Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
College 3 (Infancy, Language)
Preferential looking: een methode voor het bestuderen van visuele aandacht bij infants waarbij er twee patronen of twee objecten aan het kind worden getoond om te zien of de kinderen een voorkeur hebben voor de een boven de ander.
Visual acuity: hoe scherp een kind kan zien.
Contrast sensitivity: de vaardigheid om verschillen te detecteren tussen lichte en donkere stukken in een visueel patroon.
Cones: de licht-sensitieve neuronen die hoog geconcentreerd zijn in de fovea.
Perceptual constancy: de perceptie van objecten als constante grootte, vormen, kleuren enz ondanks de fysieke verschillen in het retinale beeld van het object. VB: als we een persoon zien en hij draait in een rondje of loopt, dan zien we de persoon van grootte en vorm veranderen, maar de persoon zelf verandert niet.
Object segregation: het identificeren van losse objecten.
Optical expansion: een diepte cue waarbij een object steeds groter wordt (meer dan de achtergrond), dit is een indicatie van dat het object dichterbij komt.
Binocular disparity: het verschil tussen het retinale beeld van een object in het ene oog en het retinale beeld van het object in het andere oog wat zorgt voor twee verschillende beelden die naar de hersenen worden gezonden.
Stereopsis: het proces waarbij de visuele cortex de verschillende neurale signalen (veroorzaakt door binocular disparity) verwerkt tot een beeld, dit zorgt voor de perceptie van diepte.
Monocular depth cues (of pictorial cues): de perceptie van dieptecues die met één oog apart kunnen worden gezien (zoals relatieve grootte en interposition).
Auditory localization: het lokaliseren van het waargenomen geluid.
Intermodal perception: het combineren van informatie van twee of meer zintuigen.
Reflexes: aangeboren, gefixeerde patronen of acties die voorkomen als een reactie op een specifieke stimulatie (grijpen, zuigen, slikken).
Stepping reflex: een neonataal reflex waarbij een kind het ene been optilt en daarna het anderen been in een gecoördineerd patroon wat lijkt op lopen.
Prereaching movements: onhandige, slaande bewegingen in de buurt van objecten die ze zien.
Self-locomotion: de vaardigheid om zichzelf voort te bewegen in de omgeving (va 8 maanden).
Scale error: de poging van een jong kind om een actie uit te voeren op een klein object, wat onmogelijk is vanwege de grote discrepantie in de relatieve groottes van het kind en het object.
Violation of expectancy: een procedure die gebruikt wordt om de cognitie van kinderen te bestuderen waarbij kinderen een situatie wordt getoond die verbaasdheid of interesse zou moet oproepen als het de verwachtingen of kennis van het kind schendt. à het experiment waarbij een kind aan een situatie wordt gehabitueerd waarna er een onmogelijk situatie wordt getoond.
Habituation: het herkennen van een eerdere ervaring/object; de reactie op een eerdere ervaring/object leidt tot een verminderde reactie wanneer dit object vaker gepresenteerd wordt.
Perceptual learning: door middel van differentiatie (de extractie van de constant veranderende stimuli uit de omgeving, die invariant of stabiel zijn) en affordances (houden de mogelijkheden in voor acties, door middel van bepaalde objecten en situaties).
Affordances: houden de mogelijkheden in voor acties, door middel van bepaalde objecten en situaties.
Statistical learning: het oppikken van informatie uit de omgeving door middel van associaties die ontstaan tussen stimuli in een statistische voorspelbaar patroon.
Classical conditioning: het maken van associaties tussen een neutrale stimulus en een stimulus die altijd al een bepaalde reactie uitlokte.
Unconditioned stimulus (UCS): een stimulus die een bepaalde reactie uitlokt.
Unconditioned response (UCR): een bepaalde reactie die wordt uitgelokt door de ongeconditioneerde stimulus.
Conditioned stimulus (CS): neutrale stimulus die herhaaldelijk wordt gecombineerd met de ongeconditioneerde stimulus, om zo uiteindelijk zelf de ongeconditioneerde response uit te lokken.
Conditioned response (CR): een bepaalde reactie die op een gegeven moment gecombineerd wordt met de geconditioneerde stimulus.
Op een rij: eerst leidt de UCS naar een UCR, vervolgens leidt een CS van een UCS naar een UCR, en uiteindelijk leidt een CS naar een CR.
Instrumental conditioning (operante conditionering): een vorm van leren die bestaat uit de relatie tussen iemand eigen gedrag en de gevolgen die voortkomen uit dat gedrag; door het belonen of straffen wordt het gedrag beïnvloed.
Positive reinforcement: een beloning die volgt op bepaald gedrag en daarmee vergroot de waarschijnlijkheid dat het gedrag in de toekomst weer vertoond zal worden.
Observational learning/imitation: iemand leert door middel van het observeren/imiteren van andere mensen.
Rational learning: het gebruik van eerdere ervaringen om te voorspellen wat er gaat gebeuren.
Active learning: het leren door middel van reageren op de wereld, in plaats van het passief observeren van objecten en gebeurtenissen.
De key words van hoofdstuk 6 die bij dit college horen, staan bij de key words van college 4.
De uitgewerkte key terms voor het vak Onderwijs- en Ontwikkelingspsychologie per college. De key terms zijn op basis van de geupdate versie van de studiehandleiding.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution