Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht
- 1639 reads
Deze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht (Groot) is geschreven in 2016
Soorten instrumenten
Soms doet de situatie zich voor dat een schuldenaar meerdere schuldeisers niet kan betalen. In de faillissementswet vinden we drie specifieke instrumenten die de gevolgen regelen van het onvermogen van een schuldenaar om zijn verplichtingen na te komen:
- Faillissement (art. 1-213kk) = algemeen beslag op gehele vermogen van schuldenaar t.b.v. Alle schuldeisers. Doel : liquidatie en verdeling van het vermogen
- Schuldsanering (art. 284-361) = regeling dat er gedurende een bepaalde periode zoveel mogelijk vermogen bijeengebracht wordt en uitgekeerd wordt aan de schuldeisers, waarbij de schuldenaar na afloop van de periode schuldenvrij is.
- Surséance van betaling (art. 214-283) = uitstel van betaling om alles op orde te krijgen als onderneming.
Het doel: voorzetting van onderneming
Gemeenschappelijke kenmerken
Algemeen:
1. Gericht op vermogen van de schuldenaar maar schuldenaar blijft handelingsbekwaam
2. Beginsel van paritas creditorum
Procedureel:
3. Verzoekschriftprocedure
4. Bevoegde rechter van art. 2
De procedure in eerste aanleg
Ondanks dat de verzoekschriftprocedure van toepassing is, gelden hier niet de algemene regels van de verzoekschriftprocedure van art. 261 e.v. jo art. 362 lid 2. Alles is te vinden in de Faillissementswet.
Stap 1: Aangifte/Verzoekschrift
– Dit wordt aangevraagd door de schuldenaar, schuldeiser(s) (fiscus, gemeente, OM, ambtshalve rechtbank)
– Tegen: de schuldenaar = natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon, v.o.f., c.v. en openbare maatschappen. (Uitgezonderd: faillissementscurator en de reeds failliete schuldenaar)
– Door: de schuldenaar, middels afgifte en schuldeiser, middels een verzoekschrift
– Bevoegdheid:
– Absoluut: rechtbank (art. 40 RO)
– Relatief:
- Rechtbank woonplaats schuldenaar (2 lid 1)
- Alternatief: vestigingsplaats kantoor vennootschap onder firma (2 lid 3)
– Formele vereisten? Eigen aangifte door de schuldenaar (art. 4 lid 1) of via verzoekschrift tot faillietverklaring door de schuldeisers.
– Inhoudelijke vereisten? Voldoende informatie zodat de rechten kan beoordelen of er voldaan is aan het criterium faillietverklaring = toestand te hebben opgehouden te betalen. Hier kan aan worden voldaan als er pluraliteit van schuldeisers is. Bij 1 schuldeiser: verzoek afwijzen. Bij meerdere schuldeisers: niet automatische toewijzing
Stap 2: Behandeling
De rechtbank bepaalt een dag en tijdstip voor de behandeling. Tenzij hij zelf aangifte heeft gedaan, Wordt de schuldenaar opgeroepen om op een faillissementsverzoek te worden gehoord.
Eventuele weren:
1. De verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden voor faillietverklaring (art. 6 lid 3 Fw)
2. De verzoeker heeft geen vorderingsrecht
3. De verzoeker heeft geen redelijk belang
4. De verzoeker maakt misbruik van zijn bevoegdheid (art. 3:13 BW)
5. De verzoeker heeft zijn recht om het faillissement van de schuldenaar aan te vragen verwerkt (art. 6:2 lid 2 BW).
Zowel de aangifte als het verzoek worden met meeste spoed behandeld. De rechter doet een toetsing ex nunc dus: of er op het moment van zijn beslissing nog een failissementstoestand bestaat.
Stap 3: Vonnis/beschikking
Hij kan twee dingen doen, hij kan het faillissement aangifte of verzoek:
- Toewijzen: vonnis in het openbaar (art. 4 lid 5 Fw)
– Faillissementsbeslag op vermogen schuldenaar (art. 4 lid 5) Fw
– Gevolgen faillietverklaring treden in vanaf de aanvang (0.00 uur) van de dag van de faillietverklaring (art. 23 Fw)
- Afwijzen, beschikking kan in de raadkamer. Gevolg: uitvoerbaar bij voorraad
Rechtsmiddelen
Verzet, hoger beroep en cassatie
Opmerking: Normaal gesproken geen verzet bij een verzoekschriftprocedure, maar bij faillissement dus wel.
Stelsel: gesloten
Termijn:kort: meestal 8 dagen beginnend op de dag na de dag van de beslissing
Toetsing: Ex nunc
Behandeling:
- als faillissement was uitgesproken: in het openbaar (logisch, iedereen is ermee bekend)
- als faillissement was geweigerd: in de raadkamer
Rechtsmiddel 1: Verzet
Wie:
– De niet gehoorde schuldenaar tegen de faillietverklaring (8 lid 2 Fw). Binnen 14 dagen
– De schuldeiser-niet verzoeker en belanghebbenden tegen de faillietverklaring (10
lid 1 Fw).
Belanghebbenden: rechtsbetrekking + belang. Binnen 8 dagen
Hoe: Bij verzoekschrift door een advocaat (art. 5 Fw).
Bevoegd: Rechter die het vonnis van faillietverklaring heeft toegewezen (art. 84 en 102)
Behandeling: Met de meeste spoed (art. 4 jo 8 lid 6 en 10 lid 5)
Wanneer: Datum en tijdstip terstond na indiening bepaald (art. 8 lid 4 en 10 lid 3)
Rechtsmiddel 2: Hoger beroep
Wie?
1. Gehoorde schuldenaar die is faillietverklaard (8 lid 1)
2. Schuldenaar tegen afwijzing van verzet tegen de faillietverklaring (8 lid 3)
3. Schuldenaar-aanvrager en schuldeiser-verzoeker tegen afwijzing van de faillietverklaring (9 lid 1)
4. Schuldenaar-aanvrager tegen de toewijzing van verzet tegen de faillietverklaring (11 lid 2)
5. Schuldeiser-verzoeker tegen de toewijzing van verzet tegen de faillietverklaring (11 lid 2)
6. Schuldeiser-niet verzoeker en belanghebbenden tegen de afwijzing van verzet tegen de faillietverklaring (11 lid 1)
Rechtsmiddel 3: cassatie
Wie? Art. 12 lid 1:
1.Door schuldenaar, schuldeiser die de faillietverklaring heeft verzocht
2.De schuldeiser en belanghebbende die op grond van art. 10 verzet hebben ingesteld
Hoe: bij verzoekschrift door een advocaat bij de Hoge Raad art. 12 lid 2 jo 4 lid 1). Behandeling Art. 4,6,8 Fw
Gevolgen vernietiging
Uitspraak wordt vernietiging, vanaf de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan (art.15 lid 1). Vernietiging heeft terugwerkende kracht. De handelingen die door (niet: jegens) de curator zijn verricht vóór of op de dag waarop de vernietiging is gepubliceerd, zijn geldig en verbindend voor de schuldenaar (13 lid 1) De schuldenaar is aan de handelingen van de curator gebonden alsof hij ze zelf heeft verricht.
Gevolg vernietiging van faillissement als gevolg van het instellen van een rechtsmiddel. failliet- verrichte rechts- vernietiging verklaring handelingen. De rechtshandelingen verricht door de curator zijn verbindend voor de schuldenaar (13 lid 1) Uitzondering: art. 13a (opzegging arbeidsovereenkomst door curator)
Wie?
1. Curator
= beheerder en vereffenaar van het vermogen als belangenbehartiger van schuldeisers
Hoofdtaak: beheren en vereffenen van de failliete boedel (art. 68) dus:
1. Omvang boedel vaststellen
Boedel = het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijd van de faillietverklaring + hetgeen hij tijdens faillissement verwerft. Dit heet ook wel het fixatiebeginsel. Geen boedel = goederen die toebehoren aan een derde + art. 21/22a + privé-goederen van de echtgenoot.
2. Boedel beheren
De curator is beheers- en beschikkingsbevoegd (art. 68) na een machtiging van de rechtercommissaris Het beheren is het instandhouden en verkoopklaar maken van de boedel. Als degene die failliet is, partij was bij een wederkerige overeenkomst dan geeft dit geen wijziging. Echter heeft de curator via art. 37 de mogelijkheid tot niet nakoming als:
- Voorwaarde 1: ovk voor faillissement gesloten is
- Voorwaarde 2: dat de ovk nog niet door één van de partijen helemaal moet zijn nagekomen. Afwijking art. 37: voor huur-en de arbeidsovereenkomst (art. 39 lid 1/40 lid 1)
3. Boedel in geld omzetten en verdelen onder de schuldeisers
Verder? - Curator brengt verslag uit over de toestand van de boedel aan de rechter commissaris (art. 73).
- Bij verzoekschrift kunnen iedere schuldeiser en de failliet bij de rechter-commissaris opkomen tegen een handeling van de curator of een bevel uitlokken om te bewerkstelligen dat de curator een handeling verricht of nalaat (art. 69).De curator ontvangt salaris uit de boedel (art. 71 jo. 65)
2.Schuldenaar
Na een faillietverklaring verliest de schuldenaar zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid t.a.v. zijn vermogen (art. 23), hij blijft wel handelingsbekwaam. Gevolg: rechtshandelingen door de schuldenaar binden niet de boedel, dan kan de curator het als onverschuldigd betaald terugvorderen. Uitzondering waarbij de rechtshandelingen de boedel wel binden: wanneer er meer vermogen in de boedel komt door de rechtshandeling (‘boedel is gebaat’). Naast het verliezen van zijn beheers- en beschikkingsbevoegdheid, geeft faillissement ook een inbreuk op de schuldenaar zijn persoonlijke vrijheid.
3. Rechter-commissaris
Eén van de leden van de rechtbank wordt benoemd tot R-C (art. 14 lid 1) De hoofdtaken:toezicht op de curator m.n. door machtiging/toestemming/goedkeuring (art. 64) Verder? Art. 66 lid 1 en art. 21 onder 2
4.Schuldeisers
Gevolg van faillissement. Individuele schuldeisers gelegde conservatoire en executoriale beslagen en begonnen executies eindigen (art. 33) want dit is in strijd met het doel van faillissement: de verdeling van de boedel onder alle schuldeisers.
Soorten:
1. Boedelschuldeisers
= Schuld ontstaan na faillietverklaring:
- Schulden door de curator in zijn hoedanigheid begaan; of
- Ingevolge de wet; of
- Handelen door curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verplichting of verbintenis.
2. Separatisten (hypotheek- en pandhouder) (art. 57-59)
Recht 1: Separatistpositie = recht uitoefenen alsof geen faillissement
Recht 2: Recht van parate executie = voor verkoop geen executoriale titel nodig
Ze zijn hierbij gehouden aan een termijn (art. 58 lid 1) en evt restanten lopen via art. 59.
3. Wettelijk preferente schuldeisers
= vorderingen die voorrang hebben op grond van de wet
- Fiscus (art. 21 lid 1 Iw) + UWV (art. 60 Wsfw)
- Bijzonder voorrecht (art. 3:284-287 BW)
- Algemeen voorrecht (art. 3:288-289 BW)
4. Feitelijk preferente schuldeisers
= voorrang op grond van feitencomplex
- Recht van reclame (7:39-44 BW): zaak geleverd maar door failliet niet betaald. Het gevolg: terugvordering van die zaak na ontbinding koop tenzij betaling door curator.
- Verrekening met als voorwaarden: art. 53 lid 1 – art. 6:127 lid 2 BW – art. 53 lid 2 – schuld van vóór de faillietverklaring.
- Retentierecht (art. 60 en 3:290 BW): nakoming opschorten totdat vordering is voldaan.
5. Concurrente schuldeisers
= rest wordt naar evenredigheid van de omvang van hun vordering verdeeld.
6. Fiscus
= heeft naast hoogpreferente vordering ook nog een aantal speciale bevoegdheden om zijn vordering te incasseren, zoals een versneld incassorecht en het bodemrecht.
5. Commissie uit schuldeisers
Ervoor zorgen dat de belangen van de schuldeisers worden behartigd. Art. 74-79 (Dit komt in de praktijk niet vaak voor)
Actio Paulina (42 e.v.)
= (buiten)gerechtelijke vernietiging door de curator van vóór faillietverklaring door schuldenaar verrichte rechtshandeling waardoor de schuldeisers worden benadeeld
Vb. als hij al z’n antieke spullen snel overdraagt aan een ander als hij dreigt failliet te gaan
Vereisten (art. 42 lid 1 en 2)
1. Onverplicht verrichte rechtshandeling door de schuldenaar
Geen vernietiging bij: verplicht verrichte rechtshandeling tenzij art. 47
2. Gevolg benadeling van schuldeisers: kleiner vermogen of rangorde doorbroken
3. Schuldenaar wist/behoorde te weten dat zijn handeling leidde tot benadeling
4. Bij rechtshandeling anders dan om niet kijken naar of de wederpartij wist/behoorde te weten van
benadeling. Vermoeden van die wetenschap onder 3 en 4 vindt je in art. 43 en 45.
Vernietiging Actio Paulina
1. Buitengerechtelijke verklaring richten aan de partijen bij de rechtshandeling (art. 3:50 BW – 42)
2. In een gerechtelijke procedure vernietiging vorderen (art. 3:51 lid 1 BW). Gevolg: vernietiging = rechtshandeling met terugwerkende kracht nietig en zijn verrichte
prestaties zijn onverschuldigd verricht. En dus:
- Teruggaveplicht van curator aan wederpartij als en voor zover boedel gebaat (art. 51 lid 1/3)
- Teruggaveplicht aan curator, tenzij:
- rechtshandeling om niet
- wederpartij te goeder trouw
- wederpartij niet gebaat (42 lid 3)
Procedures (art. 25-29)
Recht of verplichting behorend tot de boedel
Voldoening verbintenis uit boedel
Wat? = boedel is rechtstreeks betrokken, maar verificatie (zie hieronder) is niet mogelijk.
VB. Ontbinding overeenkomst, afgifte van de zaak.
= verificatie (zie hieronder) is wel mogelijk/ gericht op prestatie (meestal betaling van geldbedrag)
Geen procedure In beginsel ingesteld door of tegen curator (art. 25) Vordering als hierboven alleen ingesteld worden door indiening ter verificatie bij de curator (art. 26)
Procedure tegen failliet Het geding schorsen om de curator tot overneming van de procedure op te roepen (art. 28) Schorsing van het geding van rechtswege (art. 29)
Procedure door failliet Het geding schorsen om de curator tot overneming van de procedure op te roepen (art. 27) Het geding schorsen om de curator tot overneming van de procedure op te roepen (art. 27)
Verificatie
= Onderzoek door de curator of de vorderingen die ingediend zijn deugdelijk zijn (108 e.v.)
Belang voor schuldeisers?
1. Alleen recht op uitkering bij geverifieerde en erkende vordering
2. Proces-verbaal van de verificatievergadering is onder voorwaarden executoriale titel
3. Verificatie is de enige manier om stemrecht te verkrijgen in de vergadering van de schuldeisers
Procedure?
Stap 1 De rechter-commissaris bepaalt twee data (art. 108 lid 1):
- Wanneer de schuldeisers hun vordering moeten hebben ingediend
- Wanneer de verificatievergadering plaatsvindt
Stap 2 Curator stuurt de schuldeisers een brief met de beoordeling (art. 108 lid 1 jo 109)
- klopt? gevolg: vordering op de lijst van voorlopig erkende vorderingen
- niet klopt? gevolg: “” van voorlopig erkende vorderingen en waarom (art. 112)
Stap 3 De verificatievergadering onder leiding van de rechter-commissaris
Verder aanwezig: curator, failliet of de bestuurder van een failliet rechtspersoon en de
geïnteresseerde schuldeisers. Betwisting vordering tijdens verificatievergadering door:
- failliet : voorkomt dat p-v verificatievergadering executoriale titel oplevert (art. 121
en 196)
- curator: renvooiprocedure waarin wordt beslist of vordering wel/niet erkend moet worden (art. 122). Hier zijn de gewone regels van de dagvaardingsprocedure van toepassing.
Stap 4 Curator moet verslag uitbrengen over de toestand van de boedel.
Stap 5 Na afloop verificatievergadering treedt van rechtswege de staat van insolventie in (173).
Einde faillissement
1. Akkoord (art. 138)
Een overeenkomst tussen de failliet en de concurrente schuldeisers waarin een betalingsregeling wordt getroffen. Hierbij wordt als uitgangspunt alle crediteuren gelijk behandeld, met inachtneming van ieders rang (paritas creditorum).
Een akkoord kan alleen worden aangeboden door of namens de failliet (art. 138).Instemming gebeurd bij meerderheid in de verificatievergadering (art. 145). Om verbindend te worden dient het aangenomen akkoord goedgekeurd te worden door de rechtbank (‘homologatie’), die later in kracht van gewijsde moet gaan.
2. Vereffening (art. 173 e.v.)
Na afloop van de verificatievergadering waarbij geen akkoord is ontstaan, treedt de staat van insolventie in (art. 173 lid 1) gevolg: te gelde maken van de baten van de boedel en verdeling van de opbrengst onder de schuldeisers aan de hand van uitdelingslijst. Er vindt wel verificatie plaats.
3. Opheffing (art. 16 lid 1)
Dit gebeurt als er een gebrek aan baten is en niet aan alle schuldeisers kan worden uitgekeerd. Er vindt geen verificatiefase plaats.
