Romeins Recht HC aantekeningen

 

HC 1A: Inleiding

 

Het goederenrecht wordt op de WG’s besproken. Op de HC’s vooral verbintenissenrecht en erfrecht. Voorafgaand aan de WG’s moet je de PP met audio horen met info over de WG.

 

Justinianus (527-565): de keizer die het Romeinse recht heeft gecodificeerd. Keizer Petrus was een arme jongen uit Servië en zijn oom was een invloedrijke generaal (Justinus). Hij werd keizer van het Oost-Romeinse Rijk. Justinianus was een idealist. Hij wilde het Romeinse Rijk in al zijn glorie herstellen en gebieden terugveroveren. Hij wilde ook de grootsheid van het rijk herstellen door de wetgeving op de schop te nemen. Door middel van wapens en wetten. Tribonianus was zijn advocaat, hij kon veel problemen oplossen en resultaat boeken.

 

Corpus Iuris Civilis:

  • Codificatie van de wetten
  • Ius: het recht, het juristenrecht.
  • Leges: de wetten. De wetgevende macht lag bij de keizers: het keizerlijke recht. Constituties van allerlei keizers:
    • Edicta (vergelijkbaar met onze wetten)
    • Rescripta (briefjes die de keizer op verzoek had verstuurd)
    • Decreta (bestuursrechtelijke maatregelen)
    • Mandata (bestuursrechtelijke maatregelen)

Dit moest worden gestroomlijnd. Het was erg lastig als er bijv. 4 constituties waren over hetzelfde geval. Je paste dan formeel de laatste regel toe. Lex posterior derogat legi priori: de latere wet zet de eerdere wet opzij. Hierbij is het wel belangrijk of de wet een gevalsbeslissing is of een algemene wet. Het was lastig om het recht te kennen dus, veel rechtsonzekerheid. Dit wilde Justinianus aanpakken.

  • Het probleem was dat beide rechtsbronnen nogal chaotisch waren. Als je een rechtszaak ging beginnen was het mogelijk dat er een constitutie was van eeuwen geleden die over jouw geval ging en dat er ook allerlei juristengeschriften waren over jouw geval. Je wist dus eigenlijk nooit wat de uitkomst van jouw rechtszaak zou worden, omdat er zoveel geschriften waren.

 

Leges:

  • Voorafgaande poging
  • Theodosius ll (402-450)
    • Codex Theodosianus 438: de constituties na ong. 300 had hij wel redelijk in de vingers, daar wilde hij een opsomming van maken. Hij wilde zorgen dat alle keizerlijke wetten per onderwerp werden gerangschikt. Op het gebied van koop waren er ook wel slechte constituties, die gooide hij er dan uit. Hij veralgemeniseerde gevalsbeslissingen. Dit was een goede verbetering, maar er was nog steeds geen algehele rechtszekerheid. De constituties die ouder waren dan 300 bestonden ook nog steeds, maar vielen niet onder de Codex Theodosianus. Het kon dus zo zijn dat je nog steeds werd geconfronteerd met keizerlijke wetgeving waarvan je niet wist dat het bestond. Voor deze oude wetgeving werden twee praktijkboeken gebruikt: de Codex Gregorianus en de Codex Hermogenianus.
    • Codex Gregorianus 196-297
    • Codex Hermogenianus 291-295

 

Ius:

  • Wij kennen dit fenomeen niet meer, maar de Romeinen wel. Je ging niet meteen naar de rechtbank, maar eerst naar de praetor. Dit was de man die samen met de partijen ging bepalen hoe het proces ongeveer ging verlopen (procesformulier). Aan het eind van de fase met de praetor ging je naar de rechter, dat was een privépersoon. De praetor was een beroepspoliticus. Dit waren dus niet per se juristen, de praetor had ook behoefte aan advies. De privérechter was ook een normale persoon, iedereen moest dit soms zijn. Het lag dus allemaal heel erg bij het volk, met een kleine overheid. Juristen waren eigenlijk de elite.
  • Ius publice respondendi
    • Augustus (27 v. Chr-14 na Chr): wilde de juristen in het keizerlijk bestel betrekken. Dit deed hij door sommige juristen een recht te geven om in het openbaar te antwoorden (ius publice respondendi). Dit hielp de prestige van de jurist en het deed het beeld vormen dat juristen ook ambtenaar van de keizer waren. Wat zij adviseerden zou ook een rechtsbron worden. Een rechtsbron van onderop (de keizer van boven d.m.v. het imperium). De geschriften van juristen kregen dus steeds een officiëlere status. Langzaam maar zeker ontstond er ook een catalogus van juristengeschriften.
  • Commentaren op Ius Civile
    • Ad Sabinum. Masurius Sabinus: deze boeken werden gecodificeerd. Er ontstond een soort kanon van geschriften waarbij het ius civile werd uitgelegd en een bepaalde kant op werd gestuurd.
  • Commentaren op Edict praetor
    • Ad edictum
    • Ius gentium: zo voor de hand liggend dat iedereen die hanteerde. Als je iets kocht van iemand die geen Romein was gold het Romeinse recht niet, maar wel het ius gentium. Deze regels waren voor iedereen relevant (bijv. betalen van de koopprijs, leveringshandeling).
  • Edictum Perpetuum 135
    • Hadrianus (117-138): wilde een definitieve versie van het praetorisch edict. Daarvoor heeft hij Julianus aan het werk gezet. Toen was er een eindversie van het edict, hierdoor konden de Romeinse juristen zich gaan richten op het praetorisch edict.
    • Salvius Julianus
  • Lex citandi 426: citeerwet. Een optelregel en een regel welke juridische geschriften je mag raadplegen.
    • Papianus 212
    • Ulpianus 223
    • Paulus
    • Gaius
      • Instituten 160: leerboekje waarin hij uitlegde hoe het Romeinse recht in elkaar zat. In 1800 pas teruggevonden en herontdekt.
    • Modestinus

Deze 5 juristen werden genoemd als rechtsbron. Je mening werd niet meer meegeteld als je niet 1 van deze juristen was. Dit was omdat het anders te chaotisch was allemaal.

 

Eindversie van het keizerlijk recht: Codex Justinianus 529. Geperfectioneerde Codex Theodosianius. Alles gerangschikt en veralgemeniseerd. Ook keuzes gemaakt. Geen voorbehoud, alles is te vinden in de codex (exclusieve uitputtende opsomming van het keizerlijk recht). Stond iets niet in de codex, dan was het geen keizerlijk recht meer. Intern hield Justinianus de systematiek vast van de keizerlijke wetten die elkaar opvolgen. Alles werd teruggevoerd op de oorspronkelijke keizer dus. Lex posterior derogat legi priori. Voor het juristenrecht bleef de lex citandi gelden.

 

Ius:

  • Digesten 533: mega wet van miljoenen juristengeschriften, geselecteerd en in 50 verschillende boeken gezet. Hierin staat wat het juristenrecht vanaf 533 is. 30 december 533 is de dag dat we weer herdenken dat dit is uitgevaardigd. Vanaf dit moment bestaat het juristenrecht eigenlijk niet meer, het is een lex geworden. De lex citandi golden op dit moment niet meer (want is ouder recht, lex posterior regel). De digesten bevatten geen tegenstrijdigheden, want je kan niet in 1 keer twee tegenstrijdige dingen zeggen (was stiekem wel zo, maar volgens Justinianus niet). De rechters moesten dan maar interpreteren.
  • Instituten van Justinianus 533: leerboek (gebaseerd op Gaius), was een keizerlijke wet.
  • Digesten à lex
    • Codex Florentinus: weergave van de digesten in Firenze. Herontdekking van het Romeinse recht in de 11eeeuw.
  • Instituten à lex
  • Schijnbare tegenstrijdigheden

HC 1B: Romeins procesrecht

Het Romeinse recht is eigenlijk ontstaan in de procespraktijk. In het Romeinse recht moest er een actie zijn, tegenwoordig gaan mensen op zoek naar hun rechten. Abstracte naar concrete redenering. Het grote doel is het verkrijgen van een executoriale titel (een titel tot tenuitvoerlegging). De titel is het vonnis dat je van de rechter krijgt. Deze kon aanvankelijk niet plaatsvinden op het vermogen, maar op de persoon. De schuldeiser kon de schuldenaar dan gevangen zetten. Men hoopte dan dat de familie de gevangene weer los zou kopen. Hoofdregel was dus dat een schuld door elke willekeurige derde kon worden voldaan. Als de familie niet kwam aankloppen werd dat bekendgemaakt en mocht de crediteur met die veroordeelde naar de overkant van de rivier gaan, daar was de slavenmarkt. De schuldenaar werd dan verkocht en er werd voor hem betaald. De schuldenaar verloor zijn persoonlijkheid en werd een vermogensobject en eigendom van de koper. Bij meerdere schuldeisers mochten zij de schuldenaar ‘in stukken snijden’. Dit werd op een gegeven moment te gek, sommige schuldeisers wilden juist dit soort wreedheden uitvoeren. Het moest dus anders en de wet werd aangepast. Voortaan werd de executie van een vonnis gedaan op het vermogen van een schuldenaar. Hij verloor dan zijn volledige vermogen, dat werd in het openbaar geveild.

 

Drie procesvormen:

  • Legis actio-proces (rechter was geen magistraat): proces van de wettelijke actie. 5 wettelijke acties, hiervoor moest je naar de praetor gaan en die verwees je naar de rechter. Hiervoor moest je plechtige formules uitspreken. Een verkeerd woord kon leiden tot het verliezen van het proces (bijv. een eigenaar van een wijngaard wiens wijnstokken zijn afgezaagd had boom gezegd i.p.v. wijnstok en kreeg toen geen schadevergoeding). Het ging steeds meer om het inhoudelijk gelijk hebben i.p.v. formaliteiten.
  • Proces per formulam (rechter was geen magistraat): ging niet meer om de juiste woorden, maar geschriften. 2 fasen:
    • Geding in iure (praetor: alles voor het proces, formula vaststellen). Juristen adviseren, vastgelegd in geschriften. De praetor zat op een zetel op het forum, het ius was de plaats waar de juridische kwesties werden beslist. Gang van zaken:
      • Dagvaarding
      • Indefensus: als een gedaagde weigerde mee te gaan verklaarde de praetor hem onverdedigd.
        • Persoonlijke actie: wanneer gedaagde weigerde mee te gaan verklaarde de praetor dat de gedaagde zijn volledige vermogen werd ontnomen. De crediteur kreeg dat volledige vermogen (nogal een vergaande stap).
        • Zakelijke actie: wanneer gedaagde weigerde mee te gaan wees de praetor de zaak gewoon toe aan de eiser.
      • Confessus pro iudicato habetur: een bekentenis werd gelijkgesteld met een veroordelend vonnis.
      • Formula: bevat de procesovereenkomst. De overeenstemming die partijen bereiken over het geschil.
      • Omnia iudicia pecuniaria sunt: rechters kunnen alleen de gedaagde veroordelen tot het betalen van een geldbedrag.
      • Restitutieclausule: gedaagde kan aan vonnis ontkomen door de zaak vrijwillig af te geven. Als gedaagde dit niet doet mag de rechter de zaak op waarde inschatten. Dit werkt als een soort dwangsom.
      • Exceptio (verweermiddelen): bijv. exceptio doli (bedrog, onbetamelijk handelen, strijd met de R&B). Dit kan leiden tot het afwijzen van de eis. Tegenwoordig bekend als de afwijkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Stipulatio: mondelinge overeenkomst, afdwingbaar door bepaalde plechtige formules. Eenzijdige overeenkomst, niet het type dat in de rechtspraktijk het meeste wordt gebruikt. Streng recht: vormvereisten. Je mag iemand dan alleen houden aan exact wat hij heeft toegezegd, niet meer dan dat.
      • Clausula bonae fidei: gebaseerd op wederkerige overeenkomsten. Verplichtingen van partijen over en weer, mensen namen dan standaard deze clausule op. Actio empti: aanvulling van de overeenkomst met inachtneming van de goede trouw.
      • Fictie: ervan uit gaan dat bepaalde feiten hebben plaatsgevonden terwijl dit niet zo was. Actio utilis: actie toepassen in een ander geval. Acsi heres esset: alsof iemand erfgenaam is van iemand. Vertrouwen op goede trouw van een erfgenaam en verzoeken of hij iets wilde overdragen. Acsi anno/biennio possedisset: doen alsof je door verkrijging eigenaar bent geworden van de zaak terwijl je alleen bezitter bent.
    • Geding in iudicio (iudex privatus, alles wat feitelijk was). Andere rechtsbijstand: een orator/redenaar. Zij moesten een goed verhaal ophangen waardoor de rechter aan zijn kant kwam staan.
  • Cognitio extraordinaria (zoals we m nog steeds kennen)

 

Het edict veranderde elk jaar omdat er elk jaar een nieuwe praetor was.

