Collegeaantekeningen PKG

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 1 (11-12-13)

 

Inleiding diagnostiek & traits

 

Larsen h3, Nolen h3 (custom editie h1 & h11)

 

Psychopathologie, oftewel een psychische stoornis, kan iedereen overkomen. Het is vaak lastig om vast te stellen waar de grens tussen normaal en abnormaal ligt. De klinische psychologie gaat hierover. Het DSM is een soort handboek met ruim 400 verschillende stoornissen. Men kan meerdere stoornissen hebben, maar stoornissen kunnen ook clusteren. Aan de hand van de DSM worden stoornissen gediagnoseerd, maar wanneer zijn de symptomen ernstig genoeg om de diagnose te stellen?  Door de vele bijwerkingen van antidepressiva kunnen deze niet aan iedereen die zich bijvoorbeeld wat somber voelen gegeven worden.

 

Wat heb je aan een diagnose? Wat brengt dit voor de toekomst? Kan je bijvoorbeeld ooit genezen?

Wat zijn hier de voor en nadelen aan?

Voordelen: - je kan er mee leren omgaan, erover lezen en de oorzaak van je gedragingen begrijpen. Daarnaast kan he besluiten hulp te zoeken.

 

Helpt het als je een therapeut ziet? Hoe bepalen we welke behandeling werkt en welke niet? Dit bepalen we door onderzoek te doen.

 

Kan je helemaal genezen van een psychische stoornis zoals een bipolaire stoornis? Dit verschilt per persoon.

 

De meningen over hoe vaak psychopathologie voorkomt zijn verdeeld. Volgens de een is meer dan de helft van de Amerikanen op een bepaald moment in hun leven mentaal ziek. Vaak gebeurd dit vaak op jonge leeftijd (adolescentie of jonge volwassenheid)en minder vaak op oudere leeftijd. Anderen vinden dit heel overdreven: we zien gewone dingen te snel als stoornissen, bijvoorbeeld concentratie problemen. Voor deze normale levensgebeurtenissen krijgen mensen veel te snel medicijnen voorgeschreven. Onderzoek of mensen inderdaad te snel medicijnen werden voorgeschreven werd gedaan door studenten: zij keken alleen naar beschrijvende kenmerken, daardoor konden zij dit onderzoek doen zonder afgeronde opleiding. Hun onderzoeksresultaten zijn ook vergeleken met die van professoren en wat daar uitkwam was dat zij eerder minder psychologische stoornissen zouden opsporen dan meer.  Het kan dus inderdaad zo zijn dat de stoornissen zo vaak voorkomen. En dat dit aantal dus niet overdreven is.

 

Een stoornis kan zich uiten op een lichamelijke of een cognitieve manier. Bijvoorbeeld bij depressie: gewicht verliezen (lichamelijk) of gedachten dat je dood wilt (cognitief).

 

Criteria

 

Of je een stoornis hebt wordt bepaald aan de hand van een lijst van seinen en symptomen. Seinen zijn: iets wat je kan zien, symptomen zijn: iets wat subjectief is, bijvoorbeeld de gedachte dat je dood wilt. Deze lijst van seinen en symptomen samen kan een syndroom vormen.

 

Naast het hebben van deze seinen en symptomen is er ook nog de tijd criteria: de stoornis moet minstens een bepaalde tijd aanhouden en het dysfunctionerings criterium: het moet een beduidende invloed hebben op je functioneren. Bijvoorbeeld: een fobie wordt alleen als fobie gezien als het je functioneren ernstig beïnvloedt.

 

Je hebt een stoornis als je een syndroom met een specifieke duur hebt, er hoop is op verbetering, er een prognose kan worden gesteld en een behandeling kan worden gedaan.

 

Depressie is de meest voorkomende mentale stoornis. Stoornissen komen in erge mate en minder erge mate voor. Sommige mensen hebben meerdere stoornissen in hun leven. Het verschilt per land hoeveel procent van de mensen een psychische stoornis heeft.  Hoe dit komt weten we niet precies.

 

Medisch model

 

Medisch model: patiënt --> seinen en symptomen --> diagnose --> prognose --> behandeling

 

Een probleem: de stap van seinen en symptomen klopt niet: daar zit nog classificeren tussen (kijken wat we denken met wat voor stoornis we te maken hebben). Dit is lastig: want vaak is het onderscheid tussen verschillende stoornissen lastig te bepalen. Het is niet zoals bij lichamelijke ziektes dat je een aan de hand van bloedonderzoek kan zien wat voor ziekte je hebt.

 

Stel je hebt een test voor bijvoorbeeld depressie. Je voert deze uit op een populatie waar de kans op depressie 50% is. Als je een onderzoek gaat doen zal 90% van de 100% mensen waarvan jij vindt dat  ze een depressie hebben, dit ook werkelijk hebben. 

 

Specifiteit = hoeveel procent van de mensen die de stoornis niet hebben, je gaat vinden hoeveel procent het werkelijk niet heeft: Dit is ook 90%. 10% van de mensen die jij vindt dat de stoornis dus niet heeft, zal het toch wel hebben.

 

De vraag is dan echter als je een positief test resultaat hebt, wat is dan de kans dat de iemand de stoornis echt heeft?Het kan zo zijn dat je uit een test een percentage van de bevolking die bijvoorbeeld depressie heeft veel hoger is, dan dat deze werkelijk is.

Onderzoek is heel onzeker, want je weet nooit zeker of het resultaat klopt.

