TentamenTests bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden - 1

Vragen

Vraag 1

Wat wordt er bedoeld met apoptose (apoptosis)?

  1. Apoptose beschrijft het ontwikkelingsproces van de bevruchte eicel.
  2. Apoptose is een ander woord voor celmigratie waarbij cellen zich gaan groeperen.
  3. Apoptose beschrijft hoe groepen cellen hun locatie zoeken.
  4. Apoptose is het selectief afsterven van bepaalde cellen tijdens de prenatale periode.

Vraag 2

In de Vreemde Situatie Procedure (‘Strange Situation Procedure’) wordt Bill geobserveerd. Hij is erg van streek als moeder weggaat. Als moeder terugkomt na een korte afwezigheid is hij erg boos en slaat haar. Het kost moeite om hem te troosten. Bill vertoont tekenen van:

  1. Veilige gehechtheid (‘secure attachment’)
  2. Vermijdende gehechtheid (‘avoidant attachment’)
  3. Afwerende of ambivalente gehechtheid (‘resistant or ambivalent attachment’)
  4. Gedesorganiseerde gehechtheid (‘disorganized attachment’)

Vraag 3

Een onderzoeker zal hoogstwaarschijnlijk gebruik maken van een cross-sectioneel design als hij/zij het volgende wil onderzoeken:

  1. Het algemene patroon van leeftijdsgebonden veranderingen (‘age-related changes”) op een bepaald kenmerk.
  2. Het patroon van stabiliteit en verandering in de ontwikkeling van individuele kinderen op een bepaald kenmerk.
  3. Hoe verandering op een bepaald kenmerk tot stand komt.
  4. Hoe individuele verschillen stabiel blijven over langere tijdsperioden.

Vraag 4

Lees de volgende casus goed door: “Charlotte reageert positiever op haar moeder dan op andere mensen. Ze glimlacht en lacht vaker in de aanwezigheid van haar moeder dan in de aanwezigheid van andere mensen. Ze laat geen separatie-angst (‘separation distress’) zien en is niet actief op zoek naar haar moeder wanneer haar moeder even weg is”.

In welke fase van de ontwikkeling van een gehechtheidsrelatie bevindt Charlotte zich volgens Bowlby?

  1. Pre-attachment
  2. Attachment-in-the-making
  3. Clear-cut attachment
  4. Reciprocal relationships

Vraag 5

Welke van de onderstaande beweringen over sensitieve perioden in de prenatale ontwikkeling is juist?

  1. De sensitieve perioden van de meest belangrijke orgaansystemen vallen gelijktijdig.
  2. Teratogenen hebben het meest ernstige effect op de prenatale ontwikkeling net voor de ontwikkeling van een orgaansysteem.
  3. De sensitieve periode van een orgaan is de periode waarin de basisstructuren van dit orgaan worden gevormd.
  4. De sensitieve periode van de ontwikkeling van de ledematen valt enige weken voordat de ledematen zich beginnen te ontwikkelen.

Vraag 6

Welke van de onderstaande uitspraken over prosociaal gedrag bij “preschoolers” (ongeveer 3 a 5 jarige kinderen) is waar?

  1. Preschoolers laten bijna nooit prosociaal gedrag zien zonder expliciete instructie van volwassenen.
  2. Er is geen verband tussen het prosociale gedrag van preschoolers en hun gedrag op latere leeftijd.
  3. Prosociaal gedrag bij preschoolers gaat meestal samen met lagere niveaus van altruïsme in de volwassenheid, doordat prosociale preschoolers de neiging hebben om tegen de verwachtingen van hun ouders in te gaan als ze adolescent zijn.
  4. Preschoolers die zich spontaan prosociaal gedragen, hebben in de kindertijd en adolescentie meer oog voor behoeften van anderen dan hun leeftijdsgenoten.

Vraag 7

De eerste negatieve emotie die je ziet bij jonge baby’s is:

  1. Verdriet (‘sadness’)
  2. Boosheid (‘anger’)
  3. Angst (‘fear’)
  4. Je ziet eerst algemene distress; differentiëren tussen negatieve emoties is nog moeilijk.

Vraag 8

Erik Erikson observeerde dat elke ontwikkelingsstap gepaard gaat met een psychosociale crisis, waarbij de uitkomst positief dan wel negatief kan zijn. Zet Eriksons ontwikkelingsfasen in de juiste volgorde:

1. Autonomie/Schaamte (‘Autonomy vs. Shame and Doubt’);
2. Vertrouwen/wantrouwen (‘Basic trust vs. Mistrust’);
3. Competentie/Minderwaardigheid (‘Industry vs. Inferiority’);
4. Initiatief/Schuld (‘Initiative vs. Guilt’);
5. Identiteit/Identiteitsverwarring (‘Identity vs. Role confusion’)
  1. 1, 2, 3, 4, 5
  2. 2, 1, 3, 4, 5
  3. 2, 1, 4, 3, 5
  4. 1, 2, 4, 3, 5

Vraag 9

Welke van de onderstaande stellingen is een voorbeeld van een 'secular trend'?

  1. De lichamelijke ontwikkeling bij Afrikaans-Amerikaanse kinderen verloopt sneller dan bij hun Europees-Amerikaanse leeftijdsgenoten.
  2. Meisjes komen over het algemeen eerder in de puberteit dan jongens.
  3. Het gemiddelde kind dat opgroeit in Kenia is een aantal centimeters korter dan het gemiddelde kind dat opgroeit in Noord-Amerika.
  4. Noord-Amerikaanse volwassenen zijn een aantal centimeters langer dan hun grootouders van hetzelfde geslacht.

Vraag 10

In een onderzoek worden paren van adoptiekinderen (die genetisch niet verwant zijn, dus ‘unrelated’), maar die opgroeien in hetzelfde gezin onderzocht. Over welk(e) van de onderstaande factor(en) kan je op basis van dit design uitspraken doen?

  1. De invloed van genen.
  2. De invloed van de gedeelde omgeving.
  3. De invloed van de unieke omgeving.
  4. Over alle bovenstaande factoren.

Vraag 11

Kohlberg beschrijft de morele ontwikkeling in stadia. Welk van de volgende uitspraken past in het Pre-conventionele stadium?

  1. “Ik moet dat niet doen, omdat het mijn verantwoordelijkheid is om mijn plichten te vervullen”.
  2. “Ik moet dat niet doen, omdat de maatschappij daar niet beter van wordt”.
  3. “Ik moet dat niet doen, omdat ik er zelf niets aan heb”.
  4. Geen van de bovenstaande uitspraken passen

Vraag 12

Welk van de onderstaande beweringen stemt niet overeen met de resultaten van Bandura's "Bobo doll study":

  1. Kinderen kunnen leren door imitatie.
  2. Het gedrag van kinderen weerspiegelt niet altijd wat ze geleerd hebben.
  3. Het zien dat gedrag van anderen beloond of bestraft wordt kan het gedrag van een kind beïnvloeden.
  4. Directe bekrachtiging (‘reinforcement’) is noodzakelijk om gedrag te beïnvloeden.

Vraag 13

Kinderen die opgevoed worden volgens een __________ ouderschapsstijl worden gekenmerkt door meer impulsiviteit, gebrekkige zelfcontrole, lagere schoolprestaties en meer antisociaal gedrag.

  1. Autoritatieve
  2. Afwijzend-verwaarlozende
  3. Toegeeflijke
  4. Autoritaire

Vraag 14

In vergelijking met adolescenten, zien jonge basisschoolkinderen vriendschappen meer in termen van:

  1. Het delen van dezelfde activiteiten.
  2. Het delen van dezelfde houding.
  3. Het delen van dezelfde ideeën.
  4. Het delen van persoonlijke informatie.

Vraag 15

Welke van de volgende zinnen is een voorbeeld van instrumentele agressie ('instrumental aggression')?

  1. Raymond duwt Jenny weg, zodat hij als eerste op de schommel kan.
  2. Raymond zorgt ervoor dat Jenny niet mee mag doen met het spel van de andere kinderen.
  3. Raymond vertelt Jenny dat hij graag het speelgoed wil, dat zij nu heeft.
  4. Raymond schopt het zandkasteel van Jenny kapot, omdat hij boos is.

Vraag 16

Anna breekt per ongeluk vier kopjes als ze haar vader helpt met het dekken van de tafel. Lilly breekt per ongeluk een kopje terwijl ze stiekem een koekje pakt uit de koektrommel. Roosmarijn breekt twee kopjes terwijl ze met haar broer aan het vechten is.

Welk kind verdient de hoogste straf volgens een kind in Piagets pre-operationele stadium van ontwikkeling?

  1. Anna
  2. Lilly
  3. Roosmarijn
  4. Ze worden allemaal gezien als even schuldig.

Vraag 17

De één-kind-politiek in China is een voorbeeld van de link tussen welke twee systemen van Bronfenbrenners ecologische model?

  1. microsysteem en mesosysteem
  2. macrosysteem en mesosysteem
  3. exosysteem en microsysteem
  4. macrosysteem en microsysteem

Vraag 18

Welke cognitieve ontwikkelingstheorie veronderstelt dat kinderen over aangeboren specifieke leervaardigheden ('specialized learning skills') beschikken?

  1. Piaget
  2. Informatieverwerkingstheorie
  3. Core-kennis theorie
  4. Al deze drie theorieën

Vraag 19

De tien jaar oude Adriaan is sociaal, goed in sport, en heeft veel gevoel voor humor, maar hij is ook agressief en verstoort soms de boel. Zijn klasgenoten zien hem als verwaand. Wanneer de sociometrische status in kaart wordt gebracht dan zou Adriaan waarschijnlijk gecategoriseerd worden als:

  1. Genegeerd (‘neglected’)
  2. Controversieel (‘controversial’)
  3. Gemiddeld (‘average )
  4. Verworpen (‘rejected’)

Vraag 20

Wat is een goed voorbeeld van 'guided participation'?

  1. De opa van Theresa legt haar precies uit hoe je een strafschop neemt met de zijkant van je schoen.
  2. De leraar vraagt Dave om samen te werken met klasgenoten aan een werkstuk over dinosauriërs.
  3. De moeder van Lennard houdt de schroevendraaier vast terwijl Lennard de schroef in het hout draait.
  4. De oudere broer van Lola neemt haar mee naar de schaatsbaan zodat zij kan leren hoe je moet schaatsen.

Antwoordindicatie

Vraag 1

D

Vraag 2

C

Vraag 3

A

Vraag 4

B

Vraag 5

C

Vraag 6

D

Vraag 7

D

Vraag 8

D

Vraag 9

D

Vraag 10

B

Vraag 11

C

Vraag 12

D

Vraag 13

C

Vraag 14

A

Vraag 15

A

Vraag 16

A

Vraag 17

D

Vraag 18

C

Vraag 19

B

Vraag 20

C

Access: 
Public
This content is related to:
Oefententamens bij het vak Ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Studiegids met oefen- en voorbeeldtentamens voor Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit Leiden

Oefen- en voorbeeldtentamens bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit Leiden

Inhoudsopgave

Nederlands:

  • Voorbeeldtentamen bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie
  • TentamenTests met 20+ vragen bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie - 1
  • TentamenTests met 15+ vragen bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie - 2
  • TentamenTickets bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie
  • TentamenTests bij de 6e druk van How Children Develop van Siegler e.a.

Engels:

  • Study guide with practice exams for Developmental and Educational Psychology at the Leiden University
Access: 
Public
This content is also used in .....

Oefententamens bij het vak Ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden

TentamenTests bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden - 1

TentamenTests bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden - 1

Vragen

Vraag 1

Wat wordt er bedoeld met apoptose (apoptosis)?

  1. Apoptose beschrijft het ontwikkelingsproces van de bevruchte eicel.
  2. Apoptose is een ander woord voor celmigratie waarbij cellen zich gaan groeperen.
  3. Apoptose beschrijft hoe groepen cellen hun locatie zoeken.
  4. Apoptose is het selectief afsterven van bepaalde cellen tijdens de prenatale periode.

Vraag 2

In de Vreemde Situatie Procedure (‘Strange Situation Procedure’) wordt Bill geobserveerd. Hij is erg van streek als moeder weggaat. Als moeder terugkomt na een korte afwezigheid is hij erg boos en slaat haar. Het kost moeite om hem te troosten. Bill vertoont tekenen van:

  1. Veilige gehechtheid (‘secure attachment’)
  2. Vermijdende gehechtheid (‘avoidant attachment’)
  3. Afwerende of ambivalente gehechtheid (‘resistant or ambivalent attachment’)
  4. Gedesorganiseerde gehechtheid (‘disorganized attachment’)

Vraag 3

Een onderzoeker zal hoogstwaarschijnlijk gebruik maken van een cross-sectioneel design als hij/zij het volgende wil onderzoeken:

  1. Het algemene patroon van leeftijdsgebonden veranderingen (‘age-related changes”) op een bepaald kenmerk.
  2. Het patroon van stabiliteit en verandering in de ontwikkeling van individuele kinderen op een bepaald kenmerk.
  3. Hoe verandering op een bepaald kenmerk tot stand komt.
  4. Hoe individuele verschillen stabiel blijven over langere tijdsperioden.

Vraag 4

Lees de volgende casus goed door: “Charlotte reageert positiever op haar moeder dan op andere mensen. Ze glimlacht en lacht vaker in de aanwezigheid van haar moeder dan in de aanwezigheid van andere mensen. Ze laat geen separatie-angst (‘separation distress’) zien en is niet actief op zoek naar haar moeder wanneer haar moeder even weg is”.

In welke fase van de ontwikkeling van een gehechtheidsrelatie bevindt Charlotte zich volgens Bowlby?

  1. Pre-attachment
  2. Attachment-in-the-making
  3. Clear-cut attachment
  4. Reciprocal relationships

Vraag 5

Welke van de onderstaande beweringen over sensitieve perioden in de prenatale ontwikkeling is juist?

  1. De sensitieve perioden van de meest belangrijke orgaansystemen vallen gelijktijdig.
  2. Teratogenen hebben het meest ernstige effect op de prenatale ontwikkeling net voor de ontwikkeling van een orgaansysteem.
  3. De sensitieve periode van een orgaan is de periode waarin de basisstructuren van dit orgaan worden gevormd.
  4. De sensitieve periode van de ontwikkeling van de ledematen valt enige weken voordat de ledematen zich beginnen te ontwikkelen.

Vraag 6

Welke van de onderstaande uitspraken over prosociaal gedrag bij “preschoolers” (ongeveer 3 a 5 jarige kinderen) is waar?

  1. Preschoolers laten bijna nooit prosociaal gedrag zien zonder expliciete instructie van volwassenen.
  2. Er is geen verband tussen het prosociale gedrag van preschoolers en hun gedrag op latere leeftijd.
  3. Prosociaal gedrag bij preschoolers gaat meestal samen met lagere niveaus van altruïsme in de volwassenheid, doordat prosociale preschoolers de neiging hebben om tegen de verwachtingen van hun ouders in te gaan als ze adolescent zijn.
  4. Preschoolers die zich spontaan prosociaal gedragen, hebben in de kindertijd en adolescentie meer oog voor behoeften van anderen dan hun leeftijdsgenoten.

Vraag 7

De eerste negatieve emotie die je ziet

.....read more
Access: 
Public
TentamenTests bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden - 2

TentamenTests bij Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden - 2

Vragen

Vraag 1

Een baby ziet achtereenvolgens twee filmpjes zonder geluid. Het ene filmpje toont het gezicht van een vrouw die een a uitspreekt. Het andere filmpjes toont het gezicht van dezelfde vrouw, maar nu spreekt ze een ie uit. Op een test worden vervolgens de twee filmpjes naast elkaar gepresenteerd. Over een luidspreker ertussenin klinkt dan een a of een ie. Als de baby nu kijkt naar het gezicht dat de articulatie maakt van het geluid dan is dat bewijs voor:

  1. bimodale segregatie
  2. intermodale perceptie
  3. visuele localisatie
  4. inter-object herkenning

Vraag 2

Welke van de volgende gedragingen is NIET kenmerkend voor een kind dat geclassificeerd is als onveilig ambivalent gehecht (‘insecure/ambivalent’) in de Vreemde Situatie Procedure?

  1. vertoont weinig exploratiegedrag
  2. kalmeert door de aanwezigheid van een vreemde
  3. vertoont veel ‘distress’ als moeder de kamer verlaat
  4. benadert moeder bij hereniging maar is moeilijk troostbaar

Vraag 3

Welke van de onderstaande beweringen is waar?

  1. Jongens komen vaker via een keizersnede ter wereld dan meisjes.
  2. Er worden meer jongens dan meisjes geboren.
  3. De kans dat een zaadcel met een X-chromosoom een eicel bevrucht is kleiner dan de kans dat een zaadcel met een Y-chromosoom een eicel bevrucht.
  4. Alle bovenstaande beweringen zijn waar.

Vraag 4

Welke van de onderstaande beweringen over sensitieve perioden in de prenatale ontwikkeling is juist?

  1. De sensitieve periode van een orgaan is de periode waarin de basisstructuren van dit orgaan worden gevormd.
  2. Teratogenen hebben het meest ernstige effect op de prenatale ontwikkeling net voor de ontwikkeling van een orgaansysteem.
  3. De sensitieve perioden van de meest belangrijke orgaansystemen vallen gelijktijdig.
  4. De sensitieve periode van de ontwikkeling van de ledematen valt enige weken voordat de ledematen zich beginnen te ontwikkelen.

Vraag 5

Kohlberg classificeerde kinderen in stadia van morele ontwikkeling op basis van:

  1. cognitieve vaardigheden, zoals perspectief kunnen nemen (‘perspective-taking skills’)
  2. keuzes die de kinderen maakten in reactie op een moreel dilemma
  3. redenaties achter morele beslissingen
  4. de vaardigheden die de kinderen vertoonden tijdens spel met leeftijdsgenoten

Vraag 6

Een jonge baby reikt niet naar een object dat het zojuist verborgen heeft zien worden. De interpretatie van Piaget hiervan is:

  1. de baby is nog niet in staat om naar het object te reiken
  2. de baby is zich niet bewust van het bestaan van het object
  3. de baby is nog niet in staat het object tevoorschijn te halen
  4. de baby heeft geen interesse meer voor het object

Vraag 7

Lees de volgende casus goed door: “Sarah reageert positiever op haar moeder dan op andere mensen. Ze glimlacht en lacht vaker in de aanwezigheid van haar moeder dan in de aanwezigheid van andere mensen. Ze laat geen separatie-angst (separation distress) zien en is niet actief opzoek naar het moeder wanneer zij even weg is”. In

.....read more
Access: 
Public
Extra Oefententamen bij het vak Ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden

Extra Oefententamen bij het vak Ontwikkelings- en onderwijspsychologie aan de Universiteit van Leiden

Vragen

Vraag 1

Wat gebeurt er in welk stadia?

  1. 0-2 weken; zygoot
  2. 3-8 weken; embryo
  3. 9> weken; foetus

Vraag 2

Welke term verwijst naar moeders die tijdens de zwangerschap alcohol nuttigden, waardoor de kinderen na de geboorte lijden aan aandachtsproblemen en hyperactiviteit?

Vraag 3

Wat betekent het begrip ‘apoptose’?

Vraag 4

Hoe ontstaat een eeneiige tweeling?

Vraag 5

Waarom moeten kinderen emoties leren labelen?

Vraag 6

Waarvoor dient emotieregulatie?

Vraag 7

Geef een voorbeeld van een situatie waarin het goed zou zijn om te worden afgeleid van een negatieve emotie?

Vraag 8

Wat zijn de vijf belangrijkste eigenschappen van emotionele intelligentie?

Vraag 9

Wat is systematische desensitisatie?

Vraag 10

Waarin verschilt Bandura’s (sociale) leertheorie met die van Skinner?

Vraag 11

Welke leeftijd hebben kinderen volgens Selman’s rolaanname theorie die zich realiseren dat ze het perspectief van een ander kunnen overnemen?

Vraag 12

Welke theorie gaat er vanuit dat kinderen de neiging hebben om aan te nemen dat acties van anderen vijandige intenties hebben?

Vraag 13

Welke sociale ontwikkelingstheorieën zijn discreet en welke continu? (Freud, Watson, Erikson, Selma, Skinner, Bandura, Dodge, Dweck)

Vraag 14

Welke soorten hechtingen ontwikkelen zich op deze leeftijden?

  1. tot zes weken
  2. zes weken tot zes/acht maanden
  3. zes/acht maanden tot anderhalf jaar
  4. anderhalf jaar tot twee jaar

Vraag 15

Welke hechtingsstijl heeft een kind wanneer hij na het verlaten van de moeder bij de ‘Strange-situation-test’ huilt, maar vervolgens de moeder negeert als deze weer terugkomt?

Vraag 16

Wanneer ontstaat er een identiteitsverwarring?

Vraag 17

In welke van de volgende fasen neemt een kind een identiteit aan om te willen opvallen door het tegenovergestelde te doen van wat iedereen verwacht?

  1. fase van identity confusion
  2. fase van identity foreclosure
  3. fase van negatieve identiteit
  4. fase van psychosociaal moratorium

Vraag 18

Welke factoren dragen bij aan een hoge of lage eigenwaarde?

Vraag 19

Hoe veranderd de basis van een vriendschapsrelatie in de loop der jaren?

Vraag 20

Welke functies hebben vriendschappen?

Vraag 21

Wat is een sociometrische status en welke factoren beïnvloeden deze status?

Vraag 22

Met betrekking tot kinderen met verschillende sociometrische statussen, wat is het verschil in de beoordeling tussen gemiddelde kinderen en controversiële kinderen?

Vraag 23

Met betrekking tot ouder-kind interacties, leg uit wat de volgende interacties inhouden?

  1. gate-keeping
  2. coaching
  3. modeling

Vraag 24

Welk autoriteitstype betreft een hoge controle en een lage tolerantie, waarbij veel regels worden gegeven en de ouders minder geven om de behoeftes van het kind?

Vraag 25

Welk autoriteitstype gaat gepaard met weinig regels voor het kind en veel vrijheid op een goede en geïnteresseerde manier?

Vraag 26

Welke morele redeneervorm is volgens Kohlberg gericht op sociale relaties?

Vraag 27

In welke fase van Kohlbergs moreel redeneermodel staat het eigen belang voorop?

Vraag 28

Op welke manier zijn prosociaal gedrag en empathie

.....read more
Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
oneworld magazine
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
3179 2 2