Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Hoorcollegeaantekeningen 4-6 Beroepsethiek & internationale kinderontvoering, voor de rechter: kinderen, jongeren en de rechtbank, salomonsoordeel

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

College 4. Beroepsethiek en internationale kinderontvoering

Deel 1: Beroepsethiek

Vertrouwelijkheid
Een pedagoog kan te maken krijgen met ethische dilemma’s, bijvoorbeeld veiligheid van kinderen vs. beroepsgeheim. Dit kan het geval zijn wanneer een pedagoog een vermoeden heeft van misbruik of mishandeling. In dit geval is artikel 8 van de NVO-beroepscode van toepassing. Hierin staat dat een pedagoog verplicht is tot geheimhouding (individueel of in teamverband). Als het van belang is om informatie te delen, moet de cliënt de informatie zelf doorgeven of moet de pedagoog toestemming vragen. Geheimhouding geldt echter niet bij wettelijk meldrecht of als er een dwingend wettelijk voorschrift is (bijv. misbruik, kindermishandeling)! Dit is ook opgenomen in artikel 53 lid 3 van de Wet op de Jeugdzorg. Bij een conflict van plichten moet de pedagoog altijd informatie verschaffen om gevaar voor anderen af te wenden. Bij een vermoeden van misbruik of mishandelen, moet de pedagoog dit vermoeden dus aan deskundigen voorleggen, advies vragen aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en eventueel melding doen.
Een andere situatie die zich voor kan doen, is wanneer de pedagoog op de hoogte is van een ernstig vergrijp dat de cliënt heeft gepleegd. In dit geval geldt het volgende uit artikel 8 van de NVO-beroepscode: bij een conflict van plichten moet de pedagoog altijd informatie verschaffen om gevaar voor anderen af te wenden. Als er dus geen reëel gevaar is voor een individu, heeft de pedagoog nog steeds de juridische en beroepsethische plicht om te zwijgen. Wel mag het probleem aan collega’s voorgelegd worden. Zij hebben ook zwijgplicht.

Klachtbehandeling
Als een NVO-lid volgens de cliënt in strijd met de beroepscode heeft gehandeld, kan deze een klacht indienen bij het College van Toezicht. Wanneer dit College de klacht als gegrond beoordeelt, kan er een maatregel worden opgelegd: een waarschuwing, een berisping, schorsing van het lidmaatschap (max. 2 jaar) of zelfs ontzetting uit het lidmaatschap. Wanneer de klager het oneens is met de uitspraak, kan hij naar het College van Beroep gaan. Voorbeelden van klachten kunnen zijn:

1) De pedagoog is een professionele relatie aangegaan met de kinderen zonder toestemming van beide gezagsouders. Volgens artikel 12 van de NVO-beroepscode is voor het aangaan van een professionele relatie toestemming van de cliënt vereist. Wanneer hiernaast ook nog toestemming nodig is van de (wettelijke) vertegenwoordigers, moet door alle vertegenwoordigers toestemming zijn gegeven. Volgens artikel 5 van de NVO-beroepscode is toestemming nodig van (wettelijke) vertegenwoordigers bij kinderen onder de 16 jaar oud en indien iemand niet in staat is tot redelijke waardering van zijn/haar belangen. Voor kinderen van 12 tot 16 jaar kan soms een uitzondering worden gemaakt. Wanneer een kind dan behandeling wil en ouders weigeren, mag er toch een behandeling worden gegeven als weigering ernstig nadeel zal opleveren voor de cliënt.
2) De pedagoog geeft advies over bijvoorbeeld een omgangregeling zonder grondig en uitvoerig onderzoek te hebben gedaan.
3) Een ouder krijgt na herhaaldelijk verzoek geen inzage in het dossier van zijn kind. Volgens artikel 33 van de NVO-beroepscode heeft in elk geval de cliënt recht op inzage van het eigen dossier, tenzij hierdoor de privacy van anderen onevenredig wordt geschaad. Gezagsouders hebben ook recht op inzage. De  niet met gezag belaste ouder heeft geen recht op inzage, wel op informatie.  De pedagoog mag alleen inzage onthouden bij een vertegenwoordiger van de cliënt of derden, wanneer dit ernstig nadeel oplevert. Een andere pedagoog stelt dan de gegrondheid van deze weigering vast (‘second opinion’).

