zelfs afstoting van gevestigde neurologische verbindingen en hetgeen wat bedoeld is om de overdracht van neurologische informatie binnen het centrale zenuwsysteem te reguleren.

 

Een vergroting van ‘myelination’ zorgt voor een vergrote reactiesnelheid en een betere integratie van het neurologische circuit wat noodzakelijk is voor de modulatie van gedrag.

 

Deze processen zijn belangrijk in de ontwikkeling van hogere functies zoals stemmingsregulatie, besluitvorming en impulscontrole. De volgroeiing van het brein zorgt voor een heel verfijnd cognitief begrip en correcte waarnemingen van de omgeving van jongeren.

 

Reactieremming, besluitvorming en neurologische ontwikkelingen

Neurologische ontwikkelingen tijdens de adolescentie, vooral uitvoerende cognitieve functionering (executive cognitive functioning, voortaan ECF) beïnvloedt het risicogedrag van jongeren door een verstoorde balans tussen het belonings- en strafvermijdingssysteem. Volgens het triadic model van de besluitvorming van jongeren reguleert ECF de balans tussen de verwachte beloningen (reward/approach system) en de vermijding van schadelijke en pijnlijke gevolgen (harm avoidance system). Het gevolg van een onvolgroeide ECF tijdens de adolescentie zorgt ervoor dat de balans hiertussen verstoord is en moeilijk terug in balans te krijgen is. Dit uit zich bij jongeren in de grote gevoeligheid voor beloningen, lagere gevoeligheid voor risico’ s en een verhoogd middelengebruik.

De link tussen een onvolgroeide prefrontale cortex en moeilijkheden in reactieremming (het vermogen om reacties tegen concurrerende ideeën of gedragingen die problematische gevolgen hebben, te onderdrukken)

 

Tijdens het proces van besluitvorming moet het jongerenbrein integreren en beslissen over verschillende internal states (inwendige conditie zoals honger, seksuele opwinding en pijn) en omgevingsfactoren (zoals mogelijk gevaar). Wanneer hij blootgesteld wordt aan een situatie waarin hij mogelijk kan gaan gebruiken, moet hij kiezen uit verschillende doelen (zoals er bij horen, luisteren naar de regels van je ouders, etc) en gedragingen die zorgen voor het bereiken van die doelen (wel gebruiken van middelen, niet gebruiken van middelen). Het is waarschijnlijk dat al deze factoren bijdragen aan de effecten van een incomplete neurologische ontwikkeling van het risicogedrag van jongeren.

 

Het prototype/willingness model van Gibbons zegt dat adolescenten niet de intentie hebben om zich bezig te houden met risicogedrag, maar dat het meer het idee is dat ze openstaan voor zulk risicovol gedrag als de mogelijkheid zich voordoet. Het is dus niet het doel, maar het komt toevallig op hun pad.

 

Emotieregulatie

Een onderontwikkelde prefrontale cortex heeft ook invloed op de emotieregulatie tijdens de adolescentie. De amygdala is het deel in de hersenen wat geassocieerd wordt met emotiecontrole. Zo vinden hier de impulsieve ‘schuld’reactie, angst en woede plaats. Het kan zijn dat het gebruik van de amygdala bij het verwerken van emotioneel geladen informatie ongeremde en impulsieve reacties produceert, wanneer de prefrontale cortex nog niet genoeg ontwikkeld is.

 

De incomplete ontwikkeling van het brein van jongeren is waarschijnlijk de onderliggende reden voor het typische gedrag van adolescenten zoals impulsieve beslissingen nemen, moeite hebben met het interpreteren en omgaan met emotionele situaties, moeilijk om kunnen gaan met negatieve emoties en het niet kunnen inzien van de langetermijngevolgen van het gedrag en de keuzes die men maakt.

 

Onderzoek heeft uitgewezen dat biologie (genetische kenmerken) en context (de omgeving, de plaats en tijd) op elkaar inwerken en beide (samen) de neurologische ontwikkelingen (zoals besluitvormingsprocessen) en psychopathologie (middelengebruik) beïnvloeden.

