Vragen

Vraag 1

Welke stroming was sterk beïnvloed door Charles Darwin’s theorie over de evolutie door natuurlijke selectie?

1.  Structuralisme
2. Functionalisme
3. Rationalisme
4. Empiricisme

Vraag 2

De Gestaltpsychologen ontdekte dat perceptuele processen

1. Specifieke wetmatigheden hebben waarmee meerdere stimuli tot een groep kunnen worden ingedeeld
2. Visuele velden in gehelen organiseren
3. Een scene in figuur en achtergrond verdelen
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 3

Tussen de verschillende filosofische stromingen bestaat enige overlap. Welk van de volgende kenmerken is niet van toepassing op de wetenschapsfilosofie de verlichting en het positivisme?

1. Wetenschap hoort voornamelijk te bestaan uit kwantitatieve analyses
2. Wetenschap hoort voornamelijk objectieve gegevens te gebruiken
3. Wetenschap hoort voornamelijk empirische gegevens te gebruiken
4. Wetenschap hoort voornamelijk logische gevolg-analyses uit te voeren

Vraag 4

John B. Watson was een behaviorist. Hij vond dat:

1. Gedrag en cognitie staan centraal in psychologisch onderzoek
2. Het gedrag van mensen is onvergelijkbaar met dat van dieren
3. Subjectieve onderzoeksmethoden niet relevant zijn
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 5

Door welke van de volgende personen en visies was Pavlov geïnspireerd?

1. Descartes’ mening dat de geest en lichaam gescheiden is
2. Sechenov’s teksten over hoe aangeleerd gedrag een resultaat is van corticale processen die invloed hebben op aangeboren reflexen
3. Skinner’s idee over hoe beloning cruciaal is om het leren te bevorderen
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Vraag 6

Descartes had een duidelijk mening over wat waarheid was?

1. “Ik denk dus ik ben”
2. Aangeboren kennis
3. God’s bepaling van de waarheid
4. Wat de mens observeert en rapporteert

Vraag 7

Het vakgebied wat bezig is met de studie van overeenkomsten in gedrag en intelligentie bij dieren en mensen heet

1. Sociale psychologie
2. Evolutionaire psychologie
3. Comparatieve psychologie
4. Persoonlijkheidsleer

Vraag 8

Helmholtz was op de hoogte van het bestaan van neuronen en dat er enige vertraging is in de communicatie tussen zenuwprikkels in proefpersonen. Hij wilde graag de snelheid van de zenuwprikkels meten in mensen. Dit resulteerde in:

1. Een bijdrage aan de reactietijd-methode in de experimentele psychologie
2. Betrouwbare resultaten die vergelijkbaar waren met experimenten op kikkers
3. De bevinding dat de snelheid te hoog was om bij mensen gemeten kunnen worden
4. Dat dieren door hun kleinere hersenen snellere reactietijden hebben dan mensen

Vraag 9

Welke van de onderstaande termen is een voorbeeld van een associatie of gestaltwet?

1. Contrast
2. Effect
3. Intensiteit (Intensity)
4. Sluiting (Closure)

Vraag 10

Bepaalde “foute” ontwikkelingen in de geschiedenis hebben later alsnog een positieve invloed gehad op de psychologie. Frenologie is hiervoor een mooi voorbeeld. Welke bijdrage heeft frenologie geleverd aan de moderne psychologie?

1. Verschillen tussen individuen in de persoonlijkheidsleer
2. Diagnostiek en testtheorie
3. Lokalisering van hersenfuncties
4. Al het bovenstaande

Vraag 11

Welke van de onderstaande medische therapieën die ontwikkeld zijn in het begin van de 20^e eeuw gebruiken we in de huidige praktijk nog steeds?

1. Prefrontale lobotomie.
2. Koorts therapie.
3. Electroshock therapie.
4. Geen van de bovenstaande – de behandeling met effectieve medicijnen heeft ze vervangen.

Vraag 12

In een affectieve priming taak tonen onderzoekers woorden met een emotionele valentie en meten de reactietijden van proefpersonen die besluiten de woorden positief of negatief zijn. Per trial wordt eerst een “prime” (e.g. kakkerlak) en daarna een “target” (e.g. stom) getoond. Welk resultaat van deze taak is een bewijs voor automatische evaluaties?

1. Alleen een hoofdeffect van “primes”.
2. Alleen een hoofdeffect van “targets”.
3. Een hoofdeffect van “primes” en “targets”.
4. Een interactie effect tussen “primes” en “targets”.

Vraag 13

Genetische Epistemologie is:

1. Leer over genetica en groei.
2. Naam voor het z.g. “organismic” principe van Werner.
3. Leer over het “ontstaan van kennis” van Piaget.
4. Bepaalde tak van de filosofie.

Vraag 14

Welk principe, beschreven door F.C. Donders, is nog altijd essentieel voor de interpretatie van neuro-imaging beelden?

1. Om een proces te isoleren moet je twee condities ontwikkelen die alleen verschillen in dat ene opzicht, en deze van elkaar aftrekken.
2. Als een hersengebied actief wordt neemt de bloedaanvoer toe, en dit beïnvloedt het magnetisch veld rondom dat gebied.
3. De hersenen bestaan uit een enorm aantal afzonderlijke zenuwcellen, in plaats van één syncytium (een klomp van gefuseerde cellen).
4. Het is niet mogelijk om een theorie te toetsen; we moeten deze juist proberen te falsificeren.

Antwoordenindicatie

1. B
2. D
3. D
4. C
5. B
6. A
7. C
8. A
9. D
10. D
11. C
12. D
13. C
14. A