Professionele autonomie
Professionele autonomie houdt in dat de pedagoog zijn of haar bevoegdheid, gebaseerd op deskundigheid en kennis, gebruikt om zelf een oordeel te vormen en hiernaar te handelen. De pedagoog moet zelf de overweging maken met betrekking tot wat in het belang is van het kind. Wanneer een pedagoog in dienstverband werkt of ingehuurd is, is er altijd sprake van professionele autonomie. Hierbij is de pedagoog niet afhankelijk van degene die de diensten betaalt. In het uiterste geval kan de pedagoog een opdracht teruggeven aan de opdrachtgever. Het belang van het kind staat hierbij altijd voorop.
Een voorbeeld is de overeenstemming over het gebruik van een bepaalde test. Een pedagoog heeft een eigen praktijk en wordt door een school voor speciaal basisonderwijs ingehuurd om testen af te nemen bij enkele leerlingen. Er zijn twee beschikbare testen: de WISC-III en de SON-R, waarbij de WISC-III in het algemeen een iets lagere score geeft dan de SON-R. Volgens de directeur mag hij invloed hebben op de werkwijze van de pedagoog en moet de pedagoog de WISC-III gebruiken. Hij heeft hierin dus geen gelijk. Er is namelijk sprake van professionele autonomie, waardoor de pedagoog zelf mag beslissen welke test hij in het belang van het kind acht. Beroepsethische en juridische plichten hangen niet af van het schoolbestuur.

Deel 2: Internationale kinderontvoering

Internationale kinderontvoering (IKO) en cijfers
Bij IKO wordt een kind door één van de ouders (of familieleden) zonder toestemming van de andere ouder overgebracht naar of achtergehouden in een ander land. Als een kind naar Nederland is ontvoerd, moet het buitenland een inkomend verzoek doen (inkomende ontvoering). Als een kind naar het buitenland is ontvoerd, moet Nederland een uitgaand verzoek doen (uitgaande ontvoering). In 2011 waren er totaal 148 verzoeken tot teruggeleiden van het kind van of naar Nederland (dus inkomend plus uitgaand), in 2012 waren er 146 verzoeken. Er zijn meer uitgaande dan inkomende verzoeken en in de meeste gevallen is de moeder de ontvoerende ouder. De kinderen die naar Nederland worden ontvoerd komen vooral uit Engeland, Polen en België. De kinderen die naar het buitenland worden ontvoerd, gaan vooral naar Turkije, Duitsland, Frankrijk en België.

Het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV)
In het HKOV is vastgelegd wanneer er sprake is van internationale kinderontvoering. Er is sprake van internationale kinderontvoering als ‘het kind (ongeoorloofd door één van zijn ouders wordt meegenomen naar een ander land, of daar wordt achtergehouden.’ Ongeoorloofd wil zeggen dat de andere ouder (of de rechter) geen toestemming heeft gegeven en daarnaast moet het in strijd zijn met het gezagsrecht. Je mag de achterblijvende ouder niet het gezagsrecht ontnemen. De achterblijvende ouder kan na ontvoering van het kind een verzoek indienen bij de Centrale Autoriteit (CA). Ieder land dat is aangesloten bij het HKOV heeft een Centrale Autoriteit. De Centrale Autoriteiten nemen contact met elkaar op om het kind op te sporen. Teruggeleiding van het kind vindt eerst vrijwillig plaats, maar als de ontvoerende ouder niet mee wil werken, volgt er een gerechtelijke procedure. Als het andere land niet is aangesloten bij het HKOV, stuurt de Centrale Autoriteit een verzoek via het Ministerie van Buitenlandse zaken. Vervolgens wordt de lokale ambassade of het consulaat ingeschakeld.

Casus
Een Nederlandse moeder trouwt met een Amerikaanse man. Ze hebben twee kinderen onder de 10 jaar en wonen in de VS. De ouders gaan uit elkaar. Er is sprake van ouderlijk gezag en co-ouderschap. De moeder wil 4 weken op vakantie naar Nederland. De rechter keurt dit goed, maar moeder en kinderen komen niet terug. Is er hier sprake van ontvoering?
In deze de casus heeft de vader geen toestemming gegeven dat moeder langer weg mag blijven met kinderen, dus is er sprake van internationale kinderontvoering. De vader doet een verzoek waarin staat dat de ouders met het kind direct moeten terug keren. De VS heeft het HKOV getekend, dus er is een Centrale Autoriteit aangesteld. De moeder weigert echter om terug te komen, dus er volgt een gerechtelijke procedure waarin de rechter beslist over teruggeleiding. Dit doet de rechter aan de hand van de volgende gegevens:

·         Als het verzoek pas na meer dan een jaar na ontvoering is ingediend, kan de rechter teruggeleiding afwijzen indien het kind geworteld is in de nieuwe omgeving.

·         Zijn er weigeringsgronden? Achterblijvende ouder had geen gezag / stemde in met verblijf in ander land.

·         Ernstig risico op lichamelijk en geestelijk gevaar of ondragelijk toestand bij terugkeer. NB. Het gaat hierbij om de situatie van het kind.

 

Ook al zijn er geen weigeringsgronden, een proces kan heel lang duren in de praktijk. Ouders kunnen bijvoorbeeld ook in hoger beroep gaan na uitspraak van de rechter. Het liefst kom je er door middel van een crossborder mediation (bemiddeling) samen uit. Als je er samen uitkomt zonder tussenkomst van de rechter wordt dat een minnelijke schikking genoemd.