 

HC 2A: Romeins Personen- en familierecht

 

 

Persona:

  • Drager van rechten en plichten
  • Vermogen:
    • Absolute rechten (werkgroepen)
    • Vorderingen
    • Schulden
  • Niet ieder mens was drager van rechten en plichten (bijv. een slaaf niet). Een persoon is iemand die een vermogen kan hebben. Niet ieder mens kon dit hebben, het woord persona staat ook niet gelijk aan het woord mens.
  • Status:
    • Libertas (slaaf of niet)
    • Civitas (welke stam)
    • Familia (de plek die je in een familie innam)

 

Slavernij:

  • Een instelling van het ius gentium waardoor iemand tegen de natuur in aan andermans eigendomsrecht wordt onderworpen.
  • Servitus est constitio iuris gentium, qua quis dominio alieno contra naturam subicitur.
  • Beetje tegenstrijdig, want volgens het natuurrecht wordt iedereen vrij geboren. De Romeinen deden een beroep op het ius gentium, het recht van de volkeren. Ze zeiden dat dat recht zo voor de hand liggend was dat iedereen dat deed. De regel van slavernij stamde volgens de Romeinen uit dit recht. Ze vonden slavernij niet per se fijn, want het ging dus in principe tegen de natuur in, maar dit heeft er niet toe geleid dat ze slavernij gingen afschaffen.
  • Bronnen van slavernij:
    • Krijgsgevangenschap: die horen dan als eigendom toe aan het Romeinse leger. Zij komen het privaatrecht binnen als objecten. De burger die in krijgsgevangenschap werd genomen had het terugkeerrecht, als je ontsnapte of werd teruggehaald werd je geacht nooit je vrijheid te hebben verloren (terugwerkende kracht).
    • Executievonnis: als je je schulden niet betaalde werd je door het veroordelend vonnis geëxecuteerd en verviel je in schuldslavernij. Je nieuwe eigenaar mocht dan met je doen wat je wilde. Meestal was dit verkopen. Trans tiberim (Trastevere) was waar de slavenmarkt vroeger plaatsvond.
    • Kinderen slavin: servus caput non habet. De status van de moeder bepaalt de status van het kind. Kinderen van een slavin zijn geen vruchten. Die kinderen zijn geen dragers van rechten en plichten (want geen personen).
  • Vrijlating (manumissio): een slaveneigenaar kon d.m.v. een officiële ceremonie een slaaf vrijlaten. Een rechtsobject werd dan een rechtssubject. Er ontstonden wel verplichtingen tussen de eigenaar en de slaaf. Niet alle slaven werden alleen als object behandeld, er was een soort tussenvariant: peculium. Bijv. acteurs etc. Peculium was handgeld, een vermogen dat de slaven ter beschikking kregen van hun eigenaar. Zo waren ze dus toch deelnemer van de Romeinse economie. Juridisch gezien behoorde dit vermogen gewoon aan de eigenaar toe. Het was dus ook mogelijk dat je tijdens je tijd als slaaf schulden had gemaakt. Na de vrijlating ontstond de vraag of zo’n slaaf dan een schuld had. De Romeinen zeiden dat er een schuld zonder aansprakelijkheid ontstond, een natuurlijke verbintenis. Vrijgelaten slaven waren dus niet aansprakelijk voor wat zij tijdens hun slavernij hadden gedaan, maar wel juridisch gezien verplicht om die schulden na te komen. Die schuld was niet afdwingbaar.

 

Burgerrecht (civitas):

  • Romeinse burgers en peregrinus (geen Romeinse burgers, maar mensen die op Romeinse grond terecht waren gekomen).
  • Twee praetors: praetor urbanus en praetor peregrinus (voor buitenlanders). De stadspraetor past de Romeinse regels toe en voor die andere mensen geldt het ius gentium (het recht dat alle volkeren gemeen hadden).
  • Constitutio Antoniniana (212 na Chr): Caracalla. Hij zei dat iedereen die in het Romeinse rijk woonde vanaf dat moment Romeinse burger was. Het onderscheid tussen de twee praetors was toen voorbij.

 

Familia:

  • In de familie had eigenlijk maar een iemand een eigen vermogen: de pater familias. Hij is sui iuris: van zijn eigen recht. Alle anderen in de familie zijn alieni ius: van ander recht. Boven de familievader zit niemand in de stamboom. Iedereen met een vader heeft dus in principe ook geen eigen vermogen.
  • Ius vitae necisque: de pater familias heeft macht over al zijn kinderen. Vrij absoluut recht. De positie van kinderen lijkt dus een beetje op slavernij.
  • Patria potestas
  • Emancipatio: een pater familias kon alle alieni iuris kinderen uit de vaderlijke macht halen. ‘Uit de hand pakken’. Wet van de twaalf tafelen: de vader kon zijn eigen kinderen verkopen. Als je dan weer werd vrijgelaten viel je terug in de vaderlijke macht. Als de pater familias dit 3 keer deed kwam het kind niet terug in de vaderlijke macht. Dit was eigenlijk een strafbepaling voor de pater familias, maar soms deden pater familiae dit ook uit aardigheid zodat het kind vrijkwam.
    • Voor alles wat geen zoon was gold dat 1 keer genoeg was (bijv. vrouwen en kleinzonen).
  • Adoptie en adrogatie: in de vaderlijke macht komen:
    • Adoptie: iemand die alieni iuris is, wil in een andere familie alieni iuris worden.
    • Adrogatie: iemand die sui iuris is, wil in een andere familie alieni iuris worden. Iedereen onder jou en al je schulden etc. neemt die pater familias dan ook mee.
  • Huwelijk: verbinding van man en vrouw (dus niet eigen geslacht), nauwelijks vormvereisten. Affectus maritalis was genoeg, het is een consensuele overeenkomst. Gaat om wilsovereenstemming. Het huwelijk bracht geen goederenrechtelijke gevolgen mee. Huwelijk in gemeenschap van goederen is dus niet iets Romeins. Voorafgaand aan het huwelijk gaf je elkaar geschenken ter voldoening van de kosten van de bruiloft. Hier moet je wel op een goede manier mee omgaan (bruidsschat). Aan verloving waren geen juridische gevolgen verbonden.
    • Manus-huwelijk: vrouw ging in de macht van de man over. De vrouw kwam dan in de patria potestas van de man. Als je dit niet wilde kon je door verjaring alsnog in een manus-huwelijk terecht komen.
    • Echtscheiding: consensueel in overleg (divortium) of eenzijdig (repudium). Terentia en Maecenas waren getrouwd en hadden superveel ruzie. Schenkingen tijdens het huwelijk tussen echtgenoten waren nietig. Soms lastig bepalen wanneer je gescheiden bent en of een schenking dus geldig was.

 

Handelingsonbekwaamheid:

  • Nietigheid
  • Vernietigbaarheid
    • Exceptio
    • Restitutio in integram
  • Er moet wel sprake zijn van iemand met een eigen vermogen om dit relevant te laten zijn.
    • Geestelijke stoornis (furiosus): kreeg een curator. Alle rh die de persoon verrichtte waren nietig.
    • Verkwisting – spilzucht (prodigus): kreeg een curator. Alle rh die de persoon verrichte waren nietig.
    • Drankmisbruik (NL) staat hier niet bij, want het was geen grond.
  • Minderjarigheid (als iemand sui iuris is, anders heb je niet eens een vermogen!!):
    • Infans: onder de 7 jaar kun je niks (nietigheid). Je hebt een tutor, iemand behartigt jouw belangen.
    • Impubes: onder de 12/14: alles wat je doet is vernietigbaar. Je hebt een tutor.
    • Pubes: meisje boven de 12 en jongens boven de 14: alles wat je doet is vernietigbaar. Je hebt een curator.
    • Maior aetas: boven de 25.

 

HC 2B: Romeins verbintenissenrecht

 

Een persoon in juridische zin is een drager van rechten en plichten. Het vermogen is het geheel van rechten en plichten, drie bestanddelen:

  • Absolute rechten: werken tegen iedereen. Rechten die men heeft op een zaak en die men tegen iedereen kan handhaven.
  • Vorderingen (relatieve rechten): werken tussen bepaalde personen.
  • Schulden

 

Obligatio (verbintenis):

  • Voor de verbintenis: Lex Talionis
  • Exodus 21:23-25: maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem. Hugo de Groot had een boekje geschreven over het recht voor zijn kinderen.
  • Lex Poetelia Papiria (325 voor Chr.): mensen wilden niet meer dan schuldenaren werden verkocht en eisten deze wet. Executie op persoon afgeschaft.
  • Executie van het gehele vermogen, uiteindelijk niet meer gehele vermogen maar beslag op zoveel goederen als nodig zijn om schuldeiser aan zijn verhaal te helpen.
  • Solvere: losmaking uit een verbintenis. Betaling in juridische zin, veel ruimer dan gewoon geld geven. Rechter kon alleen veroordelen tot het betalen van geld. De oude vordering ging dan teniet en er kwam een nieuwe vordering tot betaling van geld (schuldvernieuwing), nieuwe voorwaardelijke vordering. Ne bis in idem: je kunt nooit 2 x over dezelfde zaak procederen, want als je het proces verliest dan gaat het oude recht ook door schuldvernieuwing teniet. Je kon dus letterlijk ook maar 1 keer procederen (dus eerst ook geen hoger beroep etc.).
  • Ligare: binden aan een crediteur.

 

Verbintenis als ketting:

  • De persoon van de schuldeiser was zeer belangrijk, want je wilde iemand die een beetje aardig was als je niet kon voldoen.
  • Geen cessie in het Romeins recht, geen overdracht naar andere schuldeiser omdat het dus zo belangrijk was wie de schuldeiser was. Als een regel er eenmaal was, dan bleef die er.
  • Aulus (crediteur) à Blasius (debiteur)

Aulus (crediteur) à Incasso Bureau

Incasso Bureau à Blasius (debiteur)

  • Geen vertegenwoordiging in het Romeins recht, omdat je dan opeens te maken kunt krijgen met een crediteur waarvan je helemaal niet weet wie het is.
  • Ahold N.V. à klant (koopovereenkomst)

Caissière à klant (contact)

Ahold N.V. à caissière (overeenkomst)

Op het moment dat je boodschappen op de band legt doe je een aanbod, er komt dan een ovk tussen jou en de keten, niet de caissière.