4. Vereenvoudigde afwikkeling (art. 137a e.v.)
Wanneer alleen de boedelschulden en de preferente schulden kunnen worden betaald en niet de concurrente schuldeisers. Rechter beslist dit ambtshalve of na verzoek curator. Er vind hierbij beperkte verificatie plaats.
Schuldenaar moet gedurende een termijn van in beginsel 3 jaar zijn uiterste best doen om zoveel mogelijk geld voor zijn schuldeiser te verzamelen. Met als gevolg dat na verloop van dat termijn de schuldenaar schuldenvrij is.
Overeenkomst met faillissement: akkoord, afkoelingsperiode (art. 63a), actio paulina
(art. 42) en de procedures tijdens faillissement (art. 25-21).
Procedure?
Stap 1:Verzoekschrift aanvragen (art. 284 lid 1)
- Door: schuldenaar = natuurlijke persoon (die onderneming drijft), B&W (284)
- Ondertekening: schuldenaar of gevolmachtigde (art. 284 lid 2)
- Tegen: schuldenaar = natuurlijke persoon
- Rechter: zie faillissement (rechtbank woonplaats schuldenaar (284 lid 2 jo. 2 lid1)
- Inhoud: art. 285 (o.a. verklaring B&W)
Stap 2: Behandeling
- Waar: In de raadkamer.
- Criterium: te voorzien dat schuldenaar niet kan doorgaan met betalen + schuldenaar is
opgehouden te betalen (art. 284) + alle omstandigheden van het geval
- Toewijzen: 288 lid 1: vereisten a, b en c aflopen
- Afwijzen: 288 lid 2: vereisten a,b,c en d aflopen
- Hoe: Met de meeste spoed beslissen in het openbaar (art. 287 lid 1)
Stap 3. Vonnis (art. 287)
- Indien afgewezen/toewijzen (bij afwijzen goed motiveren)
- Eventueel verificatievergadering (art. 289)
- Ingang: Gevolgen schuldsanering treden in vanaf de aanvang (0.00 uur) van de dag van toepassing (287 lid 1)
Rechtsmiddel
In beginsel geen rechtsmiddel tegen rechterlijke beslissingen die ingevolge de bepalingen van de schuldsaneringsregeling worden gegeven (art. 360). Tenzij:
1. Als de wet dit uitdrukkelijk toelaat
- art. 292: hoger beroep tegen afwijzing van het verzoek tot toepassing schuldsanering + bij afwijzing hoger beroep binnen 8 dagen cassatieberoep instellen
2. Cassatie in belang der wet altijd mogelijk. Verder geen rechtsmiddel voor schuldeisers / belanghebbenden tegen toewijzing van het verzoek (292 lid 2).
Gevolg van het instellen van een rechtsmiddel is dat de schuldsaneringsregeling op een later tijdstip ingaat. Welke personen zijn er bij betrokken: bewindvoerder, schuldenaar, schuldeisers en rechter-commissaris.Schuldsanering werkt niet jegens:
- Pand- en hypotheekhouder (299 lid 3)
- Schuldeiser wettelijke studieschuld (299a)
- Schuldeiser met retentierecht (299b)
Alle preferente schuldeisers zijn gelijk. Bij de verdeling van de opbrengst geldt een verdeelsleutel: de bevoorrechte schuldeisers krijgen een twee keer zo groot percentage als de concurrente schuldeisers.Verloop schuldsanering
Manier 1 via standaard schuldsanering
Wanneer de boedel vrijwel geen activa bevat en in de toekomst geen baten worden verwacht.
Stap 1 Rechter stelt vast of/wanneer er een verificatievergadering wordt gehouden en wanneer de schuldeisers hun vorderingen moeten hebben ingediend (art. 289 lid 1-3).
Stap 2 De bewindvoerder stuurt de hem bekende schuldeisers een brief met de info over de schuldsanering, verificatievergadering en termijn vordering (art. 322)
Stap 3 Verificatievergadering op vrijwel overeenkomstige wijze als bij faillissement
Stap 4 Na uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling de boedel van rechtswege
in een staat van insolventie (art. 347 lid 1)
Stap 5 Bewindvoerder maakt de boedel te gelde, i.b. onderhandse verkoop (art. 347 lid 2)
Stap 6 Uitkering a.d.v. lijst
Stap 7 Schuldsaneringsperiode van in beginsel 3 jaar (art. 349a lid 1)
Manier 2 via vereenvoudigde schuldsanering
Wanneer de boedel praktisch leeg is of valt niet te verwachten dat er in de toekomst baten ontstaan. Dit is een schuldsanering zonder verificatievergadering en uitdelingslijst met een beperkte duur van een jaar (art. 354a lid 1).
Einde schuldsanering:
- Afloop termijn (art. 349a, 352 e.v.)
- Tussentijdse beëindiging (art. 350)
Een algemeen uitstel van betaling aan een beroeps- of bedrijfsmatige schuldenaar.
Doel? Adempauze voor onderneming op zijn (liquiditeits)probleem op te lossen zodat hij later zijn onderneming kan voortzetten. Wanneer? Als hij voorziet met de betaling van zijn opeisbare schulden niet te kunnen doorgaan (art. 214 lid 1). Hoofdrolspelers: bewindvoerder, schuldenaar, schuldeisers en rechter-commissaris De procedure:
Stap 1:Verzoekschrift indienen
Door/tegen? schuldenaar = natuurlijke persoon met bedrijf/beroep, rechtspersoon, v.o.f., c.v. (art. 214).Ondertekening? Door schuldenaar en een advocaat bij de rechter hieronder. De rechter? zie faillissement (rechtbank woonplaats schuldenaar (214 lid 1 jo. 2 lid 1). Inhoud: criterium surséance : voorzienbaar dat schuldenaar niet kan doorgaan met betaling van zijn schulden
Stap 2:Behandeling
Direct na indiening verzoekschrift door de advocaat, verleent de rechtbank voorlopige surséance en wordt het verzoekschrift voor een ieder ter inzage gelegd (art. 215). Hier staat geen rechtsmiddel tegen op.Hierna wordt er een crediteurenvergadering gehouden. De definitieve surseanceverlening wordt hier behandeld en voornaamste doel = schuldeisers raadplegen over de definitieve surseanceverlening (art. 218). Deze zitting is niet openbaar. Ze stemmen hierover.
