Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Werkgroepaantekeningen week 2 - 6

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Werkgroep 2

  1. Wat is ‘first level’ en ‘second level’ agendasetting?

Bij first level agendasetting bepaalt de media over welke onderwerpen wij in de samenleving nadenken en welke onderwerpen wij belangrijk vinden. Bij second level agendasetting bepalen media niet alleen over welke onderwerpen in de samenleving wordt nagedacht, maar ook met welke attributen mensen deze onderwerpen in associatie brengen.

  1. Wat is het verschil tussen agendabuilding, agendasetting en framing?

Bij agendabuilding gaat het om het proces waarin de wensen van groepen in de samenleving de aandacht krijgen van politieke actoren. Die proberen vervolgens de agenda van de media en het publiek te beïnvloeden. Agendabuilding is de onderlinge beïnvloeding tussen organisatie-agenda’s, de media-agenda’s en de publieke agenda’s. Bij agendamatching willen organisaties anticiperen op onderwerpen die op de media-agenda zijn genoemd. Zo kun je inhaken op maatschappelijke discussies. De media-agenda kan ook anticiperen op de publieke agenda. Bij agendasetting bepaalt de media over welke onderwerpen wij in de samenleving nadenken en welke onderwerpen wij belangrijk vinden. Framing is het in een kader plaatsen van een onderwerp waardoor het onderwerp een specifieke betekenis krijgt.

  1. Is er een verschil tussen ‘second level’ agendasetting en framing? Leg je antwoord uit.

Het komt in grote lijnen op hetzelfde neer, maar bij framing worden er niet alleen attributen met het onderwerp in verband gebracht, maar wordt het onderwerp in een bepaald kader gezet. Framing gaat dus nog een stapje verder. Omdat framing een heel breed begrip is, zou je ‘second level’ agendasetting ook kunnen zien als een vorm van framing.

  1. Leg in eigen bewoording uit wat ‘sociaal constructivisme’ betekent.

Bij sociaal constructivisme ligt de nadruk op betekenis als onderscheidend aspect van feiten. Deze theorie houdt in dat mensen zelf betekenis geven aan hun omgeving. Kennis die wij opnemen wordt gekoppeld aan kennis die wij al eerder hadden. Omdat de sociale omgeving de kennis beïnvloedt die al in onze hersenen is opgeslagen, heeft dit ook invloed op hoe wij nieuwe informatie opslaan.

  1. Welke online communicatie activiteiten gebruiken mensenrechten organisaties om interactie over mensenrechten issues te initiëren?

Mensenrechtenorganisaties hebben een eigen site waarop ze algemene informatie geven. Daarnaast gebruiken ze Twitter en Facebook om met het publiek te communiceren.

  1. Carroll en McCombs (2003) spreken over een ‘information subsidy’. Wat is dat en wat vind je van de term?

Information subsidy houdt in dat organisaties het publiek proberen te beïnvloeden door informatie te geven aan de media. De organisaties hopen dan dat de media dit weer doorgeeft aan het publiek. Als informatie via de media komt, lijkt deze betrouwbaarder dan als het direct van organisaties komt. Ik vind het een term die goed aansluit bij de betekenis, want de media krijgt zo makkelijk informatie dus wordt zo ‘gesubsidieerd’ met informatie. De organisaties zelf profiteren hier echter ook heel erg van, want die krijgen zo gratis publiciteit en mensen zullen de informatie over de organisatie eerder geloven. Het woord subsidie suggereert dus wel dat vooral de media er profijt van hebben.

  1. Wat is de methode in het artikel van Hallahan (1999).

Hallahan heeft bestaande literatuur van verschillende disciplines gebruikt om op basis daarvan een conclusie te trekken. Dit is dus een literatuur review.

  1. Welk framing model lijkt jou het meest relevant voor corporate communicatie?

Het meeste relevante framing model voor corporate communicatie lijkt me het model van choices en actions. Bedrijven kunnen hiermee hun doelstellingen verantwoorden en de achterliggende keuzes op een positieve manier uitleggen.

  1. Wat voor soort onderzoek is het onderzoek van Fortunato?

Een case study.

  1. Wat is de voornaamste les dat uit het onderzoek van Fortunato blijkt?

De voornaamste les die uit dit onderzoek naar voren komt, is dat niet alleen de massamedia invloed hebben op wat er op de publieke agenda staat. Ook organisaties en bedrijven kunnen invloed hebben op hoe ze in de media verschijnen, niet alleen de media zelf. Het artikel bewijst dat door bepaalde strategieën te gebruiken, het proces van framing en selectie van informatie beïnvloed kan worden door organisaties.

Werkgroep 3

 

Vragen over de tekst van Gaunt en Ollenburger (1995)

  1. Onder welke termen komt ‘luisteren en interpreteren’ terug de PR literatuur?

Scanning, monitoring, issue identification/management.

  1. Waarom blijven voorbeelden van succesvol ‘issue management’ volgens Gaunt en Ollenburger (1995) onzichtbaar?

Omdat issue management juist succesvol is als de issues die opgelost moeten worden niet door het publiek worden opgemerkt. Issue management wordt vaak door de war gehaald met crisis management en risk management. Crisis management is een stap verder dan issue management: hierbij gaat het om het actie uitvoeren in reactie op een uit de hand gelopen issue dat bij het publiek terecht is gekomen. Risk management is het publiek informeren over publieke veiligheid.

  1. Welke vijf stappen onderscheidt het Chase / Jones  model (in Gaunt en Ollenburger, 1995) in het proces van ‘issues management’?

Identificeren van issues, analyseren van issues, Issue Change Strategy Options, The Issue Action Program, evalueren van resultaten.

 

Vragen over de tekst van Cornelissen (2005)

  1. Omschrijf de vier stappen in het ‘communication strategy model’ van Cornelissen.

Bij de strategic analysis gaat het om het begrijpen van de strategische positie van de organisatie. Het doel ervan is om een beeld te vormen van de belangrijkste invloeden op het huidige en toekomstige welzijn van de organisatie, en welke mogelijkheden er zijn op basis van de omgeving en de competenties van de organisatie. Het gaat om het analyseren wat de huidige positie met alle stakeholders is in de omgeving en wat dit betekent voor de bedrijfs- en communicatiestrategieën.

Strategic intent gebruikt de strategic analysis om doelen te formuleren waarop een verloop van acties afgestemd kan worden. Bij strategic action wordt de strategische intent of de gekozen strategische opties vertaald in acties. Dit is de algemene strategische programmering van een organisatie. Bij evaluation worden de resultaten van de strategie geëvalueerd en er wordt gekeken in hoeverre de doelstellingen zijn behaald.

  1. Wat is een SWOT analyse?

Een SWOT analyse is een analyse van de sterke punten, zwakke punten, mogelijkheden en bedreigingen van/voor de organisatie. Bij de eerste helft van de SWOT analyse, op het gebied van sterke- en zwakke punten, worden de positie, de competenties, het uitvoeren en de producten van het bedrijf onderzocht in verhouding tot stakeholders, activiteiten van concurrenten, trends in de omgeving en middelen van het bedrijf. Bij de tweede helft van de SWOT analyse worden mogelijkheden en bedreigingen met betrekking tot de omgeving onderzocht, zoals marktmogelijkheden, politieke regelingen en shareholder activisme.

  1. Wat is een DESTEP analyse?

Een DESTEP analyse is een brede analyse van de verschillende demografische, economische, sociale, technologische, ecologische en politieke ontwikkelingen en factoren die een impact op de organisatie zouden kunnen hebben. Door zo’n analyse van de omgeving zijn managers in staat de belangrijkste huidige veranderingen in de omgeving te omschrijven en toekomstige veranderingen te voorspellen.

  1. Omschrijf de drie criteria waarmee stakeholders worden onderscheiden bij ‘stakeholder-mapping’ (box 4.2).

Power: de macht van een groep stakeholders op de organisatie

Legitimacy: de legitimiteit van de claim die de groep stakeholders op de organisatie legt

Urgency: de mate waarin claims van stakeholders vragen om onmiddellijke actie

Het combineren van deze drie criteria en de aanwezigheid of afwezigheid van deze criteria leidt tot zeven verschillende types stakeholders.

  1. Wat is een ‘dangerous stakeholder’? Geef een voorbeeld.

Een stakeholder die zowel macht heeft als dringende claims, maar geen legitimiteit. Ze worden als gevaarlijk gezien omdat ze de organisatie onder dwang kunnen zetten of zelfs geweld kunnen gebruiken. Een voorbeeld van een dangerous stakeholder is iemand die zorgt voor stakingen, sabotage van werknemers en terrorisme. Religieuze of politieke terroristen gebruiken bijvoorbeeld bommen, schietpartijen of ontvoeringen om aandacht te vragen voor hun claims.

 

Vragen over de tekst van Weick (1988)

  1. Wat bedoelt Weick met ‘enactment’?

Mensen dragen zelf bij aan een crisis. Als mensen zich met een situatie bemoeien, wordt er aandacht op gericht en ontwikkelt de situatie zich tot een crisis. In de pogingen van mensen om een situatie te begrijpen, zijn ze genoodzaakt te handelen. In dat handelen worden ze onderdeel van dat probleem en bestaat de kans dat ze de situatie verergeren. Op het moment dat wij handelen creëren wij een situatie. Vaak denken wij dat als wij goed begrip hebben van een situatie, wij in de situatie kunnen stappen om de situatie op te lossen en constructief te handelen. Weick stelt dat je eerst handelt, en zo ontstaat de situatie. Het begrijpen van de situatie komt net iets later dan het handelen. Dat handelen doe je vanuit een bepaalde sensemaking. Vanuit die sensemaking creëer je de situatie. Sensemaking houdt in dat de werkelijkheid zo complex is dat wij hem nooit helemaal zullen begrijpen. Wij moeten er daarom een verhaal van maken waar we iets mee kunnen. Het wordt vertaald in een model waarmee we kunnen werken. Dat is een springplank van waaruit wij verder kunnen handelen. Een conceptueel model is ook sensemaking. Als wetenschappers simplificeren en reduceren we namelijk de werkelijkheid tot een model.

  1. Waarom is het moeilijk om een crisissituaties goed te begrijpen zonder de situatie te beïnvloeden?

Om een crisissituatie goed te begrijpen is het bijna noodzakelijk om je met de situatie te bemoeien. Door dat handelen wordt je onderdeel van het probleem, en beïnvloedt je dus de situatie.

 

Vragen over de tekst van Lotila (2010)

  1. Wat wordt bedoeld met het concept “Corporate social responsiveness”?

Een benadering die de relatie tussen het management en de maatschappij benadrukt.

  1. Omschrijf in je eigen woorden hoe het ‘corporate responsiveness to social pressure model’ werkt.

Het model gaat om de issues in de samenleving en hoe deze issues de relatie tussen managers en samenleving beïnvloeden. In de omgevingsanalyse gaat het altijd om omgeving, issues en stakeholders. Door een wisselwerking tussen het probleem, de omgeving en de stakeholders ontstaat een sociale druk op managers. Je kunt op verschillende manieren de relaties met de samenleving managen. De tactische benadering houdt in dat de (reputatie van de) organisatie op korte termijn veilig gesteld wordt. Bij de strategische benadering gaat het om op lange termijn handelen. Ook kunnen managers geen actie ondernemen. Dit kan echter ook strategisch zijn. Handelingen kunnen reactief zijn: je reageert dan op de omgeving. Bij actieve handelingen maak je gebruik van two-way communicatie. Bij proactief handelen probeer je voordat er een crisis is, te achterhalen welke issues er zijn in samenleving door two-way communicatie. Bij inactief handelen doe je niets. Door proactief handelen kan soms ook weer een crisis ontstaan.

 

Werkgroep 4

 

Structuur (Mintzberg 1980)

  1. Wat zijn de verschillende ‘componenten’ waaruit een organisatie bestaat?

De operating core (werkende kern), de strategic apex (strategische top), de middle line (middelste lijn), de technostructure (technologische structuur) en de support staff (ondersteund personeel). De strategic apex is de strategische top van een organisatie. De operating core is het personeel op de werkvloer zelf. Hier worden de producten gemaakt en diensten geleverd. De technostructure  bestaat uit analisten die allemaal handboeken, draaiboeken, regels en protocollen ontwikkelen om het werk te standaardiseren. De technostructure heeft geen betrekking op technici die machines maken als ze stuk zijn. De middle line bestaat uit managers die de schakel vormen tussen de strategische top en de werkvloer. Zij verkondigen beslissingen van de top aan het personeel op de werkvloer en zorgen voor bereidheid om deze uit te voeren. Ze hebben ook de verantwoordelijkheid om de top te informeren over wat er zich op de werkvloer afspeelt. De support staf is het ondersteunend personeel. Het ondersteunend personeel staat los van de organisatie. Zij zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de kantine en de schoonmaak, maar vaak vallen adviseurs en de communicatieafdeling hier ook onder. In elk type organisatie staat één sleutelonderdeel centraal.

  1. Op welke manieren kan een organisatie het werk afstemmen? (de coördinatiemechanismen).

Mutual adjustments (onderlinge aanpassingen), direct supervision (direct toezicht), de standaardisatie van werkprocessen, vaardigheid en resultaten.

  1. Welke configuraties onderscheidt Mintzberg?

Simple Structure: belangrijkste onderdeel is de strategic apex en deze coördineert door middel van direct supervision.

Machine Bureaucracy: oplegging van werkstandaarden door de technostructure.

Professional Bureaucracy: standaardisatie van vaardigheden door de operating core.

Divisionalized Form (divisiestructuur): de middle lime wordt gecoördineerd door middel van standaardisatie van output.

Adhocracy (niet-formele organisatiestructuur): mutual adjustments en de support staff staan centraal.

  1. Geef een voorbeeld van een ‘adhocratie’ en leg dat uit.

Een researchgroep heeft vaak een adhocratie als structuur. Hierbij is het ondersteunend personeel, de researchers, het belangrijkst en hun taken zijn zeer gespecialiseerd. Door de vele horizontale relaties moeten zij veel samenwerken en zich aan elkaar kunnen aanpassen. Ook is hun werk dynamisch en researchers moeten dus flexibel zijn.

 

Cultuur (Hofstede, 1990)

  1. Wat zijn de zes cultuurdimensies die Hofstede onderscheidt?

Procesgericht versus resultaatgericht, mensgericht versus werkgericht, professioneel versus gebonden aan de organisatie, open versus gesloten, strak versus los, normatief versus pragmatisch.

  1. Leg uit wat bedoeld wordt met ‘normatieve versus pragmatische organisatiecultuur’.

Organisaties met een normatieve organisatiecultuur zijn erg gericht op het correct toepassen van procedures en hechten veel waarde aan ethische normen. Het doel van de organisatie is om een nuttige bijdrage te leveren aan de samenleving. Organisaties met een pragmatische organisatiecultuur zijn vooral gericht op de wensen van de klant. Het resultaat van de inspanningen is belangrijker dan hoe de resultaten tot stand zijn gekomen en het correct toepassen van procedures is dus niet van groot belang. Zij hechten minder waarde aan ethische normen en zoeken bij ethische kwesties naar praktische oplossingen.

 

Interne communicatie (de Ridder, 2005)

  1. Leg uit wat de vier directe doelen van interne communicatie zijn.

De vier directe doelen van interne communicatie zijn te onderscheiden in het primaire perspectief en het secundaire perspectief. Een doel in het primaire perspectief is taakuitoefening, waarbij het gaat om het geven van instructies of het controleren. Een tweede doel is vernieuwing. In het secundaire perspectief is het eerste doel een gevoel van gemeenschap creëren. Dit is sterk gerelateerd aan cohesie, betrokkenheid, vertrouwen en draagvlak voor het handelen van de organisatie. Het tweede doel is een gevoel van welbevinden creëren. Hierbij gaat het om motivatie en arbeidssatisfactie.

  1. Waarom is het bij interne communicatie belangrijk om rekening te houden met de rijkheid van een medium?

Media verschillen in termen van rijkheid. De rijkheid van het medium moet afgestemd worden op de soort boodschap. Sommige media zijn beter geschikt om bepaalde boodschappen over te brengen dan anderen. Er moet altijd een goede connectie zijn tussen medium en boodschap.

  1. Welke criteria hebben we om de mediarijkheid te bepalen?

Mogelijkheid tot feedback, mogelijkheid tot het gebruik van verschillende cues, gebruik van eigen taal en persoonlijke focus van het medium (sluit wel/niet aan bij persoonlijke vaardigheden).

 

Aantekeningen

De contingency theorie houdt in dat er niet één beste configuratie is om je organisatie te sturen. De configuratie is afhankelijk van de omgeving. Deze benadering zien we ook terug bij mediarijkheid. Rijke media zijn niet perse beter dan arme media. Welke soort medium je gebruikt hangt af van je soort boodschap je wilt overbrengen en welk doel je hebt met communicatie.

 

Werkgroep 5

 

Vragen over de tekst van Balmer, Stuart & Greyser (2009)

1.      Wat houdt de AC3ID Test van Corporate Brand Management in? Beschrijf het model en licht de componenten ervan toe.

De AC3ID test is gebaseerd op de veronderstelling dat er zes belangrijke identiteitstypen zijn. De actual identity gaat over wat de organisatie daadwerkelijk is. De communicated identity heeft betrekking tot wat de organisatie zegt dat het is en wat zij hierover dus communiceren met de omgeving. Bij de conceived identity gaat het om welk beeld de omgeving heeft van de organisatie. De covenanted identity houdt in waar het merk/bedrijf voor staat. De ideal identity gaat over wat de organisatie zou moeten zijn en hoe zij zich zouden moeten gedragen volgens de omgeving. Tenslotte heeft de desired identity betrekking op wat de organisatie zelf graag wilt zijn. Hierbij staan vaak de dromen van het management centraal. Het is een taak van het management van organisaties om deze identiteitstypen op elkaar te laten aansluiten. Elk identiteitstype hoort bij een concept dat belangrijk is binnen het bedrijf. Zo past bij de actual identity het concept corporate identity, bij communicated identity de corporate communications, bij de conceived identity het corporate image, bij de covenanted identity de corporate brand, bij de ideal identity de corporate strategy en bij de desired identity de visie van het management (CEO vision).

2.      Wat wordt bedoeld met de (mis-)alignment van identiteiten?

Een alignment van identiteiten is een overeenstemming tussen de corporate identiteit zoals deze gecommuniceerd wordt naar de omgeving en de daadwerkelijke identiteit van het bedrijf. Bij een misalignment komen deze twee dus niet met elkaar overeen.

3.      Hoe wordt het AC3ID model door de auteurs toegepast op de British Airways case? Wat zijn de belangrijkste conclusies m.b.t. de alignments/misalignments?

In het artikel wordt de geschiedenis van British Airways onderzocht op basis van zes belangrijke perioden waarbij bepaalde identiteitstypen van British Airways centraal stonden. In de periode vóór 1980, de appaling era, was het grootste identiteitsprobleem van de vliegmaatschappij de misalignment tussen de ideal identity, dus wat de maatschappij moest zijn, en de actual identity, wat de maatschappij daadwerkelijk was. Aan het begin van de jaren 80 stond de misalignment tussen de desired identity, wat de maatschappij graag wilde zijn, en de actual identity centraal. Hierna onderging de maatschappij een aanpassingsperiode onder leiding van Lord King. In het midden van de jaren 80, in de appealing era, werd er hard gewerkt aan het laten aansluiten van de communicated identity, wat de organisatie zei dat het was, op de ideal idenity. Dit werd gedaan met een grote reclamecampagne voor de vliegmaatschappij. Het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 was de adoring era. In deze periode stond het laten aansluiten van de communicatie van de maatschappij op waar de maatschappij voor staat centraal. In de astonishing era, in de late jaren 90, was er een grote crisis bij British Airways. Dit was ontstaan door het omgooien van waar het merk voor staat, de convenanted identity. Hierbij was British Airways wel succesvol in het laten aansluiten van de communicated identity en de desired identity, maar er was een grote misalignment tussen de actual idenity, de covenanted idenity en de ideal identity. In de periode dat British Airways nu zitten, de affirming era, hebben zij nog steeds moeite met het laten aansluiten van de communicated indenity en de covenanted identity.

 

Vragen over de tekst Hatch & Schultz (2002)

1.      Hoe definiëren de auteurs organisationele identiteit?

Organisationele identiteit is een relationeel construct dat wordt gevormd door een proces van inter-organisationele vergelijkingen en reflecties op deze door de tijd heen.

2.      Leg het “Organizational Identity Dynamics Model” in je eigen woorden uit.

Het Organizational Identity Model toont op twee manieren de relatie tussen de beelden die stakeholders van een organisatie hebben en het cultureel begrijpen van de organisatie zelf. Ten eerste laten de processen van het spiegelen van de organisationele identiteit met de beelden van stakeholders en het reflecteren op wie de organisatie is de invloed zien van de beelden van stakeholders op de organisationele cultuur. Ten tweede beschrijven de processen van het uiten van het cultureel begrijpen in identititeitsclaims en deze uitingen van identiteit gebruiken om indruk te maken op anderen de invloed van organisationele cultuur op de beelden van de organisaties die anderen hebben. Als gelijke termen voor de ‘I’ en de ‘me’ worden op organisationeel niveau de termen ‘culture’ en ‘image’ aan elkaar gelinkt, die voor de intergerelateerde processen staan waarbij interne en externe organisationele zelfdefinities de organisationele identiteit construeren.

3.      Wat bedoelen de auteurs met organisationeel narcisme?

Met organisationeel narcisme bedoelen de auteurs dat organisaties te veel vasthouden aan de eigen culturele identiteit en eigen waarden en niet reageren op het beeld van de organisaties van externe partijen.

4.      Wat bedoelen de auteurs met hyper-adaptie?

Hyper-adaptie is het tegenovergestelde van narcisme. Met hyper-adaptie wordt bedoeld dat te veel aandacht wordt besteed aan wat stakeholders, waardoor het cultureel erfgoed en de culturele waarden van de organisatie worden genegeerd en verwaarloosd.

 

Vragen over de tekst Chun (2005)

1.      Welke denkscholen worden er binnen het reputatieparadigma onderscheiden? Voorzie de denkscholen van een korte toelichting.

Bij de evaluative learning school wordt de reputatie van een organisatie verkregen op basis van haar financiële waarde of financiële prestaties op korte termijn. Bij de impressional learning school is de reputatie gebouwd op de percepties en indrukken die belangrijke stakeholders hebben van de organisatie. De relational learning school ziet reputatie als een gelijke reflectie van het interne en externe beeld van de organisatie.

2.      Licht de sleutelelementen van corporate reputatie toe aan de hand van figuur 1 (p. 98).

De sleutelelementen van corporate reputatie zijn de identiteit, de gewenste identiteit en het image van het bedrijf. De identiteit van een bedrijf heeft betrekking tot wat leden opvatten, voelen en denken over hun organisatie en gaat over de organisationele kenmerken die het meest centraal, vaststaand en onderscheidend zijn. De gewenste identiteit heeft betrekking tot visuele kenmerken zoals naam, logo en symbolen of de strategische kenmerken zoals visie, missie en filosofie van het bedrijf. Deze zijn onderdeel van het strategische proces dat corporate strategie aan het image en de reputatie van een bedrijf linken. Het image is een samenvoeging van de impressies en percepties die externe stakeholders hebben van het bedrijf. Het image zou moeten aansluiten op de organisationele identiteit en de gewenste identiteit voor een goede reputatie.

 

Werkgroep 6

 

Vragen over de tekst van Cornelissen, Carrol & Elving (2009)

  1. Welke relatie hebben corporate communicatiemensen en journalisten volgens deze auteurs?

Journalisten gebruiken vaak informatie die zij van corporate communicatieprofessionals krijgen. Omgekeerd hebben de professionals en de bedrijven waarvoor zij werken vaak de media nodig als kanaal om aandacht voor het bedrijf te krijgen en om belangrijke stakeholders te bereiken.

  1. Welke dimensies onderscheiden de auteurs in de interactie tussen corporate communicatiemensen en journalisten?

De auteurs onderscheiden vijf lagen in een model die beïnvloeden hoe nieuws er uit komt te zien. Journalisten, nieuwsroutines, organisatie, intermedia, ideologie. Bij de eerste laag staan de journalisten centraal. Zij bepalen waar over wordt geschreven. Bij de tweede laag moeten we kijken naar de nieuwsroutines: allerlei patronen, regels en werkwijzen op de mediaredactie die bepalen waar nieuwsberichten aan moeten voldoen. Bij de derde laag kijken we naar de organisatie. De identiteit van een mediaorganisatie kan erg verschillen. Die identiteit verklaart voor een deel waarom nieuws nieuws is en waarom het een bepaalde toon heeft. Nog breder, bij de vierde laag, verklaren we nieuws vanuit de mediaomgeving, de ‘intermedia’. Bij deze laag bemoeien allerlei adverteerders, andere organisaties en corporate communicatieprofessionals zich met wat nieuws moet zijn. Tenslotte bepaalt de ideologie waarin de organisatie zich bevindt ook wat nieuwswaardig is en wat niet. De ideologie is de cultuur, de machtsstructuren, normen en waarden op een bepaalde plek in een bepaalde tijd.

  1. De auteurs construeren een model waarin de discursieve onderhandeling tussen corporate communicatiemensen en journalisten wordt gemodelleerd. Hoe ziet dat model eruit en hoe werkt het? Welke rol speelt sense making hierin?

Bij de discursieve onderhandeling tussen corporate communicatiemensen en journalisten gaat het om het onderhandelen tussen frames. Deze frames ontstaan bij beide partijen vanuit een bepaalde sense making: de manier waarop mensen betekenis geven aan gebeurtenissen en issues binnen en buiten hun organisatie om deze begrijpelijk voor zichzelf te maken. De sense making bij zowel corporate communicatiemensen als journalisten hangt af van hun professionele identiteit en de identiteit van hun organisatie. Bij communicatiemensen spelen ook de aanwijzingen (cues) die zij vanuit de organisatie krijgen over de onderwerpen een rol.

 

Vragen over de tekst van Hoffman & Fieseler (2012)

  1. Welke functies vervullen investor relations volgens de auteurs?

Investor relations hebben ten eerste een reporting function: het verkleinen van de informatiekloof tussen insiders in het bedrijf, zoals het management, en de financiële gemeenschap, de belanghebbenden buiten de organisatie. Daarbij moeten zij ook shareholders aantrekken en zo toegang verschaffen tot kapitaal. De image-building function van investor relations houdt in dat zij de belangrijke relaties met stakeholders moeten onderhouden door het verhogen van vertrouwen, medewerking en toewijden.

  1. Op welke manier is het empirische onderzoek in deze studie opgezet?

Eerst hebben zij een overzicht opgesteld van bestaande literatuur over de functies van investor relations. Vervolgens hebben zij interviews afgenomen met analisten en een analyse gedaan op data die zij verkregen hebben met een survey onder 134 analisten.

  1. Welke analysemethoden gebruiken de onderzoekers?

Een kwalitatieve analyse van interviews en een kwantitatieve analyse van de resultaten van een door hen afgenomen survey.

  1. Wat is de belangrijkste conclusie van het onderzoek?

De kwaliteit van het investor relations management (het personeel, de instrumenten en de activiteiten) is een van de belangrijkste niet-financiële factoren die invloed hebben op het beeld van de financiële gemeenschap. Verder is het bestuur van het bedrijf erg belangrijk. Op basis van bestuursstructuren beoordelen investeerders of het bedrijf wel handelt in overeenstemming met de shareholders’ interesses. De manier waarop investor relations zorgen voor het image van het hoogste management van een bedrijf is cruciaal voor het beeld dat de financiële gemeenschap van het bedrijf heeft. Investeerders willen een geloofwaardige toewijding zien aan de interesses van shareholders en een hoge mate van uitvoering van eerder uitgebrachte strategische plannen. De marketing van het bedrijf, de communicatie van werknemers en public relations activiteiten beïnvloeden de relaties met de stakeholders, het image dat zij van het bedrijf hebben en de algehele reputatie.

 

Vragen over de tekst van Hunter, Van Wassenhove, Besiou & Van Halderen (2013)

  1. Wat is de hoofdvraag van deze studie?

Hoe kunnen stakeholder media een sterke invloed hebben op bedrijven door het bepalen van de publieke agenda en het framen van de sociale verantwoordelijk van een bedrijf op een door de stakeholders’ gewenste manier?

  1. Leg aan de hand van de case-studie over BP in eigen woorden uit welk antwoord de auteurs op deze vraag formuleren.

In de eerste set gebruikten de stakeholder media discursieve tactieken en gaven zij BP ironische awards om BP’s agenda belachelijk te maken. In de tweede set probeerden zij het publiek te beïnvloeden door acties van BP op een dramatische manier te vertellen. Hierbij gebruikten zij ook fysieke protesten, shareholder activisme en het onderstrepen van het verleden van de firma. In de derde set begonnen zij BP’s agenda te onteigenen door het vormen van coalities. Eerst voegden de stakeholder media samen met werknemers van BP, vervolgens voegde deze partij zich samen met de nieuwsmedia, en uiteindelijk kwamen daar de regelgevers bij.

  1. Wat is volgens jou de belangrijkste conclusie van dit onderzoek?

Managers zouden niet alleen hun begrip voor stakeholder media moeten vergroten, maar ook hun begrip voor tactieken zoals agendasetting en framing die deze stakeholder media gebruiken. Ook moeten ze meer letten op de neiging van stakeholder media om de huidige beweringen en activiteiten op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van een bedrijf te laten afsteken tegen het verleden van het bedrijf. Verder moeten managers rekening houden met dat de werknemers van een bedrijf heel veel invloed kunnen hebben op de reputatie van het bedrijf. Tenslotte moeten managers de samenvoeging van interne en externe ‘vijandige’ stakeholders als een grote waarschuwing zien.

 

Werkgroep 7

 

Vragen over de tekst van Habermas, J., Lennox, S., & Lennox, F. (1974).

  1. Wat bedoelt Habermas met de ‘publieke sfeer’?

Habermas bedoelt met de publieke sfeer een domein waar de openbare mening tot stand komt, waar burgers discussiëren over een onderwerp om tot een publieke opinie tot stand te komen. Hiertoe hebben alle burgers toegang en zij kunnen hier discussiëren over zaken die van algemeen belang zijn.

  1. Waarom is de publieke sfeer volgens Habermas niet optimaal?

Soms zijn burgers in de publieke sfeer niet gelijkwaardig en discussiëren niet vanuit de ratio, maar vanuit dubbele agenda’s of andere motieven. Er zijn een aantal stoorzenders die de discussie tussen burgers verstoren, zoals de staat, de kerk of de media.

 

Vragen over de tekst van Gerhards, J., & Mike S. Schäfer, M.S. (2010).

  1. Welke impact heeft internet op de publieke sfeer?

De verwachting was dat de publieke sfeer op internet beter zou moeten zijn dan in de traditionele media. Toegang tot internet is namelijk makkelijk, waardoor iedere actor zijn mening kan verkondigen en niet alleen de elite. Deze hypothese werd verworpen, want er waren niet meer actoren, meningen en frames op het internet. Internet blijkt qua berichtgeving eenzijdig en burgers worden niet bij het debat betrokken. Het heeft dus geen positieve impact op de publieke sfeer.

 

Vragen over de tekst van Davis, A. (2000).

  1. Heeft dit artikel een Marxistische perspectief op PR? Leg uit waarom wel of niet.

Nee, want volgens Aron David moet PR niet gezien worden als een instrument van de elite om de massa in greep te houden, maar een instrument om andere elites te beïnvloeden. Dit is dus een andere insteek dat het marxisme heeft. Bij het marxisme gaat het er namelijk op dat een kleine elite hun mening opdringen aan het grote publiek.

 

Vragen over de tekst van Smith (2003).

  1. Wat is de verantwoordelijkheid van een organisatie vanuit een stakeholder theorie?

Bij de stakeholdertheorie hebben managers de taak om belangen van verschillende publieksgroepen tegen elkaar af te wegen, zelfs als daar de winst onder leidt.

  1. Wat is de verantwoordelijkheid van een organisatie vanuit shareholder theorie?

Volgens het shareholder model is de enige verantwoordelijkheid van een organisatie om winst te genereren zodat de aandeelhouders dividend uitgekeerd krijgen.

 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
502