Werkgroepaantekeningen PKG

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Werkgroep 1 15-11-2013

 

Er wordt een globale introductie gegeven over de komende periode. De werkgroep PKG zal bestaan uit 2 onderdelen. Enerzijds zal er een praktische uitwerking van de tentamenstof zijn. Dit gebeurt door middel van een presentatie. De klas wordt in groepen verdeelt en elke groep moet een hoofdstuk uit het boek behandelen. Namelijk:

  • Hoofdstuk 1: Traits and Trait Taxonemies.

  • Hoofdstuk 2: Theoretical and Measurement Issues in Trait Shychologie.

  • Hoofdstuk 3: Personality Dispositions over time.

  • Hoofdstuk 6: cognitive toptics in personality.

  • Hoofdstuk 11: Assessing and diagnosing abnormality. Blz 310-333

  • Hoofdstuk 14: Mood disorders and suicide. Blz 402-445

  • Hoofdstuk 15: Schizophrenia and related psychotic disorders. Blz 446-483

  • Hoofdstuk 16: Personal disorders. Blz 484-517

 

In groepjes van drie moet de stof worden door gelezen en moet er gezocht worden naar geschikte meetinstrumenten voor het thema/construct. Ofwel, met welke meetinstrumenten wordt het construct gemeten? In de presentatie moeten alle sub-schalen aan bod komen.

Het cijfer dat uiteindelijk aan een student wordt toegekend bestaat uit verschillende onderdelen. Het totaalcijfer bestaat voor 70% uit het tentamencijfer en voor 30% uit het werkgroepcijfer. Dit laatste cijfer bestaat ook weer uit verschillende onderdelen. Je moet een paper schrijven die in totaal 18% van je cijfer bepaalt. 12% van je cijfer wordt bepaalt door deelname, bestaande uit 5% voor de presentatie en 7% voor actieve deelname.

Conditionering is het automatisch invullen van simpel gedrag. Een voorbeeld hiervan is het lezen van woorden waarvan de letters, met uitzondering van de eerste en de laatste letter, door elkaar gehusseld zijn. Ondanks dat de letters door elkaar staan maken onze hersenen hier automatisch de juist woorden van.

 

Werkgroep 2 22-11-2013

 

Inzicht in gedrag

We proberen meer inzicht krijgen in hoe gedrag ontstaat, de registratie en het observeren van gedrag. Gedrag kan onbewust of bewust zijn.
Het veranderen van gedrag is heel moeilijk. Neem bijvoorbeeld goede voornemens voor het volgende jaar, deze gaan meestal na een tijdje mis. Dit komt mede door conditionering. Als je altijd met een auto rijdt waarin je links zit en dan opeens in een auto rijdt waarin je rechts zit dan lijkt het bijna of je weer opnieuw moet leren autorijden. Autorijden gaat dan niet meer automatisch. Je hebt dus onbewust gedrag en bewust gedrag.

  • Onbewust gedrag is een automatisme. Van ons gedrag is 95% onbewust. Het gaat hier om routinegedrag waarover je niet nadenkt. Onbewust gedrag ontstaat door conditionering of associaties en is dus afhankelijk van de context of stimuli.

  • Bewust gedrag is gepland gedrag. Van ons gedrag is 5% bewust. Het gaat hier om de plannen die we maken. We houden hierbij rekening met ons eigen kunnen. Daarnaast houden we rekening met wat anderen van ons gedrag zullen vinden. Bewust gedrag gaat vaak over keuzes op de lange termijn. Bewust gedrag kan na een tijdje onbewust gedrag worden.

Antecedenten
Antecedenten zijn prikkels die voorafgaan aan gedrag. Deze prikkels geven onze hersenen een signaal om bepaald gedrag te starten. Antecedenten kunnen voorkomen in verschillende vormen, namelijk als gebeurtenis, gevoel en gedachte. Een antecedent wordt ook wel een trigger of stimulus genoemd. Antecedenten zijn alle invloeden en ervaringen vanuit de omgeving die er voor zorgen dat gevoelens en gedachten ontstaan. Deze gevoelens en gedachten leiden op hun beurt tot bepaald gedrag.

Omdat antecedenten zelf ook gevoelens en gedachten zijn, is het vaak moeilijk om ze op te sporen. Je kunt dan het beste terug gaan naar de oorsprong, waar begon het gedrag mee? Op deze manier kun je je bewust worden van deze onbewuste gedachten en gevoelens.
Wanneer we ons bewust worden van de antecedenten kunnen we gedrag gaan veranderen. Dit gaat via de volgende stappen:

  • Eerst moet men erkennen dat bepaald gedrag ongewenst is

  • Vervolgens moet men zich bewust worden van de antecedenten die dit gedrag veroorzaken.

