Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Taal - samenvatting van hoofdstuk 9 van Klinische neuropsychologie

Klinische neuropsychologie
Hoofdstuk 9
Taal

Taal, spraak, communicatie

Spraak ontstaat als we een luchstroom door middel van gecoördineerde bewegingen van onze artculatieorganen omvormen tot geluiden die van elkaar kunnen verschillen op timbre en ruizigheid. Het is een medium om boodschappen (gecodeerd in taal) over te dragen.

Taal is het systematisch en conventioneel gebruik van klanken, tekens, of geschreven symbolen voor communicatie en zelfexpressie in een samenleving. Het is aan regels en afspraken gebonden.

Communicatie kan ook zonder taal plaatsvinden.

Taal als cognitie

Taal is in essentie een cognitief systeem, verankerd in de hersenen. Het verbind betekenissen met vormen.

Het mentale lexicon

Het mentale lexicon is het deel van het semantische (langetermijn) geheugen waarin de woorden die we (her)kennen en gebruiken zijn opgeslagen. Alle taalbouwsels waarvan de betekenis niet via regels uit de betekenissen van de samengestellende woorden af te leiden is (zoals uitdrukkingen) maken hier ook deel van uit.

Elke representatie in het mentale lexicon heeft drie typen van informatie: betekeniseigenschappen, grammaticale eigenschappen en vormeigenschappen.

Betekeniseigenschappen

Iedere representatie is verbonden aan een concept. Deze behelst de kenmerkende eigenschappen, van de betreffende klassen van dingen, wezens of gebeurtenissen.

Concepten zijn georganiseerd in netwerken op basis van kenmerkovereenkomsten.

Grammaticale eigenschappen

Woorden worden samengevoegd tot woordgroepen en zinnen volgens grammaticale regels. Deze regels verwijzen naar grammaticale categorieën. Er is geen regelmatig verband tussen woordvorm of –betekenis en grammaticale categorie. De informatie wordt in het lexicon opgeslagen als een van de grammaticale eigenschappen van een woord.

Lemma is de representatie van de grammaticale eigenschappen van een woord.

Woordeigenschappen

Woordvormen (in gesproken taal) zijn in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden (fonemen). Fonemen schakelen variatie in fysieke realisatie (bv verschillen tussen sprekers) gelijk.

Foneemrepresentaties vormen een netwerk.

Het begrijpen van gesproken taal

Het is voor een intacte taalgebruiker onmogelijk om spraak in een bekende taal niet als betekenisvol signaal waar te nemen.

Spraak bestaat uit geluid, dat weergegeven kan worden als een golfbeweging. Dit kan variëren in hoogte of amplitude (de luidheid). De golf kan variëren in snelheid (de frequentie) wat zorgt voor toonhoogte.

Om spraak te begrijpen moet eerst het spraakgeluid geanalyseerd worden in termen van de verdeling van energie in het akoestisch spectrum en de fluctuaties daarvan in de tijd. Aan de hand hiervan worden fonemen geïdentificeerd. Op basis van de foneemreeks wordt in het mentale lexicon gezocht naar woordvormen die bij deze reeks passen. Woorden waarvan de fonologische vorm overeenkomsten heeft met de reeks van waargenomen spraakklanken worden geactiveerd. De kandidaat-woorden treden met elkaar in competitie, de kandidaat die het best overeenstemt met de input wint, en dan is er sprake van woordherkenning.

De grammaticale en betekeniskenmerken van het woord komen beschikbaar en worden ingezet bij de interpretatie van het woord in samenhang met andere woorden binnen een groter geheel.

Om de betekenis van een zin te kunnen afleiden, moet het taalsystem bepalen hoe woorden met elkaar in een grammaticaal verband staan. Voor elk woord wordt beslist hoe het zich verhoud tot de voorafgaande en volgende woorden. (parsing). Bij het nemen van deze beslissingen worden diverse strategieën ingezet met gebruik van verschillende informatie: 1) Grammaticale informatie, 2) Prosodische informatie, pauzes en toonverloop 3) Semantische en pragmatische informatie.

Het produceren van taal

Spreken begint bij het kiezen van een te communiceren boodschap (conceptualisator). Dit levert een nog niet in taal gegoten idee af dat voldoende informatie bevat om woorden in het lexicon te activeren. De formulator gebruikt de grammaticale eigenschappen van de geactiveerde woorden om een grammaticaal welgevormde reeks te vormen (grammaticale codering). Deze reeks wordt ‘aangekleed’ met klankinformatie (fonologische codering). De bij de gerangschikte woorden horende fonemen worden in volgorde gezet, en de woordvormen worden aangepast aan wat er voorafgaat en volgt. Ten slotte wordt de uit fonemen opgebouwde representatie vertaald naar bewegignsinstructies door de articulatieorganen (articulator).

De monitor kan een gesproken uiting op allerlei aspecten controleren. Hierbij maakt het gebruik van de gerealiseerde, hoorbare klank (uitwendige lus). Ook het eindproduct van de formulator wordt geïnspecteerd voordat dit naar de articulator wordt doorgezonden.

Stoornissen

Afasie

Afasie is een verzamelnaam voor verworven taal-stoornissen die doorgaans tot uiting komen in alle modalidteiten.

De oorzaak van een afasie is een focaal gelokaliseerd trauma. Het is per definitie ene verworven stoornis.

Stoornissen in de taalproductie

Woordvindingsprobleem

Omissie is als een gezocht woord helemaal weg wordt gelaten. Subsitutie is als een gezocht woord wordt vervangen door een ander woord.

Woordvindsingsproblemen kunnen op verschillende niveaus van taalproductie ontstaan. Het soort substituties dat de patiënt maakt (parafasie) kan hierover informatie verschaffen.

Lexicale parafasieën

Een lexicale parafasie is als een doelwoord wordt vervangen door een ander bestaand woord. Vaak is het vervangende woord in betekenis gerelateerd aan het doelwoord (semantische parafasie). De activatie van het lemma is niet goed gelukt.

In andere gevallen is de parafasie niet verwant met het doelwoord. Alleen uit de context kan duidelijk worden wat de patiënt bedoelt.

Patiënten produceren vaak niet-specifieke parafasieën. Deze woorden hebben geen omlijnde betekenis (zoals ding). Dit is empty speech.

Fonologische parafasieën

Bij een fonologishce parafasie worden één of meer klanken van het doelwoord weggelaten of vervangen door andere klanken.

Een neologisme is als veel van de klanken gesubstitueerd of weggelaten worden waardoor het onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde. Een jargon is als de patiënt veel neologismen produceert.

Niet-propositionele spraak

Bij een zeer ernstige afasie is taal vaak (bijna) geheel afwezig. Als de patiënt nog spreekt zien we vaak een vorm van automatische spraak. Dit kan het volgende betreffen: 1) Stereotype, het veelvuldig gebruik van uitdrukkingen die weinig betekenis dragen en die in de communicatie irrelevant zijn. Stereotype wordt gekenmerkt door de hoeveelheid van de uitdrukkingen net het gebrek aan betekenisvolle zinnen. 2) Recurring utterances, de patiënt produceert een of een beperkt aantal uitingen in allerlei situaties. 3) Seriële spraak, de patiënt kan nog veelgebruikte, goed gememoriseerde rijtjes afmaken. Het kan maar zelden functioneel gebruikt worden. 4) Echolalie, de patiënt herhaald wat de gesprekspartner zegt 5) Persevartie, de patiënt herhaald ongewild een woord of zinsdeel.

Problemen in de zinsbouw

Mensen met een afasie hebben vaak problemen met de zinsbouw. Agrammatisme is als patiënten kunnen geen grammatica gebruiken. Patiënten hebben grote moeite grammaticale kennis in te zetten bij het spreken, en soms bij het verstaan, telegramstijl. In paragrammatisme zijn zinnen lang en complex, maar zeer lastig te begrijpen.

Stoornissen in het taalbegrip

Problemen op klank- en woordniveau

Herkennen en begrijpen van taal kan op verschillende niveaus aangetast zijn. Sommige patiënten hebben moeite met het onderscheiden van fonemen. Op niveau van woordbetekenis kan de toegang tot gedetailleerde informatie verstoord zijn. Een stoornis in taalbegrip kan uiteenlopen van zeer beperkt tot zeer ernstig.

Problemen op zinsniveau

Beperkt begrip van individuele woorden heeft vergaande gevolgen voor het begrijpen van zinnen. Ook als het woordbegrip intact is kunnen patiënten moeite hebben met hele zinnen.

Zinnen die alleen op basis van de grammaticale structuur goed begrepen kunnen worden zijn vaak lastig voor patiënten met een afasie. Dit is agrammaticaal begrip.

Classificatie van afasieën

Afasie van Broca

Mensen met een afasie van Broca hebben een redelijk intact taalgebrip, maar ernstige woordvindingsproblemen en articulatieproblemen. Het produceren van taal verloopt moeizaam. Zinnen en begrip van zinnen is in veel gevallen agrammatisch.

Afasie van Wernicke

Het belangrijkste kenmerk van een afasie van Wernicke is een (zeer) beperkt taalbegrip, met name op niveau van individuele woorden en klanken. De spraak is vloeiend en heeft een normaal tempo. Er zijn veel semantishce en fonologische parafasieën en er is sprake van paragrammatisme.

Conductieafasie

Het begrip is redelijk intact, en de productieproblemen zijn vergelijkbaar met Wernicke. Er is een ernstige stoornis in het herhalen van woorden.

