Vermogensrecht
Wat is dat?
Het geheel van het geld waardeerbare, de rechten die iemand heeft. Het geheel van de activa en passiva.
Alle regels over subjectieve en objectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen worden.
Het vermogensrecht (in objectieve zin)
Goederenrecht (persoon – goed) vs. verbintenissenrecht (persoon – persoon)
Goederenrecht: Derdenwerking, je kunt een absoluut recht tegenover eenieder handhaven.
Gesloten systeem van rechten
Dwingend recht (hoe het in de wet staat)
Zoveel mogelijk rechtszekerheid (precies weten hoe het zit, strak systeem zodat iedereen weet waar hij aan toe is)
Verbintenissenrecht: Verhouding tussen twee personen (relatief recht, kun je slechts handhaven t.o.v. je wederpartij)
Open systeem van rechten
Regelend recht (hoe je je overkomst zelf regelt); als je niks geregeld hebt dan BW, aanvullend recht
Flexibiliteit (open normen); maatstaven van redelijkheid en billijkheid
Het BW zit vol met uitzonderingen.
De werkelijkheid is echter anders (op het gebied van vermogensrecht). Voorbeeld: Koop breekt geen huur. (art. 7:226 wetboek), dus geval van derdenwerking via dwingend verbintenissenrecht, waarbij partijafspraak niet geldend is (gesloten systeem).
Conclusie: wees kritisch, altijd!
Verbintenissenrecht = dat deel van het objectieve (geldende) recht dat de verbintenissen regelt.
Karakteristiek aan het verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om de verdeling van bepaalde (financiële) risico’s. En immateriële belangen dan? (belangen die niet in geld zijn uit te drukken)
Wat is een verbintenis?
= vermogensrechtelijke rechtsbetrekking, waarbij de één recht heeft op de prestatie van een ander, en die ander tot die prestatie jegens de één verplicht is.
Let op: verbintenis betekent de juridische relatie (de rechtsbetrekking) tussen (rechts)personen.
De verbintenis houdt in:
Vrijheid van partijen staat voorop, verbintenissenrecht is aanvullend recht. Je mag er zelf afspraken over maken, als je zelf geen regels maakt mogen die worden aangevuld door aanvullend recht.
Twee zijden van dezelfde betekenis:
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien het uit de wet voortvloeit (art.6:1 BW).
Algemene bronnen van verbintenissen zijn onder andere:
Obligatoire overeenkomst (art. 6:213 BW)
Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW)
Zaakwaarneming (art. 6:198 BW)
Onverschuldige betaling (art. 6:203 e.v.)
Ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)
Obligatoire overeenkomst
Bron, bijvoorbeeld koopovereenkomst
Ten minste twee verbintenissen
Verbintenis tot betaling verschuldigde geldsom of
Verbintenis tot levering zaak.
De natuurlijke verbintenis
In rechte niet afdwingbaar (art. 6:3 BW), waar normaal art. 3:296 BW geldt
Wanneer is er een natuurlijke verbintenis?
Rechtsgevolgen (art. 6:4 BW)?
Vrijwillige nakoming? Er is een rechtsgrond: is geen onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW), is geen gift (geen rechtsgrond)
Omzetten in gewone schuld is eenvoudig (art. 6:5 BW)
Geen verrekening, opschorting, retentierecht…
De rechtshandeling
Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. (art. 3:33 BW).
Is geen feitelijke handeling
Meerzijdige/eenzijdige rechtshandeling
Overige elementen:
Rechtsfeiten = blote rechtsfeiten (geboren worden of dood gaan) of handelingen/gedragingen (feitelijke handeling: onrechtmatige daad)
Gedragingen = rechtshandelingen of feitelijke of andere handelingen (onrechtmatige daad (is geen rechtshandeling, is een bron van verbintenis) of RD)
Onrechtmatige daad is geen rechtshandeling, niet bedoelt om een juridische relatie te vormen, je beoogt niet in gang te zetten om te gaan bepalen. Wel een bron van verbintenis! Rechtshandeling moet bij iemand terecht komen.
De rechtshandeling vooraf
De totstandkoming van een rechtshandeling
Eis (art. 3:33 BW) = wil en verklaring moeten overeenstemmen
Overeenstemming ontbreekt in gevallen van ‘oneigenlijke dwaling’ (=geen rechtshandeling)
Voorbeeld: misverstand, zie HR Bunde/Erckens (NJ 1977/241). De term belastingschade wordt door beide partijen anders uitgelegd. Er is geen rechtshandeling tot stand gekomen, je kunt niemand binden aan wat hij niet gewild heeft.
Tenzij uitzondering geldt.
De rechtshandeling (vervolg)
Een beroemd arrest HR Westhoff/Spronsen (NJ 1987/267) over toepassing van art. 3:33-35 BW en de correctie daarop via redelijkheid en billijkheid. In dit arrest wordt gesteggeld over uitzondering op uitzondering op uitzondering. Mag je dan alsnog een uitzondering aannemen door redelijkheid en billijkheid?
De verhouding tussen art. 3:32, 3:33, 3:34 en 3:35 BW
Art. 3:33 is hoofdregel voor geldige rechtshandeling (wil = verklaring)
Art. 3:33 en 3:35 vormen samen de wilsvertrouwensleer
Art. 3:34 is bijzonder geval van wil ≠ verklaring
Geestelijke stoornis waardoor wil ≠ verklaring
Bij stoornis wordt wil geacht te ontbreken, indien... (zie lid 1; inclusief bewijsvermoeden bij nadeel)
Art. 3:35 is hier correctiemogelijkheid (tóch geldige rechtshandeling)
Je moet weten of iemand wel handelingsbekwaam is of niet; de mogelijke correctie van art. 3:35 geldt hier niet (belangrijk).
De overeenkomst
Definitie in art. 6:213: de overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, via aanbod en aanvaarding
Wil van partijen op elkaar afgestemd en geopenbaard
Vormvrij (art. 3:37), tenzij...
Verbintenis(sen) aangaan = obligatoire overeenkomst
Zes beginselen van overeenkomstenrecht
Beginsel van partijautonomie/zelfbeschikking: mogelijkheid dat iedereen zich kan ontplooien; contractsvrijheid (wilsvrijheid is voldoende).
Vertrouwensbeginsel: verantwoordelijk voor de gevolgen die bij je handelingen komen kijken.
Ongelijkheidscompensatie: dwingende normen om de ongelijkheid te compenseren om de rechtvaardigheid bevorderen.
Trouw aan het gegeven woord: beloften maakt schuld. Vertrouwen in het rechtsverkeer is voldoende, anders kan het rechtsverkeer niet bestaan.
Schuld/risico/rechtszekerheidsbeginsel
Beginsel van maatschappelijke aanvaardbaarheid
De overeenkomst en het aanbod
Totstandkoming via art. 6:217: het gaat om wilsovereenstemming (via aanbod en aanvaarding)
Het aanbod
Zie HR Hofland/Hennis (NJ 1981, 532): Wel of geen aanbod? Voorstel om een overeenkomst aan te gaan aan de tegenpartij en een antwoord als 'ja' is al genoeg voor een overeenkomst. Dus moet duidelijk geformuleerd zijn.
Is vorm van risicoverdeling
Let op: art. 7:2!
Aanbod en aanvaarding
De overeenkomst (vervolg)
Aanbod en aanvaarding vormen twee eenzijdige rechtshandelingen
Dus: Art. 3:32 e.v. gelden
Maar: behandelen als een meerzijdige rechtshandeling (art. 6:218)
Moment van tot stand komen: ontvangsttheorie
Voorafgaand aan de overeenkomst: de precontractuele fase
Dit betreft het handelen voorafgaand aan de totstandkoming van overeenkomst. Deze fase is ook deels juridisch geregeld.
Zie HR Baris/Riezenkamp (HR 15-11-1957, NJ 1958/67)
Rechtsgevolgen van de overeenkomst:
Deze zijn afhankelijk van de inhoud van de overeenkomst (van de afspraken) en van art. 6:248 e.v.
En van diverse andere bepalingen
De inhoud van de overeenkomst bepalen via uitleg
Betreft (weer) een risicoverdeling
Inhoud van overeenkomst bepalen via uitleg
Zie het Haviltex-arrest
Uitzondering daarop in arrest inzake uitleg van een CAO-norm
Betreft een vloeiende overgang, zie arrest HR Pensioenfonds DSM/Fox
Uitleg = omstandigheden van het geval en redelijkheid en billijkheid
Rechtsgevolgen van de overeenkomst (vervolg)
Redelijkheid en billijkheid heeft aanvullende of beperkende werking
A) Aanvullende werking (lid 1)
B) Beperkende werking (lid 2)
Zelfstudie
Art. 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) en de toepassing daarvan
Rechter kan de rechtsgevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze ontbinden
Is toepassing van redelijkheid en billijkheid
Nietigheid en vernietigbaarheid
Nietig: beoogd rechtsgevolg ontbreekt van meet af aan
Les 12: de juridische werkelijkheid kan een fictie zijn
Vernietigbaar: Ovk/Rh is geldig, maar kan worden vernietigd
Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art.3:53BW)
Tot aan de vernietiging is de OVK geldig
Wanneer welke keuze?
Les 13: Gebruik de juiste term (nietig/vernietigbaar)!
Voorbeelden: art. 3:32, 34 en 40 en 3:39 en 3:44
Grond van vernietiging: vormvoorschrift
Art. 3:37 BW: hoofdregel is dat rechtshandeling vormvrij is
Art. 3:39 BW: als er toch een wettelijk vormvoorschrift geldt, en dat niet in acht wordt genomen > nietig
Voorbeeld is art. 7:2 BW: (ver)koop van een woning door een particulier, dient schriftelijk te geschieden (mondeling mag niet)
Grond voor vernietiging: de wilsgebreken
Wil en verklaring stemmen wel overeen, maar de wil is gebrekkig gevormd (Rh is vernietigbaar):
Bedrog (art. 3:44 lid 2 BW)
Bedreiging(art.3:44 lid3 BW)
Misbruik van omstandigheden(art.3:44 lid4 BW)
Dwaling (art. 6:228 BW)
Verschil in reikwijdte -> boek 3 algemeen / boek 6 bijzonder
Wilsgebreken: Dwaling
De wil is gebrekkig gevormd, nl. onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken
Rechtvaardiging voor erkenning van dwaling?
Wil = centraal element in het recht
Dus: gebrek in wilsvorming is relevant > vernietigbare OVK
Betreft weer een Risicoverdeling
Vereisten voor dwaling (lid 1)
1) Een onjuiste voorstelling van zaken
2) Causaal verband: oorzakelijke relatie tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het verrichten van de rechtshandeling
3) Kenbaarheidsvereiste
4) Plus: één van de volgende gevallen
Drie typen dwalingsgevallen
Inlichting (sub a): Goede trouw van spreker is zonder belang
Wederzijds (sub c): beiden zijn van onjuiste veronderstelling uitgegaan
Bij zwijgen (sub b): spreek- en onderzoeksplicht afwegen
Type ‘zwijgen’ (lid 1 sub b)
Indien wederpartij de juiste feiten kent, het belang ervan kent (ad 3) en er rekening mee moet houden dat de ander dwaalt....
Kern: Had de wederpartij in de gegeven omstandigheden de dwaler uit de droom moeten helpen?
Verhouding spreekplicht / onderzoeksplicht (art. 3:11 BW)?
Spreekplicht / onderzoeksplicht
Onderzoeksplicht op koper, maar koper mag wel afgaan op mededelingen van de verkoper: Booy / Wisman (en Baris / Riezenkamp)
Als verkoper ten onrechte zwijgt, kan hij zich niet meer verweren door te stellen dat koper een onderzoeksplicht had: Van Geest / Nederlof
Ondeskundigheid van koper verplicht deze niet om onderzoek te doen.
Onvoorzichtige koper wordt beschermd tegen verkoper die relevante gegevens verzwijgt: Van Geest / Nederlof
Vereisten voor dwaling (lid 2)
5) Geen uitsluitend de toekomst betreffende omstandigheid
Booy/Wisman
Groentemarktcafe arrest
6) De dwaling komt niet voor rekening van de
dwalende zelf, gezien:
Wilsgebreken: Bedrog (art. 3:44 lid 3 BW)
1) een kunstgreep, d.w.z.:
2) Causaal verband tussen bedrog en het verrichten
van de Rh door deze persoon (subjectief)
Wilsgebreken: Bedreiging (art. 3:44 lid 2 BW)
1) Onrechtmatig met enig nadeel bedreigen
2) Tot Rh bewogen door bedreiging (= causaal verband)
Wilsgebreken: misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4)
Intermezzo: hoe vind ik een uitspraak in de daarvoor bestemde databanken?
Bijv.: HR 5 februari 1999, NJ 1999/652 (Van Venrooij/Ameva)
‘Officiele’ bron is de Nederlandse Jurisprudentie • MaarsomsookRvdWofAA
De NJ (en de uitspraak) is online te vinden via KluwerNavigator
http://www.uu.nl/universiteitsbibliotheek/collecties/collectie- rechtsgeleerdheid
http://www.rechtsorde.nl/
Wilsgebruiken: misbruik van omstandigheden (vervolg)
Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging
Rechtsgevolgen:
Een ‘relativering’ (inperking) van die gevolgen is mogelijk (Les 8 en 11):
Partiële nietigheid (art. 3:41 BW)
Conversie (art. 3:42 BW)
Werking ontzeggen (art. 3:53 lid 2 BW)
Relativering van de rechtsgevolgen van nietigheid / vernietiging
‘Aanpassing’ van de OVK via art. 6:230
lid 1: een wijzigingsvoorstel dat nadeel afdoende opheft
Aanvaarden / niet-aanvaarden
Vgl. ook art. 3:54 lid 1 BW
lid 2: de rechter wijzigt gevolgen van de OVK
Oplossing casus?
Wat nu als de speler verzwijgt dat hij niet op zondag / gedurende Ramadan mag voetballen i.v.m. zijn geloof?
Nakoming I
Uit artikel 3:296 lid 1 BW blijkt dat je nakoming van een verbintenis kunt vorderen bij de rechter.
Rechtsvordering versus vorderingsrecht (actie).
Een vorderingsrecht vloeit voort uit contract en soms uit de wet. Zie bijvoorbeeld artikel 7:21 BW voor een voorbeeld uit de wet.
De nakoming van een verbintenis kun je afdwingen bij de rechter
Het vorderingsrecht is opgenomen in boek 3 van het BW en daarom regelt het niet alleen conctractuele verbintenissen, maar verplichtingen in het algemeen, dus ook verbintenissen uit een andere bron dan een overeenkomst, bijvoorbeeld onrechtmatige daad (6:162) en andere verplichtingen, zoals verbod en bevel.
Nakoming II
In dit vak ligt de focus op verbintenissen uit een contract
Heeft een schuldeiser een ‘absoluut’ recht op nakoming, m.a.w.: kan hij dit recht altijd uitoefenen? Nee, hij heeft geen absoluut recht om nakoming te vorderen bij de rechter volgens artikel 3:296. De wet kan bijvoorbeeld een beroep op nakoming in de weg staan. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een natuurlijke verbintenis. Wat een natuurlijke verbintenis is staat in artikel 6:3 BW: een natuurlijke verbintenis is een rechtens niet-afdwingbare verbintenis. De reden hiervoor is de aard van de verplichting: een natuurlijke verbintenis brengt een persoonlijke verplichting met zich mee. Deze kun je niet rechtens afdwingen.
Op de vordering tot nakoming bestaat een aantal praktische uitzonderingen:
Absolute onmogelijkheid. Het uitvoeren van de verbintenis is onmogelijkheid. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand een schilderij zou leveren en het schilderij is verbrand. De schuldenaar kan het schilderij dan niet meer leveren. In dat geval spreken we van een absolute onmogelijkheid.
Relatieve onmogelijkheid. Daar is bijvoorbeeld sprake van indien iemand een antieke ring heeft en deze persoon laat de ring in een diepe rivier vallen. In dat geval is het relatief onmogelijk om de ring uit de rivier te halen.
Redelijkheid en billijkheid. Dit blijkt uit arrest Multi Vastgoed/ Nethou (ECLI:NL:HR:2001:AA9311; NJ 2001, 79).
De casus: Plazagebouw is gebouwd in opdracht van Nethou door Multi Vastgoed. Multi Vastgoed had een perfecte oplevering gegarandeerd aan Nethou. De dekplaten aan de buitenkant van het gebouw gingen heel erg snel roesten en dit hoorde niet. Multi vastgoed vervangt de meest verroesten platen en saniteert de rest . Nethou is het hier niet mee eens en wil alle platen vervangen hebben. Multi Vastgoed gaat daarmee niet akkoord. Multi vastgoed vindt dat Nethou geen beroep mag doen op nakoming, maar enkel op schadevergoeding.
Het oordeel van de Hoge raad: schuldeiser (Nethou) mag in beginsel kiezen tussen nakoming en schadevergoeding. Maar hij is verplicht om te handelen naar de normen van redelijkheid en billijkheid. Hij zegt letterlijk: 'De crediteur is evenwel niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gebonden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen.” Hij moet dus rekening houden met het gerechtvaardigde verlangen van de wederpartij (Multi Vastgoed). Hierdoor kan het zijn dat de schuldeiser geen recht heeft op nakoming. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof in stand gehouden en Nethou mag zich beroepen op nakoming. De Hoge Raad was niet van mening dat de schuldeiser te ver is gegaan.
Uit dit arrest blijkt dus dat ook de redelijkheid en billijkheid een rol kan spelen.
Nakoming en techniek
Art. 6:27 e.v. Regelt de nakoming van verbintenissen. Dit wordt uitgelegd in Hoofdstuk 18 van Brahn (zelfstudie).
De belangrijkste vragen hierbij zijn:
Door wie moet worden nagekomen? ⇒De schuldenaar of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan bevrijdend nakomen, maar ook een derde kan bevrijdend nakomen. In dat geval moet wel worden voldaan aan de eisen van artikel 6:30.
Nakoming aan wie? ⇒Nakoming kan zowel aan de schuldeiser als een een derde. Indien de schuldeiser handelingsbekwaam is, dan is de nakoming bevrijdend. Indien de schuldeiser niet handelingsbekwaam is, dan moet worden voldaan aan de eisen van artikel 6:31. Indien wordt nagekomen aan een derde, en deze derde is bevoegd, dan is sprake van een bevrijdende nakoming. Indien de derde onbevoegd is, kan deze alsnog bevrijdend zijn, indien wordt voldaan aan een van de volgende artikelen: 6:32, 3:35, 3:36 of 3:61 lid 2. Anders is de nakoming niet bevrijdend. d
Wanneer moet worden nagekomen? → Indien je nakoming wilt vorderen, moet de vordering opeisbaar zijn. De opeisbaarheid is geregeld in art. 6:38 en 6:39 BW. Je kunt geen nakomnig vorderen van een niet-opeisbare verbintenis.
Waar moet worden nagekomen? → Dit is geregeld in o.a. artikel 6:41 en 6:116.
Al deze vragen worden beantwoord in artikel 6:27 e.v.
Schadevergoeding I
Schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming is geregeld in art. 6:74 BW Het is geregeld in afdeling 6.1.9, dus het regelt meer dan alleen de contractuele verbintenis; het regelt de gevolgen van het niet nakomen van een verbintenis.
Er moet sprake zijn van een tekortkoming: Dit is een ‘neutraal begrip’ en kan verschillende dingen inhouden: helemaal niet nakomen (bv. schilderij staat in de fik en kan schilderij niet meer leveren, schuldenaar schiet tekort). OF niet tijdig nakomen (bruidstaart bestelt, maar die arriveert dag naar uw huwelijk, wederpartij komt niet tijdig na). OF niet correct/deugdelijk nakomen (u heeft 10 kisten appels besteld en u krijgt 10 kisten sinaasappels).
Het artikel stelt aan aantal eisen om te kunnen komen tot schadevergoeding wegens wanprestatie. Deze vereisten moet je allemaal afgaan.
Schadevergoeding II
Schade: welk ‘type’ schade?. Er zijn verschillende soorten schade:
Dit is straks van belang bij verzuimeis!