  • Daarna kan man een plan van aanpak maken om voortaan anders met deze antecedenten om te gaan

  • Uiteindelijk leert men om antecedenten om te zetten van disfunctioneel naar functioneel.

Consequenties
Gedrag kan belonende en straffende consequenties hebben, dit is conditionering.

  • Belonende consequenties zijn prettig en hiermee wordt gedrag in stand gehouden. (bekrachtiging)

  • Straffende consequenties zijn niet prettig en laten gedrag afnemen.

Als je gedrag wilt veranderen kun je denken aan gedrag dat te maken heeft met sociaal functioneren, persoonlijk functioneren of met leefgewoonten.

Het is belangrijk om bewust te worden van het ongewenste gedrag. Je moet elke keer wanneer het gedrag optreedt hier direct een registratie van maken. Bij het registeren moet je letten op het volgende:

  • De antecedenten die het gedrag veroorzaken

  • De consequenties (prettig/onprettig)

  • De frequentie (hoe vaak treedt het gedrag op?)

  • De tijd en de plaats

 

Wat gaat er vooraf?
Als je weet welk gedrag je wil veranderen is het belangrijk naar tenminste 3 a 4 antecedenten te kijken en hun consequenties te zoeken. Dit doe je om beter te begrijpen wat er vooraf aan je gedrag gebeurt wat maakt dat je dit gedrag gaat uitvoeren Hoe meer je weet van de oorzaak van je gedrag, hoe beter je het gevolg kunt sturen. Je wordt bewuster van het gedrag.

 

Als je je eigen gedrag wilt veranderen door hier bewust een registratie van te maken dan zijn er drie dingen waar je over na moet denken:

  1. wat ga je registeren? (hoe specifiek?)

  2. Wanneer ga je dit registreren?

  3. Hoe herinneren ik mezelf hieraan?

 

Werkgroep 4  06-12-2013

Don’t shoot the dog H4

Samenvatting van de afgelopen twee weken: waarom is verandering zo moeilijk? De mens is niet bang voor verandering, maar de mens is bang voor verlies (verliesaversie). Soms is er in de werkelijkheid geen sprake van verlies, maar denkt men dat er een kans is op verlies. Soms is er wel sprake van verlies, bijvoorbeeld verlies van vrije tijd. Verlies doet echter pas echt pijn als je je ertegen verzet. Zelfregulatie: het reguleren van jezelf om gedrag te veranderen, zowel automatisch als bewust.

MAP: kunnen we goed evalueren en voorkomt smoesjes. Stel je doel was 'vaker in de week sporten' dan kun je makkelijk zeggen dat je dit gedaan hebt ook al sportte je maar 2x. Wanneer je doel meetbaar is ( 3x in de week sporten) moet je je hier wel aan houden.

Reinforcers: de timing is heel belangrijk. Door een juiste timing geef je aan welk gedeelte van het gedrag je precies wil veranderen.

Verliesaversie
Het is belangrijk jezelf twee vragen te stellen met betrekking tot de angst iets te verliezen door je verandering. Ten eerst vraag je jezelf wat je bang bent te verliezen. Als je meer wil sporten verlies je bijvoorbeeld meer vrije tijd. Ten tweede vraag je jezelf of dit een wekelijks verlies is of dat het een belemmerende overtuiging van jezelf is.

Weerstand
Weerstand voel je letterlijk. Het is een contra-intuïtief voor wat je denkt dat goed voor je is. De weerstand die je voelt kan nuttig zijn en daardoor motivatie opleveren, maar het kan ook niet nuttig zijn. In die situatie kun je beter accepteren wat je niet kunt veranderen. Het negatieve weegt vaak veel zwaarder dan het positieve. De truc is om de focus proberen te verschuiven naar het positieve. 

Pijn (weerstand) heeft meer impact op ons gedrag dan plezier, negatieve prikkels werken dus sterker dan positieve prikkels. Heel lang geleden toen ‘in leven blijven’ de grootste uitdaging was, leverde dit grote voordelen op. Echter tegenwoordig zit deze focus op pijn en verlies soms behoorlijk in de weg. 

Motivatie
Motivatie is geen persoonlijkheidskenmerk en is niet stabiel over tijd. Motivatie is de mate van bereidheid tot gedragsverandering en kan verschillen per moment, per gedrag en per situatie. Motivatie kan beïnvloed worden door de interactie met anderen en kan onderverdeeld worden in extern en intern. Tenslotte verhoogt motivatie de kans op het vertonen van gedrag. 