 

Context kan neurologische ontwikkelingen op verschillende manieren beïnvloeden. Prenatale (voor de geboorte) en postnatale (na de geboorte) blootstelling aan alcohol, drugs of stressvolle omgevingen en situaties kunnen hun uitwerking hebben op het brein van het kind. Dit kan resulteren in structurele en functionele veranderingen in het brein van de jongere.

 

Volgens het stress vulnerability model van Sinha vergroten stressvolle situaties tijdens de kindertijd en adolescentie het risico op middelengebruik doordat het wijzigingen aanbrengt in de cognitieve, affectieve en sociale processen in het gedrag.

 

Dus: besluitvorming is moeilijk voor adolescenten, maar nog veel moeilijker voor adolescenten die veel blootgesteld zijn aan stress (en traumatische ervaringen). Deze groep is waarschijnlijk ook minder geschikt voor child-centered interventies dan adolescenten die geen stressvolle of traumatische ervaringen hebben.

 

Het zelfconcept of de identiteit van de jongeren medieert de relatie tussen het functioneren van het gezin en het probleemgedrag van de jongere. Steun, aanmoediging en bescherming van de familie zorgen voor een soort van veilig ‘vangnet’ voor de jongere wanneer ze te maken krijgen met emotionele en moeilijke beslissingen die ze op cognitief gebied eigenlijk nog niet succesvol kunnen nemen omdat hun cognitieve besluitvormingsprocessen nog onderontwikkeld zijn.

 

Conclusie

  • Adolescenten zijn op cognitief gebied nog niet volgroeid wat betreft de neurologische processen die te maken hebben met het nemen van beslissingen.

  • Veelomvattende interventies zoals de gecombineerde family based + child-centered interventies zorgen voor een ondersteunende familie voor de jongere en een bredere ecologische context. Dit zorgt voor een extra bescherming tegen het mogelijke gebruik van (verslavende) middelen.

  • Deze gecombineerde interventies zijn ook goed voor het oefenen en ontwikkelen van goede vaardigheden voor het maken van beslissingen.

2. Comorbide psychopathologie bij adolescenten en jongvolwassenen die behandeld zijn voor middelengebruik stoornissen

 

Couwenbergh et al., (2006). Comorbid psychopathology in adolescents and young adults treated for substance use disorders: a review. European Child and Adolescent Psychiatry, 15 (6), pp. 319-328

 

 

Introductie

Het gebruik van psychoactieve stoffen, zoals alcohol en drugs gaat vaak gepaard met het ontstaan, of aanwezigheid van psychiatrische stoornissen (PD). Dit wordt ook wel comorbiditeit genoemd. Comorbiditeit is het tegelijkertijd hebben van twee of meer psychische problemen. Alcoholproblemen bijvoorbeeld gaan vaak gepaard met andere psychische klachten. Het wordt ook een dubbele diagnose genoemd. Over de temporele en causale gevolgen van dubbele diagnose wordt nog steeds gedebatteerd. Hoewel psychiatrische comorbiditeit onder volwassen goed is gedocumenteerd, is er minder informatie verkrijgbaar over comorbiditeit bij adolescenten. Tot op heden is er geen systematisch overzicht van de beschikbare literatuur over de prevalentie van psychiatrische comorbiditeit bij adolescenten, die behandeld zijn voor middelengebruik stoornissen (Substance Use Disorders). Dit literatuuronderzoek vat de bestaande informatie samen over comorbiditeit van SUD en andere psychotische aandoeningen bij adolescenten, die al behandeld zijn voor SUD. Daarmee hopen de onderzoekers het gat tussen wat er al bekend is over jongeren met SUD in de samenleving en wat er bekend is over adolescenten met SUD in het detentiesysteem, te vullen. Ten slotte is deze review ook van belang voor het nationale drugsbeleid en de openbare geestelijke gezondheidszorg.

 

Methoden

Voor deze review is er gekeken naar recente studies over de prevalentie van comorbiditeit bij substance abuse disorders bij adolescenten. Er werden zoekopdrachten gedaan met behulp van computer geassisteerde zoekmachines. Er werd gezocht met termen zoals; SUD, drugsgebruik, stofafhankelijkheid en psychiatrische comorbiditeit. Ook in de referentielijsten van wetenschappelijke artikelen werd gezocht naar relevante studies.
Empirische studies met een steekproef van minstens 50 adolescenten (12-21 jaar), werden bewaard en onderzocht op bruikbaarheid. Alleen studies die voldeden aan de DSMIII-R of DSM-IV criteria voor SUD en comorbide DSM As 1, werden meegenomen in het onderzoek.

 

Resultaten

De prevalentie van comorbide psychiatrische stoornissen varieerde van 61% tot 88%. Externe stoornissen, met name Conduct Disorder (CD), kwam het vaakst voor bij adolescenten met SUD. De hoge mate van comorbide interne stoornissen kwam het vaakst voor bij de meisjes.

 

Discussie

Methodologische overwegingen

Er zijn verschillende redenen voor de zeer uiteenlopende prevalentie cijfers van comorbiditeit in de gevonden studies. Verschillen in de kenmerken van steekproeven en methoden spelen een onmiskenbare rol. Classificaties van stoornissen zijn afhankelijk van de verschillende (versies van gestandaardiseerde) psychiatrische interviews.

 

Vergelijking van de studies wordt verder bemoeilijkt door de diverse versies van de classificatiesystemen (DSM-III-R, DSM-IV en ICD-10) die verschillende criteria hanteren.

 

Patronen van psychiatrische comorbiditeit

De hoge prevalentie van externaliserende stoornissen (tabel 3) komt in alle drie de settings consistent voor (tabel 3), vooral het verband tussen CD en SUD. Verschillende studies kwamen tot de conclusie dat CD een krachtige voorspeller blijkt te zijn voor drugsgebruik en misbruik in de adolescentie. Depressie en angststoornissen tonen vaak een verband met SUD, maar het causale verband tussen deze drie variabelen is nog niet duidelijk.

 

Gender

De literatuur over de rol van gender bij dubbele diagnose is dubbelzinnig. Sommige onderzoeken geven aan dat er geen verschil is tussen comorbide psychische stoornissen bij mannelijke of vrouwelijke adolescenten. Andere studies geven aan dat juist bij meisjes veel vaker sprake is van comorbide psychische stoornissen.

 

Klinische implicaties

Behandeling en preventie van comorbide psychiatrische stoornissen bij SUD is een grote uitdaging voor de geestelijke gezondheidszorg en ook voor de samenleving als geheel. Interventies hebben te maken met een zeer complex web van onderling samenhangende problemen. Bijvoorbeeld het feit dat mensen met comorbide aandoeningen vaak jong zijn en het middelengebruik toch erg hoog is, ernstige sociale en familiale problemen, juridische problemen, suïcidaal gedrag, seksueel of lichamelijk misbruik en ouderlijke drugsgebruik en psychopathologie. Bij vroegtijdige en adequate detectie van jongeren met SUD en comorbide psychopathologie moeten zij gebruik kunnen maken van bestaande interventies. Dus niet pas alleen als het probleem escaleert en de jongeren te maken hebben met ernstig misbruik van middelen, psychiatrische problemen en de daarmee samenhangende problemen. In de praktijk is het daarnaast ook nog eens zo dat adolescenten met SUD en comorbide psychiatrische stoornissen verspreid zijn over de verschillende instellingen van de gezondheidszorg en over de sociale zorg systemen, zoals: het jeugdrecht, jeugdzorg, onderwijs, geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg klinieken. De juiste behandeling wordt niet of niet op tijd toegepast. Er moet rekening worden gehouden met beschermings- en risicofactoren bij het neerzetten van een verklarend model voor dubbele diagnose bij adolescenten.

 

Beperkingen

Een belangrijke beperking in de vergelijking van de verschillende populaties (algemene bevolking, bevolking behandeld voor SUD en de bevolking in detentiesysteem), is de afwezigheid van meisjes in de studie van Vreugdenhil.

 

3. Drankgedrag van tieners en alcoholafhankelijkheid: een cohort studie van zeven jaar

 

Bonomo, Y. A., Bowes, G., Coffey, C., Carlin, J. B., Patton, & George C. (2004). Teenage drinking and the onset of alcohol dependence: A cohort study over seven years. Addiction, 99(12), 1520-1528

 

 

Inleiding

Het gebruik van alcohol door tieners is tegenwoordig een wereldwijd fenomeen. Het drankgedrag van jongeren heeft nadelige effecten op de fysieke toestand ( black-outs of katers) en op hun gedrag (geweld, onveilige geslachtsgemeenschap). Ook alarmerend zijn de hoge percentages van alcoholafhankelijkheid onder jongvolwassenen. In tegenstelling tot de aanname dat alcoholstoornissen het meest voorkomen bij volwassen, is de prevalentie het hoogst onder jongvolwassenen. De gedachte dat alcoholgebruik door tieners met de tijd zal afnemen roept vragen op.