Er is ook veel variatie in verschillende stoornissen.

 

Hoe weet je wie een stoornis heeft en wie niet?

 

Je kunt een stoornis vinden door observaties en gesprekken voeren, maar ook door tests.

 

Er zit veel tijd tussen het ontstaan van een stoornis en contact met een professional. Mensen kunnen met veel symptomen lang leven. Maar het is ook zo dat eenderde van de mensen die naar een professional gaat, in werkelijkheid niks heeft.

 

Mensen worden steeds vaker gediagnoseerd en er worden dus ook steeds vaker medicijnen voorgeschreven., terwijl het aantal mensen dat werkelijk een stoornis heeft gelijk is gebleven. Dit komt door commerciële doeleinden: . Verder heeft het ermee te maken dat de medicijnen tegenwoordig minder nadelige effecten hebben, waardoor mensen sneller medicijnen nemen. Er zijn echter nog steeds veel bijwerkingen, bijvoorbeeld bij antidepressiva.

 

Wat is normaal gedrag? En wat abnormaal? We weten niet echt welk gedrag abnormaal is. We definiëren abnormaal als wat afwijkt van de norm. Dit verschilt echer per land.

 

In psychologie willen we lichamelijke markeringen vinden die er op wijzen dat mensen een stoornis hebben.

 

Er zijn veel definities van een stoornis: afwijkend gedrag, droevigheid, als  je dingen niet meer kan en gevaar.

In de DSM – V is een stoornis de onbekwaamheid om aan te passen. Dit leidt bijvoorbeeld tot lichamelijke schade of emotioneel leiden en heeft impact op het functioneren.

DSM- 4: 400 stoornissen: veel variaties op elkaar, mensen kunnen met meerdere stoornissen worden gediagnoseerd.

 

Diagnostisch systeem

 

Wat zijn de karakteristieken van een diagnostisch systeem?

 

Vergemakkelijkt commmunicatie, het geeft een op de oorzaak gerichte waarde (hier voldoet dsm niet aan) , geeft informatie over wat je kan en niet kan (voldoet ook niet aan, verschilt per persoon), zorgt voor onderzoek (deels, groepen verschillen vaak dat is lastig), informeert over behandeling (deels) en voorspelt hoe het gaat lopen in de toekomst (heel klein beetje).

 

In de 19e eeuw werden mensen met depressie weggestopt in ziekenhuizen. Kraepelin zorgde voor een nieuw systeem van het diagnoseren. Hij zag bijvoorbeeld een overeenkomst tussen manische depressie en schizofrenie. Hij zei dat een depressie  beter kan worden, schizofrenie wordt volgens hem alleen maar erger.

Tot 1918 lag er een nadruk op de oorzaak van psychologische problemen. Naar Sigmund Freud: Dit was een psycholoog die vooral keek naar de dieper liggende oorzaken van psychologische problemen.  Aan de hand van de oorzaak werd een diagnose gesteld. Dit werkte echter niet goed, verschillende psychologen kwamen op andere resultaten uit.

In 1960 kwam er een onderzoek naar validiteit: US- UK diagnostic project à diagnose criteria onderzocht. Vanaf toen kwam de DSM op.

1968: DSM-2 had ook nog weinig validiteit, de definities van stoornissen hierin waren vaag.

1980: 265 stoornissen, meerdere symptomen gegeven.

 

Nu is de DSM- 5 er al: samengesteld door experts: wat er in staat is dus afhankelijk van hen.

Daarom is er tegenstand tegen: mensen denken dat het niet nuttig is, maar er is geen beter systeem aanwezig. En we zijn al veel vooruitgegaan door de jaren heen.

 

College 2 (18-11-2013)

 

Angststoornissen & persoonlijkheidsstoornissen

 

Angststoornissen behoren tot de best behandelbare mentale stoornissen.

Mensen met angststoornis hebben vaak irrationele angsten, bijvoorbeeld de gedachten dat spinnen hen kunnen opeten. Voorbeelden van angsten:

-Agorafobie: pleinvrees (complicatie van paniek stoornis)

-sociale fobie: vrees voor slechte beoordeling van anderen.

- Specifieke fobieën zoals:

  • Dieren
  • Situaties
  • Natuurlijke omgeving
  • Bloed, verwonding

 

Voorbeeld: in het college was een filmpje van een vrouw met extreme angst voor spinnen. Zij deed werkelijk alles om te voorkomen dat er een spin op haar zou komen. Zo plakte ze haar deuren af met tape als ze een kamer binnen ging, isoleerde ze haar kleren en elke keer als ze in haar auto stapte deed ze alles af met een ragebol om te voorkomen dat er een spin op haar zou komen. Zij onderging een behandeling en kwam vrij snel van deze angst.

 

Symptomen van angstoornis

 

Gedrag: bevriezen, vluchten, negeren

Emotie: gevoel van angst, drang om te rennen, geïrriteerd

Somatisch: zweten, gespannen spieren, hartslag omhoog, bloeddruk omhoog, vrijlaten van adrenaline.

 

De hypothalamus is het systeem dat in actie komt bij stress. Deze wordt aangezet door de amygdala, deze laat het CRH hormoon los dit gaat door het bloed: komt in de nieren en laat cortisol lost à zo kan je stress meten aan de hand van de hoeveelheid cortisol.

Cortisol geeft energie om met stress om te gaan, en zorgt ervoor dat de stress uiteindelijk weer stopt.

Bij mensen met depressie en posttraumatische stressstoornis werkt dit systeem slecht.

 

Visuele informatie van een bedreigende stimulus gaat de hersenen in: als door de hersenen wordt besloten dat er gevaar dreigt komt de amygdala in werking en besluit wat te doen à lange route.

Er is ook een korte route die rechtsstreeks naar de amygdala gaat. Deze is wel wat onnauwkeuriger.

 

Seinen en symptomen bij angst

 

Cognitie:

  • hypervigilance, selectieve aandacht (bv. alleen aandacht hebben voor mensen die doodgaan aan kanker en geen aandacht voor de mensen die blijven leven en deze ziekte overwinnen. Daardoor zijn deze mensen heel bang zijn om de ziekte ook te krijgen en er aan te overlijden. Terwijl zo’n persoon niet ziet dat er ook zat mensen kanker overleven). à bij angst voor kanker/ziekte
  • Gedachten: angstgedachten, angst voor de dood, angst voor het verliezen van controle, angst voor gek worden.

 

Sociale angst

 

Mensen die dit hebben denken als volgt: Ik vertoon iets (blozen, trillen, spreken in rare zinnen), anderen zien dat, anderen beoordelen dat negatief, anderen beoordelen mij daardoor negatief, ik ben dan een complete mislukking.  Bijvoorbeeld bij het doen van een presentatie zijn ze bang dat ze gaan blozen en stotteren en zijn bang dat mensen hen daarom als geheel persoon negatief beoordelen.

 

 

College 3 (25-11-2013)

 

Schizofrenie: probleem

 

Mensen met schizofrenie zijn soms psychotisch: als je psychotisch bent verlies je de samenhang in je leven en worden je gedachtes hyperactief.  Dit zijn positieve symptomen.

Soms zijn mensen met schizofrenie niet psychotisch: dan hebben ze minder (denk) energie. Dit is een negatief symptoom: je verliest een functie.

Als je positieve en negatieve symptomen hebt en deze zorgen voor een beperking in het functioneren dan heb je de stoornis schizofrenie.

 

Seinen & symptomen: hallucinaties, verlies van emoties, armoede met praten.

Syndroom: psychose

Stoornis: schizofrenie

 

Positieve symptomen: hallucinaties, ongeorganiseerde spraak enzovoorts.

Negatieve symtomen: verlies emoties, armoede met praten, verlies van je wil en motorisch slecht.

 

Hallucinaties

 

Dit houdt in: stemmen horen of andere dingen inbeelden die met je zintuigen te maken hebben.

De vorm waarin deze hallucinaties voorkomen: ze praten tegen de patient, geven commentaar, geven opdrachten, praten over de patient in zijn/ haar gedachten. De inhoud hiervan is negatief, vijandig en agressief.

Echter let op: als iemand stemmen hoort die een positief effect hebben, ga je niet in behandeling. Positieve hallucinaties bestaan dus misschien wel, maar hier horen we gewoon niks van.

 

Waanideeën

 

Dit zijn ideeën die onredelijk zijn en niet kloppen. Bijvoorbeeld je denkt dat je een open boek voor iedereen bent: dat iedereen je gedachte kan horen. Indrukken komen ook heel hard binnen.

 

Waanideeën hebben vaak betrekking op gedachten:

  • idee dat je gedachtes worden uitgezonden
  • gedachten ingebracht door anderen
  • gedachten onttreuring : idee dat je geen gedachtes of vrije geest meer hebt,

 

Maar ook:

  •             achtervolgingswaan
  •             controlewaan
  •             grootheidswaan

 

 

Disorganisatie

 

  • Gedachte zijn gedisorganiseerd

            Concentratieprobleem, kleine aandachtspan snel afgeleid

  • Spraak: Heeft geen focus en weinig samendrang

Dit kan ook met waanideeen te maken hebben : bijvoorbeeld mensen gaan onsamenhangend praten omdat ze denken dat ze worden afgeluisterd.

 

Diagnose

 

Hierbij is een probleem dat er geen labtest is om schizofrenie te testen want het heeft geen unieke symptomen.

Stap 1 : exclusie diagnose : zijn er niet andere oorzaken.

Stap 2 : onderscheid cognitieve/ appectieve psychose

Cognitief is minder gelinkt aan stemming,en meer op eerste gezicht bizar.

 

Schizofrenie: cognitief

Stap 3 : impact functioneren

 

Van de symptomen hoef je er maar 2 te hebben dit veroorzaakt een heterogeen ziektebeeld.

De symptomen moeten tenminste een maand duren en minstens 6 maanden impact op functioneren hebben.

 

  • sommige mensen blijven chronisch last houden van schizofrenie.
  • bij andere blijft het meerdere keren terugkomen en moeten ze er erg op letten
  • bij anderen is het eenmalig

 

Kreaplin vergeleek schizofrenie met een manische depressie. Volgens hem wordt schizofrenie alleen maar erger, terwijl depressie beter kan worden. Volgens Bleker zijn er meerdere ziektebeelden en subtypes van schizofrenie, namelijk:

  • paranoide
  • gedesorganiseerd
  • katonic

 

Deze verschillende soorten krijgen geen andere behandeling en er is moeilijk onderscheid te maken tussen deze soorten.

 

Oorzaak schizofrenie

 

Erfelijkheid? Hoe groot is je risico dat je schizofrenie hebt als een familielid dit ook heeft?