Ook een mogelijkheid tot vervangende schadevergoeding (art. 6:87 BW). In dat geval wordt de verbintenis omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Er moet dan ook worden voldaan aan de overige vereisten van dit artikel. Indien een verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, dan vervalt de andere verbintenis. Dit heeft gevolgen voor de rechtsmaatregelen die de schuldeiser kan nemen. Dit komt later in het college aan bod.
Artikel 7:74 stelt een aantal eisen. Zo moet er sprake zijn van een causaal verband tussen de schade en de tekortkoming en dit is te zien aan het woordje “Daardoor”
Schadevergoeding III
Artikel 6:74 eist toerekenbaarheid aan de schuldenaar
De toerekenbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn.
Wanneer sprake is van toerekenbaarheid staat in artikel 6:75 BW: een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend, indien zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Dus in principe toerekenbaar, tenzij... Dit heeft gevolgen voor de bewijslast.
Voorbeelden van toerekenbaarheid in de wet: artikel 6:76 en 6:77: vanwege hulppersonen en gebruikte zaken toerekenbaar.
Voorbeeld van de verkeersopvatting: arrest Oerlemans/Driessen (ECLI:NL:HR:2001:AB1338; NJ 2002, 213) ⇒ betaling en u staat rood en kan niet betalen. Onvermogen om te betalen levert geen overmacht op volgens de verkeersopvattingen.
Indien geen sprake is van toerekenbaarheid, is sprake van overmacht.
Oerlemans/Driessen arrest
Rozenkweker Driessen koopt van Oerlemans een bestrijdingsmiddel BioFer. Dit bestrijdingsmiddel vernietigt niet alleen onkruid, maar ook rozen.
Oerlemans kocht BioFer van een derde. Oerlemans kende het gebrek zelf niet en hoefde het ook niet te kennen.
Rechtsvraag: Kan Oerlemans zich op overmacht beroepen?
Hoge Raad: Nee, verkeersopvattingen brengen mee dat een gebrek in een verkocht product voor rekening van verkoper komt. Dit kan slechts onder bijzondere omstandigheden anders zijn.
Dus de regel die we kunnen afleiden uit het arrest is: In beginsel staat de verkoper in voor het product wat hij verkoopt.
Schadevergoeding IV
Uit artikel 6:74 llid 2 blijkt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, lid 1 slechts van toepassing is indien tevens sprake is van verzuim. Wat verzuim is staat in artikel 6:81 e.v. BW.
De verzuimregeling geeft als het ware een “ tweede kans” voor schuldenaar om alsnog zijn prestatie na te komen! Indien dan alsnog niet wordt nagekomen, dan is pas sprake van verzuim.
Verzuim is een ‘toestand': op het moment dat de schuldenaar in verzuim raakt is hij aansprakelijk jegens de wederpartij, dan moet hij de schade gaan vergoeden die hij tekort is gekomen. De schuldenaar draagt het risico van het tekortkoming.
Hoe raak je in verzuim of met andere woorden: hoe treedt het verzuim in? Dit is geregeld in artikel 6:82 en 6:83. Het verzuim kan intreden met en zonder ingebrekestelling. Wanneer geen ingebrekestelling nodig is staat in art. 6:83. In de andere gevallen is wel een ingebrekestelling vereist.
Een ingebrekestelling is een (schriftelijke) aanmaning, een ‘handeling’ dus! Zie art. 6:82 lid 1 BW
Er moet gedifferentieerd worden in de schadevergoeding. Twee voorbeelden:
Het keukenkasje dat kapot is kan nog gerepareerd worden. Daaroms het relevant om de schuldenaar een tweede kans te geven.
De borden van oma zijn echter kapot en de borden zijn ook niet meer heel. Nakoming is daar wel blijvend onmogelijk en dus geldt de verzuimeis daar niet.
Er is ook een situatie waarin het verzuim wel vereist is, maar zonder ingebrekestelling, vanwege art. 6:82 lid 2 en art 6:83 BW.
Hoe zit het als je geen termijn in je contract hebt opgenomen? Deze vraag ziet op de opeisbaarheid van de vordering. Als je geen termijn hebt afgesproken, kun je als schuldeiser terstond (meteen) nakoming eisen.
Is een schuldenaar verplicht om de schadevergoeding te betalen? Als hij voldoet aan alle eisen dan is hij verplicht tot het betalen van schadevergoeding conform artikel 6:74 BW.
Ontbinding I
De ontbinding is geregeld in afdeling 6.5.5. Deze afdeling ziet op wederkerige overeenkomsten. Wat een wederkerige overeenkomst is staat in artikel 6:261.
Ontbinding bevrijdt partijen van verbintenissen. Dit blijkt uit artikel 6:271 BW
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft recht op ontbinding van een verbintenis tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding niet rechtvaardigt (6:265). Van een niet-rechtvaardiging is niet snel sprake.
Uit artikel 6:265 lid 1 BW blijkt niet dat toerekenbaarheid is vereist om te kunnen ontbinden. Dit in tegenstelling tot schadevergoeding wegens wanprestatie volgens 6:74 BW. Let op het verschil.
Er is dus een snelle toegang tot ontbinding, te zien aan 'iedere tekortkoming, tenzij....'
Verzuimvereiste: niet bij blijvende OF tijdelijke onmogelijkheid (vgl 6:74 lid 2 BW!)
Ontbinding II
Hoe te ontbinden? Dit staat in art. 6:267 BW
Geheel of gedeeltelijk? Dit wordt geregeld in art. 6:270 BW ⇒ ‘actio quanti minoris’ (je kan om prijsvermindering vragen)
Ontbinding vs vernietiging: ontbinding heeft GEEN terugwerkende kracht! (artikel 6:269). Het gevolg hiervan is dat de rechtsgrond blijft bestaan. Uit artikel 6:271 blijkt dat voor zover verbintenissen reeds zijn nagekomen, voor deze verbintenis de rechtsgrond niet vervalt, maar dat een verbintenis tot ongedaanmaking ontstaat. Het gevolg hiervan is dat voor de reeds gedane prestaties geen sprake is van onverschuldigde betaling volgens artikel 6:203.
Rechtsgevolg: bevrijding getroffen verbintenissen + ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen! Art. 6:271 BW
Wat nu als de ongedaanmaking niet kan? Dit is geregeld in art. 6:272 BW
Strategie én techniek
Combinatie van remedies kan!
Nakoming + aanvullende schadevergoeding
Ontbinding + aanvullende schadevergoeding. Aanvullende schadevergoeding is geregeld in art. 6:277 BW
Vervangende schadevergoeding + aanvullende schadevergoeding
Wat kan NIET?
Achtergrond van de onrechtmatige daad
Ieder draagt zijn eigen schade (vrijheid)
versus
Berokken een ander geen schade (verantwoordelijkheid; bescherming)
Ofwel: Casum sensit dominus vs. alterum non laedere
Les 14: juristen doen graag aan (potjes)Latijn
Belang van de onrechtmatige daad
Enkele functies van de onrechtmatige daad
Compensatie (verplaatsing van schade en dus risico)
Preventie van ongewild gedrag (voorkomen van schade)
Kostenspreiding
Genoegdoening
Verwezenlijking (handhaving) van rechten
Vijf vereisten voor aansprakelijkheid
Onrechtmatigheid (in enge zin)
A. Inbreuk op een (subjectief) recht
B. Strijd met een wettelijke plicht
C. Maatschappelijk onzorgvuldig gedrag: handelen in strijd met de “zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt”
Uitgelicht: maatschappelijke onzorgvuldigheid
Maatschappelijke zorgvuldigheid = open norm
Maar dat was niet altijd zo...
Vooraf: arrest inzake de Zutphense Juffrouw (HR 10 juni 1910, W. 9038) als voorbeeld
Vereisten voor OD ‘strikt’ ingevuld; nog geen open norm aanvaard destijds
Maatschappelijke onzorgvuldigheid
Al lang veel onvrede over (o.a. Molengraaff 1887)...
Doorbraak: in arrest Lindenbaum/Cohen (HR 31-1-1919, NJ 1919, 161)
Uit het oordeel van de HR:
‘Onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat of inbreuk maakt op eens anders recht, of in strijd is met des daders rechtsplicht of indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschapelijke verkeer betaamt ten aanzien van een anders persoon of goed...’
Maatschappelijke onzorgvuldigheid: gevaltype ‘gevaarzetting’
de mate van waarschijnlijkheid van niet-oplettendheid,
de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,
de ernst van de gevolgen daarvan,
de bezwaarlijkheid van het nemen van voorzorgsmaatregelen
Verdere expansie Kelderluik-factoren
Risico
Ernst van schade:
Omvang van de schade
Aard van de schade
Waarschijnlijkheid van schade:
Kansverhoging
Waarschijnlijkheid van ongeval
Ongeval in het algemeen
Anticipatieplicht tav onvoorzichtigheid van de ander
Zorg
Aard en nut van gedraging:
Aard
Nut
Bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregel:
Kosten
Andere bezwaren
Onbekende risico’s: onderzoek en observatie
Fouten van anderen: waarschuwen
Toerekening
Schuld (van opzet tot ‘gewone’ schuld): Kennen en kunnen
Wet (zie met name: art. 6:164 BW en art. 6:165)
Verkeersopvattingen
Zie HR Meppelse Ree
Relativiteit
Art. 6:163 BW: de geschonden norm moet ertoe strekken bescherming te bieden:
aan deze (categorie van) benadeelde(n);
voor dit type schade/geschonden belang.
Was van beperkt belang
Nodig bij schending wettelijke plicht
Inmiddels vaker gebruikt
Om gewenst resultaat (risicoverdeling) te bereiken
Gaat om inperking van aansprakelijkheid
Zie o.a. Duwbak Linda-arrest (NJ 2006/281)
Schade (meer in week 8)
Schade is....
Vermogensschade (geleden verlies en gederfde winst)
Ander nadeel, voor zover de wet op vergoeding daarvan recht geeft
Causaal verband (zie week 8)
Stap 1: Condicio sine qua non-verband
Zie het woordje ‘dientengevolge’ in art. 6:162 lid 1 BW
Vgl. de beoordeling van causaal verband bij de wilsgebreken
Stap 2: Toerekening naar redelijkheid
Art. 6:98 BW
Is een multifactor-benadering
Casus ‘jetblast’
Zelfstudie
Onderwerpen:
Groepsaansprakelijkheid
Bijzondere vorm van onrechtmatige daad; het uitgangspunt is:
Tegemoetkoming aan eiser die dader niet kan identificeren i.v.m. groepsgedrag
Elk groepslid is aanspreekbaar. Dit is rechtvaardig omdat ieder een bijdrage heeft een bijdrage heeft geleverd, dat er schade is ontstaan.
Via art. 6:166 BW als je niet weet wie het gedaan heeft, kan je iedereen van de groep aanspreken. (Voorkomt dat iedereen zegt dat ze het niet gedaan hebben). Met aanvulling van art. 6:162 BW (Onrechtmatige Daad). Dit heeft twee functies:
(A) een op groepsgedrag toegesneden invulling van de onrechtmatigheid en toerekening
(B) het ecarteren van een causaliteits (CSQN-) probleem (probleem op te lossen). De focus ligt op ‘psychische’ causaliteit
Het gaat om de beslissing die je hebt gemaakt, om je niet terug te trekken als er schade wordt veroorzaakt. Je kan iemand uitkiezen die schade heeft veroorzaakt.
Groepsaansprakelijkheid: toepassingvoorwaarden
Optreden in groepsverband (“min of meer bewust gezamenlijk optreden”) onrechtmatig
Eén van de deelnemers brengt onrechtmatig schade toe
De kans op het aldus toebrengen van schade had de aangesproken deelnemer(s) behoren te weerhouden van zijn / hun gedragingen in groepsverband
Dit onrechtmatig deelnemen aan de groep kan aan de aangesproken deelnemer(s) worden toegerekend
NB: Rechtsgevolg = Hoofdelijke aansprakelijkheid
Het is onrechtmatige om deel te nemen aan groepsverband, door de aangesproken persoon. Is ook aan hem of haar toe te rekenen via art. 6:162 lid 3 BW
Kwalitatieve of risicoaansprakelijkheid
De definities van risicoaansprakelijkheid:
Er is geen scherp onderscheid tussen schuld- en risicoaansprakelijkheid, maar het gaat om gradaties. Zoals zo vaak in het recht: les 17
We herkennen een vloeiende overgang, van schuldaansprakelijkheid, via:
Bewijsvermoedens (res ipsa loquitur, zie LES 14), of
Bewijslastomkering
Naar risicoaansprakelijkheid
= Risicoverdeling
Speciale functie van risicoaansprakelijkheid = kanalisatie van aansprakelijkheid (het risico): de aansprakelijkheid naar een bepaald persoon te leiden. De redenen hiervoor zijn:
Slachtofferbescherming
Kennis en kunde
Profijt
De terminologie: risicoaansprakelijkheid of kwalitatieve aansprakelijkheid? Kwalitatieve aansprakelijkheid geldt voor personen (art. 6:169-172) en zaken (art. 6:173 e.v.)