 

De onderzoekers willen met dit onderzoek erachter komen of alcoholgebruik en ander risicogedrag van adolescenten, bijdraagt aan de afhankelijkheid van alcohol bij jongvolwassenen. De onderzoekers maken gebruik van een steekproef uit een grote gemeenschap van tieners. Deze tieners doen tot aan hun volwassenheid mee aan het onderzoek. Zo kan er namelijk onderzocht worden welk drinkpatroon (en ander risicogedrag) van tieners kan leiden tot de ontwikkeling van Diagnostic and Statistical Manual volume IV (DSM-IV) alcohol afhankelijkheid.

 

Methoden

Procedure en steekproef

Tussen augustus 1992 en december 1998 is er een cohort study (bestaande uit 7 fasen) uitgevoerd over de gezondheid van de tieners in Victoria (Australië). De tieners uit de steekproef onderging een procedure van 2 fases. In fase 1 werden er 45 scholen uit scholen van de overheid, katholieke en onafhankelijke scholen (totaal aantal studenten: 60 905) willekeurig geselecteerd. In fase 2 werd er telkens één klas van elk deelnemend school willekeurig geselecteerd. Deze klassen vormden de eerste groep en behoorden dus tot de eerste

fase.
Het rekruteren van participanten voor het onderzoek werd gespreid over twee verschillende schooljaren: wanneer de tieners uit fase 1 hun 10e levensjaar bereikten, werd er een tweede klas uit elke deelnemende school willekeurig geselecteerd. De deelnemers werden tweejaarlijks beoordeeld tijdens de tienerjaren (fase 1-6) met de laatste follow-up op de 20ste/21ste levensjaar (fase 7).

 

Adolescente fase: Fase 1 t/m 6

Voordat de tieners aan het onderzoek begonnen is er eerst toestemming gevraagd aan de ouders. De tieners doen vanaf hun 9e tot aan het 12e levensjaar mee aan het onderzoek. Zij werden met intervallen van 6 maanden ondervraagd en onderzocht (6 fases in totaal). Er werden laptops gebruikt voor het vastleggen van de antwoorden van de vragenlijsten. Deelnemers die niet aanwezig waren werden telefonisch geïnterviewd. In totaal hebben er 1943 jongeren (96% van de beoogde steekproef) minstens één keer gedurende de fases 1 tot en met 6 aan het onderzoek meegedaan.

 

Missing data: Fase 1-6

Zeventig procent van de steekproef heeft gedurende het onderzoek, aan minstens vijf fasen van het onderzoek meegedaan.

 

Young adult Survey (Fase 7 in 1998)

Gedurende fase 7 zijn de enquêtes via de telefoon afgenomen. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 20.7 jaar, 46 % van de geïnterviewden waren mannen. In totaal zijn er tussen april en december 1998 1601 adolescenten geïnterviewd.

 

Meting van alcoholafhankelijkheid bij adolescenten

Om alcoholafhankelijkheid te meten is er gebruik gemaakt van de Composite International Diagnostic Interview (CIDI). Het CIDI is een gestructureerd diagnostisch interview die ontworpen is voor niet-klinische professionals. Het is aangetoond dat deze zowel betrouwbaar als cross-cultureel geldig is. Het CIDI interview werd alleen afgenomen bij participanten die aangaven minstens drie keer per week alcohol te hebben gedronken. De resultaten hebben dan ook betrekking op alcoholafhankelijk bij frequente alcoholgebruikers.

 

Achtergrond factoren

Demografische factoren en gebruik van alcohol en tabak door ouders
Demografische factoren en het gebruik van alcohol en tabak door de ouders, werden opgenomen als indicatoren van de sociaaleconomische status en als risicofactoren voor het ontwikkelen van alcoholafhankelijkheid. Geslacht en geboorteland behoorden tot de demografische factoren. Ook werd er gevraagd naar de echtelijke status van de ouders en hun afgeronde opleiding.

 

Adolescente risicofactoren

Alcoholconsumptie

Tijdens de interviews gedurende het onderzoek werd het alcoholgebruik beoordeeld. Aan diegenen die aangaven alcohol te hebben gebruikt, werd gevraagd om in een dagboek de soorten en hoeveelheden alcohol van het afgelopen week te vermelden. De antwoorden werden daarna als volgt gecodeerd;
a) frequente drinkers; alcoholconsumptie van 3 of meer dagen in de week
b) alcoholmisbruikers; gebruiken van 45 gram of meer ethanol in de week.

 

Gevolgen alcohol
Er zijn drie alcoholgerelateerde onderwerpen die tijdens dit onderzoek ook zijn onderzocht:

a) intensief drinken
b) alcoholgerelateerde ongelukken of verwondingen
c) seksueel risicogedrag door alcohol
Wanneer alcohol de oorzaak is geweest van minstens twee van de bovenstaande categorieën, werden ze geclassificeerd als wederkerende gebeurtenissen en dus als potentiële risicofactoren voor alcoholafhankelijkheid.

 

Gebruik van tabak

Tijdens elke enquête werd het gebruik van tabak beoordeeld. Aan diegenen die meldden dat ze hadden gerookt, werd gevraagd om het gebruik van de afgelopen week weer te geven in een dagboek.

 

Gebruik van cannabis

Tijdens elke interview werd aan de deelnemers gevraagd of ze de afgelopen week cannabis hadden gebruikt. Het wekelijks roken van cannabis werd geclassificeerd als frequent gebruik.

 

Antisociaal gedrag
Antisociaal gedrag werd gedurende elke fase beoordeeld aan de hand van de 10 onderwerpen van de Self-Report Early Delinquency Scale. Deze onderwerpen gingen hadden onder andere betrekking tot schade aan eigendommen, inter-persoonlijk geweld en diefstal in de voorafgaande 6 maanden.

 

Psychische aandoeningen

Depressie en angst werden beoordeeld aan de hand van het Klinische Interview Schema. Dit schema verstrekt gegevens over de frequentie en de ernst van 14 veel voorkomende psychiatrische problemen.

 

Peer alcoholgebruik

Er werd een variabele in het onderzoek meegenomen over het veelvuldig gebruik van alcohol door de vrienden van de deelnemers.

 

Uitleg variabelen fase 1-6

Metingen van de mate van consistent alcoholgebruik werden als volgt gecodeerd; 1) het aantal fases waarin alcoholgebruik werd geconstateerd a) geen fase of b) 1 fase (experimenteren met alcohol) en c) 2 tot 6 fases (aanhoudende blootstelling aan alcohol). Het gebruik van tabak werd als volgt gecodeerd; a) geen b) minder dan dagelijks gebruik c) dagelijks d) meer dan 10 sigaretten per dag.

 

Resultaten
Ongeveer 90% van de deelnemers heeft voor zijn/haar twintigste alcohol geconsumeerd. 4.7 % voldeed aan de DSM-IV criteria van alcoholafhankelijkheid. Alcoholafhankelijkheid bij adolescenten ging vooraf aan frequent en aanhoudend gebruik van alcohol, ‘comazuipen’, alcoholgerelateerde ongelukken of verwondingen, veel consumptie van tabak en vertoon van antisociaal gedrag tijdens de tienerjaren. Risicofactoren zoals het frequent drinken en het vertoon van antisociaal gedrag zijn goede voorspellers voor de latere alcoholafhankelijkheid. Voor de rest werden er geen verbanden gevonden voor emotionele problemen in de adolescentie.

 

Discussie

Hoewel het misbruik van alcohol op jonge leeftijd slecht blijkt te zijn voor de gezondheid van tieners, komen alcoholaandoeningen meer voor bij volwassenen dan bij tieners. Het vroege alcoholgebruik van tieners kan diverse oorzaken hebben. Genetische studies beweren dat ook de gevoeligheid voor alcohol genetisch bepaald kan zijn. Dit betekent dus dat sommige jongeren minder gevoelig kunnen zijn voor een hoge alcoholdosis dan anderen. Verder zijn er tegenwoordig veel sociale invloeden die een rol spelen in de zware consumptie van jongeren.