Groter risico -> eerstegraads familie 10-15%

                        2 ouders                   40-50%

                        Monozygoot              40-50%

                        2 eigen tweeling        15%

 

Maar de oorzaak voor schizofrenie is niet alleen maar genetisch, het ligt ook aan de omgeving bijvoorbeeld:

Neurocognitieve fouten in de kinderijd zoals:

  • ondervoeding en virussen in de prenatale fase, zuurstof gebrek bij de geboorte en het seizoen en de plaats waar het kind geboren wordt.

 

Sommige gebeurtenissen kunnen schizofrenie triggeren, zoals sociale oorzaken:

  • In een grote stad leven
  • Gebeurtenissen die veel impact op het leven hebben zoals bijvoorbeeld ziek zijn of dood
  • Migratie

Naar migratie is veel onderzoek gedaan: hier is uitgekomen dat als je in een bepaalde buurt een minderheid bent, je een hogere kans op schizofrenie hebt.

 

Dissociatie amnesie: verlies van geheugen en identiteit voor persoonlijke info: mensen kunnen dan een nieuwe persoonlijkheid beginnen: zo hoor je wel eens verhalen over mensen die compleet verdwijnen en een heel nieuw leven opbouwen.

Depersonalisatie: als je geest apart van het lichaam lijkt te staan.

 

Dissociatieve identiteitsstoornis:

Symptomen: 2 of meer persoonlijkheden

Ethiologie: extreme stress,  of bijvoorbeeld als kind zijn misbruikt: om hiermee om te gaan ontkoppelen ze hun geest van hun lichaam.

Behandeling: hypnose, psychotherapie, anti- depressiva en anti- angst medicijnen.

 

College 4 (2-12-2013)

 

Stemmingsstoornissen en zelfmoord

 

Veronderstelde oorzaken van depressie (aan de hand van een enquête in de VS):

  • Stress
  • Erfelijkheid
  • Opvoeding
  • De wil van god
  • Zwakke persoonlijkheid: dit is zeker niet het geval. Churchill leedt ook aan depressie en van hem kun je niet zeggen dat hij een zwakke persoonlijkheid had.

 

DSM criteria voor depressie

 

  • Een sombere stemming het grootste deel van de dag en meerdere dagen.
  • Verlies van plezier en interesse in het leven

Maar ook: gewichtsverlies, teveel/ te weinig slaap, energie verlies, gevoel van waardeloosheid, minder concentratie, gedachtes aan de dood en zelfmoord plegen en terugtrekking.

 

De betrouwbaarheid van de DSM is vooruitgegaan. Depressie is echter een heterogene stoornis. Het is nog niet gelukt om deze stoornis om te delen in meerdere homogene stoornissen.

Mensen met een depressie kunnen net als mensen met schizofrenie in een psychose komen.

 

Kenmerken

Vermelde kenmerken:

  • Somber
  • Nergens zin in
  • Geen plezier meer in het leven
  • Concentratieproblemen
  • Suïcidale gedachtes
  • Geïrriteerd en last van woede uitbarstingen (dit laatste hoeft niet, maar komt soms voor)

 

Geobserveerde kenmerken:

  • Weinig mimiek
  • Deze mensen praten weinig uit zichzelf.

 

Depressie meten

 

Depressie kan worden gemeten met vragenlijsten, dit kan op twee manieren:

  1. Je moet vertellen hoe somber je bent aan de hand van een schaal: de ernst van je depressie is de optelsom van de scores
  2. De tweede manier werkt hetzelfde, alleen de antwoorden lopen sneller op, het verschil tussen wel of geen depressie wordt hierdoor sneller duidelijker. De antwoorden waren bij de 1e manier bijvoord: niet van toepassing, een beetje, normaal, redelijk, veel. Bij de 2e manier zijn de antwoorden dan niet, veel, heel veel, overdreven veel.

Het voordeel van deze 2e manier is dat je de mensen die geen last hebben van depressie, maar gewoon een beetje somber zijn er sneller uitfiltert.

 

Bij mensen die behandeld zijn voor depressie komt depressie vaak nog een keer terug. Het blijft dan hun leven beïnvloeden. Uit een bevolkingsonderzoek kwam het volgende:

  • De helft van de DSM4 depressies is na 3 maanden verbeterd
  • 20% verbeterd echter na 2 jaar nog niet
  • Bijna alle depressies zijn binnen 1 jaar weg. Echter 1 jaar erna valt de helft weer terug.
  • De kans op een terugval wordt groter na elke terugval die je erbij krijgt. De drempel voor nog een depressie wordt dan steeds lager.

 

Behandeling

 

  • Antidepressiva
  • Cognitieve therapie
  • Placebo

Een placebo zorgt bij 25% van de mensen voor verbetering, de andere twee manieren zorgen bij 50% van de mensen voor verbetering (over een tijd van 8 weken gemeten): behandeling heeft dus zin.

 

Problemen bij behandeling:

  • Trial & error: je weet niet bij wie welke behandeling het beste werkt: je moet dit dus per persoon testen en sommige mensen zullen niet reageren op de ene behandeling en wel op de andere.

 

Onderhoudsfase na behandeling:

Na de behandeling is er een grote kans op terugval, veel mensen stoppen dan met de antidepressiva omdat ze te veel bijwerkingen hebben. Hierdoor krijgen ze dan een terugval.

 

Cognitieve therapie

 

Vaak gaat er een vervelende gebeurtenis vooraf aan een depressie. Echter er zit ook vaak iets anders achter, anders zou iedereen in zijn leven wel een keer depressief worden.