Motivatie interview
Met het motivatie interview probeert men gedrag of levenswijze te veranderen vanuit een interne motivatie. Dit gebeurd door de cliënt zijn of haar ambivalentie over verandering te laten uiten en te helpen oplossen.

Ambivalentie: ergens twee gevoelens hebben, bijvoorbeeld: je wilt veranderen… maar toch ook weer niet. 

Tijdens het motivatie gesprek moet je niet afkeuren, beschuldigen, confronteren, discussiëren en etiketteren. Je kunt veel beter reageren uit empathie, discrepantie ontwikkelen en ambivalentie verhelderen. Daarnaast moet je aansluiten op en meeveren met weerstand en de self-efficacy aanmoedigen. 

De volgende technieken kun je het beste toepassen bij een motivatie interview:

  • open vragen stellen
  • reflectief luisteren
  • samenvatten
  • bevestigen
  • verandertaal uitlokken

Je kunt tijdens je motivatie interview gebruik maken van motivatie liniaal. Hoe belangrijk is het voor jou om te veranderen op een schaal van 0 t/m 10? En waarom geen 0? Stel dat je zou besluiten om te veranderen, hoeveel vertrouwen heb je er in dat dit lukt op een schaal van 0 t/m 10. En waarom geen 0? Vervolgens moesten de studenten een motivatie interview houden met elkaar.

Wat houdt gedrag in stand? Conditioneren (straffen en belonen)! Dit is een krachtig instrument om te leren, door de consequenties van gedrag te koppelen aan een bepaalde situatie of emotie. Waarom kan er toch sprake zijn van terugval in (automatisch) gedrag?Mensen verkennen de moeilijke situaties niet, waardoor deze onverwachts lijken te komen. Ook vertrouwen mensen er teveel op dat ze het wel gaan redden en realiseren ze zich niet dat ze dan toch vaak terugvallen in oud, automatisch gedrag. Daarbij hebben mensen de vaardigheden of de durf niet om door te zetten op moeilijke momenten, omdat ze zich niet hebben voorbereid.De meeste terugval komt voor in het begin van het veranderingsproces. Nieuw gedrag leidt immers tot onzekerheid en anderen moeten ook wennen aan het nieuwe gedrag. Daarbij zijn vooral in het begin nog niet direct veel resultaten zichtbaar. Daarnaast ontstaat terugval door crisismomenten en door te weinig tijd besteden aan de verandering van gedrag.

Hulp bij de moeilijke momenten
Deze tips kunnen helpen bij moeilijke momenten tijdens het gedragsveranderingsproces.

  • Geheugensteuntjes
  • Beloningen
  • Countering / time-out 

Geheugensteuntjes
Voorbeelden zijn een motto: briefje, kaartje om jezelf te herinneren aan de gekozen richting (bijvoorbeeld in je agenda of je mobiele telefoon). Ook kan een sticker of een plaatje je helpen herinneren om de verleidingen te stoppen die doen dat je niet wilt. Ten slotte kun je jezelf helpen herinneren aan de persoonlijke reden voor de verandering.
 Andere geheugensteuntjes die nuttig kunnen zijn, zijn symbolen (bijvoorbeeld een sieraad dat symbool staat voor je voornemen) en sociale steun (licht je omgeving in van je voornemen, zij kunnen je eraan herinneren, je bijstaan en je veranderde gedrag snappen).

Beloningen
Straffen kan, maar beloningen zijn vaak veel krachtiger. Beloon jezelf als je het gedrag vertoont voor een bepaalde tijd of voor een bepaald aantal keren. Beloon jezelf daarbij extra als je moeilijke situaties succesvol hebt doorstaan. Kies hierbij een persoonlijke beloning (iets wat jij leuk vindt) en kies iets wat je echt de moeite waard vindt om je voor in te spannen.

Countering is actief voorkomen dat je terugvalt in je oude automatismen. Dit kun je doen door jezelf toe te spreken en door bepaalde beelden op te roepen. Ook kun je je houding aanpassen (rechtop gaan zitten, sneller bewegen, sneller ademen ➔ positief effect op het zelfvertrouwen) en datgene wat jou een goed gevoel geeft bij de hand houden. Ook kun je het beste actief het gevoel oproepen dat je krijgt als je volhoudt of afhaakt. Tenslotte kun je passief voorkomen dat je terugvalt in oude automatismen door time-outs in te schakelen. 


Tijd!

Plan tijd voor de belangrijke dingen die nog niet urgent zijn.

Plan dagelijks tijd voor urgente belangrijke dingen.

Werk volgens de DERK methode: Doe Eerst Rot Klussen.

Maak een overzicht

 

Werkgroep 5 13-12-2013

Deze werkgroep worden er vier presentaties gegeven over vier hoofdstukken uit het boek. Hier onder zullen deze allemaal even kort besproken worden. De vier hoofdstukken zijn tentamenstof. Deze week gaat het over persoonlijkheidstrekken.

Extraversie en altruïsme
Extraversie staat tegenover introversie. Extraverte mensen zijn vaak erg sociaal, functioneren beter in groepen en vinden het fijn veel onder mensen te zijn. Introverte mensen daar in tegen houden er meer van op zichzelf te zijn. Ze zijn vaak stiller en functioneren beter als ze alleen zijn. Goed om te bedenken is dat je vrijwel nooit helemaal extravert of introvert bent maar dat je daar ergens tussen schommelt. Altruïsme staat tegenover egoïsme. Een persoon die hoog scoort op altruïsme is bescheiden, ziet anderen als het subject, is bang om duidelijk te zeggen wat hij voelt en voelt geen drang tot macht. Een persoon die hoog scoort op egoïsme daarentegen wil veel macht verwerven, ziet zichzelf als het subject en is duidelijk over wat hij wil en vindt.

Neurotisch en consciëntieus
Consciëntieuze mensen zijn ijverig en proberen vooruit te komen. Hierdoor bereiken ze vaak veel in hun leven. Ze hebben vaak een positievere en langere sociale of romantische relatie. Neurotische mensen zijn vaak onstabiel qua emoties. Ze hebben de neiging negatieve dingen beter te onthouden en op te merken.

Field (in)dependency en locus of control
Door het kijken naar bepaalde tekeningen en het ontdekken van figuren in een tekening kun je kijken of iemand veldafhankelijk of onafhankelijk is. Als je onafhankelijk bent dan zie je het figuur snel. Je hebt dan meer aandacht voor details in een geheel veld (beeld) dan voor de sociale factor. Mensen die onafhankelijk zijn kunnen vaak goed een exacte studie doen en zijn minder gericht op het sociale aspect. Als je veldafhankelijk bent heb je ook voor het sociale aspect in het veld (beeld), vaak doen deze mensen een sociale studie zoals psychologie. Bij een externe locus of control leg je de verantwoordelijkheid buiten jezelf. Bij een interne locus of control zie je jezelf als de gene die invloed heeft. Je gelooft minder in toeval en vindt dat jij zelf dingen kunt veranderen.

Psychoanalyse
Er zijn verschillende manieren om je verlagen te negeren of te verplaatsen. Bij sublimatie uit je verlangens door iets anders te gaan doen, zoals muziek spelen. Bij projectie projecteer je jou verlangen of ongenoegen op anderen. Bij rationalisatie beruik je bewuste redenering om je gedrag of angst goed te praten.

 

Werkgroep 6 20-12-2013

 

Week 6 stond in het teken van een coachingsgesprek. Het was de bedoeling om met je partner een coachingsgesprek te houden over het verloop van jullie gedragsveranderingen. Er was geen werkgroep omdat iedereen individueel dit gesprek moest houden.

 

In het gesprek moest je de client en de therapeut zijn, elke rol duurde ongeveer 30 minuten. Het was de bedoeling dat de therapeut een motivatiegesprek zou voeren met zijn client. De therapeut moest hierbij uitgaan van een LSD-Methode: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen. De therapeut moest zijn client proberen zichzelf te laten motiveren.

 

Door vragen te stellen en een samenvatting te geven, dwong de therapeut zijn client tot het nadenken over zijn al doorstane periode van verandering. Vragen als “wat wil je nog bereiken” of “hoever vind je dat je al bent, op een schaal van 1 tot 10” kunnen hierbij helpen.

 

Het was niet de bedoeling dat de therapeut advies gaf, de client moest hier zelf mee komen. Dit komt omdat de oplossing alleen in de persoon zelf ligt. De basishouding van een coach is essentieel: open en bereid te luisteren.

 

 

Werkgroep 7 10-01-2014

 

Deze werkgroep worden er drie presentaties gegeven over drie hoofdstukken uit het boek. Hier onder zullen deze drie even kort besproken worden. De drie hoofdstukken zijn tentamenstof.

 

  1. stemmingsstoornissen en zelfmoord

    Er zijn twee soorten stemmingsstoornissen. De unipolaire en de bipolaire stoornis. Mensen met de eerste stoornis hebben alleen last van depressie. Dit kun je weer onderverdelen in 2 sectoren: de major depressie en de dystimische depressie. Bij een major depressie heb je een periode van minimaal 2 weken waarin je erg depressief bent. Je kunt hierbij de enkele- of terugkerende major depressie hebben. Dystimische is minder hevig maar chronischer en duurt minimaal 2 jaar.

    Bipolaire stoornissen kennen een combinatie van depressie en manie. Bij bipolaire stoornis I heeft een persoon last van afwisselend manie en depressie. Bij bipolaire stoornis II heeft de persoon een mildere manie (deze beperk hem niet in het dagelijks leven) afgewisseld met depressie.

    Zelfmoord komt in drie vormen terug: zelfmoordpogingen, zelfmoordgedachten en voltooide zelfmoord. Als een persoon in je omgeving een voltooide zelfmoord heeft gepleegd lijkt dit acceptabeler om te doen en volgen er vaak meer voltooide zelfmoorden. Dit heeft het suïcidale cluster. De karaktertrekken hulpeloosheid en impulsiviteit zijn voorspellers voor het plegen van zelfmoord. Als behandeling wordt vaak voor een crisis interventie gekozen.

  2. Angststoornissen

    Ieder mens ontwikkeld een vecht- of vlucht response. Dit is set fysiologische en psychologische response die ons helpen de vluchten of te vechten tegen bedreigingen. Mensen met angststoornis hebben een afwijking aan de vecht- of vlucht response. Vooral het autonome zenuwstelsel en adrenaline-coricale systeem is hierbij ontregeld.

    PTSD staat voor Posttraumatische-stressstoornis. Symptomen zijn: het herbeleven van de gebeurtenis. Het constant ontwijken van de stimuli die met het trauma te maken hebben. Overgevoeligheid en chronische opwinding. Alles met betrekking tot het trauma veroorzaakt paniek of vluchtgedrag. Dit moet minimaal een maand duren. Hevigheid, nabijheid en duur voorspellen kans op PTSD.

    Bij een acute stressstoornis heb je de zelfde symptomen als bij PTSD, alleen duurt dit dit korter dan 4 weken. Ook moeten de symptomen binnen 1 maand na het trauma ontstaan.

    Bij een aanpassingsstoornis ontstaan binnen drie maanden na de stressfactor emotie- en gedragssymptomen. Dit zorgt voor depressiviteit en angstig- of asociaal gedrag.

    Er is sprake van een paniekstoornis wanneer die persoon zonder aanwijsbare rede paniekaanvallen krijgt. Ze zijn vaak bang dat ze een levensbedreigende ziekte hebben, gek worden of de controle verliezen. 1/3e heeft pleinvrees. Er is vaak spraken van een geconditioneerde vermijdingsrespons, door het ontwijken van de situatie komt de paniek niet en blijf je deze situatie vermijden.

    Fobieën kunnen specifiek of sociaal zijn. Er zijn vier specifieke fobieën: dier gericht, natuurlijke omgeving, situationele fobieën en bloed, injectie en verwonding. Bij sociale fobieën zijn mensen bang zich voor schut te zetten. Je hebt hier drie groepen: 1. angst voor spreken in publiek, 2. angst voor verschillende sociale situaties en 3. verschillende angsten voor verschillende sociale situaties.

    Bij een obsessieve compulsieve stoornis heeft de persoon een angst voor bepaalde gebeurtenissen en om deze te voorkomen moet hij bepaalde dingen van zichzelf doen. Dit zijn compulsies, deze zijn vaak rationeel niet in verbant te brengen met de obsessie. Dit verband ontstaat vaak door operant-conditioneren.

  3. Schizofrenie

    Bij schizofrenie leid je aan aan positieve, negatieve en ongeorganiseerde symptomen. Positieve symptomen zijn onder andere hallucinaties en waanideeën. Negatieve symptomen zijn onder andere afstomping van gevoel en afname van spreken. Ongeorganiseerde symptomen zijn onder andere ongeorganiseerde spraak en gedachten. Je hebt vier groepen:

    1. paranoïde schizofrenie: vooral positieve en ongeorganiseerde symptomen. Hebben een goede levens verwachting.

    2. catatonische schizofrenie: motorische gedragen en spraak vallen niet samen met de omgeving.

    3. ongeorganiseerde schizofrenie: ongeorganiseerde gedachten en gedrag en weinig emotionele gevoelens. Deze mensen kunnen het minst goed functioneren.

    4. ongedefinieerde schizofrenie: deze menen hebben symptomen van verschillende hier boven genoemde vormen. Je kunt ze niet in een van de vorige delen omdat ze onder verschillende vormen vallen.

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
506 1