  • Geen derdenbeding in het Romeins recht, alteri stipulari nemo potest.
  • A (crediteur) spreekt met B (debiteur) af dat B een prestatie zal verrichten voor C.

Heeft A een actie tegen B? De waarde van de prestatie die de prestatie voor de eiser heeft. Aulus heeft niet iets voor zichzelf bedongen, maar voor een derde. Dus de rechter zal oordelen dat Aulus geen actie heeft.

Heeft C een actie tegen B? Nee, want Caius was geen partij bij de overeenkomst.

 

Verbintenis: definitie:

  • Rechtsbetrekking tussen tenminste 2 personen, waarvan de een (schuldeiser) tegen de ander (schuldenaar) recht heeft op een prestatie waartoe de ander verplicht is en in de regel ook aansprakelijk is (niet altijd dus).
  • Je moet als schuldenaar weten wat je moet presteren en als schuldeiser weten wat je wil laten presteren. Alternatieve verbintenissen: keuze aan een van de partijen wat ze presteren.
  • Subjecten van de verbintenis:
    • Geen crediteurenwissel want geen cessie. Debiteurenwissel?
    • Een schuld gaat alleen over op een derde indien deze haar van de schuldenaar overneemt. De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven.

 

Object van de verbintenis:

  • De prestatie:

    • Doen (facere)
    • Geven (dare)
    • Ergens voor instaan (praestare)
  • De kern der verbintenis bestaat niet hierin, dat zij een of andere zaak ons eigendom maakt of voor ons een dienstbaarheid vestigt, maar dat zij een ander jegens ons verplicht iets te geven, iets te doen of ergens voor in te staan.

 

De debiteur is verplicht:

  • Debitum (schuld) is niet hetzelfde als culpa (verwijtbaarheid)
  • Doorgaans is de schuldenaar ook aansprakelijk, maar niet altijd: bijv. niet bij een natuurlijke verbintenis. Verbintenis slaaf (vrijgelaten) en burger: natuurrechtelijk wordt ook een slaaf verbonden. Daarom zal, naar Pomponius schrijft, indien iemand namens hem dan wel hijzelf na zijn vrijlating betaalt, het betaalde niet kunnen worden teruggevorderd uit het toegewezen vermogen waarover hij het vrije beheer heeft.  Verschuldigd betaald.
  • Natuurlijke verbintenis:
    • Verplichting uit moraal en fatsoen. Paulus: hij is van nature iets verschuldigd, die volgens het natuurrecht moet geven, waaruit voor ons verplichtingen van moraal en fatsoen voortvloeien. Een enkele keer staat het in de wet (bijv. bij sport en spel).
      • Goudse bouwmeester: Gouda was een bouwmeester en was benaderd door een aannemer. Die zei als je mij iets vertelt verdelen we de winst. Hij wilde dat wel en gaf die informatie. Het bedrog kwam aan het licht en er dreigde oneervol ontslag. Hij stortte het geld dat hij van de aannemer had gekregen in de gemeente kas. Alsnog geen eervol ontslag. Hij begon een actie uit onverschuldigde betaling. HR: hier is sprake van een voldoening van een verplichting uit moraal en fatsoen. Die man was uit fatsoen verplicht om het geld terug te geven aan de gemeente. Hij heeft vrijwillig willen voldoen aan een natuurlijke verbintenis.
    • Verjaarde actio: de wet staat geen rechtsvordering toe ter zake van een schuld uit spel of uit weddenschap. Bevrijdende verjaring: wanneer iemand een recht heeft dat hij geldend kan maken, dan dulden rechtsstelsels niet dat je eindeloos wacht met iemand aanspreken in rechte. Verjaring heeft zwakke werking, de actie verviel, maar niet het recht.
    • Geen schenking (want een schenking is iets waartoe je niet verplicht bent.
    • Je kunt het tot afdwingbare verbintenis maken door:
      • Overeenkomst van schuldvernieuwing (maar niet bij sport en spel)
      • Geven van zekerheid
    • Je kunt wel een pandrecht vestigen of een borg stellen.
    • Verrekening:
      • Volgens 6:127, maar daarbij ook volgens 6:131 lid 1
      • De bevoegdheid tot verrekening eindigt niet door verjaring van de rechtsvordering. Als de natuurlijke verbintenis het gevolg is van verjaring mag deze nog steeds in verrekening worden gebracht. Veronderstelt dat bevoegdheid al bestond, dus verrekening voor de verjaring mogelijk was. Beide vorderingen waren dus ooit rechtens afdwingbaar.

 

HC 3A: Romeins verbintenissenrecht

 

 

Verbintenis:

  • Subjecten:

    • Hoofdelijkheid
    • Ondeelbaarheid
  • Objecten:
    • Alternatieve verbintenis
    • Facultatieve verbintenis

 

Object van de verbintenis:

  • Bepaalbaarheid: het hoeft niet meteen duidelijk te zijn wat er gedaan moet worden, maar dit moet wel bepaalbaar zijn. Derden kunnen hieraan geen acties ontlenen. Slechts partijen die het overeen zijn gekomen. Je moest bijv. echt afspraken maken over de prijs, een ‘redelijke’ prijs was niet genoeg.
  • Dare, facere, praestare
  • Geven, doen, niet-doen

 

Gaius: een persoonlijke actie is de actie waarmee wij procederen tegen iemand die uit contract of uit delict jegens ons verbonden is, d.w.z. wanneer wij als rechtsbewering stellen dat hij behoort te geven, te doen of te presteren.

 

Alternatieve verbintenis:

  • Keuze prestatie voor de debiteur of crediteur. Partijen steken het zo in dat er meerdere mogelijke prestaties zijn en dat een van die prestaties bevrijdend werkt.
  • Voorbeeld: stipulatio
  • Prestatie een van de alternatieven bevrijdend.
  • Problemen: wat als de keuze niet wordt gemaakt? Gevolgen overmacht: impossibilium nulla obligatio (tot het onmogelijke is niemand verplicht). De verbintenis gaat dan teniet. Gaat meestal om blikseminslag op een paard. Als je een paard of een koe moest leveren en alleen het paard is dood is het niet onmogelijk om dan alsnog de koe te leveren. Dit is anders als je iemand voordat het paard doodging had verteld dat je het paard ging leveren. Als je nog geen keuze had gemaakt dan is moet je wel de koe leveren.
  • Keuze gemaakt: dan wordt de alternatieve verbintenis een enkelvoudige. Dit gebeurde vaak door stipulatio (een formele belofte die door de praetor met een actie werd beschermd). Je weet dan dus zeker dat je een actie hebt.
  • Bij een koopovereenkomst moet een redelijk onbillijke regel worden toegepast: res perit emptori / periculum est emptoris. Het risico ligt bij de koper. Bij overmacht moet de koper dan wel betalen.
  • Contract voor levering van soda ofwel in Newcastle of in Hamburg. Alternatieve verbintenis. De koper moest kiezen waar het werd afgeleverd. De koper maakte maar geen keuze, toen werd hij verplicht. Pomponius: mijn erfgenaam geve aan Titius of de slaaf Stichus of Pamphilius, hij mag geven wie hij wil, als hij maar wel op de dag waarop mijn testament zal worden voorgelezen zegt wie van de twee hij wil geven. Als de erfgenaam niet heeft gezegd of hij bij voorkeur Pamphilius of Stichus geeft, meen ik dat hij op precies dezelfde wijze verbonden is als wanneer hij verplicht zou zijn om, ter keuze van de legataris, of Pampilius of Stichus te geven. Als de partij met het keuzerecht dus niet kiest, mag de andere partij kiezen.

 

Facultatieve verbintenis:

  • Verbintenis waarbij de debiteur de bevoegdheid heeft zich te bevrijden door een andere prestatie.
  • Facultas solvendi
  • Bijv: inruil oude auto
  • Overeenkomst
  • Wet
    • Bijv. RR: noxale aansprakelijkheid
    • Bijv. NLR: 3:122 BW
  • Vergelijk inbetalinggeving
  • GEEN alternatieve verbintenis, ook niet als partijen zich zo gedragen. Het is een a typische enkelvoudige verbintenis.

 

Hoofdelijkheid:

  • Meer crediteuren of debiteuren, eén verbintenis
  • Actieve hoofdelijkheid: meer crediteuren
  • Passieve hoofdelijkheid: meer debiteuren
  • Adstipulatio: RR had geen vertegenwoordiging. Meerdere crediteuren (bijv. ook de bank). Handig als je bijv. zelf lang weg was.

 

Passieve hoofdelijkheid:

  • Gevolg van een overeenkomst of de wet (bijv. 1:85 BW: echtgenoten in gemeenschap gehuwd, 6:166 BW: OD in groepsverband).
  • Onderling verhaal:
    • Rechtsbetrekking debiteuren
    • Bijv. hoofdelijke borgtocht (iemand anders bindt zich hoofdelijk voor jouw hypotheek). De borg die betaald heeft kan altijd regres nemen op de hoofddebiteur. Actio depensi.
    • Cessie van actie crediteur.
    • 6:10 BW: zelfstandig verhaal, ook kosten
    • 6:12 BW: subrogatie, ook nevenrechten crediteur
  • Kwijtschelding aan eén debiteur
  • Goldseller à vader Dwyer en zoon Dwyer. Kwijtschelding vader, zoon aangesproken voor €100.
    • RR: schuld teniet voor deel debiteur kwijtschelding vanwege verhaal (oud BW). Schuld gaat automatisch doormidden.
    • BW: 6:14: geen bevrijding bijdrageverplichting, tenzij vordering andere debiteurs verminderd wat betreft bijdrage.
  • Komen niet heel veel vragen over op TT hoor.

 

Ondeelbaarheid:

  • Object verbintenis ondeelbaar
  • Aulus gaat dood, was debiteur van Blasius voor huur van een paard. Twee nieuwe schuldenaren (erfgenamen): Gaius en Didius, eén verbintenis. Volgens RR ontstaat automatisch hoofdelijkheid. Allebei voor het geheel aansprakelijk.
  • Verschil met hoofdelijkheid: hoofdelijkheid vererft niet.
  • Aulus gaat dood en hij en Blasius waren hoofdelijk debiteur van Ennius voor 1000 sestertiën. Hoofdelijkheid bij de erflater, maar niet bij de erfgenamen. Het gaat namelijk om de prestatie en die was deelbaar. Gaius en Didius worden aansprakelijk voor €500 en Blasius blijft aansprakelijk voor €1000.
  • Ondeelbaarheid vererft wel.
  • Aulus gaat dood en hij en Blasius waren ondeelbaar debiteur van Ennius voor een koe. Gaius ne Didius worden dan ook aansprakelijk voor de koe.
  • Omnia iudicia pecuniaria sunt. Je kunt alleen om geld procederen. Door het sluiten van een procesovk wordt de ondeelbare schuld een deelbare schuld. Als de koe €1000 waard is worden Gaius en Didius allebei aansprakelijk voor €500.
  • A gaat dood en had van B een paard gekocht. Erfgenamen zijn X en Y. Ondeelbare vordering. Beiden hebben aanspraak op de volledige prestatie.
    • 6:15 lid 2 BW: gezamenlijk vorderingsrecht. Geen verdeling vorderingen in erfrecht. In RR moest je de snelste zijn om in je eentje eigenaar te worden.

 

 

 

HC 3B: Tenietgaan van verbintenissen

 

Tenietgaan van verbintenissen:

  • Betaling: wanneer?

    • Opeisbaarheid: als niks is opgenomen, dan redelijke termijn. Meestal wel een termijn opgenomen.
    • Plus petitio: als de schuldeiser de schuld ging opeisen voor de termijn, dan werd de debiteur vrijgesproken. Het vorderingsrecht vervalt dan. Wanneer de debiteur te vroeg betaald kan hij niet een actie uit onverschuldigde betaling instellen. Op het moment dat je betaald, betaal je een bestaande schuld en kun je het betaalde niet terugvorderen.
  • Betaling: door wie?
    • In beginsel de schuldenaar.
    • Een derde kan ook, was heel normaal in RR. Deze kon de schuldenaar vrijkopen, bevrijdende betaling. Alleen bij schulden die door iedereen kunnen worden voldaan, waarbij het niet uitmaakt wie betaalt. Als de schuldenaar zich heeft verbonden om een pianoconcert te geven, dan is het niet de bedoeling dat in zijn plaats iemand het concert geeft die het niet kan. Dat is een hoogstpersoonlijke prestatie. Een derde heeft hier meestal zelf belang bij.
    • Aulus is crediteur van Blasius. Gaius betaalt i.p.v. Aulus. De ovk tussen Aulus en Blasius gaat dan teniet. Gaius wil het betaalde vervolgens terugvorderen van Blasius. Er is geen ovk tussen hen, geen OD. Er is een rechtmatige daad, namelijk zaakwaarneming.
    • Labeo: wanneer jij geld betaalde uit naam van degene die jou geen opdracht had gegeven, dan komt jou de actie uit zaakwaarneming toe, omdat door deze betaling de schuldenaar jegens zijn schuldeiser is bevrijd: tenzij de schuldenaar er belang bij had dat dat geld niet werd betaald.
    • Justinianus: als iemand zich heeft bemoeid met het beheer van zaken terwijl de eigenaar van die zaken dat niet wilde en dat uitdrukkelijk heeft verboden, dan wordt door veel auteurs betwijfeld, of een dergelijke zaakwaarnemer een of andere actie tegen de eigenaar heeft voor de onkosten die met betrekking tot die zaken zijn gemaakt.
    • Salvius Julianus: als de eigenaar heeft weersproken en hem heeft verboden zijn zaken te administreren, dat er dan in overeenstemming met de mening van Julianus tegen hem geen contraire actie is, dat wil zeggen na de mededeling, die de eigenaar hem heeft gezonden waarin hij hem niet toestaat zich met zijn zaken in te laten, ofschoon de zaken door hem goed zijn waargenomen.
    • Schip dat eigendom was van reders. Schuldeiser van hen wenst betaling. Schip aan ketting gelegd. Reders gingen vergaderen, meerderheid wilde schuld wel betalen. Een van hen stemde tegen. Een van de reders heeft het aandeel van de weigerende reder betaald en had dus te veel betaald.
  • Betaling: aan wie?
    • Adiectus solutionis gratia
    • Aan een ander dan de crediteur, wanneer partijen iemand hebben aangewezen om de betaling te ontvangen (bijv. de bank). Niet sprake van een nieuwe crediteur, degene die is aangewezen is alleen bevoegd om betaling te ontvangen.
    • Aulus (crediteur/debiteur Gaius) à Blasius (debiteur). Blasius (debiteur) à Gaius (crediteur Aulus). Als Blasius de schuld van Aulus aan Gaius betaald, dan gaat de schuld van Aulus aan Gaius teniet. Aulus kan dan alsnog naar Blasius gaan en vragen om het geld. Blasius kan zich dan nog beroepen op verrekening na zaakwaarneming.
    • Goede trouw. Soms betaalt iemand aan iemand die geen schuldeiser was, terwijl hij wel dacht dat het zijn schuldeiser was. Ulpianus: als iemand heeft betaald aan een slaaf die voor het incasseren van geld was aangesteld, maar na diens vrijlating, en wel o.g.v. een contract van diens meester, is het voldoende dat hij niet wist dat de slaaf was vrijgelaten. In dat geval evenwel begaat de vrijgelatene diefstal jegens zijn voormalige meester, indien hij dat gedaan heeft met de bedoeling om het geld te verduisteren, want ook als ik mijn schuldenaar heb opgedragen aan Titius geld te betalen en vervolgens aan Titius verbied het aan te nemen, en de schuldenaar dan onwetend betaalt aan Titius die zich voordoet als vertegenwoordiger, wordt de schuldenaar bevrijd en is Titius aansprakelijk met de diefstalactie. Er moet dus eigenlijk onmiddellijk een mededeling worden gedaan van de vrijlating van de slaaf. 6:34 lid 1 BW.

 

Moeilijkheden bij betaling:

  • Weigering van de crediteur
  • Crediteursverzuim (mora creditoris): schuldeiser weigert om prestatie te accepteren.
    • Consignatiekas: geld wordt apart gehouden en staat nog niet op de bankrekening bij de crediteur. Derde partij. Kosten hiervoor moeten door de schuldeiser worden betaald.
    • Spoorwegmaterieel-arrest HR 18-06-1926: Nederlandse Spoorwegen hadden treinen gekocht van een Frans bedrijf. Ze weigerden ze af te nemen. Frans bedrijf heeft gevraagd mogen we dan de treinen verkopen want ze moeten aan de kant, dan geven we de opbrengst wel aan NS. Bedrag bij tweede verkoop was veel lager, want mensen waren een beetje huiverig. Frans bedrijf zei we willen het verschil graag van de NS terug. HR: schuldenaar heeft alles gedaan, schuldeiser heeft geweigerd te accepteren, schuldeisersverzuim. Dus dit mag.
    • Ulpianus: de verkoper mag de wijn zelfs laten weglopen als hij er belang bij had dat de vaten waarin de wijn zich bevond leeg waren, het is de meest praktische oplossing dat men de wijn te goeder trouw verkoopt, d.w.z. dat men, voor zover dat zonder nadeel voor zichzelf mogelijk is, moeite doet om ervoor te zorgen dat deze zaak zo weinig mogelijk schade voor de koper meebrengt.
    • 6:90 BW (bevoegdheid tot verkoop)
    • Bevrijding door rechter (6:60 BW): schuldenaar heeft alles gedaan wat hij kon doen. Rechterlijk vonnis doet dan verbintenis teniet gaan.
    • Omslaan risico: prestatie wordt door overmacht onmogelijk. Risico komt dan bij crediteur te rusten na crediteursverzuim.

 

Nakoming prestatie onmogelijk:

  • Wanprestatie (wel te wijten aan schuldenaar) of overmacht (niet te wijten aan schuldenaar)?
  • Overmacht:
    • Impossibilium nulla obligatio: niemand is gehouden het onmogelijke te presteren. Dit is niet het geval als de onmogelijkheid is te wijten aan de schuldenaar.
    • Mora perpetuat obligationem: nadelige gevolgen van verzuim van de schuldenaar treffen hem. Hij moet dan schadevergoeding betalen.
    • Genus non perit: soort gaat niet teniet. Bijv. geld is er altijd. Als je zegt ik lever ‘een paard’ is het ook nog niet bepaald.

 

Overmacht:

  • Risico overmacht:

    • Normaal gesproken voor de eigenaar
    • Bij een eenzijdige ovk de crediteur (ovk waarbij maar een verbintenis ontstaat, een van beide partijen is schuldenaar).
      • Bijv. bij stipulatio: de plechtige mondelinge belofte om iets te doen.
    • Bij een wederkerige ovk de debiteur
      • Bijv. bij huur: het zou gek zijn als de huurder alsnog moet betalen voor iets dat hij niet meer krijgt. Zijn verplichting om te betalen gaat dan ook teniet.
    • Uitzondering bij koop: de koper (crediteur)
      • Res peri temptori/periculum est emptoris: het risico ligt bij de koper. Dit komt omdat van verkopers een hoge mate van zorgvuldigheid werd verwacht.

 

HC 4A: Tenietgaan van verbintenissen

 

Wanprestatie:

  • Onmogelijk door schuld
  • Nog wel mogelijk: pas sprake van wanprestatie na verzuim
  • Verzuim nodig (mora)
    • Ingebrekestelling (interpellatio): tweede kans voor debiteur
  • Mora ex re
    • Termijn: dies interpellat pro homino
    • Aard prestatie (stilzwijgende termijn): soms is uit de aard van de zaak sprake van verzuim (als bijv. al een datum is afgesproken waarop gepresteerd moet worden, fatale termijn). Soms is deze termijn stilzwijgend opgenomen, bijv. als je op 5 december een sinterklaaspak wil hebben.
    • Weigering debiteur: wanneer de debiteur zegt dat hij niet wil nakomen of de afgesproken termijn niet gaat halen.
    • Onbehoorlijke prestatie (RR v.s. BW 6:83 6:80 lid 1 sub a): bijv. een huis dat met windkracht 3 instort, bij RR ben je dan meteen in verzuim, je krijgt geen tweede kans. In NLR krijg je nog wel een tweede kans.
  • Dief/verduisteraar: werd geacht in verzuim te zijn naar de aard van de zaak, dus een beroep op overmacht nadat je spijt hebt gekregen gaat niet op.

 

Rechtsgevolgen wanprestatie:

  • Schadevergoeding
  • Mora perpetuat obligationem: het verzuim vereeuwigt de verbintenis. Als je in verzuim was omdat er bijv. een termijn was verstreken, was je altijd verplicht de verbintenis te verrichten. Dit zet de regel van overmacht opzij.
  • Als je in verzuim bent, kun je je niet op overmacht beroepen.

 

Tenietgaan van verbintenissen:

  • Dood: soms het einde van een verbintenis, meestal gaan je schulden en verbintenissen over op een erfgenaam.

    • Uitzonderingen (exceptio firmat regulam)

      • Lastgeving (ovk waarbij de lastgever een taakje geeft aan de lasthebber): legt een striktere, persoonlijkere band op. Betekent niet dat de vorderingen en schulden die al waren voortgevloeid voor de dood van een van de partijen ook tenietgaan.
      • Maatschap (twee of meer personen willen d.m.v. gezamenlijke inbreng winst behalen): aangegaan m.b.t. de genegenheid tussen de maten. Gaat teniet als een van de maten overlijdt.
      • Verbintenissen uit OD: zaten vast aan het leven van de pleger van de OD. Ze zijn dus onovererfbaar. Dit had te maken met de ernst van wat de pleger had gedaan. Als tussen partijen betrokken bij een OD geprocedeerd gaat worden, is het nogal van belang op welk ogenblik de vraag wordt gesteld. Als je dood neervalt na het opstellen van een formula bij de praetor (na novatio necessaria, schuldvernieuwing en dus procesovk) dan is het niet onovererfbaar. Op het ogenblik dat je een procesovereenkomst sluit heb je het niet meer over de oorspronkelijke vordering, dus dan gaat het regeltje van onovererfbaarheid in de zin van OD niet meer op.
  • Vermenging: NIET vermenging als wijze van eigendomsverkrijging (dat is goederenrechtelijk), gaat om de vermenging van twee hoedanigheden, namelijk die van crediteur en debiteur. Bijv. wanneer de debiteur de erfgenaam is van de crediteur.
  • Inbetalinggeving (in solutum datio): slechts met toestemming van de schuldeiser kan de schuldenaar zich van zijn verbintenis bevrijden door een andere prestatie dan de verschuldigde, al mocht zij van gelijke of zelfs hogere waarde zijn (6:45 BW). Geen facultatieve verbintenis.
    • Exceptief of vernieuwend
      • A moet huurgenot verschaffen. A stelt voor een koe in eigendom over te dragen, B stemt hiermee in. Korte tijd later vordert B nakoming van de huurovereenkomst.
        • De verbintenis uit huur is tenietgegaan door inbetalinggeving.
        • De verbintenis uit huur bestaat nog, maar is verlamd door de exceptio doli.
      • Korte tijd na levering van de koe eist eigenaar C haar onder B op. Korte tijd na levering sterft de koe aan een ziekte die hij al lang had. Kortom: de in betaling gegeven zaak voldoet niet. Hiervoor is het belangrijk of er nog een huurovereenkomst is.
    • Proculianen: inbetalinggeving geeft een exceptie, als de in betaling gegeven zaak niet voldoet vervalt de exceptie. Je hebt dan gewoon een actie uit huur.
    • Sabinianen: inbetalinggeving maakt een einde aan de huurovereenkomst. Aansprakelijkheid in betaling gever via analoge koopovereenkomst. Dit is de Romeinse opvatting geworden.
  • Verrekening: twee verbintenissen tot het verrichten van soortgelijke prestaties. Gaat om soortzaken, doorgaans om geld.
    • Exceptief of van rechtswege
      • A heeft actie uit geldleen (500) op B. B heeft actie uit huur (500) op A. B spreekt A tot betaling aan, moet A zich verweren? Als het van rechtswege werkt hebben ze geen vorderingen meer op elkaar.
    • Verrekening werkt van rechtswege (ipso iure). Als A zijn geldschuld van 500 voldoet is er onverschuldigd betaald, er was namelijk geen rechtsgrond meer. Werkt in faillissement als voorrecht. In NL moet je je wel beroepen op verrekening (6:127 BW).
  • Schuldvernieuwing: oude verbintenis teniet, nieuwe verbintenis vloeit voort uit schuldvernieuwing. Overeenkomst in de vorm van een stipulatio. In RR veel gebruikelijker dan in NL, verbintenis is immers een ketting dus o.a. geen cessie.
    • Dit was belangrijk, want in RR waren verbintenissen niet overdraagbaar. Alternatief: een drie-partijenovereenkomst. Ovk tussen de debiteur, crediteur en bijv. de gerechtsdeurwaarder. Nieuwe verbintenis, nevenrechten gaan dus niet mee over (pand, hypotheek, borg, afbetalingsregeling, termijn, rente).
    • Schuldvernieuwing als vehikel voor debiteurswissel (expromissio): het maakt de crediteur meestal niet uit wie er betaalt. Geen drie-partijenovereenkomst, gaat volgens betaling door een derde.
    • Om prestatie te wijzigen
      • Plaats of tijdstip van levering
      • Voorwaarde
      • Omzetten natuurlijke in civiele verbintenis
    • Met inbetalinggeving: consensueel/reëel
    • Met novatio necessaria litis contestatio
  • Kwijtschelding: een overeenkomst door een pactum de non petendo, informeel. Het pactum werkt exceptief, exceptio pacti conventi, de stipulatio werkt consumptief. Als iemand zegt ‘laat maar zitten’ dan moet je je daar ook aan houden, de praetor moest je dan met een exceptie aan de afspraak houden. Formele kwijtschelding: stipulatio maken. Dan gaat de verbintenis echt teniet, komt er niks voor in de plaats, je kunt dan niet procederen want je hebt geen actie.
    • ‘Laat maar zitten’ is vormloos, dan moet je je op het pactum beroepen.
    • Formele kwijtschelding doet de verbintenis meteen teniet gaan, je hoeft je daar dan niet meer op te beroepen.

 

Er is geen algemeen nakomingsrecht, maar ook geen algemeen wanprestatie leerstuk in RR, zijn allemaal losse acties.

 

HC 4B: Leerstukken van de wil

 

 

Leerstukken de wil betreffende:

  • Geen rechtshandeling bestond in RR, maar consensus.
  • Geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond in RR (geen derdenbescherming), maar consensus.

 

Consensus:

  • Dissensus over de overeenkomst: geen overeenkomst.
  • A geeft B 500 sestertiën als verbruiklening, B denkt dat het gaat om bruikleen: geen overeenkomst.
  • Bij verbruikleen mag je ook een vergelijkbare zaak teruggeven, bij bruikleen moet je de specifieke zaak teruggeven.
  • Dissensus over het object: geen overeenkomst.
  • A verkoopt zijn huis te Lugdunum aan B, A denkt aan Lugdunum (Lyon) en B denkt aan Lugdunum (Leiden). RR: geen overeenstemming omtrent object van de koop, geen wilsovereenstemming en dus geen overeenkomst.

 

Consensus, maar dwaling (error):

  • RR: alleen tweezijdige dwaling. Beide partijen dwaalden t.a.v. het wezen van de zaak of de materie van de zaak. Een vergissing bij slechts een partij kon nooit leiden tot dwaling.
  • A verkoopt wijn aan B (koopovk). A en B denken dat het gaat om goede rode wijn. De wijn is echter verzuurd. Ander geval: de fles bevat embamma (rode azijn). Beide partijen vergissen zich, dus kan dwaling zijn. In het eerste geval is er geen sprake van dwaling, want de inhoud is scheikundig wat partijen hadden verwacht. Bij het tweede geval is het wezen, de materie van de zaak anders, dus wel dwaling.
  • Gevolgen: dissensus, nietigheid, geen rechtsband, want impossibilium nulla obligatio est. Geen enkele verbintenis strekt tot het onmogelijke.
  • A en B hebben koopovk voor slaaf Pamphilus gesloten, het blijkt dat de slaaf echter Stichus heet. Ander geval: de slaaf is een slavin genaamd Pamphila. De naam van de slaaf boeit niet echt, het geslacht wel.

 

Consensus, maar wil gebrekkig gevormd (dolus):

  • Bedrog (dolus, onbehoorlijkheid)
  • N.B.: onterecht zwijgen, fout inlichten is in NL recht dwaling (6:228), omvat ook misbruik van omstandigheden. In NLR is opzet nodig voor bedrog.
  • RR: dolus. Heel veel dingen worden bij ons onder dwaling gebracht, maar in RR heb je alleen tweezijdige dwaling en kwam het vaak bij bedrog terecht en onbehoorlijkheid is een groot begrip.
  • Ius civile: deceptus tamen volui. Ik ben belazerd, maar heb toch gewild. Gaius Canius wilde een vakantiehuis kopen op Sicilië. Hij ging eten bij Pythius, daarna ging Gaius een bod uitbrengen op Pythius’ huis. Pythius bleek hem belazerd te hebben door te doen alsof er altijd bootjes kwamen. Preator: ingrijpen d.m.v. drie varianten.
    • Ratihabitio: je kan de ovk dan alsnog bekrachtigen zodat deze onaantastbaar wordt.
    • Exceptio doli: beroepen op de onbehoorlijkheid van de wederpartij (ovk nog niet uitgevoerd).
    • Restitutio in integrum: herstel in oude toestand (ovk al uitgevoerd). Je kan dan geen exceptie meer opwerpen. In NLR is dit eigenlijk vernietiging. Al het gepresteerde wordt ongedaan gemaakt. Er ontstaan ongedaanmakingsverplichtingen.
  • Bijzonder bedrog: bij faillissement de schuldeisersbenadeling, de actio Pauliana. Transacties verricht tot een jaar voorafgaand aan faillissementsverkoop ter benadeling van overige schuldeisers zijn vernietigbaar door de vertegenwoordiger van de benadeelde schuldeisers. Restitutio in integrum. Je kan dus niet vlak voor je faillissement nog even snel van alles schenken zodat het niet binnen je boedel valt.

 

Paulianeuze handelingen:

  • Praetor kon de schenkingen ed. ongedaan maken.
  • Het edict heeft betrekking op degenen die hun vermogen in waarde doen afnemen, niet op degenen die hun best doen niet rijker te worden.
  • Het betalen van een schuld voor faillissement: nee, want je vermogen wordt niet minder, want schulden vielen al niet in je vermogen.
  • Het verwerpen van een nalatenschap: nee, want dit is voorkomen dat je rijker wordt.
  • Het vestigen van een pandrecht voor een oude bestaande schuld: ja, want je benadeeld je vermogen omdat je de pandhouder de mogelijkheid geeft om het pandobject te executeren en daarmee de schuld te voldoen.

 

Wil op gebrekkige wijze gevormd:

  • Dwang, metus. Een reële Romein moet zich onder dwang voelen staan.
  • Ius civile: coactus tamen volui. Er is gewoon consensus.
  • De formula Octaviana. Preator kon de overeenkomst aantasten. De praetor had de mogelijkheid om bepaalde gebeurtenissen af te keuren, ook al was het wel oké volgens het ius civile.
  • Quod metus causa factum erit, ratum non habebo: wat onder dwang is geschied, zal ik niet laten gelden.
  • De herkomst van de dwang doet er niet toe. Dwang heeft derdenwerking. Wanneer bijvoorbeeld een derde zegt als je niet verkoopt aan die mevrouw ga ik al je kinderen vermoorden. Als er iets met dwang is gebeurd, dan grijpt de praetor in (dit is anders in NLR).
  • Exceptio quod metus causa (ovk nog niet uitgevoerd): exceptie opwerpen.
  • Restitutio in integrum (ovk uitgevoerd): privérechter, prestaties moeten worden teruggedraaid. Lijkt heel erg op moderne vernietiging.

 

Voorwaarden (condiciones):

  • Rechtsgevolgen afhankelijk van een toekomstige onzekere gebeurtenis (dus geen tijdsbepaling!).
  • Opschortend: eigendomsvoorbehoud. Wanneer je wil dat een rechtsgevolg pas later intreedt.
  • Ontbindend: verkoop onder het voorbehoud van een beter bod. Wanneer je wil dat een rechtsgevolg wel meteen intreedt, maar wegvalt als er iets gebeurt.

 

Tijdsbepalingen en voorwaarden (bij zekere toekomstige gebeurtenissen):

  • Tijdsbepaling (dies)

    • De toekomstig zekere gebeurtenis
  • Voorwaarde (conditio)
    • De toekomstig onzekere gebeurtenis
  • Aulus belooft Blasius 5 sestertiën te geven op 1 maart.
  • Aulus belooft Blasius 5 sestertiën te geven als Crassus consul zal zijn.
  • Aulus betaalt voordat het 1 maart is/Crassus consul wordt.
  • Een tijdsbepaling ontneemt alleen het ogenblik dat er sprake zal zijn van opeisbaarheid. Als je te vroeg betaalt, betaal je wel verschuldigd. Anders bij een opschortende voorwaarde, want daarbij is er nog geen band tussen crediteur en debiteur. Geen bestaande vordering. Dan is er wel sprake van onverschuldigde betaling.

 

Constructie voorwaarden:

  • RR: ontbindende voorwaarden doorgaans als obligatoir werkend nevenbeding.
  • A verkoopt en levert slaaf Stichus aan B. A: beloof jij me de slaaf Stichus terug te geven als er binnen een week een hoger bod komt? B: ja, dat beloof ik.
  • Soort tweede contract, nevenbeding. Opschortende voorwaarde dus en geen ontbindende voorwaarde.
  • Als er inderdaad een hoger bod komt, treedt het nevenbeding in werking. B is verplicht de slaaf terug te geven aan A.
  • Als hij dit niet doet: persoonlijke actie, ontleend aan het contract van nevenbeding.
  • De mogelijkheid van een ontbindende voorwaarde voor het eventueel hogere bod, dan heeft het intreden van de ontbindende voorwaarde goederenrechtelijke werking. Marcellus schrijft dat als een perceel grond waarlijk verkocht is maar onder het voorbehoud van beter bod is en er inderdaad een beter bod gedaan wordt, de zaak ophoudt als pand verbonden te zijn indien de koper het in pand gegeven had.

HC 5A: Romeins verbintenissenrecht

 

Dennis en Margaret Wood kregen voedselvergiftiging in een resort in de Dominicaanse Republiek. Ze overleefden het allebei en begonnen een procedure tegen TUI. Het ging over het soort contract tussen Wood en TUI. Wood: overeenkomst van koop t.o.v. het voedsel, dus section 4(2) Supply of Goods and Services Act gold. Zij eisten schadevergoeding. TUI: geen sprake van eigendomsoverdracht en dus geen sprake van section 4. Zij vonden dat het geen koopovk was. De rechter vond het merkwaardig. Wel koopovk, dus schadevergoeding verschuldigd.

 

Classificatie van contracten in RR:

  • Gaius: wanneer ik u gladiatoren heb geleverd onder het beding dat ik dat ik voor ieder die ongedeerd terugkeert 20 denariën zal krijgen maar voor ieder die dood is of verminkt 1000 rijst de vraag of hier een koop en verkoop dan wel een huur en verhuur is gesloten.
  • Van groot belang in RR, want je moet de juiste actie instellen.

 

Overeenkomsten:

  • Verschil overeenkomst-verbintenis: ovk is de bron, en wat eruit voortvloeit is de verbintenis.
  • Soorten overeenkomst:
    • Obligatoir: roept verbintenissen in het leven. Onderscheid was relevant i.v.m. acties:
      • Eenzijdig: er ontstaat slechts eén verbintenis (iets anders dan een eenzijdige rh!).
      • Wederkerig: er ontstaan twee of meer verbintenissen. Bij bruikleen heb je waarschijnlijk in de tussentijd voor het teruggeven kosten gemaakt (bijv. voedsel voor een paard). Dit werd wel als wederkerig beschouwd. De verbintenis om de zaak terug te geven bestaat altijd, maar als je kosten moet maken tijdens dat je de zaak in bruikleen hebt, ontstaat daaruit ook een verbintenis. Het maakt uit welk contract je sluit, want de acties die daaruit voortvloeien worden beheerst door of het strenge recht of door de bona fides.
      • Nevenbedingen: dingen die je afspreekt naast de gebruikelijke dingen van de overeenkomst. Bij wederkerige ovk’s werden ze gezien als deel van de ovk, dus dan kon je nakoming afdwingen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid. Bij eenzijdige ovk’s werden ze pas erkend als ze in het voordeel van de debiteur werkten. Exceptio pacti conventi: praetor verleend alleen excepties. Oplossing: vormelijk nevenbeding d.m.v. stipulatio, eigenlijk heb je dan twee losse overeenkomsten. Je sluit bijv. een lening en een belofte om rente te betalen. De nevenbeding regeling geldt dan niet meer. Je kan dan alsnog acties instellen.
      • Verschillen
        • Aantal verbintenissen
        • Actiones stricti iuris – bonae fidei: maatstaf van wat je vraagt wordt beheerst door streng recht of redelijkheid en billijkheid. Bij stipulatio ontstaat eén verbintenis, strengrechtelijke actie.
        • Risico
        • Exceptio non adimpleti contractus
      • Bijzondere overeenkomsten (pacta nuda non valent). Vier soorten:
        • Contractus re (prestatie moet worden verricht)
          • Mutuum (verbruikleen)
          • Commodatum (bruikleen)
          • Depositum (bewaargeving)
          • Pignus (pand)
        • Contractus verbis (mondeling, uitspreken van formules, stipulatio)
        • Contractus litteris (op schrift stellen)
        • Contractus consensu (alleen wilsovereenstemming voldoende)
      • Innominaatcontracten: nog niet benoemde overeenkomsten. Werden pas later als echt contract erkend.
        • Precarium (bruikleen ter bede)
        • Do ut des (permutatio – ruil)
        • Do ut facias (aestimatum)
        • Facio ut des
        • Facio ut facias (transactio – dading)

Je had eigenlijk geen acties als er niet werd gepresteerd, het was een afspraak. Condictio causa data, causa non secuta. Justinianus gaf aan de crediteur een nakomingsactie. Action praescriptis verbis. Je kon wel nog steeds kiezen tussen het geld dat je prestatie waard was, of nakoming van de beloofde tegenprestatie.

    • Liberatoir (bijv. acceptilatio – kwijtschelding): gericht op het tenietgaan van verbintenissen.
    • Neutrale (bijv. dading): verbintenissen ontstaan niet en gaan ook niet teniet.

 

Mutuum (verbruikleen):

  • Ook goederenrechtelijke werking. Letterlijk: wat van mij was, wordt van jou.
  • Soortzaken
  • Eigendomsoverdracht: je mag ermee doen wat je wil.
  • Eenzijdig: eén verbintenis, namelijk het teruggeven van het geld.
  • Belofte, contract komt pas tot stand bij de prestatie.
  • Voorovereenkomst: stipulatio
  • Stricti iuris (streng recht), bona fides is niet van toepassing.
  • Condictio
  • Exceptio senatusconsulti Macedoniani
  • Problemen rente: rentebeding en rentebeperkingen. Rente versterkt de positie van de crediteur en dat doet de praetor slechts als de bona fides gold.

 

HC 5B: Romeins contractenrecht

 

Commodatum (bruikleen):

  • Zelfde zaak teruggeven
  • Reëel: komt pas tot stand doordat de ene partij de zaak in bruikleen geeft aan de ander.
  • Lener = houder
  • Onvolmaakt wederkerig: bonae fidei
    • Actio commodati directa
    • Actio commodati contraria: mogelijk twee verbintenissen.
  • Zorgplicht bruiklener in RR: voor bewaking van de in bruikleen gekregen zaak, voor zorgvuldige bewaking zelfs, dient men natuurlijk in te staan. Custodia-plicht. Als de bruiklener de zaak niet goed had bewaakt, moest hij dus betalen. Dit heeft te maken met dat de Romeinen bruikleen als contract beschouwen dat volslagen in het voordeel is van de bruiklener.
  • Zorgplicht bruiklener in NLR: zaak ZLM/Schuiling. Schuiling had een aanhanger geleend van zijn oom en die werd gestolen. Hij betaalde zijn oom de waarde van de aanhanger. Hij sprak zijn aansprakelijkheidsverzekeraar aan. HR vond dat de bruiklener voldoende had gedaan en dat Schuiling niet aansprakelijk was.

 

Depositum (bewaarneming):

  • Zelfde zaak
  • Nu ook consensueel: 7:600 ‘toevertrouwt of zal toevertrouwen’
  • Bewaarnemer = houder
  • Om niet (nu ook tegen vergoeding)
  • Onvolmaakt wederkerig contract: altijd twee verbintenissen
  • Zorgplicht bewaarnemer: aansprakelijk vanaf opzet, diligentia quam in suis rebus. De zorg die je zelf aan de zaak zou geven moet de bewaarnemer ook geven. Niet snel aansprakelijkheid.
  • Bonae fidei:
    • Actio depositi directa
    • Actio depositi contraria

Rente vormloos bedingen. Moest eerst een losse afspraak zijn, want je moet evenveel teruggeven. Depositum irregulare: bewaarneming van soortzaken die de bewaarnemer wel mag verbruiken.

  • Soortzaken
  • Deposito-spaarrekeningen

 

Pignus (pand):

  • Door levering pand: pandovereenkomst
  • Pandhouder: houder (wel interdictenbescherming)
  • Zakelijk recht (actio Serviana)
  • Nu ook stil pandrecht
  • RR: pand en hypotheek
  • Onvolmaakt wederkerig: bonae fidei:
    • Actio pigneraticia directa
    • Actio pigneraticia contraria (kosten gemaakt aan de zaak)
      • Bijv. onbevoegde verpanding
  • Let op dat je verbintenissenrecht en goederenrecht niet door elkaar haalt!!

 

Contractus verbis:

  • Stipulatie

    • Woorden en consensus
    • Vraag en antwoord: je moest bepaalde woorden herhalen.
    • Inhoud: weinig vereisten.
  • Acties
    • Condictio: geldbedrag: bepaalde zaken
    • Actio ex stipulatu: onbepaalde prestatie
  • Stipulatio poenae (bijv. derdenbeding), fideiussio (hoofdelijke borgtocht) en nevenbedingen

 

Consensuele overeenkomsten:

  • De enkele consensus bindt.
  • Mattheus 5:37: maar laat zijn uw woord ja, ja: neen, neen: wat boven deze is, dat is uit den boze.
  • Jacobus 5:12: doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed: maar uw ja, zij ja, en het neen, neen: opdat gij in geen oordeel valt.
  • Koop en verkoop emptio venditio
  • Huur en verhuur locatio conductio
  • Maatschap, societas
  • Lastgeving, mandatum
  • Nog twee gemeenschappelijke trekken:
    • Af te sluiten onder afwezigen
    • Wederkerige overeenkomsten: bona fide

 

Koop emptio venditio:

  • Volgens RR is koop geen vorm van ruil tegen geld.
  • Volgens NLR ook niet, maar 7:50: de bepalingen betreffende koop vinden overeenkomstige toepassing.

 

  • Verplichtingen koper:

    • Betaling koopprijs
    • Pretium:
      • Certum (bepaalbaar, niet per se bepaald)
      • Verum (waarachtig, koop is niet schenking), enigszins gelijk aan de prijs. Je mag een schenking niet vermommen als koopovereenkomst door een hele lage prijs te vragen.
    • Lustum: rechtvaardige prijs. Als de koopprijs minder dan de helft van de waarde was, was de koopovk vernietigbaar (laesio enormis). Of je kon bijstorten tot de helft van de waarde. Prijzenedict van diocletianus.
  • Verplichtingen verkoper:
    • Verschaffen van het ongestoorde bezit (vacua possessio)
    • Dus geen eigendomsoverdracht
    • Vrijwaren tegen uitwinning: A verkoopt en levert C’s ring aan B. Eigenaar C stelt rei vindicatio in. Dan pas kan B A in het proces betrekken. RR kent geen derdenbescherming, dus B is de pineut.
  • Uitwinning:
    • NLR: 7:9 lid 1: verkoper moet de zaak in eigendom overdragen.
    • Veel voorkomende bedingen:
      • Lex commissaria (recht van reclame)
      • In diem addictio (onder voorbehoud)
  • Verborgen gebreken:
    • Slaven- en dierenmarkt. Andere stukken daar gold dit recht niet, want het was een marktrecht.
    • Aedilis curulis
    • Gebreken ten tijde van de koop
      • Actio quanti minoris: prijsvermindering
      • Actio redhibitoria: vernietiging
  • Periculum est emptoris: het risico is voor de koper.
    • Res perit emptoris
    • Volgens modern recht 7:10 BW
    • Eigenlijk een beetje een rare regel, maar je moet wel hard zijn.
    • Gaius: mancipatio is een soort schijnverkoop. Oervariant van koopovk, gelijk oversteken. Hierbij ben je meteen eigenaar. Als je niet direct de gekochte zaak meegeeft aan de koper, heb je eigenlijk andermans zaak onder je. Je hebt dan dus een hele hoge zorgplicht.