Transcorticale afasieën

Er is een stoornis in het koppelen van woordvorm aan woordbetekenis. Bij sensorische transcorticale afasie zijn er begripsproblemen, maar het herhalen is intact. Motorische transcorticale afasie lijkt of afasie van Broca, maar het herhalen is intact.

Globale afasie

Zowel productie als begrip is anagetast.

Amnestische afasie

Patiënten met amnetische afasie hebben een intact taalgebrip en ook taalproductie is normaal van tempo, zonder agrammatisme, paragrammatisme of parafasieën.

Er is sprake van een ernstig woordvindingsprobleem, dat vaak meer betrekking heeft op zelfstandige naamwoorden dan op werkwoorden.

Spraakstoornissen

Articuleren begint waar het formuleren eindigt. Een abstracte klankenreeks wordt stukje voor stukje omgezet in programma’s voor gecoördineerde articulatiebewegingen. Vervolgens worden deze programma’s uitgevoerd, waarbij de realisatie afhankelijk is van interne en externe factoren.

Verbale dyspraxie is een stoornis in de programmering van articulatiebewegingen. In de zuiverste vorm is het taalsysteem (lexicon, formulator) niet aangetast. Dit komt maar zelden in isolatie voor. Lange woorden zijn lastiger dan korte en clusters van medeklinkers zijn ook lastig. Articulatorische bewegingen zijn vaak onnauwkeurig en ongecoördineerd.

Dysartrie is een verzamelnaam voor spraakstoornissen die worden veroorzaakt door een gebrekkige controle over de articulatiespieren als gevolg van schade in het centrale of perifere zenuwstelsel. De locatie en ernst van de schade bepalen de vorm en ernst van het spraakprobleem. Het heeft invloed op articulatie, ademhaling, stemgeving, resonantie en intonatie.

Lees-en schrijfstoornissen

Volgens het PALPA-model wordt schrift geanalyseerd in termen van grafemen (letters). Deze worden omgezet in een abstracte orthografische representatie. Deze representatie geeft directe toegang tot de betekenis en grammaticale eigenschappen van een woord. Er is ook een indirecte route via letterverklanking. (foneem-grafeemomzetting).

Verworven dyslexie is een leesstoornis na een afasie.

Aandachtsdyslexie is als individuele tekens niet meer benoemd kunnen worden, vooral niet als ze in combinatie met andere letters worden aangeboden.

Neglectdyslexie of positionele dyslexie is als er vooral fouten worden gemaakt door voornamelijk letters van een bepaalde helft van een woord verkeerd te lezen.

Semantische of diepe dyslexie is als een patiënt bij het lezen van woorden veel semantische fouten maakt, door in plaats van het geschreven woord een semantisch gerelateerd woord te noemen.

Fonologische dyslexie is als een patiënt bestaande woorden wel, maar pseudowoorden niet kan lezen. De visuele route is dan in tact, maar de grafeem-foneemomzetting niet.

Surface- of oppervlaktedsylexie is als pseudowoorden wel gelezen kunnen woorden maar regelmatig gespelde woorden duidelijk veel beter gelezen worden.

Schrijven kan via twee routes verlopen, helewoordprocedure en omzetting van fonemen naar grafemen.

Fonologische dysfrafie is als pseudowoorden niet meer geschreven kunnen worden. De foneem-grafeemomzetting functioneert niet meer.

Surface- of oppervlaktedysgrafie is als regelmatig gespelde woorden duidelijk beter geschreven worden dan onregelmatige.

Grafemische bufferdysgrafie is als een woordvorm nog grotendeels intact is, maar de lettervolgorde verkeerd is of letters worden vervangen door andere.

De neurocognitie van taal

De bovenste delen van de temporaalkwab in de linker- en rechterhemisfeer zijn beide in staat spraaksignalen te verwerken, maar de linkerhemisfeer zou meer categorisch analyseren dan de rechter.

Er zijn twee neuroanatomische routes voor de verwerking van gesproken taal en beide lopen van de temporaalkwab naar de onderste delen van de frontaalkwab. De routes zijn: 1) een ventrale route, betrokken bij de herkenning van gesproken taal. Toegang tot het mentale lexicon en verdere (syntactische en semantische) verwerking is cruciaal. 2) Een dorsale route, verbindt het akoestische analysesysteem met articulatiesystemen in de motorische schors. Van belang voor de ontwikkeling van spraak en de zelfcontrole bij spraakproductie (monitoring)

Er is geen één-op-één relatie tussen een broca-afesie en letsel in het broca gebied. Het gebied van Broca is betrokken bij diverse cognitieve processen (verbaal en niet-verbaal). Het kan werken bij het samensmeden van informatie op verschillende niveaus.

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public
Check more of this topic?

Image

This content is also used in .....

Image

Follow the author: SanneA
More contributions of WorldSupporter author: SanneA:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
2326