Stel je voor: er gebeurd iets vervelends. Sommige mensen hebben negatieve schema's waarnaar ze handelen, deze negatieve schema's zorgen voor automatische verkeerde gedachtes. Dit kan ertoe leiden dat iemand eerder last krijgt van een depressie. Bijvoorbeeld: iemand verbreekt de relatie en je negatieve schema is dat je alleen blij kan zijn wanneer iedereen je aardig vindt. Doordat de relatie wordt verbroken denk je automatisch dat niemand je aardig vindt. Deze gedachte kan bijdragen bij aan het ontstaan van een depressie.

 

Hoe vaker neuronen samen worden geactiveerd, hoe meer verbonden ze raken. Dit kan ook depressie veroorzaken. Als negatieve concepten vaker samen worden geactiveerd, raken deze negatieve concepten steeds sterker verbonden. Als dan een van de concepten na depressie nog eens wordt geactiveerd, worden de andere concepten dit ook sneller en hierdoor krijg je na een terugval dus steeds sneller nog een keer depressie.

 

Depressief realisme

 

Dit is een stroming die zegt: wat mensen met depressie denken is juist normaal: mensen die geen depressie hebben zien de wereld veel te rooskleurig. Mensen zonder depressie hebben een veel te positieve blik op hun eigen prestatie.

Mensen die somber zijn, zijn dus realistischer, maar mensen met depressie denken weer te somber.

 

Antidepressiva:

 

Je hebt verschillende soorten antidepressiva:

Monomineoxidase inhibitors: deze werken op de serotinehoeveelheid

Tricyclische antidepressiva: deze werken op de norepinephrine en serotine.

SSRI’s: bv. prozac: deze werken ook op de serotine hoeveelheid

Ook lichttherapie kan helpen bij seizoensgebonden depressies.

 

Genetica:

 

Depressie komt voor in families en is dus erfelijk.

Het gen voor de toegifte van serotine heeft een lange en een korte versie: mensen met het lange gen zijn als ze depressie krijgen niet beïnvloedt door ervaring: zij zijn ongevoeliger.

Mensen met het korte gen zijn wel beïnvloedt door ervaring.

Het kan echter niet dat zo’n heterogeen ziektebeeld maar door een gen bepaald wordt, er zijn vele genen bij betrokken.

 

 

College 5: persoonlijkheid en positieve psychologie (9-12-2013)

 

Emoties

 

Emoties hebben een paar kenmerken:

  • Ze kunnen tijdelijk zijn: dan noemen we het een staat, of ze kunnen consistent zijn: dan noemen we het een trek.
  • Ze bestaan uit verschillende componenten namelijk:
    •  Het subjectieve gevoel wat bij emotie hoort. Dit kan positief of negatief zijn.
    • De lichamelijke veranderingen waarmee emotie gepaard gaat, bijvoorbeeld hogere hartslag of veranderde houding.
    • De actietendenzen waarmee emotie gepaard gaat, bijvoorbeeld vluchten of vechten.
    • De communicatieve functie van emotie. Darwin deed al onderzoek naar wat de functie van emotie precies is.
  • Er bestaan verschillende categorieën en dimensies binnen emotie. Over de categorieën zijn verschillende ideeën: deze hebben allemaal te maken met de verschillende kenmerken van emotie. Ook zijn er verschillende dimensies binnen emotie, namelijk emoties kunnen positief of negatief zijn en actief of passief.

 

Positieve psychologie

 

In dit college gaat het over positieve emoties en vooral over positieve psychologie. Positieve psychologie gaat in tegen de gebruikelijke psychologie die de nadruk legt op negatieve componenten en positieve dingen vaak negeert. Positieve psychologie bestaat al sinds de jaren zeventig en het begon te bloeien rond 2000 onder leiding van Martin Seligman: hij werd beroemd door zijn aangeleerde hulpeloosheidonderzoek.

Hoe kwam hij van dit onderzoek naar  de positieve psychologie? Dit onderzoek werd gedaan bij ratten, zij kregen een schok en konden dit niet vermijden. Vervolgens kregen ze de kans om deze wel te vermijden, maar de meerderheid van de ratten deed dit niet meer omdat ze hulpeloos waren geworden. Echter 1 op de 3 ratten gaf niet op en was dus onkwetsbaar voor hulpeloosheid. Seligman ging kijken naar deze positieve eigenschap en zo kwam hij bij de positieve psychologie.

 

Het doel van de positieve psychologie

 

Het doel van de positieve psychologie is hogere eisen stellen aan het mens zijn: hoe haal je als mens meer uit je leven? Het legt de nadruk op de aanwezigheid van componenten in het leven die mensen helpen vooruit te komen.

 

De hoofdonderwerpen van de positieve psychologie zijn:

  • Geluksgevoel
  • Optimisme
  • Sterke karaktereigenschappen
  • Hoop

 

Positieve psychologie is echter niet vanzelfsprekend. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:

  • Krachtige positieve gebeurtenissen maken niet gelukkiger. Een voorbeeld hiervan is het winnen van de loterij.
  • Soms is positieve psychologie niet realistisch maar een positieve illusie.
  • Slechte eigenschappen zijn moeilijk te veranderen.
  • Dagdromen maakt niet gelukkiger. Positief dagdromen maakt niet gelukkig, maar onplezierig of neutraal dagdromen maakt wel ongelukkig.

 

Nut van de positieve psychologie

 

Wat is het nut van de positieve psychologie? Het nut van jezelf goed voelen is niet alleen op zichzelf belangrijk, maar ook belangrijk voor onder andere: betere relaties, meer bevredigend en productief werken, meer behulpzaamheid, betere geestelijke gezondheid, betere lichamelijke gezondheid en langer leven, beter werkend immuunsysteem, hogere hartslagvariabiliteit, lager niveau van stresshormonen en een hoger niveau van oxytocine (het gehechtheidshormoon).

Dit werkt ook omgekeerd: als je een betere relatie hebt voel je je bijvoorbeeld sneller goed dan wanneer je in een relatie zit waarin veel ruzie is.

 

Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de positieve effecten van positieve psychologie: Uit onderzoek is onder andere gebleken dat je als je leeft volgens de positieve psychologie je minder vaak en snel ziek wordt, je symptomen omlaag gaan en je pijn omlaag gaat. Het beschermt dus je gezondheid.

Een kanttekening hierbij is echter wel dat er niet is gekeken hoe leven volgens de negatieve psychologie dit beïnvloedt.

Dit is wel bekeken voor het effect dat leven volgens de positieve psychologie heeft op de sterfte. Deze neemt wel degelijk af.  Een verklaring hiervoor is:

  • Een directe verklaring is positieve emoties hebben een direct biologisch effect.
  • Een indirect verklaring is gezonder leven heeft onder andere een positieve invloed op omgaan met stress.

 

Geluk

 

Waardoor wordt geluksgevoel bepaald?

  • Geslacht: nee
  • Leeftijd: nee, elke leeftijd levert ander geluk op.
  • Stabiele relatie: ja
  • Werk: ja, vooral het hebben van werk of het niet hebben van werk
  • Etniciteit: nee
  • Land: ja, bijvoorbeeld in het ene land is minder corruptie, minder welvaart en minder vrijheid dan in het andere land.
  • Geld: ja/ nee, boven een bepaald niveau maakt het niet zoveel meer uit dan heb je genoeg voldoening.

Bijvoorbeeld loterij winnaars zijn na 6 maanden niet gelukkiger dan de controle groep. Dit komt doordat het winnen van een loterij je relaties verstoort en het geeft een ondraaglijk gevoel van toevalligheid en controleverlies. Echter mensen worden wel ongelukkig als hun omgeving geld heeft en zij dit niet hebben. Maar wel of niet gehuwd zijn speelt een 2x zo grote rol in het hebben van geluk als geld.

 

Wat bepaalt geluk?

  • Welvaart
  • Vrijheid
  • Rechtsorde
  • Sociale zekerheid
  • Inkomensgelijkheid

 

De drie wegen naar geluk zijn: plezierig, betrokken en betekenisvol leven.
Plezierig leven houdt in dat je gelukkige gevoelens krijgt door positieve ervaring en je je bewust bent van het moment.

Betrokken leven betekent dat je helemaal opgaat in wat je doet en je niet bewust bent van het moment.

Betekenisvol leven houdt in dat je leven zin heeft en dan vooral dat je zinvol bent voor anderen.

 

Er is onderzoek gedaan naar hoe stabiel positieve emoties zijn:

  • Er werd verondersteld dat er je steeds automatisch terugkeert naar je persoonlijke geluksniveau uit onderzoek bleek echter dat dit niet het geval is.
  • Het hebben van positieve emoties is genetisch vastgelegd voor 50%. Dit ontstaat echter wel in interactie met je omgeving.
  • Het hebben van positieve emoties is aangeleerd in je vroege jeugd door onder andere hechting, veiligheid en emotionele stabiliteit. Het is echter niet onomkeerbaar.

 

Er wordt verondersteld dat trekken gewoontes zijn en dat je sterke karaktereigenschappen kan trainen. Hierdoor kan je geluksgevoel langdurig verhoogd worden. Indirect kan je sterke positieve karaktereigenschappen trainen door stressmanagment en meditatie. Direct kan je dit trainen door te schrijven over positieve gebeurtenissen. Zo train je je hersenen om positieve gebeurtenissen directer te verwerken.

 

College 6 (16-12-2013)

 

Psychoanalyse, psychotherapie en behandeling:

 

Psychotherapie begon rond 1800. Voor deze tijd werd er slecht met mensen omgegaan die zich als ‘gekken’ gedroegen. Mesmer ontdekte een nieuwe therapie genaamd magnetisisme. Deze therapie ging ervan uit dat allerlei onzichtbare krachten een mens kunnen beïnvloeden. Mesmer probeerde om deze krachten te beïnvloeden. Er werd later onderzoek gedaan naar zijn technieken en de werking ervan, en uit die onderzoeken kwam dat het niet werkte. Op deze therapie zijn echter nog steeds veel variaties.

 

Kraepelin legde met het tegenover elkaar zetten van manische depressieve psychose en dementie de basis voor de DSM 3, 4 en 5. Sigmund Freud zijn ideeën legde de basis voor de DSM 1 en 2.

 

Freud

 

Freud is de grondlegger van de psychoanalyse en hij stond op tegen de onmenselijke psychiatrie. Freud zag zichzelf als een groot man. Hij vond zichzelf passen in het rijtje van Copernicus en Darwin met zijn idee dat een mens niet de baas over zichzelf is.

Zijn ideeën hadden een enorme invloed op het terrein van psychologie, sociologie en antropologie.

Hij wilde neurotische mensen helpen. Hiervoor ontwikkelde hij ideeën over het onbewuste leven en de rol van de drang van het instinct. Hieruit groeide een nieuwe wetenschap en een nieuwe methode om neurotische mensen te behandelen. Veel mensen dachten dat zijn ideeën niet klopte, maar uiteindelijk kreeg hij het wel voor elkaar om een psychoanalytische organisatie op te richten.

 

Het leven van Freud

 

Freud zijn carrière begon met onderzoek naar cocaïne. Vervolgens ging hij in de leer bij Chaquo. Deze man deed aan hypnose en dacht dat dit mensen hun stoornis symptomen kon doen verlichten. Vervolgens kreeg hij te maken met de ideeën van Breuer. Deze man  had Anna O. behandelt. Zij had last van een ernstige burn- out na het tijdlang zorgen voor haar stervende vader. Ze verkeerde in een vreemde bewustzijnstoestand en had last van een somatische stoornis. Breuer ging met haar praten, hier knapte ze erg van op. De behandeling is uiteindelijk niet gelukt, maar wel opgeschreven in de geschiedenis als werkend.

 

Theorieën

 

Freud had verschillende theorieën:

Zijn eerste: een neurotische toestand ontstaat door een recentelijk trauma.

Zijn tweede theorie: een neurotische toestand ontstaat door een vroeger trauma. Deze theorie wordt ook wel de verleidingstheorie genoemd, omdat trauma’s vaak door incest of verkrachting komen.

Zijn derde theorie: een neurotische toestand ontstaat door een ingebeeld trauma. Hier komen we dus uit bij de psychoanalyse. Bijvoorbeeld de herinnering aan het  oepiduscomplex lijkt op incest.

 

Er is een model gemaakt over het onbewuste en het bewuste. Dit ziet eruit als een ijsberg. Hiervan zit het bewuste deel boven water en het onbewuste deel onder water. Het onbewuste deel is dus niet zichtbaar en veel groter. Dit onbewuste deel kan je onderdrukken, je bant als het ware onacceptabele gedachtes uit.

Er zijn drie systemen hierbij betrokken.

Het Id: deze streeft constant naar het volbrengen van de basis driften volgens het plezier principe.

Het ego: zoekt een manier om het id tevreden te stellen op een realistische manier. Het moet een balans vinden tussen het id en het super ego.

Het super ego: de stem van het bewuste die zich focust op de manier waarop we ons horen te gedragen volgens de maatschappij. Als het super ego te overheersend is gaat een persoon zich vaak te perfectionistisch gedragen. Het belangrijkste gereedschap van het super ego is schuldgevoel.

Een waarschuwingssysteem voor het ego is angst hiervan heb je verschillende soorten:

  • Objectieve angst: als je bang bent voor iets waar je echt bang voor moet zijn, bijvoorbeeld een beer.
  • Neurotische angst: als je bang bent voor straf doordat het id te ver is gegaan.
  • Morele angst: angst om je niet op de juiste manier te gedragen, zoals de maatschappij verwacht.

 

Verdedigingsmechanismes

 

Er zijn verschillende verdedigingsmechanismes om te zorgen dat ongewenste impulsen onbewust blijven:

  • Repressie
  • Ontkenning
  • Verplaatsing
  • Reactie verandering
  • Projectie
  • Rationalisatie
  • Sublimatie

 

Soms falen deze verdedigingsmechanismes echter. Dit komt naar buiten in bijvoorbeeld woorden vermengen, ongelukjes en dingen vergeten. Freud zei dat niks zomaar gebeurt, overal zit een reden achter. Alles wat we doen is een expressie van ons geheugen of dat nou bewust of onbewust is.
In dromen komt het onbewuste ook terug. In je dromen kunnen dingen voorkomen waarover je je zorgen maakt of dingen die het id wil, onbewuste wensen bijvoorbeeld worden in je dromen vervult.

 

Seksueel conflict

 

In elke levensfase is er een ander seksueel conflict, hoe je dit conflict oplost bepaald wat voor persoonlijkheid je bent.

  • De orale fase: deze duurt vanaf je geboorte tot ongeveer je eerste levensjaar. In deze fase is voeding het belangrijkste.
  • De anale fase: hierbij hoort de toilettraining. Als er iets fout gaat in deze fase kan dit resulteren in extreem nette of extreem slordige mensen.
  • De fallische fase: hierin krijg je te maken met het oepiduscomplex en penisnijd.
  • De latente fase: hierin komen vooral intellectuele ontwikkelingen voor.
  • De genitale fase: hierin krijg je een bevredigende seksuele relatie. Deze fase bereik je als alle eerdere fases zijn doorlopen.

 

Freud zei ook dat humor vaak onderliggende vijandigheid reflecteerde.

 

Problemen

 

Freud liep tegen een aantal problemen van zijn theorie aan:

  • Deze was controversieel door onder andere de prominent aanwezige seksuele thema’s.
  • Deze was lastig empirische te testen. De begrippen waren bijvoorbeeld moeilijk te definiëren.
  • Er werd veel informatie gehaald uit onbetrouwbare en biased studies.

 

PKG College week 7, maandag 6 januari

Somatoforme stoornissen

Iedereen heeft wel eens lichamelijke klachten. Dit college gaat onder andere over het je zorgen maken over deze klachten. Gezondheidspsychologen denken dat somatoforme stoornissen een continuüm hebben: er zijn verschillende dimensies in deze stoornis en er moet niet alleen verschil worden gemaakt tussen je hebt het, of je hebt het niet.

 

Diagnostiek

Als je de diagnose somatoforme stoornis krijgt heb je last van de volgende punten:

  • Aanhoudende lichamelijk klachten en zorgen daarover
  • Klachten komen niet door een lichamelijke aandoening
  • De klachten hebben een negatieve invloed op het dagelijks leven
  • Er is een aanwijzing dat de klacht mede verklaart kan worden door het gedrag van de patiënt: door psychologische factoren..

 

Gerelateerde syndromen

Malignering: het stimuleren of verzinnen van lichamelijke symptomen om lastige situaties te vermijden.

Nagebootste stoornis: Lichamelijke ziekte stimuleren om medische aandacht te krijgen.

Verschillende somatoforme stoornissen

In DSM- V is de naam somatoforme stoornis verandert naar: somatoforme symptomen en gerelateerde stoornissen. Daarnaast zijn er hierbinnen geen aparte categorieën meer.

De verschillende stoornissen die er in de DSM- IV waren:

  • Conversiestoornis (
  • Uitval van de neurotische systemen bijvoorbeeld verlamming of spierzwakte zonder verklaring
  • Aanname dat psychische factoren de oorzaak hiervoor zijn
  • Niet opzettelijk veroorzaakt
  • Zorgt voor beperkingen in het functioneren en voor klinisch lijden.
  • Hypochondrie (1-5%)
    • Angst voor ziekte
    • Zorgt voor beperkingen in het functioneren en klinisch lijden
    • Duurt ten minste 6 maanden
    • Angst voor de ziekte is geen waan, de angst bestaat echt.
  • Morfodysforie (
  • Geobsedeerd door onvolkomenheden aan je uiterlijk
  • Zorgt voor beperkingen in het functioneren en klinisch lijden
  • Pijnstoornis (2%):
    • Ernstige pijn op meerdere plaatsen
    • Geen duidelijke oorzaak voor deze pijn te vinden
    • Zorgt voor beperkingen in het functioneren en klinisch lijden
  • Somatische stoornis (
  • Heel veel klachten voor nodig, je moet al 8 of meer klachten hebben gehad
  • Symptomen kunnen niet volledig worden toegeschreven aan een lichamelijke aandoening
  • Zorgt voor beperkingen in het functioneren en klinisch lijden
  • Ongedifferentieerde somatoforme stoornis (13%):
    • Lichamelijke onverklaarde klachten
    • Dit is als het ware een restcategorie voor klachten die niet op een lichamelijke manier verklaart kunnen worden.
  • Tussen al deze verschillende stoornissen zit veel overlap in de klachten en diagnoses. Psychologische klachten spelen bij elke ziekte wel een rol, maar als iets niet lichamelijk is, is het niet vanzelfsprekend psychisch.

    Behandeling

    Hoe we met onze klachten omgaan vormt een aangrijpingspunt voor de behandeling.

    Uitgangspunten voor de diagnose & behandeling:

    • Welk gedrag dat vertoont wordt speelt een rol?
    • Zelfwerkzaamheid bevorderen
    • Patiënt staat centraal, niet het lichaam van de patiënt.
    • Gedachten, emoties & gedrag worden bekeken in relatie met de klacht.
    • Geen medicijnen die werken. Vaak wordt er met antidepressiva gewerkt, maar dit werkt alleen maar als een patiënt ook depressief is, anders werkt het maar zeer beperkt.
    • Geen medische behandeling: dit geeft een risico op onnodige ingrepen
    • Terugdringen van de medische consumptie
    • 1 behandelaar die de zorg bewaard over de patiënt

    Een behandeling die werkt is cognitieve gedragstherapie:

    • Gebaseerd op het cognitieve gedragsmodel
    • Mensen moeten serieus worden genomen in een vroeg stadium
    • Aandacht voor de gevolgen van de klacht
    • Reattributie: verandering aan het eenzijdig toeschrijven van de klachten aan een ziekte. Veranderen van de manier waarop er wordt omgegaan met de klacht
    • Doelgerichte en korte therapie
    • Individuele of groepsbehandeling

    Wat bespreekt de behandelaar?

    • Hij praat in neutrale termen
    • Hij verteld dat de ziekte vaak voorkomt
    • Hij neemt de lichamelijke klacht serieus
    • De oorzaak wordt niet als psychisch gezien maar als onbekend
    • Er wordt gekeken naar wat de klacht in stand houdt
    • Er wordt gekeken naar de gedachtes, gevoelens en de omgeving van de patiënt

     

     

    Access: 
    Public

    Image

    Work for WorldSupporter

    Image

    JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

    Working for JoHo as a student in Leyden

    Parttime werken voor JoHo

    Comments, Compliments & Kudos:

    Add new contribution

    CAPTCHA
    This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
    Image CAPTCHA
    Enter the characters shown in the image.
    Check how to use summaries on WorldSupporter.org

    Online access to all summaries, study notes en practice exams

    How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

    • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
    • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
    • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
    • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
    • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

    Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

    There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

    1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
      • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
    2. Use the topics and taxonomy terms
      • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
    3. Check or follow your (study) organizations:
      • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
      • this option is only available trough partner organizations
    4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
    5. Use the Search tools
      • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
      • The search tool is also available at the bottom of most pages

    Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

    Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

    Field of study

    Access level of this page
    • Public
    • WorldSupporters only
    • JoHo members
    • Private
    Statistics
    740 1