Aantekeningen college Introductie Klinische Psychologie - Universiteit Utrecht 22/23

Hoorcollege 1

Zeven criteria voor abnormaal gedrag:

  1. Persoonlijk lijden
  2. De (dis)functionaliteit van het gedrag
  3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
  4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies
  5. Opvallend en onconventioneel gedrag → gedrag vol tattoo’s
  6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
  7. Het overtreden van morele normen

Abnormaal gedrag is niet direct een stoornis.

Psychische stoornis:

  1. Los van de symptomen
  2. Ook persoonlijk lijden
  3. Beperkingen in het functioneren (beroepsmatig / sociaal)

Wanneer is het geen stoornis:

  • Te verwachten en cultureel aanvaardbare reacties (as opeten)
  • Gedrag dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke religieuze of seksuele minderheid
  • Niet voortkomend uit persoonlijk conflict tussen individu en maatschappij → controversiële kunst.

Drie modellen in het boek over wat normaal en wat abnormaal gedrag is.

  1. Statistisch model
  2. Medisch of ziektemodel
  3. Leer of onderwijsmodel

Statistisch model

  • Normaalverdeling van intelligentie. Dit is een manier om te kijken wat normafwijkend is.
  • Nadeel: De grens is arbitrair.
  • In een statistisch model wordt niet gespecificeerd hoe ongewoon gedrag moet zijn. Symptomen zijn niet altijd normaal verdeeld.
  • Het is niet duidelijk bij welke score sprake is van individueel lijden. → heeft iemand last van een IQ van 120?

Medisch of ziektemodel

  • Diagnose als je de oorzaak hebt kunnen achterhalen.
  • Opsporen oorzaken: somatogeen of psychogeen
  • Abnormaliteit/ziekte → diagnose → therapie gekozen → genezing patiënt
  • Relatie patiënt en therapeut heel belangrijk bij effect genezing.

Kritiek:

  1. 1. Rol cliënt is passief en die van de therapeut staat centraal
  2. 2. Bij veel psychische stoornissen geen onderliggend mechanisme aangetoond. Kun je spreken van ziekte dan?
  3. 3. Stigmatisering: Shit ik ben ziek?

Leer of onderwijsmodel

  • Persoonlijk probleem van de leerling. Niet cliënt en therapeut noem je.
  • Je spreekt niet over ziekte, maar over een persoonlijk probleem.
  • Er wordt niet gesproken van een diagnose, maar van een leerdoel.
  • Wat geleerd moet worden wordt besproken als ‘vaardigheidstekorten’.
  • Therapie = uitvoering onderzoeksprogramma.

Demarcatie- of afgrenzingscriterium.

Modellen in de praktijk

  • Je spreekt niet van ziekte als iemand nog verantwoordelijk of aanspreekbaar kan zijn over zijn of haar gedrag.
  • Geen van die drie modellen geeft een goede grens over wat ziek is.
  • Angst kan je wel goed verdelen met een normaalverdeling
  • Medisch model kan je goed aantonen met een biologische oorzaak
  • Onderwijsmodel is goed te gebruiken bij omgeving: verkeerd aangeleerd.

Neurobiologische benadering

  • Focus op de rol van genen en neurobiologische processen in de hersenen. Uit de hoek van neurotransmitters en afwijkingen in hersengebieden bij psychopathologisch gedrag.

Klinisch-genetisch perspectief

  • Veel eigenschappen zijn erfbaar. 
  • Familiestudies: ingewikkeld, want families delen ook altijd omgevingsfactoren. Dus zijn het dan wel alleen de genen?

Tweelingstudies: 

  • Concordantie (correlatie) → mate waarin eigenschappen bij 2 familieleden voorkomen.
  • Concordantiecoëfficiënt: tussen 0-1 → hoe dichter bij 1, hoe meer het kenmerk wordt verklaard door genen.

Adoptiestudies:

  • Kinderen die niet opgroeien bij hun biologische ouders. Dat ze opeens een stoornis hebben, omdat hun biologische ouders die hebben.
  • Als je een genetische bijdrage hebt, dan ligt de concordantiecoëfficiënt bij eeneiige tweelingen veel hoger is dan bij twee-eiige tweelingen.
  • Wordt ook beetje omgeving meegenomen waarschijnlijk. 1 eiig wordt meer hetzelfde behandeld dan bij 2 eiig.

Huidige opvatting

  • Predispositie bepaalde genetische overgevoeligheid x stressverhogende omgeving = psychopathologie

Diathesis-stress/dual-risk model

  • Je hebt een moeilijk temperament en daar komt een negatieve omgeving bij.

Differential susceptibility model

  • Mensen met een aanleg voor boosheid hebben meer kans op negatieve uitkomst bij negatieve omgeving.

Maar wordt ook meer beïnvloed door positieve omgeving → dit zijn gewoon meer vormbare personen. Meer vatbaar voor de omgeving. Kwetsbaarheid voor psychische stoornissen is erfelijk. De stoornis wordt niet overgedragen. Het zijn geen single-gene disorders. Er zijn altijd meerdere genen bij betrokken. Neurotransmitters spelen een belangrijke rol.