 

 

Huur en verhuur locatio conductio:

  • Emptio tollit locatum: in RR breekt koop huur!

Lastgeving mandatum:

  • Cessiemandaat: cessie kenden de Romeinen niet, maar cessiemandaat leek er heel erg op. De actio utilis lijkt precies op de actio venditi van A op B. Vermogensrechtelijk blijft de vordering in het vermogen van A, want RR kent dus geen cessie. Als B aan A betaald is dat bevrijdend. C moest dus snel naar B toegaan om mee te delen dat hij crediteur is,  daarna is betaling aan A niet meer bevrijdend maar een schenking. Na mededeling exceptio doli van A op B?

HC 6A: Verbintenissen uit (on)rechtmatige daad

Andere bronnen van verbintenissen:

  • Rechtmatige daden (quasi ex contractu)
  • Onrechtmatige daden (ex delicto)
    • Risico-aansprakelijkheden (quasi ex delicto)

 

Zaakwaarneming:

  • Actio negotorium directa: actie waarmee de buurman aan de waarnemer kan vragen wat hij heeft gedaan en welke kosten hij daarbij heeft gemaakt.
  • Actio negotorium contraria: actie waarmee de waarnemer zich op de kosten kan verhalen bij de waargenomene.
  • Als je je op redelijke grond inliet met de belangen van een afwezige kon je je op de kosten verhalen. Geen afspraak gemaakt, geen contractuele band. Het mag geen schenking zijn. Het motief is dus belangrijk.
  • Romeinen brachten hun oude slaven vaak naar Tibereiland. Modestinus: aan een slaaf die wegens een ernstige ziekte door zijn meester is prijsgegeven komt o.g.v. een edict van Claudius de vrijheid toe.
    • Kan de arts op het Tibereiland de kosten die hij heeft gemaakt om een slaaf op te lappen opeisen? Ulpianus: redelijke grond gaat over de grens tussen zaakwaarneming en bemoeizicht.
    • Labeo: wel redelijke grond, Celsus: geen redelijke grond. Dit is ingewikkeld als de eigenaar duidelijk heeft gemaakt dat hij de zaak wil prijsgeven.

 

Ongerechtvaardigde verrijking:

  • Condictio (aanzegging): debiteur nog een keer aanzeggen dat hij moet betalen, als termijn daarna verstrijkt alsnog schadevergoeding.

    • Condictio indebiti (onverschuldigde betaling): RR eist vergissing, dwaling (dit is niet zo in NL). Bewust onverschuldigd betalen is donatio (schenking). In NLR had de onverschuldigde betaling geen grote rol in het goederenrecht, je kon beter revindicatie instellen (eigendom was niet overgegaan door titelgebrek). In RR gold niet altijd een causaal stelsel,  soms ook een abstract stelsel (geldigheid van de titel niet van belang, bijv. bij stipulatio, damnatielegaat, mancipatio).

      • Aulus keert een vermeend damnatielegaat uit: hij levert een schilderij aan C. In werkelijkheid is het legaat niet geldig.
    • Condictio causa data causa non secuta (innominaatscontracten): bijv. do ut des, permutatio. Action praescriptis verbis.
    • Condictio ob turpem causam: vanwege een onzedelijke oorzaak. Bijv. A betaalt B, opdat hij C niet omlegt.
      • Nemo turpitudinem suam allegans auditur: A schenkt B een ring, opdat B C verwondt. A kan dan niet de ring van B opeisen, want niemand kan zich op zijn eigen onzedelijkheid beroepen. Paulus: onzedelijk gedrag aan beide zijden levert voor de bezitter de sterkste positie op.
    • Condictio furtiva: verrijkingsactie van de bestolen eigenaar. Als alternatief voor de rei vindicatio, uit haat tegen de dieven (odio forum). Je had dus een keuze als je bestolen was, of revindicatie of condictio furtiva. Niet allebei tegelijk (cumulatief). Met de revindicatie kreeg je de zaak terug en anders mocht je de waarde schatten, met ongerechtvaardigde verrijking kreeg je de waarde van de zaak.
    • Condictio sine causa: voller (wasserette) raakt kleren kwijt en vergoedt de waarde aan de eigenaar. De eigenaar raakt later weer in het bezit van zijn kleren. Voller heeft condictio sine causa tegen eigenaar.

 

Onrechtmatige daden (delicta):

  • Niet alles is ondergebracht onder eén artikel in het RR, geen 6:162.
  • Misdrijven
  • Straf geëist door slachtoffer
  • Zolang dader leeft: passief onovererfelijk
  • Furtum: diefstal. Bedrieglijke ontvreemding van een zaak met de bedoeling om voordeel te behalen. Romeinen wikkelden OD’s privaatrechtelijk af. In RR was diefstal van je eigen zaak mogelijk, in NLR niet. In RR en NLR is oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vereist (animus furandi). Als de dief ten onrechte denkt dat de zaak prijsgegeven is, is het geen diefstal.
    • Paulus: wie zich een zaak die daar ligt alsof zij prijsgegeven is toe-eigent, begaat geen diefstal, ook al is die zaak niet door de eigenaar achtergelaten met de bedoeling om haar achter te laten.
    • Ulpianus: als de eigenaar de zaak heeft prijsgegeven, wordt er geen diefstal begaan, zelfs al heb ik het oogmerk gehad om de diefstal te plegen.
  • Furtum geeft aanleiding tot een:
    • Poenale, straffende actie (actio furti, actie uit diefstal). De bestolene vraagt daarmee van de dief een boete die bedraagt 2 of 4 maal de waarde van de gestolen zaak.
    • Actio furti is poenaal, rei vindicatio en condictio furtiva zijn rei persecutoir.
    • De bestolene had keuze uit verschillende acties, deze konden ook gestapeld worden.
    • Actio furti is een noxale actie, richt zich tegen de eigenaar van de dader. Die betaalt de geldboete of draagt de stelende slaaf in eigendom over aan de bestolene (noxae deditio). Facultatieve verbintenis. Eigenaar ten tijde van het instellen van de actie (noxa caput sequitur). Verzwegen aansprakelijkheid is verborgen gebrek. Actio furti is poenaal en dus gericht op het straffen van de dader, en gaat daarom niet over op de erfgenamen van de dief, als deze sterft voordat het tot een procesovereenkomst komt. Op het ogenblik van een procesovk ontstaat een nieuwe schuld, dat is wel overerfelijk.
  • Zaaksbeschadiging (actio ex lege Aquilla): schadevergoeding en in potentie een boete hoogste waarde 30 dagen/1 jaar. Als potentieel poenale actie, noxaal en niet overerfelijk.

 

HC 6B: Erfrecht

 

 

Vermogensovergang:

  • Opvolging onder algemene titel

    • Vermogen

      • Absolute rechten
      • Relatieve rechten
      • Schulden (kun je niet zonder toestemming overdragen)
  • Buiten erfrecht:
    • Huwelijk zonder voorwaarden
    • Adrogatie
    • Ontbinding vereniging, vermogen gaat over op leden.
  • Opvolging onder bijzondere titel in erfrecht: bijv. legaten

 

Vermogensovergang:

  • Verkrijging (acquisitio)
  • Geroepenheid (delatio)
    • Door de wet (intestaat erfrecht)
    • Door een testament (testamentair erfrecht)
    • In RR kan dit niet door een overeenkomst, want die is in strijd met de goede zeden. Dit is omdat mensen anders misschien elkaar gaan omleggen.

 

Verhouding testamentair en intestaat erfrecht:

  • Testament over helft nalatenschap, en de andere helft dan?
  • Nemo pro parte testatus, pro parte intestatus decedere potest: niemand kan deels met en deels zonder testament overlijden. Intestaat en testamentair erfrecht kunnen niet naast elkaar bestaan.
    • Sacra: na de dood van de pater familias moest meteen bekend zijn wie zijn religieuze verplichtingen over zou nemen (voorouders vereren enzo).
    • Agnatisch erfrecht: juridische banden met de pater familias waren belangrijk.
      • Emancipatie: kind kon worden geëmancipeerd en kwam dan los van de familie.
      • Adrogatie: adoptie van iemand die uit een andere familie komt en zijn vermogen meeneemt.
      • Manus-huwelijk: vrouw kwam in echtelijke macht van de man.
    • Praetorisch erfrecht
  • Huidig recht: intestaat en testamentair erfrecht kan wel naast elkaar. Testamenten zijn naar huidig recht veel minder belangrijk dan naar Romeins recht.

 

Vereisten erfopvolging:

  • Erflater dood

    • Burgerlijke dood: juridisch dood verklaard, verlies van status als persoon.
    • Vermissing
  • Erflater bekwaam
    • Niet slaven
    • Voor NLR niet de rechtspersonen
  • Erfgenaam in leven
    • Conceptus pro iam nato habetur: kind dat nog niet is geboren maar al wel is verwekt als de erflater overlijdt. Het verwekte kind wordt voor reeds geboren gehouden. Het moet wel levend tot wereld komen.
    • Curator ventris waakt over de belangen van het kind.
  • Erfgenaam bekwaam
    • Romeins burger: alleen Romeinen konden van andere Romeinen erven.
    • Fideicommissen: iets toevertrouwen aan je erfgenaam en vragen of zij het aan een niet-Romeinse burger wilden geven. Als dit werd gedaan kon je hier niet meer op terugkomen.
  • Onbevoegdheid
    • Bepaalde personen: bijv. de behandelend geneesheer

 

Bescherming erfgenaam:

  • Hereditatis petitio (4:183 BW): opeising van de nalatenschap, je hoeft alleen aan te tonen dat je erfgenaam bent, dan wordt aangenomen dat alle zaken in de nalatenschap jou toekomen. Bewijslast ligt dan bij degene die een zaak uit de nalatenschap wil afzonderen.
  • Vergelijk revindicatie (5:2 BW): risico ligt dan bij de eigenaar, gedaagde hoeft niks te bewijzen.

 

Testamentaire opvolging:

  • Testament

    • Herroepelijke wilsverklaring (je kunt dus altijd van gedachten veranderen zolang je leeft). Alleen het laatste testament is dan geldig (uiterste wilsbeschikking). Het testament wordt pas geldig als de testator overlijdt, de inhoud doet niet ter zake. Als het enige testament niet geldig is, wordt teruggevallen op intestaat erfrecht.
    • 2 testamenten
  • Testator wilsbekwaam
    • Ongeacht inhoud (holografisch testament: notaris niet op de hoogte brengen van de inhoud)
    • Intestaat erfrecht
  • Testator bekwaam
    • Vermogen
  • Erfstelling

 

Onterving:

  • Formele regels: pater familias mag kinderen onterven, maar moet dat nadrukkelijk benoemen.
  • Materiële regels
  • Opbouw familie
  • Sui iuris – alieni iuris: kinderen hebben geen vermogen zolang de pater familias in leven is. Deze kinderen hebben recht op een minimum deel van hun intestaat erfdeel als de pater familias ze onterft.

 

Legitieme portie:

  • Querela inofficiosi testamenti: liefdeloos testament.
  • Centrumviri: college van honderdmannen
  • Color insaniae: iemand die zijn kinderen onterft is juridisch krankzinnig.
  • Intestaat erfrecht
  • Aantal intestaat erfgenamen: legitimarissen.

 

HC 7A: Romeins erfrecht

 

 

Legitieme portie:

  • Querela inoofficiosi testamenti
  • Centumviri
  • Color insaniae: er werd aangenomen dat iemand krankzinnig was als hij een liefdeloos testament had opgesteld. Het hele testament ging dan van tafel. Na Justinianus veranderde dit naar aanvulling tot de legitieme portie. Een echtgenoot was geen legitimaris.
  • Intestaat erfrecht
  • Aantal intestaat erfgenamen: legitimarissen
  • A gaat dood en heeft 24000 sestertiën. Intestaat erfdeel/vier = legitieme portie.
    • Justinianus: aanvullingsactie tot de legitieme portie. Dit kon alleen als je wel iets kreeg, anders werd het testament alsnog ongeldig.
    • Intestaat erfgenaam/niet-legitimaris
    • Querela inofficioosae donationis: wanneer een erflater allemaal schenkingen heeft gedaan voordat hij doodging zodat de kinderen het niet konden ontvangen. De schenkingen moesten dan worden ingebracht en er werd rekening mee gehouden bij de legitieme portie.

 

Verkrijging nalatenschap:

  • Status erfgenaam: sui of necessarii (van rechtswege) en voluntarii (aanvaarding)
  • Huidig recht: saisine-beginsel (ook bezit)
  • Naar civiel recht (ius civile) was je als kind erfgenaam en ging het vermogen dus op je over. Wanneer de erfenis geen positief saldo had kon je naar de praetor en kon je naar praetorisch recht vragen of je de erfenis mocht verwerpen. Je kreeg dan een beneficium abstinendi en daardoor kreeg je niet de lasten. Je werd dan slechts in naam erfgenaam. De erfenis ging dan naar degene die hem niet verwierp.

 

Aanvaarding of verwerping:

  • Aditio (cretio): aanvaardingshandeling
  • Pro herede gestio: beheersdaden vallen hier niet onder, de wil valt dan nog niet af te leiden. Wel als je bijv. iets gaat kopen met de bankpas van de erflater, ook al is het niet veel. Dingen die verdergaan dan de zaakwaarnemer.
  • Substitutie
  • Termijn van beraad: tempus deliberandi
    • Geroepenheid voluntarii vererft niet. Als je dus doodgaat voordat je de keuze hebt gemaakt dan vererft dit niet. Geroepenheid necessario vererft wel.

 

Hereditas iacens:

  • Voortleven boedel, bijv:

    • Levering aan slaaf van overledene: verkrijging door erflater via slaven
    • Boetebeding vervallen na overlijden erflater, bindt erfgenaam die aanvaardt.

 

Beneficium inventarii:

  • Voorrecht van boedelbeschrijving: aanvaarden waardoor je niet aansprakelijk wordt voor schulden.
  • Boedelmenging: als de nalatenschapscrediteuren zijn voldaan en er is iets over alleen dan mengen de vermogens van erflater en erfgenaam met elkaar. Anders is de erfgenaam niet aansprakelijk.
  • Gescheiden vermogens

Beneficium seperationis:

  • Voorrecht van boedelafscheiding: de vermogens van de erflater en de erfgenaam blijven gescheiden totdat de nalatenschapscrediteur zijn geld heeft gehaald uit het erfdeel van de erfgenaam.

    • Ten behoeve van nalatenschapsschuldeisers
  • Voorrang

 

Verhouding voorrechten:

  • A overlijdt vermogen 40, meer schulden.
  • A’s grootste crediteur is C, die 50 te vorderen geeft. C vraagt het voorrecht van boedelafscheiding aan en neemt 40 uit de erfenis. Kan C A’s erfgenaam B aanspreken voor de resterende 10?
  • Inmiddels versmelten de vermogens wel, doordat hij 40 uit de erfenis heeft genomen.

 

Verdeling nalatenschap:

  • Meer erfgenamen

    • Intestaat en testamentair erfrecht
  • Verdeling vermogen
    • Bestanddelen (goed kijken of ze wel overerfbaar zijn):
      • Absolute rechten
      • Vorderingen
      • Schulden

 

Nomina ipso iure divisa:

  • Deelbare vorderingen worden van rechtswege verdeeld.
  • Geen verweermiddel, want geen derdenbescherming mogelijk in RR.
  • Verweer X: afspraak tussen X en Y bindt B niet (verbintenissenrecht). Dus geen verweer.

 

Ondeelbare verbintenissen:

  • Ieder van de erfgenamen kan gehele prestatie vorderen.
  • Ieder van de erfgenamen is geheel aansprakelijk.
  • Degene aan wie wordt geleverd wordt gewoon privéeigenaar.

Onverdeelde boedel:

  • Je kan slechts beschikken over jouw aandeel in het goed. Bijv. mede-aandeel in een huis, dan kun je alleen dat mede-eigendom verkopen en dat hoeft waarschijnlijk niet.

 

Scheiding en deling:

  • Actio familiae erciscundae:

    • Adiucatio: naar RR een wijze van verkrijging.
    • Vonnis titel tot levering (NLR)
  • Boedelscheidingsovereenkomst

 

HC 7B: Romeins erfrecht

 

 

Legaten en fideïcommissen:

  • Opvolging onder bijzondere titel. Fideïcommis: Romeins burger doet verzoek aan andere Romeinse burger om een zaak aan een niet-Romeinse burger te geven (de verwachter).
  • Legaat: een of meer bepaalde rechten aan bepaalde persoon, legataris, per testament
  • Later werd het vereiste dat de verwachter in leven moest zijn tijdens het overlijden afgeschaft, je kon dus ook fideïcommissen instellen voor generaties later. De erfgenamen werden beschikkingsonbevoegd, handelingen door hun waren nietig. Hierdoor wilden banken vaak geen geld meer uitlenen, want die handeling zou dan nietig worden verklaard. Later is om deze reden de voorwaarde dat de verwachter nog in leven is weer opnieuw ingesteld.
  • Verschillende soorten:
    • Legaat per damnationem
    • Legaat per vindicationem
      • Do lego: ik geef en vermaak. Wordt geldig zodra het testament geldig wordt (dus bij overlijden).
      • Eigendom overdragen
      • Wijze van eigendomsverkrijging
      • Eigendom legataris
      • A erflater à C legataris. A erflater à B erfgenaam.
      • Rechtsvordering C à B revindicatie. C kan dus ook derden aanspreken, want revindicatie werkt tegen iedereen, dus mocht B het ondertussen hebben overgedragen dan is dat niet erg.
      • Rechtsvordering: actio ex testamento. De titel van de eigendomsoverdracht is het legaat.
  • Verschil in rechtsgevolgen bepaald door bewoordingen.

Legaat huidig recht:

  • Omstreden tot HR 11 mei 1984.
  • Frans recht: verbintenis tot levering maakt schuldeiser eigenaar.
  • Legaten in codificatie: leveringslegaten of eigendomslegaten?
    • Verhouding tot stelsel van eigendomsoverdracht. Twee stelsels: traditionele stelsels (door traditio) en consensuele stelsels (door de wil).
    • RR: geen stelsel
  • Oud BW 1838: een legaat is een bijzondere beschikking waarbij de erflater aan een of meerdere personen bepaalde goederen geeft (levering dus).
  • Het damnatielegaat is het legaat van het huidige recht.

Casus l:

  • D kan een actie tegen B instellen (persoonlijke actie), maar B heeft dat schilderij niet. Dus moet B schadevergoeding betalen, want B kan het schilderij niet onder C opvorderen (geen rechtsbetrekking). B heeft o.g.v. een ongeldig testament geleverd aan C. Het tweede testament was alleen geldig. Bij een legaat per damnationem werkt de levering abstract, dus de eigendom gaat toch over ook al is de levering niet geldig. Sprake van een betalingslevering, de bedoeling was wel om eigendom over te dragen. B heeft onverschuldigd betaald, hij heeft eigendom overgedragen terwijl dat niet hoefde. Vervolgens kan B de zaak weer aan D overdragen zodra hij deze onder zich heeft.

 

Eigendomsoverdracht (deze volgorde aanhouden!):

  • Traditio
  • Door beschikkingsbevoegde
  • Titel (titulus pro soluto?)

 

Casus ll:

  • Verschil met casus l: nu een vindicatielegaat bij het jonger testament (LPV). De legataris krijgt rechtstreeks het schilderij van de erflater dan. B was dus niet beschikkingsbevoegd op het moment dat hij leverde aan C (want D was al eigenaar). D kan dus revindiceren onder C. Er is geen actie van B nodig. Zolang revindicatie niet is ingesteld kan B wel tegen B zeggen dat hij onverschuldigd heeft betaald (persoonlijk recht). Kortste klap is voor D om rechtstreeks onder C op te vorderen.

 

Casus lll:

  • Het jongste testament bepaalt de rechtstoestand. B wordt dus eigenaar, niet als erfgenaam maar als eigenaar. De eigendom is dus aan C overgegaan. B heeft wel onverschuldigd betaald aan C en kan dus het schilderij op grond daarvan vorderen. D staat er verder helemaal buiten.

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Supersamenvatting Romeins recht - Prota en beknopte geschiedenis

Supersamenvatting Romeins recht - Prota en beknopte geschiedenis

  • Opmerkingen (red) mbt de samenvatting: lay out en de opmaak zijn wat onoverzichtelijk; inhoud is OK

Hoofdstuk 2 - Procesrecht

Het procesrecht wordt ook wel het recht der acties genoemd, naar het Latijnse woord voor proces actio. Dit recht bevat de regels omtrent het voeren van een proces. Van de rechter krijgt men na een proces een vonnis. Als dit vonnis gunstig is.........Read more

Access: 
Public
Samenvatting van Beknopte Geschiedenis van het Romeins Recht

Samenvatting van Beknopte Geschiedenis van het Romeins Recht

A Inleiding in het Romeinse recht

Niet alleen is het Romeinse recht van grote invloed geweest, maar nog steeds zijn er sporen van dit recht terug te vinden in de moderne rechtsstelsels. Grote delen van Europa, maar ook andere delen van de wereld, hebben in het verleden onder Romeins gezag gestaan. Toch hangt de verspreiding van het Romeinse recht slechts gedeeltelijk hiermee samen. Er zijn immers ook grote gebieden, waaronder delen van Duitsland maar ook de Nederlandse provincie Friesland, die nooit onder Romeins gezag hebben gestaan. Toch is ook hier het Romeinse recht gaan gelden dankzij.........Read more

Access: 
Public
Supersamenvatting Romeins recht

Supersamenvatting Romeins recht

Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013.

Prota – J.H.A. Lokin

 

Hoofdstuk 2 - Procesrecht

Het procesrecht wordt ook wel het recht der acties genoemd, naar het Latijnse woord voor proces actio. Dit recht bevat de regels omtrent het voeren van een proces. Van de rechter krijgt men na een proces een vonnis. Als dit vonnis gunstig is voor de eiser, kon het met behulp van de overheid ten uitvoer gelegd worden en werd het hierom een executoriale titel genoemd.

 

Executie

In het Romeinse recht had alleen het veroordelende (condemnatoire) vonnis executoriale kracht. Er was.........Read more

Access: 
Public

Image

Follow the author: romycnossen
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Hey Romy, wat een uitgebreide

Hey Romy, wat een uitgebreide samenvatting, geweldig! Ook fijn dat je casussen behandeld. Praktisch en behulpzaam :-)

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2398 1