Stap 3:Beschikking rechter definitieve surséance
De beschikking wordt gemotiveerd en in het openbaar uitgesproken (art. 218 lid 7). De definitieve surseance wordt geacht te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag waarop voorlopige surseance is verleend (art. 217). Hij is uitvoerbaar bij voorraad en wordt dus niet opgeschort bij instelling van een rechtsmiddel (art. 222 lid 1).
Rechtsmiddel (art. 219-222)
Hoofdregel? Geen rechtsmiddel (art. 282). De uitzondering:
1. Als de wet dit uitdrukkelijk toelaat
= tegen de beschikking waarbij de definitieve surseance wordt verleend of geweigerd onder bepaalde voorwaarden staat hoger beroep of cassatie voor open.
- bij geen definitieve surseance: door schuldenaar
- bij wel definitieve surseance: door schuldeiser die niet ‘vóór’ heeft gestemd
2. Cassatie in belang der wet
Overig
- Schuldenaar blijft beheers- en beschikkingsbevoegd, maar heeft medewerking van zijn bewindvoerder nodig voor beheers- en beschikkingshandelingen (art. 228 lid 1). Sanctie: verrichte handelingen relatief nietig (art. 228 lid 2).
- De surséance geldt in beginsel alleen voor concurrente schulden, die bestaan vóór aanvang van de surséance (art. 233).Surséance heeft i.b. geen invloed op procedures (art. 231).
Einde surséance
- Afloop termijn (art. 223)
- Intrekking (art. 242)
- Intrekking wegens hervatten betalingen (art. 247)
- Akkoord
- Verwerping akkoord (art. 277)
- Geen homologatie akkoord (art. 272)
- Homologatie van akkoord (art. 272)
– Ontbinding akkoord (art. 280)
1. Faillissement – schuldsanering:
Doel schuldsanering: terugdringen faillissementen van natuurlijke personen. Daarom schuldsanering. Voorkeur boven faillietverklaring (art. 3, 3a en 15b-15d).
- Indiening faillissementsverzoek tegen natuurlijke persoon en deze persoon heeft niet zelf een verzoek tot toepassing van de schuldsanering ingediend (art. 3)
Het gevolg: gelegenheid indiening saneringsverzoek door brief griffier (art.3) behandeling faillissementsverzoek tot verloop van termijn geschorst.
- In eerste aanleg zowel faillissementverzoek als saneringsverzoek (art. 3a). Het gevolg:saneringsverzoek gaat voor en faillissement vervalt van rechtswege.
- Omzetting faillissement in schuldsanering (art. 15b-d) op verzoek van failliet.
Voorwaarden:
Art. 15b lid 1
Art. 15b lid 1 jo 137a lid 1
2.Surséance – schuldsanering:
Omzetting voorlopige surséance in schuldsanering (art. 247a-c) door de natuurlijke persoon die een beroep of bedrijf uitoefent.
3.Surséance – faillissement:
Als na een faillissementsverzoek een surseanceverzoek wordt ingediend, wordt het surseanceverzoek eerst behandeld, mits nog niet op het faillissementsverzoek is beslist (art. 218 lid 6).Nadat surseance is verleend, mag niet faillissement worden aangevraagd. Doel: kwijtraken van uitstel van betaling schuldenaar voorkomen. Uitzonderingen: art. 218 lid 5, art. 242 lid 4, art. 277, art. 272 lid 4 of art. 280 lid 2.
Twee internationale regelingen:
1. Bepalingen van internationaal recht in afdeling I.10.
Hier geldt het universaliteitsbeginsel: de werking van het faillissement strekt niet alleen uit over goederen in Nederland, maar over alle goederen van de schuldenaar waar ook ter wereld. Ook is er hier een regeling van art. 203-205 om te voorkomen dat een individuele schuldeiser zich met succes verhaalt op buitenlands vermogen, als schending van het paritas creditorum.
2. Europese insolventieverordering
O.a. doel: om te voorkomen dat een schuldenaar zijn goederen in een andere lidstaat overbrengt om zijn rechtspositie te verbeteren.
Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 1: Infrastructuur & Hoofdbeginselen van Burgerlijk Procesrecht (van Meijknecht) geschreven in 2016
Het burgerlijk procesrecht regelt hoe een recht van een burger kan worden vastgesteld (rechtspraak) en gerealiseerd (tenuitvoerlegging). Burgerlijk procesrecht ziet op het formeel privaatrecht terwijl burgerlijk recht zich bezighoudt met materieel privaatrecht. Verschil tussen die twee is dat materieel recht bepaalt of u gelijk hebt, formeel recht regelt hoe u uw gelijk kunt krijgen.
Rechtspraak op het gebied van burgerlijke zaken doet zich voor bij de berechting van geschillen op het gebied van burgerlijk recht maar het betreft ook zaken waar partijen het wél over eens zijn. Deze laatste eisen dan toch een tussenkomst van een rechter.
Naast rechtspraak bestaat het burgerlijk procesrecht ook uit de fase voor deze procedure. Denk hierbij aan het opstellen van een geschrift dat de procedure inleidt.
Als laatste horen de regels die opgemaakt worden rondom de executie of tenuitvoerlegging van
dwangmiddelen, om het recht te realiseren, ook onder het burgerlijk procesrecht.
Het procesrecht is veelal te vinden in het Wetboek van Rechtsvordering. Als het gaat om internationale geschillen kijken we naar Brussel I verordening of naar Lugano. Verdere bron: Wet op RO.
De procedures
Twee begrippen die men goed dient te onderscheiden zijn burgerlijke zaken en civiele procedures. Een zaak is een kwestie waarover partijen procederen, kunnen procederen of hebben geprocedeerd. De procedure is het middel waarmee een burgerlijke zaak aan de rechter wordt voorgelegd en ten overstaan van hem wordt behandeld. Op het terrein van overheidsrechtspraak bestaan er twee civiele procedures:
1. Dagvaardingsprocedure: rechtsbetrekkingen die wel ter vrije bepaling van partijen staan.
Schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige daad is altijd een dagvaardingsprocedure.
2. Verzoekschriftprocedure: rechtsbetrekkingen die niet ter vrije bepaling van partijen staan.
Je kan bijvoorbeeld niet met elkaar afspreken om een kind contractueel over te dragen (minderjarige), hier is dus een verzoekschriftprocedure voor nodig.
3. Arbitrage: stellen partijen een overeenkomst op als er een geschil is ontstaan of toekomstig geschil nog moet ontstaan en ze hierover door arbiters laten beslissen. Hier toetsen ze niet op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is geregeld in boek 4 van RV.
Deze valt uiteen in:
- Toekomstige geschillen ookwel een arbitraal beding
- Beding nadat het geschil gerezen is ookwel een compromis
4. Bindend advies: bepaald een bindend adviseur hoe een overeenkomst uitgelegd of uitgevoerd moet worden, je kan het zien als een verlengstuk van de overeenkomst. Hier toetsen ze wel op redelijkheid en billijkheid en deze bepaling is niet geregeld in de
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht Deel 2: Procederen in Eerste Aanleg (Wieten) is geschreven in 2016
Indeling eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering:
In de eerste titel worden de algemene bepalingen behandeld die voor alle procedures en alle gerechten gelden.
In de tweede titel wordt de dagvaardingsprocedure behandeld, met aan het einde het kort geding.
In de derde titel is de verzoekschriftprocedure geregeld.
Enkele begrippen die ze vaak gaan gebruiken:
Geding = altijd een dagvaardingsprocedure of een kort geding, dus geen verzoekschriftprocedure
Procedure = breder dan geding, een geding houdt een procedure in maar een procedure hoeft niet altijd een geding te zijn
Zaak = de kwestie waarover geprocedeerd wordt of gaat worden
Partijen: eiser tegenover gedaagde met eventueel derden
Opmerking: Eiser is al partij door enkel te dagvaarden en de zaak in te laten schrijven, bij de anderen (de gedaagde en de eventuele derden) moet er nog worden nagegaan of deze procespartij zijn.
Dagvaardingsprocedure Verzoekschriftprocedure
Dagvaarding Verzoekschrift
Rolbehandeling Geconcentreerde, mondelinge behandeling
Vonnis Beschikking
Algemene bepalingen
Herhaling
Reeds hebben we geleerd dat we een onderscheid kunnen maken tussen kantonzaken en andere civiele zaken (art. 93 e.v. RV). Bij kantonzaken kan je er voor kiezen om jezelf te vertegenwoordigen (dus: ‘in persoon’ art. 79 lid 1 en 2 óf door een gemachtigde art. 80), bij de andere zaken (advocaatzaken) is procesvertegenwoordiging verplicht. Een keuze voor gemachtigde kan altijd worden geweigerd (art. 81 Rv).
Gevolg: omdat dit verschil zich voordoet is ook het proces verschillend.
De rol; rolrechter; rolbehandeling
De rol is het register van de bij een gerecht aanhangige civiele zaken, dat door de griffier wordt bijgehouden tot aan het eindvonnis of een andere manier van beëindiging van het geding. Nieuwe zaken komen terecht op de rol van de enkelvoudige kamer, de bijbehorende rechter heet de 'rolrechter’ (art. 125 lid 4).
De rolbehandeling in advocaatzaken vinden schriftelijk plaats, terwijl de kantonzaken mondeling of schriftelijk kunnen gebeuren. Het gevolg is dat de akten en conclusies worden op verschillende manieren aangevoerd. De kantonrechter moet in ieder geval een rolzitting houden. Vervolgens heeft de eiser in de dagvaarding zijn standpunt kunnen verwoorden. De gedaagde kan hierop reageren door middel van een conclusie van antwoord. De termijnen voor de conclusie van antwoord zijn voor advocaatzaken geregeld in het Rolreglement Rechtbanken (RR) en bij kantonzaken in rolreglementen
Kantonsectoren (RRK).
Na de conclusie van antwoord wordt de zaak voor het eerst bekeken door een rechter, dit doet hij om te bepalen of de zaak zich leent voor een comparitie van
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 3: Bewijs (van Wieten) is geschreven in 2016
De regels van het bewijsrecht gelden in beginsel in de gewone civiele dagvaardingsprocedure bij eerste aanleg,hoger beroep en cassatie. Het bewijsrecht is aanvullend recht, er kan door het sluiten van een bewijsovereenkomst van worden afgeweken. De regels van het bewijsrecht gelden ook voor de verzoekschriftprocedure tenzij de aard van de zaak zich daartegen verzet. Ze zijn niet van toepassing bij: kort geding, provisionele vonnissen en het arbitraal geding.
De rechter
In het civiele proces is de rechter zijn houding passief. Het zijn de partijen die bepalen waarover wordt geprocedeerd en ze dragen de feiten aan. Toch, omdat bij dagvaardingsprocedures vaak belanghebbenden betrokken zijn, zie je dat de rechter hier een actievere rol speelt in het vinden van de waarheid. Bij de tweede soort zaken, meer vermogensrechtelijk van aard, zie je dat de rechter bijvoorbeeld wel de bevoegdheid heeft om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (art. 25). Verder mag de rechter altijd een bevel geven om bijv. bepaalde stellingen toe te lichten (art. 22). Als laatste kan hij ambtshalve een getuigenverhoor bevelen en andere soortgelijke (art. 162).
