Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Werkgroepaantekeningen 1-2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Werkgroep 1: Wat is neuropsychologisch onderzoek?

Algemene informatie over de hersenen en cognitie

De hersenen zijn ons belangrijkste orgaan. Hersenen wegen rond de 1500 gram en bestaan uit 100 miljard neuronen, en 1000 maal zoveel onderlinge contacten.
Ons gedrag wordt mede bepaald door onze hersenen. Het belangrijkste deel van de hersenen die hierbij een rol speelt is de hersenstam.
Voorbeelden van functies die de hersenstam regelt zijn:
1. Bloeddruk, ademhaling, motoriek, eten, slapen.
2. Emoties: blijdschap, somberheid, onverschilligheid, angst.
3. Cognitieve functies: aandacht, taal, geheugen.
Cognities is het denkvermogen: vermogen om informatie om ons heen waar te nemen, te interpreteren, en te gebruiken.
Men heeft verschillende cognitieve vaardigheden, waaronder: orientatie, herkenning, aandacht, concentratie, informatieverwerking, taal, praktische vaardigheden en als laatst executief functioneren.
Een voorbeeld om het geheugen te meten is een visuele geheugentaak. In deze werkgroep worden er verschillende plaatjes een paar seconden aan je getoond, en de vraag is om deze plaatjes zo goed mogelijk na te tekenen. Het belangrijkst hierbij is: “Hou je hoofd erbij!”

Hersenaandoeningen

Er zijn verschillende soorten hersenaandoeningen. Het verschil zit zich in de aangetaste gebieden en de verschillen hierin. Hier volgt een lijst met voorbeelden van hersenaandoeningen:
1. Genetische aandoeningen en ontwikkelingsstoornissen (Mentale retardatie, ADHD, dyslexie)
2. Vasculaire aandoeningen
3. Neurotrauma
4. Neurointoxicaties (Alcohol, oplosmiddelen, farmaca, drugs)
5. Psychiatrische aandoeningen (Depressie, angst, schizofrenie)
6. Neurodegeneratief (Ziekte van Alzheimer, Parkinson, Huntington)
7. Overig: HIV, hypothyreoidie, tumor cerebri, epilepsie, encephalitis, hydrocephalus, Multiple Sclerose

Heteroanamnese

Dit betreft de voorgeschiedenis van de patiënt achterhalen door middel van gespreken. Wanneer er sprake is van hetero, betekent dit dat iemand die dichtbij de patiënt staat zal worden ondervraagd. Dit geeft immers een meer objectief beeld. Men moet dan denken aan een vader, moeder, zus of echtgenoot (in die richting).

Men doet vraag op verschillende gebieden, de gebieden die aan bod komen zijn:
1. Reden van komst
2. Specifieke cognitieve klachten
3. Geheugen
4. Concentratie/aandacht
5. Praxis
6. Taal
7. Gnosis (dit is het herkennen van objecten)
8. Executieve functies
9. Verandering in gedrag?
10. Opleiding/beroep
11. Woonsituatie/familie
12. Medische voorgeschiedenis/ medicatie

Neuropsychologisch onderzoek en bijbehorende testonderzoek

Bij het doen van neuropsychologisch onderzoek houdt men zich bezig met het meten van (1) cognitie, (2) emotie, en (3) gedrag. De manier waarop dit gebeurt is aan de hand van vragenlijsten, observatie en de bovengenoemde (hetero)anamnese.
Een testonderzoek kan op verschillende manieren zijn opgesteld. Men kiest de tests uit aan de hand van de gestelde hypothesen. Het is dan ook de bedoeling dat je domeinen kiest die deze hypothesen betreffen. Echter het is nooit mogelijk om alle domeinen te kiezen.
Voorbeelden van domeinen in het testonderzoek zijn:
Geheugen/Taal/Praxis/Gnosis/Executief functioneren en aandacht
Een voorbeeld per domein zou kunnen zijn:
Geheugen: Informatie leren
Taal: Spraakvermogen
Praxis: Vermogen tot uitvoeren van doelbewuste handelingen of bepaalde samengestelde bewegingen.
Gnosis: Herkennen van sensorische prikkels.
Executief functioneren en aandacht: Dierentuinplattegrondtaak: het plannen wordt tijdens deze taak benadrukt, en je bent genoodzaakt een plan uit te stippelen hoe je de dierentuin zal gaan betreden. Kinderen met ADHD doen dit bijvoorbeeld niet, deze kinderen zijn meer impulsief en houden geen rekening met het plannen van hun acties.
Als neuropsycholoog is het belangrijk om de patiënt zo goed mogelijk te observeren. Belangrijk is daarbij dat je met een open blik tegen de patiënt zal aankijken. Er mag geen sprake zijn van een bevooroordeelde selectie. Ook moet men uitkijken voor over interpretatie of misinterpretatie. Aan het begin kan het moeilijkheid geven om de tests en observatie tegelijk uit te voeren, naarmate er meer geoefend wordt, zullen deze taken uiteindelijk tegelijk goed beheerst kunnen worden.
Wanneer een neuropsycholoog de patiënt observeert, is hij/zij genoodzaakt om op verschillende zaken te letten, waaronder:
- Presentatie van de patiënt (verzorgd/onverzorgd)
- Visus en gehoor
- Motoriek (traagheid, onwillekeurige bewegingen)
- Klachtenpresentatie (overdrijven, bagatelliseren, adequaat)
- Taal (traag, snel, woordvindproblemen, taalbegrip)
- Aandacht (versuft, kort, snel vermoeid, fluctuaties)
- Werkhouding (motivatie, inzet, faalangstig)
- Werkwijze (problemen met initiatie, perseveratie; blijven hangen bij een taak, tijdsdruk)
- Stemming (angstig, prikkelbaar, wisselend)
- Beleving onderzoek door patiënt (Denk aan: “Hoe vond je het zelf gaan”)

Casus Mw. D. van A.

In de werkgroep bekijk je gedurende twintig minuten een casus van een vrouw die aan een MS ziekte lijdt. Er worden verschillende tests met haar gedaan, om het beeld van haar problemen te verduidelijken en te kijken of deze vrouw boven/onder gemiddeld scoort wat betreft de uitgevoerde tests.
De taken die worden uitgevoerd zijn de:
1. Selective Reminding test (verbaal geheugen)
Er worden vijftien woorden opgelezen en daarna wordt aan de vrouw gevraagd of zij deze woorden opnieuw kan opnoemen (en dus herinneren).
2. 10/36 Spatial Recall test (visueel geheugen)
Er wordt een dambord aan de vrouw voorgelegd voor tien seconden. Vervolgens wordt het dambord weggehaald en dient de vrouw de invulling van de vakjes na te maken precies zoals de damstukken op het weggehaalde dambord geplaatst waren.
3. Symbol Digit Motalities Test (verwerkingssnelheid)
4. Paced Auditory Serial Addition Test (verwerkingssnelheid)
Er worden telkens nummers genoemd waarbij de twee laatstgenoemde nummers bij elkaar moeten worden opgeteld. 1, 2, 4 (tel dus 1+2=3 en vervolgens als 4 genoemd wordt, 2+4=6)
5. Semantic Fluency Test (fluency)
Noem zoveel mogelijk groente/fruit op binnen één minuut.
De vrouw blijkt op vrijwel alle vlakken ver beneden gemiddeld te scoren. Mede door haar aandoening: Multiple Sclerose (MS). Een chronische aandoening in het centrale zenuwstelsel die ontstaat door ontstekingen in de witte stof van de hersenen. Cognitieve problemen doen zich voor bij 43-65% van de MS patiënten. Vaak worden deze cognitieve problemen niet herkend, omdat er aan de buitenkant niets van te zien is. Verbaal kunnen deze mensen nog steeds erg sterk overkomen.

 

Werkgroep 2: Kinderpsychologie

Algemene informatie over prematuriteit

Wanneer men spreekt over prematuriteit, bedoelt men kinderen die te vroeg geboren worden. Het te vroeg geboren worden kan verschillende gevolgen hebben voor de hersenontwikkeling van de desbetreffende persoon.
Hersenen en gedrag zijn namelijk nog in ontwikkeling bij kinderen. Er is nog geen volledige ontwikkeling geweest van de hersenen, de cognitie en het gedrag. Voorbeelden van stoornissen die kunnen voorkomen zijn: autisme/ADHD/aangeboren afwijken/ epilepsie/ tumoren/ cerebrale infecties/ hersenletsel.

Hersenenontwikkeling

Wanneer de hersenen nog in ontwikkeling zijn, doorstaat het brein verschillende stadia:
1. Proliferatie: In dit stadium is er een productie van onwijs veel neuronen.
2. Migratie: Een chemisch pad wat de neuronen naar een plek in de hersenen brengt.
3. Differentiatie: Neuronen ontwikkelen zich verder tot een eigen structuur en functie.
4. Myelinisatie: Axonen gaan groeien.
5. Synaptogenesis
Wanneer een kind wordt geboren is het brein rond de 350 gram. Wanneer een brein volgroeid is, weegt het rond de 1,5 kilo. Dit betekent dat er ruim een kilo aan verbindingen in de hersenen bijkomt. De ontwikkeling van de hersenen gebeurt van binnen (hersenstam) naar buiten en van achter (occipitale kwab) naar voor (frontale kwab).
Wanneer iemand 25 jaar oud is, is het brein “op zijn best”.
De ontwikkeling van cognitieve functies loopt parallel aan de ontwikkeling van de hersenen. Men kan denken aan de visuele ontwikkeling, het taalbegrip en het plannen van gebeurtenissen.

Plasticiteit versus kwetsbaarheid

Vroeger ging men ervan uit dat wanneer bepaalde hersenfuncties disfunctioneerden /aangetast waren, dit “voordeliger” was in de jeugd omdat het brein de functies dan nog zou kunnen overnemen. Andere breindelen zouden de taken van aangetaste hersendelen overnemen en zo zou het brein nog goed kunnen groeien.
Echter een deel van de hersenen moet dan ineens twee taken uitvoeren en dit leidt tot crowding. Dit betekent dat uiteindelijk dat de twee functies die het hersendeel overneemt, beiden slechter ontwikkelen. Ook is het zo dat executieve functies van het brein zich later pas ontwikkelen. Wanneer je aangetast bent op dit gebied, is dit op jonge leeftijd dus nog niet zichtbaar. Je groeit als het ware je beperking in en dit wordt “growing into deficit” genoemd.

Video NICU – Neonatal Intensive Care Unit.

Prematuriteit heeft verschillende gevolgen voor het brein. De windingen in het brein zijn bij zes maanden nog niet aanwezig en een groot deel van het hersenvolume mist. Een vlakke cortex is zichtbaar op de scan. Het kind zal nog niet in staat zijn te kunnen vechten tegen infecties en is erg vatbaar voor diverse ziekten, bijvoorbeeld infecties, geelzucht en de chronische longziekte.
Wat nog niet volledig ontwikkeld is/wat afwezig is:
- Totaal hersenvolume is kleiner (op het gebied van witte en grijze stof).
- Gyri zijn minder goed ontwikkeld.
- Subcorticale laesies
- Vergrote ventrikels (dit gebeurt zodat er genoeg spanning op het brein blijft staan). Er mag geen hersenruimte onbenut blijven, anders kunnen de hersenen als het ware instorten. De schedel is bij prematuriteit nog niet “vol”. De achterstand kan uiteindelijk met goede zorg ingehaald worden, zodat het kind kans maakt op een zo normaal mogelijke ontwikkeling van de hersenen.
70-80% van de kinderen heeft last van cognitie en gedrags- en emotionele problemen. De schoolprestaties van deze kinderen zijn vaak lager, vooral op het gebied van rekenen. Er is een vorm van extra begeleiding nodig. Op het gebied van gedrag en emotie hebben de kinderen vaak last van ADHD of hyperactiviteit. De kinderen kunnen last hebben van stemmingsproblematiek (internaliserend gedrag). Een voorbeeld is het constant verlegen zijn.

 

Casus Floris

WISC – verwerkingssnelheid
Totaal score: 91 (Dit is de gemiddelde IQ-score van Floris)
Verbaal: 98 (= gemiddeld)
Performaal: 85 (=beneden gemiddeld)
15 woorden test – verbaal geheugen
Floris zijn leercurve is 6-5-6-6-8 : laag en vlak.
Vlak wil zeggen dat Floris niet verbetert.
VMI – natekenen
Visual-motor integration: 98 (=gemiddeld)
Visual perception: 96 (=gemiddeld)
Motor coordination: 93 (=gemiddeld)
Rey complex figure test
- onmiddelijke reproductie (visuoconstructie)
score = 17,5
22% = benedengemiddeld
Er is een lijst met extremen waar het figuur uit is opgebouwd. Elk element wat Floris weet te reproduceren moet worden meegerekend. Het blijkt dat Floris vooral een zeer onhandige opbouw heeft, hij mist het overzicht.
- uitgestelde reproductie (visueel lange termijn geheugen)
score = 7,0
8% = laag/extreem laag
doolhof – executief functioneren (planning)
score = 6 (=benedengemiddeld/zwak)
Floris heeft moeite met abstract redeneren en zijn interferentiegevoeligheid is hoog (Stroop task). Het blijkt dat hij verbaal sterker is dan performaal. Hij is zwak wat betreft planning en abstractievermogen. Ook is zijn complexe visuoconstructie laag en beperkt. Hij heeft daarbij executieve functieproblemen.
Het huidige schoolniveau van Floris (regulier) is geschikt. Het is wel slim om hem meer aandacht te geven door hem bijvoorbeeld voorin in de klas te zetten. Zo is het ook voor Floris makkelijker om zich te concentreren. Aangezien hij verbaal sterk is, is het slim om rekensommen niet in plaatjes te geven, maar op een talige manier af te nemen. Mondeling overhoren is ook een goed alternatief om Floris te testen op informatie. Hij moet ook leren plannen door bijvoorbeeld met een begeleider aan het begin van de week te gaan zitten en een weekplanning te maken middels een stappenplan. Dit stappenplan zal uiteindelijk zorgen voor het aanleren van een nieuwe gewoonte voor hem. Zijn stemming en zelfbeeld moeten ook in de gaten gehouden worden (hij scoorde onzeker aan het begin).

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
694