Straf
Als je de achtergebleven ouder onttrekt aan het gezag kan er een straf opgelegd worden. Artikel 279 uit het wetboek van strafrecht bepaalt dit. Hier staan straffen in beschreven. Een straf kan zijn: een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar of een geldboete van de vierde categorie (ongeveer €20.000). In het geval van geweld of bedreiging gaat het om hogere geldboetes en een maximale gevangenisstraf van 9 jaar.

Europees Verdrag (EV)
Het HKOV wordt het meest gebruikt. Er wordt bijna geen beroep gedaan op het EV. Nederland heeft het HKOV en het EV getekend. Het EV betreft ‘de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen’. Het doel van het Haagse gezag is onmiddellijke terugkeer. Het doel van het EV is gelijkheid met betrekking tot de gezagsbeslissing. Als een staat is aangesloten bij het EV en er wordt een gezagsbeslissing gemaakt, moet deze erkend worden in de andere staat.

Uitvoeringswet
Dit is de wet waarin staat dat de Centrale Autoriteit bepaalde dingen mag regelen, zoals uitvoering van het HKOV en EV (kinderen opsporen, rechtszaken aanspannen etc.), maar ook zaken vanuit een niet-verdragsland. 

 

College 5. Voor de rechter: kinderen, jongeren en de rechtbank

Justitiële zorg vindt plaats via civielrecht en strafrecht. Normaal gesproken valt het strafrecht onder het publiekrecht en het civielrecht onder het privaatrecht. In het geval van jeugdigen is hier echter ook een dwarsverbinding tussen. Het civielrecht heeft dan betrekking op gesloten plaatsing: jeugdzorg plus. Hier komen jeugdigen terecht als er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen, of bijvoorbeeld bij loverboy-problematiek. Het kind vormt een gevaar voor zichzelf en/of voor anderen. Voor gesloten plaatsing wordt een verzoek gedaan door de Raad voor de Kinderbescherming (RvK) of door Bureau Jeugdzorg (BJZ). De rechter moet dit verzoek machtigen en er moet instemming zijn van een gedragsdeskundige. Een probleem is dat er soms wachtlijsten zijn voor gezinsvoogden en er geen plaats is bij jeugdzorg plus. Een kind komt dan terecht in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) zonder hier behandeld te worden. Om dit te voorkomen is er daarom nu een wet in behandeling. 

Jeugddelinquentie

Onder jeugd vallen degenen van 12 t/m 24 jaar. Met betrekking tot delinquent gedrag zijn er vier soorten delicten: geweldsdelicten, vermogensdelicten, vernieling en overig. Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen (minder ernstige, bijvoorbeeld spijbelen of  te vroeg vuurwerk afsteken) en misdrijven (ernstiger, bijvoorbeeld heling of zwaar geweld). Om jeugddelinquentie vast te stellen wordt gebruik gemaakt van:
1. Zelfrapportage

2. Het aantal aangehouden verdachten van een misdrijf (door de politie)

3. Het aantal strafrechtelijke daders (door het Openbaar Ministerie)
 

Problemen hiermee zijn de overlap tussen bronnen, over- of onderrapportage, verborgen criminaliteit en opsporing en aangiftebereidheid. Er zijn grote verschillen hierdoor: als we kijken naar zelfrapportage, gaf in 2005 ongeveer 43% van de 12 t/m 16-jarigen aan een delict te hebben gepleegd. In 2010 was dit ongeveer 38%, een significant verschil. Kijken we echter naar cijfers van de politie en het OM, dan liggen de cijfers rond de 3% van de gemeentelijke basisadministratie in die leeftijdscategorie. Deze grote verschillen hebben te maken met de ernst van delicten: bij zelfrapportage gaat het ook om hele kleine dingen (prijsjes verwisselen, iemand een keer hebben geslagen etc.).   
 

Van alle jeugdcriminaliteit vindt 75% plaats in groepsverband en 13% ontwikkelt zich tot zware crimineel. Ivo Opstelten heeft deze groepscriminaliteit aangepakt en de aanpak is effectief gebleken. Waren er in 2009 nog 92 criminele jeugdgroepen, in 2013 was dat aantal gedaald naar 45.

 

Beleid

Het beleid dat gevoerd wordt met betrekking tot jeugddelinquentie bevat een aantal aspecten:

·         Diversie: omleiding, terughoudendheid van politie en justitie (bijvoorbeeld eerst een leerstraf, niet meteen proces verbaal).

·         Lik op stuk: snelle en vroegtijdige aanpak.

·         Meersporenbeleid bij jeugdgroepen: niet alleen straf, maar ook behandeling, preventie en de omgeving erbij betrekken.

·         Recidive/herhaling voorkomen door middel van een persoonsgerichte aanpak, scholings- en trainingsprogramma’s en goede nazorg en begeleiding.
 