Aard van het juridisch bewijs
In het recht is bewijzen iets aantonen voor de rechter, los van de vraag of het waar is. Een aanbod van bewijs mag door de rechter worden gepasseerd bijvoorbeeld omdat het onvoldoende gespecificeerd is. Verder kan de rechter ook ambtshalve opdracht geven om als partij met bewijs te komen. Beide, bewijsaanbod en bewijsopdracht, worden gegeven in een tussenvonnis.
Bewijsgaring – buitenland
Eerst was er het Haags Bewijsverdrag die aangaf hoe er een verzoek (=rogatoire commissie) moest worden gedaan van de rechter naar een rechter/autoriteit van het land waar het bewijsmateriaal zich bevindt. Nu is er een Bewijsverordening die twee wijzen geeft van bewijsverkrijging (art. 1 lid 1 Bewijsverordening):
1. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om een bewijshandeling te verrichten. Hierbij is er een rechtstreekse verzending en afhandeling tussen de gerechten, zonder tussenkomst van een centrale autoriteit.
2. Een verzoekend gerecht kan een gerecht in een andere lidstaat verzoeken om zelf rechtstreeks een bewijshandeling te mogen verrichten. Dit verzoek moet worden gericht aan een door de lidstaten aan te wijzen centraal orgaan.
Deze twee verzoeken mogen alleen worden gedaan om bewijs te verkrijgen t.b.v. een lopende of voorgenomen procedure.
Bewijs in bijzondere procedures:
1. in de verzoekschriftprocedure
In art. 284 lid 1 wordt bepaald dat het bewijsrecht van overeenkomstige toepassing is op de
verzoekschriftprocedure, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet (denk bijv. aan spoed). Naast
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 4: Rechtsmiddelen (Tjittes) is geschreven in 2016
Algemene info
Rechtsmiddelen zijn middelen om tegen rechterlijke beslissingen op te komen. Om als partij eigen fouten of verzuimen te herstellen
Gewone rechtsmiddelen Buitengewone rechtsmiddelen
Verzet bij de rechter die de vorige beslissing beëindigd heeft met een verstekuitspraak. Derdenverzet bij de rechter die de beslissing heeft gegeven waar derden hun belangen door zijn benadeeld. Hoger beroep bij het gerechtshof Herroeping bij de rechter die in laatste feitelijke instantie over de zaak heeft geoordeeld (er staat geen gewoon rechtsmiddel open)
Cassatie bij de Hoge Raad Cassatie in het belang der wet door de procureurgeneraal bij de Hoge Raad
Verschil: door het instellen van een gewoon rechtsmiddel wordt de executie van de bestreden beslissing geschorst en dit is bij buitengewone rechtsmiddelen niet het geval.
Ook: herstelmogelijkheden van art. 31 en 32 via een procedure tot verbetering of aanvulling van een rechterlijke beslissing (geen rechtsmiddel)
Art. 6 EVRM en rechtsmiddelen
Hoofdregel in onze wet: recht op hogere voorziening
Echter wordt deze niet gewaarborgd door art. 6 EVRM, wel geven ze:
1.Waarborg in het artikel: Recht op een berechting binnen een redelijk termijn
Nederlandse wet: heeft een gesloten systeem aan rechtsmiddelen dus slechts door een door de wet ter beschikking gesteld rechtsmiddel kan en rechterlijke beslissing worden aangetast. Én het voorkomt dat men een nieuwe procedure start over dezelfde rechterlijke beslissing (oneindige procedures).
2. Waarborg in het artikel: Recht op een eerlijk proces. Maar: het gaat er hierbij om dat de procesgang als geheel voldoet aan die eisen. Een hogere rechter kan de procedurele fouten herstellen van de rechter in eerste aanleg. Als er een waarborg is geschonden, volgt rechtsherstel en als dit maar gedeeltelijk gebeurd, geldt volgens: art. 41 EVRM een vergoeding voor immaterieel/materieel nadeel
Geen/verlies van rechtsmiddel:
1. Als de wet het instellen rechtsmiddel verbiedt. Vb.188 lid 2 Rv en 7:685 BW
2. Overschrijding termijn
= Van openbare orde. De rechter checkt het zelf, partij hoeft geen bezwaar te maken. Overschrijding leidt tot niet-ontvankelijkheid
3. Berusting
= In een rechterlijke uitspraak te kennen geven aan de wederpartij van de wil om zich bij die uitspraak neer te leggen en aldus afstand te doen van het recht om daartegen een rechtsmiddel in te stellen. Schriftelijk of mondeling én uitdrukkelijk/stilzwijgend Het gevolg is niet-ontvankelijk - Vb. art. 143 Rv.
De schorsende werking
Het instellen van gewone rechtsmiddelen heeft een schorsende werking, dit zie je in: art. 145 (verzet), art. 350 en 360 (hoger beroep), art. 404 (cassatie), dit houdt in dat de uitvoerbaarheid van de uitspraak wordt geschorst.
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 5: Executierecht (Jongbloed) is geschreven in 2016
Executoriale titels. Enkele algemene regels van executierecht
Beslagrecht = het objectieve recht betreffende de in ons recht geregelde beslagen,
Beslaglegging is een handeling, waarbij een openbaar ambtenaar (hier: gerechtsdeurwaarder) vermogensbestanddelen aan de vrije beschikkingsmacht van de eigenaar of anderen onttrekt.
1e gevolg: na de beslaglegging verrichte rechtshandelingen kunnen niet tegen de beslagleggen ingeroepen worden. Maar het leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid.
2e gevolg: de verrichte handelingen na beslaglegging zijn strafbare feiten (art. 198 Sr)
Conclusie: beslag is een maatregel met een blokkerende werking = het beslagen goed dient bewaard te blijven. Beslag heeft meestal als doel om het beslagen goed te verkopen en het geld te verdelen onder de schuldeisers. Het beslag wordt door een deurwaarder schriftelijk vastgelegd in een beslagexploot of proces-verbaal van beslag, waaruit men kan afleiden op welke vermogensbestanddelen het beslag is gelegd.