Ten slotte heeft dit onderzoek een aantal voordelen, waaronder een hoge participatiegraad en regelmatige metingen gedurende de tienerjaren van de deelnemers. Naarmate de consumptie van alcohol onder jongeren groter wordt, komt er steeds meer bewijs op voor de potentiële lange termijn gevolgen van alcoholgebruik.

 

 

4. Het gebruik van cannabis en het risico voor psychotische of geestelijke gezondheidsproblemen: een systematische review

 

T. Moore, T, Zammit, S., Lingford-Hughes, A., Barnes, T., Jones, P., Burke, M. & Lewis G. (2007). Cannabis use and risk of psychotic or affective mental health outcomes: a systematic review. The Lancet, 370, 319-328.

 

 

Inleiding

Cannabis of marihuana is het meest gebruikte illegale middel in de meeste landen. Ongeveer 20 procent van de jongeren meldt minstens een keer per week gebruik of zwaar gebruik (meer dan 100 keer) te maken van cannabis of marihuana.
Het gebruik is vooral toegenomen tijdens de vroege adolescentie, wanneer de ontwikkeling van de hersenen juist vatbaar zijn voor gevaarlijke milieublootstelling. Of cannabis nu ziektes zoals schizofrenie of depressie verergert, is onduidelijk. Maar dit is wel belangrijk om te weten, aangezien deze stoornissen leiden tot aanzienlijk leed voor individuen en hun families en natuurlijk ook voor de openbare lasten van de samenleving en de gezondheidszorg. Dit is een systematische review van een aantal longitudinale studies over het gebruik van cannabis, de latere psychotische of geestelijke gezondheidsproblemen en of er een mogelijk causaal verband is tussen cannabis en psychoses of geestelijke gezondheidsproblemen.

 

Methoden

Steekproefselectie en datacollectie

Studies over het gebruik van cannabis en latere geestelijke gezondheidsproblemen werden gebruikt voor dit onderzoek wanneer de longitudinale studies gebaseerd waren op de juiste populatie of als het case-control studies waren met een longitudinale design.
Het zoeken naar literatuur over dit onderwerp werd beperkt tot studies over de mens, maar werd niet beperkt op taal of study design. Daarnaast werd er gezocht in de referenties van de gevonden literatuur. Verder werd er aan deskundigen en onderzoekers in het veld gevraagd naar gepubliceerde en niet-gepubliceerde studies die van belang kunnen zijn. Moore e.a. beoordeelden de kwaliteit van de studies aan de hand van hoe non-causale verbanden (bias en storende factoren) werden verantwoord in elke studie.

 

Data Synthese
De studies waarvan de kenmerken redelijk homogeen bleken te zijn, hebben Moore e.a. samengebundeld en gebruikt voor een meta-analyse.

 

Rol van de sponsor

De sponsor van deze studie heeft op geen enkele manier een rol gespeeld in het onderzoeksopzet, de verzamelde gegevens, data-analyse, data-interpretatie of het schrijven van het rapport.

 

Resultaten

Zoekopdrachten werden gedaan door middel van bibliografische databases, met gebruikmaking van advies van experts en het doorzoeken van referenties van gevonden studies en reviews. Dit leverde in totaal 4804 referenties op.

Aan de hand van de titels en abstracts werd beoordeeld dat 175 (3.6%) van deze referenties wellicht voldoende informatie bevatten om mee te nemen in deze review. Verschillende aandoeningen werden onderzocht, zoals depressie (10 studies), depressieve symptomen (6 studies), angststoornissen (5 studies) en angstsymptomen (1 studie).
Uit de resultaten is gebleken dat er een verhoogd risico is op een psychotische aandoening bij mensen die ooit cannabis hebben gebruikt (gepoolde gecorrigeerde odds ratio =1.41, 95% CI 1.20 -1 · 65). Deze bevinding komt overeen met een dosis-respons effect. Dus hoe meer cannabis individuen gebruikten, hoe groter de kans was op psychotische aandoeningen (2·09, 1·54–2·84). De kans op aandoeningen zoals depressie, suïcidale gedachten en angststoornissen werden afzonderlijk onderzocht. De resultaten hiervan waren vaak minder consistent en er werden weinig pogingen gedaan om non-causale verbanden toe te lichten. Er is niet een eenduidig beeld over een causaal verband tussen cannabisgebruik en psychotische stoornissen. Cannabisgebruik was vrij consistent geassocieerd met verhoogde kans op heropnames en mindere therapietrouw, Er waren onderzoeken die een ook een verband vonden tussen cannabisgebruik en meer positieve symptomen, maar een onderzoek vond daarnaast wel een afname van de negatieve symptomen.

 

Discussie

Ten eerste is er geen consistente toename van psychoses gevonden bij mensen die cannabis hebben gebruikt. Hoewel er geen statistisch bewijs is gevonden van publicatiebias, zijn deze bevindingen gebaseerd op slechts zeven studies. Ten tweede bleek in de gepoolde analyse een verhoogd risico van psychoses bij ongeveer 40 procent van de deelnemers die ooit cannabis hebben gebruikt. Maar deze studies hebben de neiging om grotere effecten te rapporteren bij frequenter gebruik van cannabis. Uit deze studies blijkt een risicoverhoging van 50-200% van wie het gebruik van cannabis het grootst is. Ten derde, studies uit de gepoolde analyse hebben allemaal verschillende methoden gebruikt voor het meten van cannabisgebruik en psychotische of geestelijke aandoeningen. Een ander kritiekpunt is dat er nog steeds geen bewijs is gevonden voor mensen die zeggen dat het gebruik van cannabis op vroege leeftijd het meest schadelijk is. Verder betekent een observatie niet dat er ook daadwerkelijk een causaal verband is. De meeste studies over psychoses hebben geprobeerd om de uitkomst van het onderzoek zo min mogelijk het gevolg te laten zijn van het directe effect van intoxicatie met cannabis, hoewel dit erg moeilijk te bepalen is voor de onderzoekers. Het meten de effecten van cannabisgebruik is bijzonder moeilijk, aangezien elk persoon biologisch gezien anders op cannabis reageert.
 

Recente schattingen van het aandeel jongeren en jongvolwassenen in Engeland die ooit cannabis hebben gebruikt zit op ongeveer 40%. Als het slechts één keer gebruiken van cannabis, 1 x 4 keer de kans op psychotische en geestelijke gezondheidsproblemen vergroot, dan kunnen we schatten dat ongeveer 14% van de huidige psychotische aandoeningen bij jongeren in Engeland niet zou voorkomen als ze geen cannabis hadden gebruikt. Maar een dergelijke schatting geldt alleen als de associatie tussen cannabisgebruik en psychische aandoeningen daadwerkelijk causaal van aard is. Zelfs als de methoden van toekomstig onderzoek wat betrouwbaarder zijn, zullen deze studies hoogstwaarschijnlijk tegen dezelfde beperkingen lopen als die hier boven vermeld staan.

 

Toekomstig onderzoek is desondanks toch nodig om te bepalen of cannabis daadwerkelijk schadelijker is voor jongeren of dat dit te maken heeft met genetische erfelijkheid. De vraag of cannabis psychotische of geestelijke aandoeningen veroorzaakt is misschien wel de verkeerde om te vragen, omdat het moeilijk zal zijn om deze vraag met enige mate van zekerheid te beantwoorden. Wat relevanter is, is de vraag of het bewijs wat nu beschikbaar is, kan zorgen voor een positieve verandering in het beleid tegen cannabisgebruik. Zoals openbare campagnes om mensen te waarschuwen over de mogelijke risico’s van cannabisgebruik.

 

Overige teksten

De volgende teksten ontbreken in deze samenvatting:

  • Factsheet ESPAD 2011: Het gebruik van alcohol, tabak en drugs onder Nederlandse scholieren vergeleken met de rest van Europa.

  • Spijkerman, R. Van den Eijnden, R.J.J.M., Overbeek, G. & Engels, R.C.M.E. (2007). The impact of peer and parental norms and behavior on adolescent drinking: The role of drinker prototypes. Psychology & health, 22 (1), 7 -29.

  • Kobus, K. (2003). Peers and adolescent smoking. Addiction, 98(suppl1), 37-55. Arnett, J. J. (2007). The myth of peer influence in adolescent smoking initiation. Health Education & Behavior, 34, 594-607.

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
690