 

Strafrechtelijk pad

Kinderen komen vaak eerst bij de politie terecht of er wordt een melding gedaan door de RvK. De politie kan kiezen voor een interne afhandeling van de zaak (politiesepot) of voor het opstellen van een proces-verbaal dat bij de officier van justitie terecht komt. De officier kies ervoor om de zaak te seponeren of over te gaan tot vervolging. In dit laatste geval wordt de kinderrechter erbij betrokken, die kiest voor een veroordeling of voor vrijspraak. De RvK adviseert de officier van justitie en de kinderrechter bij hun beslissingen.

(Jeugd)politie

De politie heeft jeugdcriminaliteit als speerpunt gekregen omdat de cijfers heel hoog waren. Er wordt gebruik gemaakt van een cliëntenvolgsysteem en casusoverleg. De politie kan kiezen voor het politiesepot. Dit heeft te maken met het diversiebeleid en houdt in dat de politie kiest voor een interne afhandeling. De politie wil namelijk het liefst geen proces-verbaal opmaken, omdat dat grote gevolgen heeft voor een kind. De interne afhandeling kan bestaan uit bijvoorbeeld een boete of doorverwijzing naar Bureau HALT.

 

Bureau HALT (Het ALTernatief)

HALT wordt alleen ingeschakeld bij minder ernstige delicten (overtredingen, geen misdrijven). De duur van een HALT-project is maximaal 20 uur en kan opgelegd worden aan jeugdigen van 12 t/m 18 jaar. Na afronding van een HALT-project volgt geen vervolging of justitiële documentatie. Het doel is om crimineel gedrag zo vroeg mogelijk te stoppen. HALT werkt met name samen met politie en officieren. Ook ouders worden betrokken. Het leereffect is belangrijk bij Bureau HALT. Kinderen leren bijvoorbeeld om hun excuses aan te bieden. Voorbeelden van zaken die naar HALT gaan zijn onder andere (winkel)diefstal, schoolverzuim, brandstichting of het verstoren van de openbare orde.

 

Gemiddeld wordt 40% van de aangehouden jeugd doorgestuurd naar HALT. Dit zijn ongeveer 17.000 verwijzingen per jaar. De meeste verwijzingen zijn voor vermogensdelicten en schoolverzuim. Jongens komen vaker bij Bureau HALT terecht dan meisjes (verhouding 3 : 1). Niet HALT-waardige delicten zijn bijvoorbeeld ongelukken in het verkeer of drugshandel. De meeste kinderen zijn tussen de 14 en 16 jaar als ze naar HALT worden gestuurd. Cijfers over afkomst worden sinds 2010 niet meer gepubliceerd, maar cijfers uit 2010 lieten zien dat 75% autochtoon is. Binnen de groep allochtone jongeren is de Marokkaanse groep het meest vertegenwoordigd.

 

Een HALT-afdoening bestaat uit drie gesprekken met het kind en de ouders, een werk- en/of leeropdracht, het aanbieden van excuses indien nodig en het herstellen/vergoeden van de gemaakte schade. De trend op dit moment is een afname van het aantal verwijzingen naar HALT en een toename van niet HALT-waardige delicten.

 

12-min

Onder de 12 jaar worden kinderen niet vervolgd en zijn er, op een eventuele verwijzing naar BJZ na, geen gevolgen. Er is echter een wetsvoorstel ingediend voor JPT (jeugdpreventieteam) 12-min. Het uitgangspunt hiervan is verminderen van het risico op delinquentie in de kindertijd, door middel van begeleiding van het kind, gezin én omgeving. Risico wordt vastgesteld met behulp van de Early Assesment Risk List. Dit is een Amerikaanse methode, maar de effectiviteit in Nederland is nog onduidelijk. Wel zorgt het in elk geval voor een verbetering van de gezinssituatie.

 

Officier van justitie

Als er sprake is van een proces-verbaal, komt dit bij de officier van justitie terecht, die onder het OM valt. Vaak bevat het proces-verbaal een onderzoek van de RvK of wordt hiertoe een verzoek ingediend. De officier van justitie kan besluiten tot vervolgen of seponeren. Dit is het opportuniteitsbeginsel. Bij vervolging wordt altijd de RvK op de hoogte gesteld indien dit nog niet het geval was. Er kan echter ook besloten worden tot een transactie. Dit is een strafbeschikking of voorwaardelijk sepot (bijvoorbeeld: ‘je moet een agressiecursus volgen voor een x aantal maanden. Als je dat doet wordt je niet vervolgd’). Soms is er ook sprake van een civielrechtelijke oplossing, bijvoorbeeld OTS.
 

 

Kinderrechter

Als de officier van justitie besluit tot vervolging, komt het kind hier terecht. Overtredingen gaan naar de kantonrechter, misdrijven naar de rechtbank. De kinderrechter heeft in vele lichte zaken ‘alleensprekend’ recht (unus judex). Dit is het geval bij strafzaken waarin maximaal 6 maanden detentie kan worden opgelegd. Deze worden behandeld in de enkelvoudige kamer. De zwaardere zaken, waar meer tijd en onderzoek voor nodig is, worden voorgeleid aan de meervoudige kamer. Naast een kinderrechter zit de griffier die alles noteert wat er gebeurt.

De rechtszitting vindt altijd plaats achter gesloten deuren, behalve als het van maatschappelijk belang is om het openbaar te maken. De procedure is als volgt: 1. tenlastelegging (door officier), 2. verhoor (door rechter), 3. requisitor (tenlastelegging plus uitleg) en de eis (door officier), 4. verdediging (door advocaat) en 5. het vonnis (door rechter)
 

 

Strafrecht: toepassingen voor jongeren

Er zijn twee wetboeken, namelijk het wetboek van strafrecht (hoe lang, waar etc.) en wetboek van strafvordering (welke straf). Voor kinderen en jongvolwassenen zijn er bijzondere bepalingen. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden en er is een speciale kinderrechter. Doelen van het jeugdstrafrecht zijn deels gelijk aan doelen van volwassenenstrafrecht: vergelding, preventie en een voorbeeldfunctie. Daarnaast spelen resocialisatie en heropvoeding ook nog een rol bij het jeugdstrafrecht. Dit betekent ook dat er een apart sanctie-arsenaal bij hoort. Dit bestaat uit straffen en/of maatregelen.

 

Jeugdsanctierecht

Kinderen onder de 12 jaar mogen niet vervolgd worden, maar kunnen wel verhoord of in voorlopige hechtenis genomen worden. Daarnaast is er nu dus het wetsvoorstel voor JPT 12-min, maar dit is op vrijwillige basis: de ouders moeten instemmen.

Tussen de 12 en 18 jaar is er het jeugdsanctierecht en jeugdstrafprocesrecht, maar voor jeugd van 16 en 17 jaar is er een overgangsregeling. Bij hen kan ook gekozen worden voor het volwassenensanctierecht. Zij kunnen dus bij ernstige misdrijven volgens het volwassenenstrafrecht behandeld worden. Wel hebben ze het jeugdstrafprocesrecht.

 

Tussen de 18 en 23 jaar is er sprake van het adolescentenstrafrecht. Daarbij kan er wel sprake zijn van het jeugdsanctierecht, maar niet van het jeugdstrafprocesrecht. 

 

Aanhouding en verhoor

Aanhouding en verhoor is erg aan regels gebonden. Het is voor jongeren zeer ingrijpend. Politie mag jongeren na een aanhouding maximaal 6 tot 15 uur vasthouden. De uren tussen 00:00 en 09:00 tellen niet mee. Daarna moeten ze vrijgelaten worden, tenzij het onderzoek niet is afgerond. Na de aanhouding volgt een inverzekeringstelling in het geval van een ernstig misdrijf. Als het geval dan nog niet afgehandeld is vindt voorlopige hechtenis plaats. Als er dan nog geen uitspraak is, wordt je in bewaring gesteld (gevangenhouding).

Straffen

Misdrijven worden behandeld door de rechtbank. Een straf kan jeugddetentie zijn in een JJI. Voor 12- tot 16-jarigen kan dit maximaal 12 maanden zijn, voor 16- tot 23-jarigen maximaal 24 maanden. Ook kan een taakstraf (werk- en/of leerstraf) of geldboete opgelegd worden. Bij overtredingen doet de kantonrechter uitspraak. In deze gevallen is alleen sprake van een geldboete of taakstraf.

 

Maatregelen

De meest ernstige maatregel die opgelegd kan worden is de PIJ-maatregel. Dit is jeugd-TBS en houdt plaatsing in een JJI in plus behandeling. Dit kan voor maximaal 3 jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, met maximaal 2 keer 2 jaar verlening. Andere maatregelen zijn het betalen van een schadevergoeding, de vrijheid beperkende maatregel, de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) en recentelijk de TBO-maatregel (maximaal 2 jaar). TBO staat voor Ter Beschikkingstelling van het Onderwijs en houdt in dat iemand verplicht een opleiding moet volgen of diploma moet halen.

 

Gedragsbeïnvloedende maatregel

De GBM is in de wet opgenomen sinds 2008. Het is toegespitst op de heropvoeding en gebaseerd op de cognitieve gedragsbeïnvloeding. Het kan als een zelfstandige straf worden opgelegd voor een half of een heel jaar. Verlenging kan één keer met de straftermijn die gegeven is (dus een half jaar of een jaar). Er worden hierbij één of meerdere erkende gedragsinterventies toegepast. Voorbeelden van gedragsinterventies zijn agressieregulatie training (justitiële gedragsinterventie), een behandelgroep kamertraining (geïndiceerde jeugdzorg), ambulante hulp (psychiatrische hulp) of een behandelgroep (verslavingszorg).

 

Misdrijven door kinderen

Ernstige misdrijven door kinderen, zoals moord, zijn zeldzaam. Volgens een expert is moord en doodslag door minderjarigen in 1/3 van de gevallen gevolg van een mislukte beroving. Er zou geen trend zijn in het steeds jonger worden van daders en ook zou er geen toe-of afname zijn van het aantal ernstige misdrijven waarbij minderjarigen betrokken zijn. Daders zijn in 90% van de gevallen 16 of 17 jaar oud.

 

 

Scholings- en trainingsprogramma

Als jongeren uit de gevangenis of uit een inrichting komen, dan kan er een scholings- en trainingsprogramma worden aangeboden door de jeugdreclassering. Het programma is voor minstens 26 uur per week, gericht op het volgen van onderwijs en voornamelijk bedoeld om sociale vaardigheden te leren en de kans op de arbeidsmarkt te vergroten.  

 

Strafregister

Er zijn drie vormen van strafregisters:

·         Cliëntenvolgsysteem Jeugdcriminaliteit: deze documentatie is vooral bedoeld voor het overzicht van de politie en de RvK.

·         Justitiële documentatie: bedoeld voor het contact tussen het OM en de rechter. Alle misdrijven staan hierin en vanaf 16 jaar wordt ook het DNA afgenomen voor in de DNA-database als een jongere veroordeeld is.

·         COVOG (Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag): als je onder de 16 jaar bent heeft het strafblad geen gevolgen voor een Verklaring Omtrent Gedrag. Als iemand minderjarig is wordt het strafblad vier jaar bewaard als er sprake is van een PIJ-maatregel of jeugddetentie. In andere gevallen geldt een terugkijktermijn van 2 jaar tot 23-jarige leeftijd.  

 

 

College 6. Salomonsoordelen

F. Juffer

Het salomonsoordeel

Wanneer er een zeer moeilijk besluit moet worden genomen waarbij meerdere partijen hetzelfde willen, moet iemand een salomonsoordeel uitspreken. Het gaat hierbij om een rechtvaardig en eerlijk oordeel over iets dat niet te delen is. Geen van beide partijen moet hier voordeel aan beleven. Het is lastig om te beslissen over kinderen als er meerdere partijen betrokken zijn bij de casus.
Een voorbeeld van een actueel salomonsoordeel: een kind wordt voor 16 maanden uit huis geplaatst vanwege drugsgebruik en geweld in het huidige gezin. Nu is de vraag: is het gezin na deze 16 maanden in staat om de zorg weer op zich te nemen?

 

Kinderrechters moeten op basis van rapporten van jeugdzorg of jeugdbescherming oordelen vellen. Deze oordelen kunnen gezien worden als salomonsoordelen. Van het grootste belang bij dit soort beslissingen over kinderen is gehechtheid.

 

Gehechtheid

Elk kind hecht zich in zijn eerste levensjaar. Hechting kan niet worden verdrongen of worden uitgesteld. Kinderen hechten zich dus ook aan ouders die hen verwaarlozen of mishandelen. In deze gevallen is dan wel sprake van onveilige gehechtheid. Gehechtheid is iets wat kinderen doen om te kunnen overleven. Het is belangrijk dat dit bij rechters bekend is.

Gehechtheid kan niet worden overgebracht van de ene volwassene op de andere. Wanneer een kind een veilige hechting heeft aan een pleegouder, kan het kind deze hechting niet verplaatsen naar de biologische ouder. Een kind kan met elke volwassene een andere gehechtheidsrelatie opbouwen.

Er is geen leeftijdsgrens aan het ontstaan van veilige gehechtheid. Er is dus geen sprake van een kritische periode. Zelfs in de volwassenheid kun je je nog veilig hechten, bijvoorbeeld aan een partner of met behulp van een therapeut. Ervaringen die onveilige gehechtheid compenseren, kunnen alsnog leiden tot een veilige hechting.

 
Onderzoek laat zien dat een mindere inzet van de pleegouder een risico is voor onveilige gehechtheid. Het is niet zo dat een veilig gehecht kind een scheiding of overplaatsing beter aan kan. Er geldt juist: hoe meer overplaatsingen, hoe meer problemen. Een stabiele relatie moet ten alle tijden beschermd worden, ook in pleeggezinnen! Een kind heeft baat bij een vaste woonplek en vaste afspraken. Het is voor rechters en pedagogen van belang om te beseffen dat gehechtheid levenslang is. Een kind neemt zijn gehechtheidservaringen mee. 

 

Jeugd en Recht

·         Jeugdrecht: Hierin staan alle wettelijke bepalingen voor kinderen onder de 18 jaar. Het is ingesteld omdat kinderen vroeger hetzelfde als volwassenen werden behandeld. Nu staat in de wet dat de kinderen ‘een bijzondere positie in de maatschappij hebben’. 

·         Jeugdbescherming(-srecht): Wordt ingeschakeld wanneer de ontwikkeling negatief wordt beïnvloed, de rechter bepaalt. Een voorbeeld: Raad van de Kinderbescherming

·         Jeugdhulpverlening/-welzijnszorg: Het voorkomen, verminderen of opheffen van problemen die in de toekomst de ontwikkeling negatief beïnvloeden.

De term ‘jeugdzorg’ wordt vaak gebruikt in plaats van ‘jeugdbescherming’. De wet op de jeugdzorg is ontwikkeld in 2005, maar gaat in 2015 verdwijnen (transitie en transformatie van de jeugdzorg).
 

 

Kind en recht

Ouders hebben de plicht tot verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Kinderen hebben recht op deze verzorging en opvoeding. Er is daarom een ‘Verdrag van de Rechten van het Kind’ ontwikkeld in 1989 waarin dit is vastgelegd. In Nederland werd dit verdrag ondertekend in 1990 en officieel erkend in 1995. De overheid is dus ook verantwoordelijk om in te grijpen als ouders niet aan de plichten voldoen of als de rechten van het kind in gevaar komen. 

 

Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK)

Kan samengevat worden als het ‘kinderrechtenverdrag’. Dit verdrag is gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een aantal landen heeft het IVRK niet geaccepteerd, maar de meeste landen wel. De VS heeft het verdrag niet geaccepteerd omdat dan de doodstraf voor minderjarigen verboden moet worden. Ook verbiedt het verdrag kinderhandel en het rekruteren en inzetten van kindsoldaten. Er zijn landen, zoals Somalië, die om deze redenen het verdrag niet hebben ondertekend. Volgens het IVRK heeft het kind recht op leven, naam en nationaliteit, een thuis/positieve band met de ouders en onderwijs. Daarnaast moet het IVRK kinderen beschermen tegen discriminatie en kinderhandel.

 

Wie heeft er ouderlijk gezag?

Gehuwde ouders hebben gezamenlijk gezag over het kind. In het geval van een scheiding blijven over het algemeen beide ouders verantwoordelijk voor het uitoefenen van gezag. Als er conflicten ontstaan over wie het gezag op zich mag nemen, beslist de rechter. Ouders die geen afstammingsrelatie hebben met het kind, bijvoorbeeld pleegouders, hebben ‘gezag door voogdij’. De voogdij kan door zowel één als twee ouders uitgevoerd worden.

 

Vondelingen

Er zijn verschillende gevallen bekend van kinderen die te vondeling zijn gelegd. In het Wetboek van Strafrecht staat dat degene die een kind onder de 7 jaar te vondeling legt of zich ervan ontdoet, gestraft wordt met een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar en 6 maanden. In de praktijk blijkt vaak dat van celstraf geen sprake is. Meestal staat hulp aan de moeder voorop. Wanneer een kind te vondeling wordt gelegd en dit niet overleeft, is er wel sprake van celstraf. Er is niet veel bekend over het aantal vondelingen, maar de Kinderbescherming schat dat het om gemiddeld één kind per jaar gaat.

 

Bij kinderen blijft altijd de vraag dagen: waarom ben ik te vondeling gelegd?”. Het is van belang dat er informatie van vondelingen wordt bijgehouden. Deze informatie kan dan mee naar het pleeggezin.

 

Babyluik

Er is in Nederland en België al jaren een discussie of een babyluik zinvol is. Babyluiken kwamen vroeger veel voor. Nu ook nog in een aantal ontwikkelingslanden. De discussie of een babyluik zinvol is herleefde laatst door het feit dat in Antwerpen een baby in een babyluik was achtergelaten, en door het nadenken over een babyhuis in Dordrecht waar je je kind achter zou kunnen laten in een vondelingenkamer (2012). In 2013 waren er kamervragen over het babyhuis. Het antwoord van de staatssecretaris op deze vragen is te vinden op Blackboard.

·                     Voorstanders noemen het babyluik belangrijk omdat er levens worden gered van pasgeboren kinderen. Wanneer een kind onderkoeld raakt of geen eten krijgt (doordat het kind op een afgelegen plaats te vondeling wordt gelegd) kan een kind snel sterven.

·                     Tegenstanders denken dat een babyluik het te vondeling leggen van een kind aanmoedigt waardoor een vondelingengolf zou ontstaan. Vanuit de vondeling gezien is het een probleem dat er geen kennis is over de biologische familie. Wanneer een kind wordt afgestaan, dan kun je dit nog wel achterhalen.
 

 

Kinderdoding (infanticide)

Wanneer een moeder haar kind ‘bij of kort na de geboorte’ opzettelijk van het leven berooft, is zij schuldig aan kinderdoodslag of kindermoord. Dat is vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht.

·         Nij Beets (2011): een moeder doodde haar vier pasgeboren baby’s en kreeg hier 12 jaar celstraf voor. Dit is de maximale celstraf.

 

Kindermishandeling

In 2000 is het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) ontwikkeld. Voor 2000 werd dit het ‘Bureau Vertrouwensartsen’ genoemd. In iedere provincie moet een AMK zijn. Het AMK geeft advies en onderzoekt situaties. Je kunt er ook terecht als je een vraag hebt. Vaak komen meldingen vanuit een andere hoek dan de pleger of het slachtoffer zelf. In Nederland worden er naar schatting ongeveer 100.000 kinderen mishandeld, verwaarloosd of misbruikt. Deze vormen vallen allemaal onder kindermishandeling:

·                     Lichamelijke mishandeling

·                     Psychische mishandeling

·                     Lichamelijke verwaarlozing: bijvoorbeeld te weinig voeding

·                     Emotionele verwaarlozing

·                     Seksueel misbruik: later toegevoegd.

 

Gezag door voogdij

Bij ontzetting of ontheffing is Bureau Jeugdzorg de voogd van het kind. Er is één uitzondering: Nidos. Nidos is een voogdij-instelling voor vluchtelingenkinderen en kinderen van asielzoekers. Pleegouders kunnen ook verzoeken om tot voogd benoemd te worden.

 

Voogdij

Er zijn twee soorten voogdij:

  • Testamentaire voogdij: wanneer ouders in hun testament aangeven wie er voor de kinderen moet zorgen wanneer zij beiden sterven, wordt dit door de rechter meegenomen.
  • Datieve voogdij: door de rechter opgedragen.

Een voogd heeft verschillende taken. De voogd zorgt ervoor dat de belangen van het kind goed worden nageleefd. Vaak zorgt de voogd niet zelf voor het kind, maar hij moet er wel op toezien dat het kind goed wordt verzorgd. De kantonrechter heeft uiteindelijk een controlerende taak over de voogdij.

 

Justitiële maatregelen gezag

De rechter grijpt in bij de juridische relatie tussen ouders en kinderen. Een rechter kan het bedrag beperken of ontnemen.
 

Beperken- Ondertoezichtstelling (OTS)De ouders krijgen hulp en steun van een gezinsvoogd. De ouders hebben nog steeds het gezag. De eindverantwoordelijkheid ligt sinds 1995 bij Bureau Jeugdzorg. OTS wordt ingezet wanneer de psychische of fysieke gezondheid van het kind in gevaar komt. De ondertoezichtstelling kan te maken hebben met ouderfactoren (bijvoorbeeld verwaarlozing/mishandeling, verslavingsproblemen), kindfactoren (spijbelen, weglopen) of een combinatie van beide (opvoedings- en gedragsproblemen). De OTS-procedure wordt gestart door Bureau Jeugdzorg of door het Advies en Meldpunt Kindermishandeling. Deze schakelen de Raad van de Kinderbescherming in. Na onderzoek kan de Raad een verzoek bij de kinderrechter indienen voor OTS. De uitvoerder van OTS is Bureau Jeugdzorg. Deze schakelt meestal een gezinsvoogd in die in dienst staat van Bureau Jeugdzorg. De gezinsvoogd stelt een hulpverleningsplan op en kan schriftelijke aanwijzingen geven (de ouders zijn verplicht om dit op te volgen). OTS kan leiden tot uithuisplaatsing. Uithuisplaatsing kan zowel vrijwillig als verplicht plaatsvinden. Verplichte uithuisplaatsing wordt veroorzaakt door Bureau Jeugdzorg in combinatie met de kinderrechter. Doel van OTS is om de eigen verantwoordelijk van de ouders te behouden en om de ouder-kind band te herstellen.

 

Ontnemen-Ontheffing: Ontheffing is wanneer ouders onmachtig of ongeschikt zijn om het kind op te voeden en te verzorgen, bijvoorbeeld door psychische problematiek. De gezagsrelatie, de juridische band en de feitelijke band worden verbroken. Een aantal dingen, zoals de achternaam en erfenis, blijven wel. De Raad van de Kinderbescherming doet diepgaand onderzoek. Het kind wordt altijd buiten het gezin geplaatst. Er is ook een voogd welke het gezag heeft.

 

Ontnemen- Ontzetting: Deze vorm van ontnemen komt zelden voor. Dit is hetzelfde als ontheffing, alleen is er opzettelijkheid in het spel, bijvoorbeeld wanneer ouders hun kind dwingen tot prostitutie (misbruik van gezag) of wanneer er grove verwaarlozing of chronisch alcoholisme plaatsvindt. Andere voorbeelden zijn wanneer ouders vrijheidsstraffen (langer dan twee jaar) hebben, of als ouders niet luisteren naar aanwijzingen van een gezinsvoogd.

Bij ontheffing en ontzetting is proefherstel mogelijk. In een proefherstel komt het kind voor ten minste 6 maanden terug bij de ouder. Herstel komt helaas weinig voor.

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
586