Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9125 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bruil
HR 29 juni 2007, RvdW 2007, 637
Casus
Bruil-Kombex heeft van Bruil-Beheer een perceel industrieterrein gekocht voor de koopprijs van 580.000 gulden. Bruil was ten tijde van de koopovereenkomst directeur en grootaandeelhouder van zowel Bruil-Kombex (enig aandeelhouder) als Bruil-Beheer (samen met zijn vader en zuster). Bruil heeft beide vennootschappen bij de koopovereenkomst en levering vertegenwoordigd. Over en weer zijn voorkeursrechten verleend zodat er geen percelen verkocht zouden worden door Bruil-Kombex of Bruil-Beheer zonder dat deze eerst aan de ander waren aangeboden. Deze voorkeursrechten zijn opgenomen in de leveringsakte. De aandelen in Bruil-Beheer worden vervolgens in 1994 verkocht aan Ballast Nedam. In 1998 draagt Bruil-Beheer, samen met Bruil Verenigde Bedrijven BV een aantal percelen industrieterreinen over aan Fernhout BV. Bruil-Kombex vordert vervolgens van Bruil-Beheer de boete die staat op de overtreding van het voorkeursrecht en verlangd dat het voorkeursrecht gerespecteerd zal worden. Bruil-Beheer verweert zich hiertegen en stelt dat zij destijds wegens tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:256 BW onbevoegd vertegenwoordigd is en dat zij daarom niet aan het voorkeursrecht gebonden is. Het Hof is uitgegaan van de opvatting dat het moet beoordelen of ‘in abstracto’ een tegenstrijdig belang bestaat en is tot de conclusie gekomen dat niet relevant is of de betrokken belangen, achteraf bezien, ook daadwerkelijk en in de concrete omstandigheden van dit geval tegenstrijdig waren.
Rechtsvraag
Wanneer is er sprake van een tegenstrijdig belang in de zin van artikel 2:256 BW?
Rechtsregel
De Hoge Raad komt tot het volgende oordeel. “Bij het ontbreken van een inhoudelijk afwijkende regeling in de statuten, kan een beroep op artikel 2:256 BW ter aantasting van een namens de vennootschap(pen) verrichte rechtshandeling slechts slagen als een persoonlijk belang van de bestuurder tegenstrijdig was met het belang van de vennootschap(pen) en de daaraan verbonden onderneming op grond van daartoe naar voren gebrachte, voldoende geadstrueerde, omstandigheden die zodanig van invloed kunnen zijn geweest op de besluitvorming van de betrokken bestuurder dat hij zich op grond van deze bepaling niet in staat had mogen achten het belang van de vennootschap(pen) en de daaraan verbonden onderneming met de vereiste integriteit en objectiviteit te behartigen en zich van de desbetreffende rechtshandeling had moeten onthouden. Mede in aanmerking genomen de ingrijpende gevolgen die aan een geslaagd beroep op artikel 2:256 BW zijn verbonden, is immers niet aanvaardbaar dat wordt volstaan met het aanvoeren van de enkele mogelijkheid van een tegenstrijdig belang, zonder dat dit beroep wordt geconcretiseerd op de wijze als hiervoor omschreven. Het is niet in het belang van het handelsverkeer en het strookt niet met de strekking van artikel 2:256 BW dat achteraf met een beroep op deze bepaling een rechtshandeling van de vennootschap zou kunnen worden vernietigd zonder dat is aangetoond dat de daaraan ten grondslag liggende besluitvorming van de betrokken bestuurder inhoudelijk ondeugdelijk was wegens een ontoelaatbare samenloop van tegenstrijdige belangen.” Het Hof is derhalve uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
796 |
Add new contribution