Deze, conservatoir en executoriaal beslag zijn weer onderdeel van conservatoire en executoriale maatregelen die het verschil aangeven tussen executie- en beslagrecht:
1. Conservatoire maatregelen: om de toekomstige verwezenlijking van gepretendeerde aanspraken veilig te stelen
- Hoofdzakelijk: conservatoire beslagen
- Andere conservatoire maatregelen:
- Gerechtelijke bewaring (art. 709 jo 853-861 Rv)
- Onderbewindstelling (art. 710 Rv)
- Verzegeling (art. 658-665 Rv)
- Boedelbeschrijving (art. 671-675 Rv)
2. Executoriale maatregelen: om al bestaande aanspraken te verwezenlijken
- Reële executie (3.11 BW)
Als iemand, via de dwangmiddelen van het executie- en beslagrecht, hetzelfde resultaat kan bereiken dat ook bereikt zou zijn, indien zijn wederpartij vrijwillig aan diens verplichtingen zou hebben voldaan, en de executant derhalve geen genoegen hoeft te nemen met een vervangende prestatie (zoals schadevergoeding).
- Executoriale beslagen
- Andere executoriale maatregelen (indirecte executie):
- Lijfsdwang
- Dwangsom
De beslaglegging
De beslaglegging in civielrechtelijke zaken gebeurt door een gerechtsdeurwaarder. De eigenlijke beslaglegging geschiedt doordat hij een geschrift opstelt en ondertekent, waarin hij verklaart dat hij bepaalde vermogensbestanddelen in beslag genomen heeft. De beslagene en evt. derde moeten op de hoogte worden gesteld door betekening van een afschrift van het desbetreffende exploot of proces-verbaal (ookwel authentieke akte). Deze moet voldoen aan de eisen vgl art. 45, verder is er bij de meeste beslagen een duidelijke omschrijving van de in beslag genomen zaken vereist.
Onterecht beslag
Het gevolg is risicoaansprakelijkheid beslaglegger
Arrest Ontvanger/Bos (r.o. 4.2):
Degene die beslag legt, handelt op eigen risico en dient, behoudens bijzondere omstandigheden, de door het beslag geleden schade te vergoeden indien het ten onrechte blijkt te zijn gelegd. Dit geldt ook als de beslaglegger, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld.
In beginsel is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens de beslagene.
1. CONSERVATOIRE BESLAGEN
Dit is een bewarende maatregel voor schuldeiser
.....read moreDeze Samenvatting bij Studiereeks Burgerlijk Procesrecht deel 6: Insolventierecht (Groot) is geschreven in 2016
Soorten instrumenten
Soms doet de situatie zich voor dat een schuldenaar meerdere schuldeisers niet kan betalen. In de faillissementswet vinden we drie specifieke instrumenten die de gevolgen regelen van het onvermogen van een schuldenaar om zijn verplichtingen na te komen:
- Faillissement (art. 1-213kk) = algemeen beslag op gehele vermogen van schuldenaar t.b.v. Alle schuldeisers. Doel : liquidatie en verdeling van het vermogen
- Schuldsanering (art. 284-361) = regeling dat er gedurende een bepaalde periode zoveel mogelijk vermogen bijeengebracht wordt en uitgekeerd wordt aan de schuldeisers, waarbij de schuldenaar na afloop van de periode schuldenvrij is.
- Surséance van betaling (art. 214-283) = uitstel van betaling om alles op orde te krijgen als onderneming.
Het doel: voorzetting van onderneming
Gemeenschappelijke kenmerken
Algemeen:
1. Gericht op vermogen van de schuldenaar maar schuldenaar blijft handelingsbekwaam
2. Beginsel van paritas creditorum
Procedureel:
3. Verzoekschriftprocedure
4. Bevoegde rechter van art. 2
De procedure in eerste aanleg
Ondanks dat de verzoekschriftprocedure van toepassing is, gelden hier niet de algemene regels van de verzoekschriftprocedure van art. 261 e.v. jo art. 362 lid 2. Alles is te vinden in de Faillissementswet.
Stap 1: Aangifte/Verzoekschrift
– Dit wordt aangevraagd door de schuldenaar, schuldeiser(s) (fiscus, gemeente, OM, ambtshalve rechtbank)
– Tegen: de schuldenaar = natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon, v.o.f., c.v. en openbare maatschappen. (Uitgezonderd: faillissementscurator en de reeds failliete schuldenaar)
– Door: de schuldenaar, middels afgifte en schuldeiser, middels een verzoekschrift
– Bevoegdheid:
– Absoluut: rechtbank (art. 40 RO)
– Relatief:
- Rechtbank woonplaats schuldenaar (2 lid 1)
- Alternatief: vestigingsplaats kantoor vennootschap onder firma (2 lid 3)
– Formele vereisten? Eigen aangifte door de schuldenaar (art. 4 lid 1) of via verzoekschrift tot faillietverklaring door de schuldeisers.
– Inhoudelijke vereisten? Voldoende informatie zodat de rechten kan beoordelen of er voldaan is aan het criterium faillietverklaring = toestand te hebben opgehouden te betalen. Hier kan aan worden voldaan als er pluraliteit van schuldeisers is. Bij 1 schuldeiser: verzoek afwijzen. Bij meerdere schuldeisers: niet automatische toewijzing
Stap 2: Behandeling
De rechtbank bepaalt een dag en tijdstip voor de behandeling. Tenzij hij zelf aangifte heeft gedaan, Wordt de schuldenaar opgeroepen om op een faillissementsverzoek te worden gehoord.
Eventuele weren:
1. De verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden voor faillietverklaring (art. 6 lid 3 Fw)
2. De verzoeker heeft geen vorderingsrecht
3. De verzoeker heeft geen redelijk belang
4. De verzoeker maakt misbruik van zijn bevoegdheid (art. 3:13 BW)
5. De verzoeker heeft zijn recht om het faillissement van de schuldenaar aan te vragen verwerkt (art. 6:2 lid 2 BW).
Zowel de aangifte als
.....read moreJoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution