Collegeaantekeningen Methoden en Technieken van de Rechtswetenschap

Van werkgroep 3 zijn geen aantekeningen gemaakt.

Week 1

Hoorcollege

Inleiding

Juristen hebben een bepaalde methode van werken en over die methode gaan we het de komende weken hebben. Daarnaast gaan we ook de wetenschap in het algemeen bestuderen, dus ook van de bètawetenschappen.

 

David Hume, 1711-1776

Hume was een belangrijke drager van de Schotse verlichting. Hij is bekend geworden als scepticus van de metafysica. Metafysica is de discipline binnen de filosofie dat probeert de meest algemene, fundamentele beschrijving van de werkelijkheid te geven. Zijn eerste werk was ‘A treatise on human nature’ (1739), wat pas echt bekend is geworden toen Kant het had gelezen en erop doorging.

Hume schreef vaak in de vorm van dialogen, dat zijn discussies, over godsdienstige kwesties zonder dat het als zijn mening werd neergezet. Op die manier kwamen er geen problemen met de kerk en overheid, want hij schreef niet zijn ‘eigen mening’. In het werk ‘Dialogues Concerning Natural Religion’ ging hij in op godsbewijzen. Ook zijn kritiek op ‘wonderen’ had grote invloed. Thomas Paine ging daar bijvoorbeeld op verder, want vaak zijn zulke openbaringen aan één iemand gegeven (Jezus, Mohammed) en anderen steunen op die waarneming. Zou je daar niet kritisch op moeten zijn, in plaats van er blind op te vertrouwen? Daar trok hij als conclusie uit dat je alleen maar Christelijk kon zijn als je in wonderen gelooft. Dat maakte hem niet per se populair.
Wel bij andere filosofen overigens, die hem zelfs ‘secular saint’ noemden.

Er zijn volgens Hume twee manieren waarop onze kennis gebaseerd kan zijn:

  • Relations of ideas: je hebt geen kennis van de buitenwereld nodig, of ervaring, om kennis op te doen. Alleen al door na denken kun je de relatie tussen dingen aannemen. Bijvoorbeeld dat de vermenigvuldiging van 2 en 10 hetzelfde is als de helft van 40.

  • Matters of fact: je hebt de buitenwereld en ervaring wel nodig om kennis op te doen. Tegenovergestelde is altijd mogelijk en spreekt elkaar niet per se tegen. Je hebt waarnemingen nodig om kennis te vergaren, je kunt geen voorspellingen doen over de toekomst, want die moet je afwachten en zal blijken in de werkelijkheid.

Bij matters of fact stel je zelf causale relaties vast. Die oorzaak-gevolg relatie is gebaseerd op ervaring en op de gewoonte, maar niet op de rede. En alleen als je ervaring hebt met bepaalde objecten kun je er uitspraken over doen. Maar causaliteit kun je niet zien, alleen maar verwachten. Als feiten gebaseerd zijn op oorzaak-gevolg en die weer is gebaseerd op ervaring, is ervaring je enige basis en dat is een beetje een schamele basis. Met observaties uit het verleden trek je conclusies voor de toekomst en die basis voor generalisatie is eigenlijk te smal.

 

David Chalmers, 1966

Chalmers herformuleert de inzichten van Hume op een modernere manier en voegt ook de termen inductie en deductie toe. Relation of ideas zoals Hume het noemde, zou je nu deductie noemen en matters of fact zou nu inductie heten.

Deductie: als premissen waar zijn, is de conclusie ook waar. Je hebt daar geen waarneming voor nodig. Aangezien de conclusie altijd geldig is, is de conclusie ook heel sterk. Maar de zwakte zit in de premissen, want die hoeven niet per se waar te zijn.

Voorbeeld:
Premisse 1: Rechtenstudenten zijn lui
Premisse 2: Ik ben een rechtenstudent
Conclusie: Ik ben lui

Inductie: uitspraken zijn gebaseerd op waarneming. Maar hoeveel waarnemingen zijn er nodig om tot een geldige conclusie te komen? Daar zit het probleem. Als oplossing kun je de nadruk leggen op waarschijnlijkheid, hoe meer bevestigingen uit het verleden, hoe waarschijnlijker de conclusie is.

 

Hans Reisenbach, 1891-1953

Reisenbach ging verder op de theorie van Hume, maar hij benaderde het anders, want hij was een positivist. Hij schreef ‘Rise of Scientific philosophy’ en was hoogleraar, maar bij het aantreden van Hitler in Duitsland, stapte hij op. In dictaturen is er geen plaats voor de kritische blik van filosofen.

Positivisten zijn sterk op de ervaring gericht en hebben kritiek op de poëtische filosofie, zij willen van filosofie een echte wetenschap maken. Ook zijn ze tegen obscuur taalgebruik dat niks betekent en zij vinden dat studenten daar kritisch over moeten zijn.

Zij leggen de nadruk op generalisering, maar wel op een verantwoorde manier, want dat generalisatie de enige manier is om kennis te vergaren, dat is wel duidelijk, maar het moet op een verantwoorde manier gebeuren. De Grieken zijn de eerste die zijn begonnen met het generaliseren; Thales was de eerste filosoof.

In de religieuze periode werden gebeurtenissen verklaard door middel van antropomorfische analogieën. Zo worden menselijke eigenschappen toegekend aan objecten. Voorbeeld: aangezien mensen in staat zijn dingen te maken (auto’s, horloges), zal de wereld wel gemaakt zijn door een schepper.

Positivisten hebben dan ook kritiek op de Griekse filosofen. Aristoteles maakte veel gebruik van analogieën en beeldend taalgebruik. Maar nog meer kritiek was er op Plato die te poëtisch, te onwetenschappelijk dingen verklaarde. Plato gelooft in een wereld waar alles ideaal is. 

 

Werkgroep

Deductie en inductie

Rationalisme stond al centraal bij de oude Grieken, gebaseerd op de rede werd er nagedacht over bijvoorbeeld de metafysica. Plato keek niet naar de werkelijkheid, want die was veranderlijk. Hij keek naar het ideale idee van alles. Hij hield zich bezig met deductie.

In tegenstelling tot Hume die daar afstand van nam en keek naar de ervaring, het empirisme, de zintuiglijke waarnemingen. Dit werd later de inductie genoemd.

Deductie: uit premissen komt logischerwijs een conclusie voort, in een gesloten model. Het gaat hierbij alleen om een geldige redenering en niet om de waarheid. Nadeel is dus dat er onwaarheden kunnen volgen, waar je niets aan hebt.

Inductie: uit een groot aantal observaties, onder verschillende omstandigheden, kun je conclusies trekken. Je maakt gebruik van generalisaties – als dit gebeurt, dan gebeurt altijd dat. Hierbij maakt het dus wel uit of de premissen (voorwaarden) waar zijn. De conclusie gaat ook over de toekomst; wat nu zo is, is morgen ook zo.

Chalmers formuleerde voorwaarden voor de inductie:
- groot aantal observaties – maar als probleem ondervond hij: wanneer is iets groot? (100, 10000 observaties?)
- grote verscheidenheid aan voorwaarden – maar welke voorwaarden zijn relevant (niet welke kleur sokken de wetenschapper aan heeft..)
- geen van de observaties mag de algemene wet tegenspreken

 

Relation of ideas en matters of fact

Hume maakte onderscheid tussen de relation of ideas en de matters of fact.
Relation of ideas: via rede, door denken kennis opdoen. Wat daadwerkelijk gebeurt, is niet relevant. Voor bijvoorbeeld wiskunde en natuurkunde werkt dit om ideeën op te doen. Pas bij een tegenstelling wordt het idee ontkracht.

Matters of fact: door ervaring, kennis opdoen, bijvoorbeeld dat water kookt bij 100 graden Celsius. Hierbij zijn alle voorspellingen even juist als onjuist, want we kennen de toekomst niet. We kunnen niet met zekerheid zeggen of morgen water ook bij 100 graden Celsius zal gaan koken.

Inductieprobleem: ervaring kan alleen iets vertellen bij precies dezelfde omstandigheden. Je brein trekt zelf de conclusie dat als je vandaag een pen loslaat en hij op de grond valt, dat morgen ook zo is. Maar waarom mag je door die ervaring conclusies trekken over de toekomst? Het is een aanname, een causaal verband zoeken, maar die connectie verzinnen we zelf, want we kunnen hem niet zien. We baseren de kennis op ervaring en die ervaring baseren we weer op de gewoonte en niet op de rede. Hume wilde daarom afscheid nemen van de relation of ideas.

Als we dit inductieprobleem serieus zouden nemen, zou het dus helemaal geen zin hebben om ervaringen te onthouden of om onderzoek te doen. Maar die gedachte is alleen weggelegd voor de sceptische mens. Pragmatische mensen denken: de wetenschap is misschien niet filosofisch gelegitimeerd, maar het werkt toch wel, dus dat maakt niet zoveel uit.

 

Week 2

Hoorcollege

Plato en Aristoteles

Plato en Aristoteles zijn de belangrijkste filosofen uit de geschiedenis. Plato was een rationalist die geloofde in een ideeënwereld, de werkelijkheid was een niet-perfecte versie van die perfecte wereld. Hij geloofde dan ook dat de mens vóór het echte leven als geest had geleefd, voor hij in zijn lichamelijke gedaante om aarde kwam. Na de dood kwam de mens in een bovenaardse sfeer terecht. Kennis was volgens hem dan ook het herkennen van dingen uit het vorige leven. Wij leven in een schijnwereld volgens hem, terwijl de wereld waar je voor en na het leven bent, echt is. Aristoteles geloofde echter in een empirische werkelijkheid.

 

Karl Popper, 1902-1994

Karl Popper was een kritisch rationalist, wat zoveel betekende dat hij een verwachting of hypothese formuleert voordat de waarneming plaatsvindt. Die verwachting moet wel kritisch opgesteld worden, want de waarneming moet de theorie tegen kúnnen spreken. In zekere zin is dit toch ook empirisme, want het gaat ook om de waarneming.

Pseudowetenschap: wanneer theorieën niet in strijd kunnen komen met de ervaring, is het geen echte wetenschap. Bijvoorbeeld astrologie, platonisme, freudianisme en marxisme waarbij alle waarnemingen kunnen worden uitgelegd in het licht van de theorie. Je moet niks namelijk zomaar aannemen volgens Popper, maar alles kritisch bekijken. Voorbeeld: Freud had als theorie dat alle jongens verliefd zijn op hun moeder en hun vader daarom willen vermoorden. Wanneer een jongen was die die theorie beaamde, was dat een bevestiging van zijn theorie. Maar wanneer er een jongen was die zei dat hij die gevoelens helemaal niet kende, zei Freud dat die ontkenning ook een bevestiging van zijn theorie was. Volgens Popper kon dit dus nooit als echte wetenschap worden gezien.

Karl Popper was aanvankelijk een positivist, maar scheidde zich daar later van af. Positivisten: kennis komt voort uit de wetenschap en wat voortkomt buiten de wetenschap is dus geen kennis. Daarom hadden zij kritiek op religie en op pseudowetenschappen.

Toen Galileo Galilei ontdekte dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het universum was, kwamen het empirisme en de religie in strijd met elkaar. Want wat heeft er dan gelijk: het empirisme of het Schrift?

Stephen Jay Gould zou zeggen dat er geen strijd is tussen die twee, want het gaat over twee wezenlijke andere zaken. Respectievelijk hoe je in de hemel komt en hoe de hemel eruit ziet. Toch ontstaan er vaak conflicten op dit vlak (bijv. hoe oud de aarde is).

Het doel van positivisten is het verdedigen van de wetenschappelijke bronnen (het empirisme en rationalisme) tegenover de religie en kerk. Er zijn veel verschillende boeken geschreven waarin dat werd geprobeerd. Hieronder een lijstje.

  • John William Draper, ‘History of the Conflict Between Religion and Science’ – scheikundige

  • Andrew Dickson White, ‘History of the Warfare of Science with Theology in Christendom’

  • Bertrand Russell, ‘Religion and science’

  • Richard Dawkins, ‘The God delusion’

  • Martin Gardner, ‘Fads & Fallacies, in the name of science’

 

Het is altijd zoeken naar de verhouding tussen het empirisme en rationalisme. Volgens Popper krijgt een waarneming pas betekenis door de theorie die je vooraf bedacht hebt (bijv. schaken is pas logisch als je de regels kent).

Positivisten leggen de nadruk op inductie, verificatie.
Popper zette zich daar van af en legde de nadruk op falsificatie. Dit wordt ook wel fallibilisme genoemd, op die manier wordt kennis verworven door het kritisch benaderen van theorieën.

Toch stoelden beide theorieën op de ervaring. Volgens Gardner was het verschil tussen de twee ook helemaal niet zo groot en gebruikte Popper alleen maar andere termen terwijl hij wezenlijk hetzelfde verkondigde.

Popper was niet bepaald geliefd, hij had een moeilijk karakter. Wat ook wel tekenend was voor zijn karakter, was dat hij de verklaring voor solidariteit voor de schrijver Rushdie niet wilde tekenen. Rushdie had namelijk een kritisch boek geschreven waarna de Khomeini van Iran hem ter dood verklaarde. Verschillende schrijvers en filosofen tekenden de verklaring, maar Popper weigerde.

 

Falsificatie

Er zijn twee moeilijkheden wanneer het gaat om falsificatie. Ten eerste moet je namelijk wel bereid zijn je kritisch op te stellen ten opzichte van je eigen theorie. Als bijv. Christen kan het lastig zijn vragen te stellen over je religie. Weinig mensen kunnen dat over hun eigen theorie. Daarnaast rijst nog de vraag: wanneer is iets weerlegd? Want het Christendom kun je op talloze manieren interpreteren, het betekent niet voor iedereen hetzelfde. Natuurwetenschappen zijn daarom makkelijker te falsificeren dan geesteswetenschappen.

De hermeneutiek probeert dat interpretatieprobleem te doorgronden, vooral bij de geesteswetenschappen. Hermeneutiek is namelijk de kunst waarmee je teksten begrijpt en interpreteert. Het probeert iets nieuws te verzinnen voor de geesteswetenschappen.

werkgroep

Logisch positivisme

Bij het logisch positivisme bedenkt men een analytische stelling met empirische inhoud. Uit de waarneming wordt een wetenschappelijke wet ontdekt.

In de Wiener Kreis waren de logisch positivisten vertegenwoordigd. Dat was een school van filosofen in Wenen die filosofeerden over hoe ze de wetenschap een impuls konden geven. Zij gingen van rationalistisch steeds meer empirisch denken.

De logisch positivisten zaten echter met het inductieprobleem dat zij geërfd hadden van Hume en dat ze niet zomaar konden negeren.
Rudolf Carnap bedacht daarom dat het beter was om de verificatie-eis te verlichten en er een bevestigingseis van te maken. Wanneer je iets pas een wetenschap kunt noemen nadat je de verificatie-eis hebt toegepast, zijn het marxisme en astrologie namelijk geen wetenschappen, maar kun je eigenlijk nooit zeggen dat iets een wetenschap is – ook de natuurwetenschappen niet. Bij de bevestigingseis blijven natuurwetenschappen echter wel in stand als een wetenschap, maar blijven marxisme en astrologie dat ook.

 

Karl Popper en het kritisch rationalisme

Karl Popper was weleens aanwezig bij de bijeenkomsten van de Wiener Kreis maar werd nooit officieel ‘lid’, aangezien de voorzitter hem niet zo mocht. Hij zette zich overigens ook af van de logisch positivisten. Popper werd daardoor geïnspireerd door de theorieën van Newton en Einstein. Zij hadden allebei een theorie bedacht over licht (het precieze verhaal is erg natuurkundig), zonder dat ze konden testen of ze gelijk hadden, want er was in hun tijd nog geen apparatuur beschikbaar om dat te doen. Ondanks dat gebrek stelden ze allebei een theorie op, die overigens allebei heel anders was en elkaar tegensprak. Toen jaren later de techniek zover was dat er wel waargenomen kon worden, bleek dat Einstein gelijk had gehad en Newton niet.
Dit leidde tot Popper’s gedachte dat men eerst een theorie moet opstellen en daarna pas moet waarnemen. De theorie moet wel falsifieerbaar zijn, het moet dus mogelijk zijn dat de waarneming die je daarna doet, je eigen theorie tegenspreekt.

 

Pseudowetenschappen

Hij vond het marxisme en de astrologie overigens wel heel interessant, maar het was volgens hem geen wetenschap door het ontbreken van die falsifieerbaarheid. Dit noemt men het demarcatiecriterium. Het demarcatiecriterium van Karl Popper is dat wetenschappen falsifieerbare uitspraken dient te produceren. Dit betekent dat deze uitspraken aan de hand van waarnemingen op hun betrouwbaarheid kunnen worden onderzocht en eventueel kunnen worden weerlegd. Het Marxisme en astrologie zijn namelijk theorieën die alles kunnen verklaren en dat zijn volgens Popper geen echte wetenschappen. Hij noemde dat pseudowetenschappen.

Een kritisch rationalist, wat Karl Popper was, neemt de theorie als uitgangspunt en met die theorie wordt door middel van de waarneming dan verder gewerkt.

 

Kritiek op falsificatietheorie van Karl Popper

Er is veel kritiek gekomen op de falsifieerbaarheidstheorie van Popper, die zijn samen te vatten in vijf punten:

  • In de praktijk werkt men met verificatie en niet met falsificatie. De theorie van Popper is erg goed bedacht, maar in de werkelijkheid zijn er maar weinig wetenschappers die hun eigen theorie onderuit zullen proberen te halen.
  • Falsificatie wordt gebaseerd op waarnemingen, waarnemingen van mensen en mensen kunnen valse waarnemingen hebben gehad.
  • Falsificaties zijn heel zeldzaam, want mocht er toch een zwarte zwaan ergens op de wereld bestaan, is de kans dat je die tegenkomt dermate klein.
  • Een falsificatie kan net zo ongrijpbaar zijn als een verificatie, en is lang niet altijd duidelijk. Het hoeft niet per se meer licht te schijnen op de situatie dan een verificatie.
  • Iedere falsificatie is een bevestiging van het tegendeel. Eigenlijk werkte Popper met andere termen waar hetzelfde mee bereikt wordt. In het voorbeeld van Newton en Einstein zou je ook kunnen zeggen dat Einsteins theorie werd geverifieerd door de waarneming, in plaats van dat die van Newton werd gefalsifieerd.

Poppers absolute doel was dat men het niet meer over inductie zou hebben, maar voortaan over falsificatie zou praten. Dit is duidelijk niet gelukt, mensen zijn nog altijd bezig met inductie en het verifiëren van hun theorie.

 

Hermeneutiek in de geesteswetenschappen

Van de natuurwetenschappen gaan we nu naar de geesteswetenschappen kijken die al dichterbij de rechtswetenschappen ligt. In de geesteswetenschappen probeert men te begrijpen wat er gebeurt in de wereld.

Dat begrijpen wordt bereikt door hermeneutiek; het interpreteren van teksten door het achterhalen en expliciet maken van de achtergrond van de tekst. Er wordt dus niet alleen grammaticaal naar een tekst gekeken. Het gaat hierbij om de beleving, de totstandkoming van de interpretatie.

In de geesteswetenschappen is het, anders dan bij natuurwetenschappen, ook belangrijk te kijken naar de persoon die een tekst interpreteert, want je eigen kennis is daarbij ook van belang. Dit wordt ook wel Vorverständnis genoemd, alle kennis die je hebt en jouw ideeën spelen namelijk een rol bij het interpreteren. Bijvoorbeeld wij zien de lucht heel anders dan een meteoroloog, hij kijkt op een andere manier naar de lucht omdat hij meer kennis heeft over de lucht en wat daarbij hoort.

Week 3

Hoorcollege

Inleiding

In dit college gaan we verder met het kijken naar de rechtswetenschap en of je überhaupt wel mag spreken van een wetenschap of dat rechtsgeleerdheid de juiste term is. Er zullen dan ook de nodige kanttekeningen worden geplaatst.

Stolker probeert te beantwoorden wat rechtswetenschap precies is en of het wel bestaat, want door de bèta-afdeling wordt dat vaak betwist en daarom wilde Stolker graag onderzoeken hoe het nu precies zit.
Kunneman probeert de aard en methode van rechtswetenschap vast te stellen.

Er zijn in het algemeen veel vragen over de wetenschap. Want wat is wetenschappelijke kennis eigenlijk en hoe onderscheidt het zich dan van onwetenschappelijke kennis? En hoe komt wetenschappelijke kennis tot stand? Men is het er in ieder geval over eens dat door een combinatie van ervaring en verstand tot stand komt. Aan de ene kant heb je kennis en verstand van bepaalde zaken maar daar moet je wel op kunnen vragen. Deze discussie over rationalisme en empirisme hebben we de voorgaande weken al gevoerd.

 

Voorbeeld Galilei

Galilei keek door zijn telescoop de ruimte in en zag dat er kraters in de maan zaten. Maar volgens de bijbel en Aristoteles waren hemellichamen perfect.. Aristoteles had een enorme status als filosoof, ideeën van Aristoteles in twijfel trekken werd niet geaccepteerd, net als bijvoorbeeld ideeën van Pythagoras. Maar Galilei vertrouwde op zijn zintuigen en op zijn waarneming en moest daaruit wel concluderen dat hemellichamen toch niet perfect waren, wat Aristoteles en de bijbel daar ook van zeiden.

Dan komt wel de vraag aan de orde in hoeverre verstand betrouwbaar is? Luther ging bijvoorbeeld uit van het Schrift, wat in zijn ogen ook hoger in de rangorde stond dan de rede of uitspraken van de paus. In zijn optiek kon de paus het ook verkeerd hebben, het Schrift echter kon dat niet.

Kant leefde in de 18e eeuw en bij hem komt de slogan vandaan: ‘Durf je verstand te gebruiken!’. Daar is wetenschap volgens hem ook op gebaseerd. Je moet je eigen verstand durven te gebruiken, want als je dat niet doet ben je zelf schuldig aan je onmondigheid.
Popper was een groot bewonderaar van Kant en ging door op zijn opvattingen, namelijk met de theorie van de falsifieerbaarheid waarbij het belangrijk was om je eigen opvattingen te herzien wanneer duidelijk wordt dat je het bij het verkeerde eind had.

 

Bezwaren rechtswetenschap

Er bestaan, zoals wij allemaal weten, veel vooroordelen over de rechtswetenschap. Zo zou het saai en makkelijk zijn en alleen maar een wettenboek uit je hoofd leren inhouden. Stolker bespreekt in zijn artikel drie bezwaren die worden aangevoerd waarom je rechten niet als wetenschap zou moeten zien. Hij vermeldt daar wel bij de deze bezwaren eigenlijk alleen voor buitenstaanders als kwetsbaar worden ervaren. Juristen zelf hebben er niet zo’n moeite mee. Over deze drie bezwaren zal de rest van het college gaan:

  • Het recht kent een normatief karakter, het gaat meer om hoe het zou moeten zijn en minder om hoe het recht is.
  • Er bestaat een overlap tussen de onderzoeker en zijn/haar onderzoeksobject.
  • De innige relatie tussen theorie en de praktijk

 

De innige relatie tussen theorie en praktijk

Om het logisch te houden, beginnen we met het bespreken van het derde bezwaar aangezien Cliteur dat het belangrijkste vindt. Dit bezwaar wordt ondersteund door een citaat van Kirchmann, wat in het Nederlands vertaalt als volgt luidt: ‘Corrigerende woorden van de wetgever kunnen hele bibliotheken tot oud papier maken.’ Met bibliotheken wordt hier bedoeld het commentaar dat juristen geven op wetsartikelen en jurisprudentie. Er moet een goed onderscheid worden gemaakt dat het wel knap is wat juristen kunnen, maar dat het volgens sommigen niet per se als wetenschap wordt gezien.

Als voorbeeld wordt het Elektriciteitsarrest besproken. Dit is een heel oud arrest waar het ging om de vraag of elektriciteit als ‘goed’ aangemerkt kan worden en of een pen in een meter steken kan worden gezien als het ‘wegnemen van’. Wat juristen dan moeten doen heet ‘kwalificeren’, het herformuleren van juridische termen. Met recht wordt de samenleving gestuurd binnen de grenzen van de wet, maar ook de overheid moet zich eraan houden. De wet kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden, dit noemen we ook wel ‘hermeneutiek’, wat we vorige week besproken hebben.

Op het vlak van het Elektriciteitsarrest waren de wetgever en rechtsprekende macht het dus eens, maar dat is niet altijd het geval. Er zijn immers twee verschillende dimensies. Von Kirchmann was een rechtspositivist en hij vond dan ook dat de wetgever mocht oordelen over wat het recht precies is. Maar dat is niet per se vanzelfsprekend, je zou immers ook kunnen betogen dat de rechter het laatste woord over het recht heeft, want de wet kan op verschillende manieren worden uitgelegd en die interpreterende taak is weggelegd voor de rechter.

Een voorbeeld van wanneer wetgever en de rechtsprekende macht het niet eens waren, was over de staatsrechtelijke positie van het Openbaar Ministerie. Strafrechtgeleerden in het bijzonder zijn vóór een onafhankelijk OM dat geen onderdeel is van de politiek. De wetgever daarentegen pleitte voor een afhankelijk OM. Door wetgeving kwam de wetgever aan de winnende hand en mag de minister nu ook aanwijzingen geven aan het OM. Zo zou je kunnen zeggen dat alles wat juristen hebben geschreven over waarom het OM onafhankelijk zou moeten zijn ‘tot oud papier is geworden’ door de nieuwe wetgeving.

Volgens Cliteur zou dit geen argument tegen de wetenschap moeten zijn, want falsifieerbaarheid is toch juist een karaktereigenschap van de wetenschap!

 

Het normatieve karakter van het recht

Recht is - mede - wat het zijn moet, betoogde Dworkin en Fuller. Rechtvaardiging is een belangrijk aspect van de rechtswetenschap maar die scheiding tussen wat het recht is en wat het zou moeten zijn is niet altijd duidelijk. Interpretatie van het recht is alleen maar mogelijk omdat je een soort ideaal hebt als achtergrond.

Pascal betoogde dat het recht overal op de wereld anders is en het daarom geen wetenschap is. Het is natuurlijk ook zo dat de inhoud van het recht van plaats tot plaats verschilt, maar over de algemene structuur van het recht kan wel iets gezegd worden. Er kan best een ‘identiek idee’ bestaan op de hele wereld over het recht. Want wanneer generalisatie niet mogelijk zou zijn, zou er nooit sprake kunnen zijn van een wetenschap.
Het ordenen en organiseren van het recht kan heel goed wetenschappelijk zijn.

Niet het object bepaalt namelijk of het een wetenschap gaat, maar de ideologie van de wetenschapper. Als men over wat het zou moeten zijn maar scherp nadenkt, is het niet per se onwetenschappelijk. De eindconclusie is dan ook dat we ons niet al te veel zorgen hoeven te maken over de al dan niet wetenschappelijkheid van rechten. 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1571