Aansprakelijkheid voor jeugdigen
Volgens art. 6:169 lid 1 BW is de ouder/voogd risicoaansprakelijk voor een kind van onder de 14 jaar. De reden is dat de benadeelde anders schade draagt. Voorwaarden hiervoor zijn da een kind jonder dan 14 jaar is en ‘als doen te beschouwen onrechtmatige gedraging’ (voor het nalaten van iets, is er geen sprake van een onrechtmatige daad). Daarnaast moet de gedraging ‘toerekenbaar’ zijn, afgezien van te jonge leeftijd en er moet schade voor een derde zijn. Er is hierbij geen fout van de ouder/voogd nodig. Volgens Art. 6:169 lid 2 BW is de ouder/voogd aansprakelijk voor het gedrag van een kind onder de 16 jaar, tenzij er sprake is van een Fout (toerekenbare onrechtmatige daad) van kind en er schade voor derde is. Tenzij er geen verwijt is. Kind zelf aansprakelijk; schuldaansprakelijkheid en omkering bewijslast volstaat
Aansprakelijkheid voor een ondergeschikte is beschreven in ratio art. 6:170 BW: aansprakelijkheid is bedrijfsrisico, is te spreiden, profijtbeginsel. Voorwaarden hierbij zijn dat schade aan derde veroorzaakt is door een fout van een ondergeschikte. Ook moet er een functioneel verband zijn tussen de fout en de opdracht, door A) Zeggenschap van leidinggevende over gedraging of B) Kans op fout vergroot door opdracht (Zie Groot Kievitsdal-arrest). De draagplicht ligt dan bij de leidinggevende (lid 3).
Aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte
Vereist voor aansprakelijkheid (art. 6:171):
Schade aan een derde door een fout
Functioneel verband tussen fout en opgedragen taak
Opdracht uitgevoerd in het kader van het bedrijf van de ander
HR legt art. 6:171 beperkt uit (vgl. HR Delfland/Stoeterij, NJ 2002/75)
Ratio = eenheid van onderneming
Onderlinge draagplicht? Zie art. 6:102 BW
Aansprakelijkheid voor dieren (art. 6:179 BW en Stierkalf-arrest)
Welke dieren? (geldt niet voor wilde dieren)
Wie is bezitter? à art. 6:183 Ouders zijn verantwoordelijk voor de OD van het kind, als het kind jonger is dan 14 jaar.
Grondslag ?
Het dier als instrument?
Verweer: de ‘tenzij’-formule > verweermiddel voor de gedaagde. Het geval van risciocoaansprakelijkheid moet je toetsen aan het schuldaansprakelijkheid. Als er geen schuldaansprakelijkheid is dan is er ook geen risicoaansprakelijkheid.
Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters?
Aansprakelijkheid tov. Mede-bezitters
Het Hangmat-arrest: is art. 6:174 ook toepasbaar op de mede-bezitter (of alleen op
derden zoals in de artt. 6:169-171)?
Oplossing?
Betreft een gebrekkige opstal (art. 6:174)
Toepassingsvoorwaarden:
Ja: “De kernvraag is of het recht bescherming behoort te verlenen aan degene die (...) zelf in zekere zin medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de gebrekkige opstal. Bij de geschetste stand van zaken, waarbij de wetgever de door [de vrouw] bepleite aansprakelijkheid niet heeft uitgesloten, hangt de te maken keuze af van wat naar maatschappelijke opvattingen, in aanmerking genomen de belangen van de benadeelde, de bezitter en de aansprakelijk-heidsverzekeraar, het meest redelijk moet worden geacht als reikwijdte van art. 6:174. Die keuze valt uit ten gunste van het standpunt van de vrouw.”
Terug naar de casus…
Geldt die regel dan (daarom) ook bij art. 6:179 BW?
Art. 6:179 niet ontworpen voor mede-bezitters, maar deze worden niet uitgesloten
Parallel met Hangmat-zaak voldoende sterk?
è Wachten op de HR…
Causaal verband: CSQN
Vestigingsfase: het gaat om het condicio sine qua non-verband: zou de schade ook in getreden zijn als er geen fout zou zijn begaan? Ja: geen causaal verband / nee: causaal verband
Vgl. art. 6:74 (‘daardoor’) en 6:162 BW (‘dientengevolge’)
CSQN-verband =
Art. 6:99 BW gaat over het jagers-arrest vb.
Iedereen geeft elkaar de schuld: in zo’n geval is het aan de dader om te pleiten dat het niet jouw steen is geweest, dus geen causaal verband. Dus zijn ze alle drie hoofdelijk aansprakelijk.
Causaal verband: TNR = Toerekening naar redelijkheid
Rechtspraak over TNR = Toerekening naar redelijkheid
Amercentrale: Bij risicoaansprakelijkheid alleen ‘typische gevolgen’ toerekenen
Brandstichting Frieslandhal: Risicoaansprakelijkheid toch geen geval apart & Ruime invulling van voorzienbaarheid
Een specifiek geval: Renteneurose: You take the victim as you find him, incl. (latent) aanwezige schadeverhogende aandoeningen
Schadevergoedingsrecht
Schade = vermindering of nadeel in een object (kan een zaak/persoon zijn) (zie week 6)
Uitgangspunt is het beginsel van volledige schadevergoeding (degene die recht heeft op een schadevergoeding, dus recht op volledige schadevergoeding, dus dat de situatie is zoals die zou zijn als je geen schade zou hebben geleden).
Diverse uitzonderingen daarop (= nuancering van risicoverdeling):
Voordeelsverrekening (art. 6:100): OD niet alleen tot schade heeft geleden voor het slachtoffer maar ook een voordeel heeft opgeleverd, moet dit voordeel weer van de schade worden afgetrokken (zodat je het voordeel niet houdt, dat je ‘dubbel schadevergoeding’ zou krijgen).
Matiging (art. 6:109): een rechter mag de toegekende schade matigen als het tot onrechtmatige gevolgen zou leiden voor de persoon. (bv. als hij het niet kan betalen)
Limitering (art. 6:110) -> de wetgever kan een limiet stellen aan de omvang van algemene aansprakelijkheden (bedrijven die schade oplopen die ze niet aankunnen, dan wordt de schade verminderd omdat deze bedrijven moeten blijven bestaan zoals schiphol)
Causaliteit … zie hierboven
Nog een uitzondering: de eigen schuld-regeling (veel gebruikte uitzondering)
Schade is mede veroorzaakt door het slachtoffer. Als er sprake is van eigen schuld dan wordt de schade verdeeld over beide partijen; hoeveel heeft de dader en het slachtoffer (eiser) zelf bijgedragen? Zo wordt de schade verdeeld.
Daarbij aansluitend: medeschuld
Schadevergoedingsrecht (vervolg)
Soorten schade (art. 6:95) kan bestaan uit vermogensschade of ander nadeel.
Vermogensschade (art. 6:96)
Of ander nadeel (art. 6:106)
= Smartengeld (zie hierna slide 12)
Begroting van schade (art. 6:97)
Eventueel een schatting maken
Concrete v. abstracte schadeberekening
Of: begroten op gemaakte winst (art. 6:104): de rechter mag schadevergoeding bepalen gelijk die aan de winst van de dader
Optie: vergoeding in natura (art. 6:103): als ten onrechte een bepaald bouwwerk is gesloopt, dan kan je vragen voor het opnieuw bouwen van dat gebouw.
Art. 6:105: begroten van toekomstige schade (bv. been verbrijzeld): je weet nu al dat je schade gaat lijden in de toekomst. De rechter kan de schadevergoeding uitstellen of de rechter kan de toekomstige schadevergoeding al begroten (lump sum vergoeding) of je kan van te voren een periodiek bedrag vaststellen.
Periodiek bedrag of som ineens
Lump sum: goede en kwade kansen afwegen: kiest het slachtoffer meestal voor want je wil de zaak afronden (art. 6:105 BW toekomst inzien door de rechter.)
Schadeberekening = juridische spagaat voor partijen
Immateriële schade (smartengeld): art. 6:106 is belangrijkste artikel
Vgl. Blauw Oog-arrest (HR 29 juni 2012, NJ 2012/410)
Hoogte van de vergoeding?
Zie Druijff/Bouw-arrest (HR 17-11-2000, NJ 2001, 215): met alle omstandigheden van het geval rekening houden, de aard en het ernst van het letsel en de gevolgen voor de betrokkenen. Ook op de bedragen die andere rechters in NL hebben toegekend in gelijke gevallen.
Leidend is de Smartengeldgids
Rechtseenheid!
Bedragen zijn laag, maar er is opwaartse druk
Derdenschade (artt. 6:107-108)
Betreft schade van derden - dus niet het directe (letsel)slachtoffer - zoals naasten en nabestaanden
In beginsel geen vergoeding mogelijk voor derden, tenzij de wet dat alsnog mogelijk maakt: verplaatste schade en die moet vergoed worden anders heeft de dader voordeel.
Artt. 6:107-108 doen dat voor bepaalde schadeposten van bepaalde personen
Dit systeem is een beperking t.o.v. art. 6:162, maar maakt tevens vorderingen mogelijk waar het wettelijk systeem die anders niet toe zou staan
Systeem is exclusief; is zelfstandig recht voor derden
Derdenschade: affectieschade
Schockschade
Shockschade is wel vergoedbaar:
Gaat om schade door schokkende confrontatie met dood of verwonding van een ander; geen derdenschade
Zie Taxibus-arrest (HR 22-2-2002, NJ 2002/240)
Erkenning is toe te juichen, maar er zijn wel nadelen:
Rechtsgeschiedenis en rechtsvergelijking
Verbreedt ons perspectief op het (Nederlands) recht
Laat ons zien dat de grondslagen van ons recht liggen in het Romeinse recht/ius commune en dat het recht van West-Europa in de vroeg-moderne tijd gemeenschappelijk was – vóór periode van juridische nationalisme en positivisme.
Ius commune staat voor gemeenschappelijk recht (het Romeinse recht en het kerkelijke recht, van de katholieke kerk). Dit recht is blijven gelden van de middeleeuwen tot de vroegmoderne tijd.
Wie is de rechtshistoricus en wat doet hij?
Bestudeert de grondslagen van het recht en verkrijgt zo dieper inzicht (helikopterview, zie employability skills)
Is benieuwd naar morgen
Heeft twee gezichten
Bestudeert teksten om te zien of we daar oplossingen kunnen vinden voor moderne problemen
Net als de rechtsvergelijker, zie artikel J. Jansen
Het Romeins recht heeft het referentiekader gevonden voor ons Nederlands recht van nu. Zonder dit referentiekader is het moeilijk voor te stellen hoe het Nederlands recht zich heeft ontwikkeld.
Wat brengt de rechtsgeschiedenis ons?
Ook lagere rechtspraak ging als in de richting van de ruimere interpretatie. Omslag in 1919 omdat er toen een andere president is gekomen. Die wilde wel onrechtmatig als onrechtmatig. Molengraaf wilde dat ooal eerder. Was al in een wetsvoorstel voorgesteld, maar nooit een wet geworden omdat er toen oorlog was, dus andere dingen waren belangrijk.
De Hoge Raad bedacht iets nieuws, creëerde nieuw recht in 1916. De HR volgde gewoon de rechtsvergelijking. De verdeling van schadevergoeding bij eigen schuld was al van toepassing in andere landen. De lagere rechtspraak ging ook eerder zijn eigen gang, de verdeelde ook al de schade. Ze zijn veel praktischer dan de HR. In de conclusie van de HR, de procureur-generaal wees de heersende leer af. Ook het romeinse recht als eeuwen lang in het artikel eeuwen lang hebben vastgehouden.
Perspectief op de verschillen tussen rechtsstelsels in Europa – ook de verschillen met het Engelse recht (common law). Is het mogelijk om ooit een gemeenschappelijk recht te krijgen in Europa?
Helpt ons de grondslagen van het privaatrecht van de meeste landen in West-Europa te onderzoeken en zo bij te dragen aan de opkomst van een nieuw Europees privaatrecht?
Invloed Romeins recht
Op de systematiek (I)
Vb. BW boek 6, titels 3, 4 en 5
Op de inhoud van het Nederlandse recht (II)
Vb. artikel J. Lokin
Vb. leerstukken die in dit hoorcollege aanbod komen
Invloed op de hedendaags systematiek
Systematiek: bronnen van verbintenissen
Gai. D. 9.44.7.1pr.: Verbintenissen ontstaan uit overeenkomst of uit onrechtmatige daad of op grond van een eigen rechtsregel uit andere oorzaken (ex variis causarum figuris) (Samenraapsel van het recht dat juristen hebben opgeschreven in de eerste drie eeuwen na Chr.) Er wordt een onderscheid gemaakt tussen contractuele verbintenissen en verbintenissen uit ‘delicten’ lijkt op een OD maar het niet helemaal is. Het is geen contract maar het lijkt er wel op. Het is een zaakwaarneming. Je neemt andermans zaken waar, maar er is geen wilsovereenstemming. Dit blijkt uit contract. Titel 6.4: verbintenissen anders dan uit contract. Via de middeleeuwen is het romeinse recht in ons recht terecht gekomen. Dit systeem is romeins rechtelijk. De drie rechtmatige die we vandaag gaan behandelen komen ook uit het romeinse recht.
Obligatio quasi ex contractu. De Romeinen zag dit als een soort keten.
Romeins recht, Frankrijk, Nederland
Meijers (1880-1954): verbintenissen uitstaan uit overeenkomst, onrechtmatige daad of uit andere rechtsfeiten, indien zulks uit de wet voortvloeide.
Meijers is de bedenker van ons nieuw BW. Hij kende het romeinse recht heel goed.
HR 30-01-1959, NJ 1959, 548 (Quint/Te Poel)
Art. 1269 OBW. Alle verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de wet.
dat uit deze woorden immers geenszins volgt, dat elke verbintenis rechtstreeks op enig wetsartikel moet steunen, doch daaruit slechts mag worden afgeleid, dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen;
HR Quint/Te Poel en later art. 6:1 BW (1992): verbintenissen kunnen slechts ontstaan als zij uit de wet voortvloeien. De formulering van de HR komt uit het Italiaanse recht.
Enkel als er een verbintenis is, is er sprake van recht.
Als er geen verbintenis was bij het Romeinse recht, was er geen sprake van recht. Dit geldt ook bij het Nederlandse recht. Het eerste wetboek van Privaatrecht is van 1838. Moet er letterlijk in de wet staan dat een verbintenis voortvloeit uit de wet?
Invloed op de inhoud van drie hedendaagse privaatrechtelijke leerstukken
De voorwaarden van zaakwaarneming (art. 6:198 BW);
Het behartigen van andermans belang: Het is niet van belang dat je weet wiens belangen je behartigt. Er moet geen sprake zijn van eigenbelang, wat toevallig ook voor een ander goed uitkomt. Het kan bestaan uit een rechtshandeling of een feitelijke handeling. Het resultaat maak niet uit.
Willens en wetens: De persoon die de zaken waarneemt, moet de intentie hebben om de belangen van de belanghebbende te behartigen. Deze formulering oogt wat oud. De wetgever wilde de jurisprudentie onder het oude BW van 1838 voort laten bestaan.
Zonder bevoegdheid daartoe: Geen bevoegdheid om deze zaken waar te nemen. Er is wel een dergelijke bevoegdheid als de wet dit voorschrijft of er een rechtshandeling is op basis van deze bevoegdheid. In de wet staan situaties wanneer u wel op moet treden.
Op redelijke grond: Een billijkheidsafweging is niet van de wetgever, maar van de rechter. De rechter moet afwegen of er ongewenste bemoeizucht van een ander is.
Zowel rechtshandelingen als feitelijke handelingen
Ad 4. Vaak geen redelijke grond indien er geen noodzaak bestond tot handelen
Gevolgen
Verplichtingen van de belanghebbende:
Schadevergoedingsverplichting (art. 6:200 BW), mits naar behoren en causaal verband
in uitzonderingsgevallen: vergoeding van loon
Verplichtingen en bevoegdheden van de zaakwaarnemer:
De zaakwaarnemer is verplicht bij de waarneming de nodige zorg te betrachten en, voor zover dit redelijkerwijze van hem kan worden verlangd, de begonnen waarneming voort te zetten. (art. 6:199 lid 1 BW)
Hij dient rekening en verantwoording af te leggen aan de belanghebbende (art. 6:199 lid 2 BW)
Achtergrond van de regeling
Evenwicht tussen vrijheid en solidariteit
Romeins recht: je niet mengen in een zaak waarin jij geen belanghebbende of bevoegde bent.
Soms behoorde je een medeburger te hulp te schieten, bijv. in tijden van nood
De rechtsfiguur zaakwaarneming via het Justiniaanse recht, via de receptie in bijna alle privaatrechtelijke wetboeken terecht gekomen
Kritiek vanuit natuurrechtelijke hoek: inbreuk op iemands vrijheid
Cruciale criterium: utilitasvereiste
Onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW)
Term is innerlijk tegenstrijdig
Vereisten:
Een betaling, meer in het algemeen een prestatie
Door de een aan de ander verricht
Zonder rechtsgrond
Normaal betaal je de schuld die je de ander verschuldigd bent. Dan gaat je schuld teniet.
Betaling is voldoening aan de verplichting, bijvoorbeeld betaling geldsom, maar ook geven goederen, nakomen verplichting tot een (niet-)doen
Gevolgen (art. 6:203 BW)
Recht op ongedaanmaking
Bij een geldsom: gelijk bedrag terugbetalen
Bij geven goed: zelfde goed teruggeven
Bij een prestatie van andere aard: prestatie ongedaan maken
Wat indien ongedaanmaking niet mogelijk is?
Onderscheid:
Wegens aard van de prestatie: vergoeding waarde, mits:
de ontvanger door de prestatie is verrijkt
het hem is toe te rekenen dat de prestatie is verricht, of
hij erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten
Slechts voor zover dit redelijk is
Feitelijk onmogelijk: dan cf. algemene regeling titel 6.1. (schadevergoeding)
Onverschuldigde betaling
D. 12.6.2.1 (in titel over de condictie wegens onverschuldigde betaling):
Als iets betaald is op grond van een testament dat naderhand vervalst […] bleek te zijn, kan er teruggevorderd worden.
Degene die per vergissing een zaak of een som geld ter voldoening van een niet-betaalde schuld aan de ontvangende partij overdroeg, kon deze met deze condictie terugvorderen
Ongerechtvaardigde verrijking (BW 6 afdeling 3)
Artikel 6:212 BW omschrijft verrijking in lid 1: 'Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.'
Zie ook het arrest: HR 05 september 2008 (Verbouwing). Belangrijke punten zijn:
De verrijking is niet rechtvaardig op grond van rechtshandeling of wet.
Aanvullende redelijkheidstoets (‘voor zover redelijk is’)
Als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking komt er een schadevergoedingsvordering, hierbij komen direct twee vragen opspelen:
Op welk moment?
Welke omvang?
Drie begrenzingen van het maximum bedrag:
Ten hoogste bedrag van de verrijking
Nooit meer dan bedrag van de verarming
Aanvullende redelijkheidstoets
Ongerechtvaardigde verrijking is bijvoorbeeld na te slaan in:
In 1959 (HR Quint/Te Poel) geen algemene actie uit Ongerechtvaardigde verrijking, slechts specifieke regelingen.
Wel in NBW 1992 (wetgevingstechnische reden)
Reeds aanwezig in het Oudvaderlandse recht: Hugo de Groot (1583-1645)? Dat zou een beroep op traditie inhouden.. Algemene verrijkingsactie in het Oudvaderlandse recht?
Lees W. Zwalve, ‘Zaakwaarneming en ongerechtvaardigde verrijking’, NTBR 1995, p. 157-163
Rechtsgeschiedenis in de rechtsvorming
Paul Scholten (1875-1946) – UvA
Schadevergoeding buiten overeenkomst en onrechtmatige daad 1899
Asser-Scholten, Zakenrecht 1905 - 1945 – daarna voortgezet door Beekhuis, Mijnssen, Van Velten, Bartels
Asser – Algemeen deel 1931
Rechtsvinding
Onder andere: grammaticaal, systematisch, wetshistorisch, en
Rechtshistorisch: traditie
Verschil tussen indirecte (Frans) en directe variant (Duits) weten
Bij zaakwaarneming zal je meer schadevergoeding krijgen dan bij onrechtvaardige verrijking.
Oefeningen
Op grond van art. 1:381 lid 5 BW is een onder curatele gestelde beschikkingbevoegd over zijn zaken. Zijn zaken betreffen de gelden die zijn curator voor levensonderhoud heeft gegeven. Dus de stelling is onjuist.
Op grond van art. 3:33 BW vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring openbaart. Bij een onrechtmatige daad is het niet gericht op het komen van een rechtsgevolg. Dus de stelling is onjuist.
Op grond van art. 6:81 BW is ingebrekestelling alleen vereist als de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is. Hiervoor moet de schuldenaar eerst in verzuim komen, waarvoor er ingebrekestelling art. 6:83 BW nodig is.
Add new contribution