Cognitief neurowetenschappelijk perspectief

  • Afwijkingen in bepaalde hersengebieden worden in verband gebracht met het ontstaan van bepaalde psychische stoornissen
  • Limbisch systeem: emotiecentrum → amygdala, hippocampus en hypothalamus → overactivatie → lichamelijke gevoelens van arousal → angst
  • Kenmerkend voor depressie → actieve amygdala → hyperactief → gedrukte stemming
  • Nucleus accumbens: genotscentrum. Als dit geactiveerd is, gaan mensen op zoek naar kortetermijn beloning. Geassocieerd met verslaving,
  • Prefrontale cortex: reguleren emoties, gedrag, abstractie, verbaal geheugen, psychomotorische snelheid en doelgericht gedrag → impulsiviteit, emotieregulatie.
  • Emotieregulatie die in het boek staat moet je kennen.

Vijf emotieregulatie strategieën:

  1. Selectie van de situatie → wegblijven = vermijden
  2. Modificatie van de situatie (time-out nemen). Naar een ander kijken omdat ik de vraag van de docent niet wil beantwoorden.
  3. Verandering in aandacht → in luchtballon, aandacht op voeten
  4. Cognitieve herwaardering van de betekenis van de stimulus (reappraisal). Anders over een spin denken: wat een mooi beestje is het eigenlijk.
  5. Expressie van emoties onderdrukken: tot 10 tellen bij woede.

Comorbiditeit: het gelijktijdig hebben van twee of meer vormen van psychopathologie. 50% van de mensen met een angststoornis heeft ook last van een depressieve stoornis.

Dominante leerparadigma’s

  • Klassieke conditionering: Pavlov
  • Instrumentele conditionering / operante conditionering (skinner): met ratten.
  • Appetitieve conditionering = vorm van klassieke conditionering waarbij je een ongeconditioneerde stimulus beloond wordt door positieve consequenties.

Klassieke conditioneringsprincipes liggen aan de grondslag hoe wij leren.

  • Aversieve conditionering: Leren gebeurt ook als een oorspronkelijk neutrale prikkel wordt opgevolgd door een aversieve ongeconditioneerde prikkel.
  • Little Albert studies → bang voor de rat door het geluid.
  • Dit is allemaal klassieke conditionering.

Instrumentele / operante conditionering: gedrag dat tot een aangename uitkomst leidt, zal in frequentie toenemen. Gedrag dat tot een onaangename uitkomst leidt, zal in frequentie afnemen. Dus leren van de consequenties van het gedrag. Een bepaalde respons leidt tot een bepaalde uitkomst. Dit gaat dus over straffen en belonen.

Het geleerde wordt opgeslagen in ons brein in structuren: in mentale representaties. interne datastructuren met informatie over een stimulus of respons. Dmv associatievorming. Informatie olifant: slurf, grijs, groot. Je kan dus een negatieve associatie krijgen met iets wat niet bij een ander die associatie opbrengt.

Voorbeeld van verslaving:

  • Drinken van wijn → roept positieve lichamelijke effecten op.
  • Dit is dus appetitieve conditionering. Positieve consequenties.

Omgevinscue’s worden geassocieerd met het gebruiken van het middel zelf. Dan krijg je cravings: intens verlangen. Dat motiveert dan weer om te drinken. Dit is klassieke conditionering. ALs iemand vraagt, wat wil je drinken? Dan denk je gelijk aan wijn.

Instrumentele conditionering:

  1. Doelgericht gedrag (response-uitkomst leren)

Gedrag wordt in het begin gestuurd door motivationele waarde van de uitkomst en de relatie tussen de respons en de uitkomst → ik word rustig van wijn

  1. Gewoontegedrag (stimulus-respons leren)

Na verloop van tijd wordt het een gewoonte.

Cognitieve benadering van de psychopathologie

  • Informatieverwerking → processen die een rol spelen bij de verwerking, opslag en reproductie van kennis

Schema’s

  • Kennis waarover een persoon beschikt is opgeslagen in schema’s.
  • Gelijk principe met mentale representaties.
  • Schema’s zijn erg handig. Nadeel is snel bias → vertekeningen. Kind weet nog niet wat een kat is, heeft daar geen schema voor.
  • In hun ontwikkeling bouwen kinderen schema’s over zichzelf, anderen en de wereld om hen heen op.

Eenmaal schema gevormd.. weerstand tegen verandering door

  1. Selectiebias. Je geeft minder aandacht aan informatie die tegen je schema’s ingaat.
  2. Interpretatiebias: Informatie die in lijn is met je schema’s voeg je eraan toe. Hond die niet blaft is een uitzondering
  3. Schema’s bepalen gedrag: als je angst voelt, vermijd je het gedrag. 
  4. Schema’s vertekenen herinneringen: negatieve herinneringen komen als eerste naar boven. Schema’s bepalen heel erg wat we herinneren.

Informatieverwerkingsprocessen → psychopathologie

  • Aandachtsbias (angst) → zie ik er een, zie ik er een
  • Selectieve interpretatie bias (angst). Sociale fobie: is bang voor sociale situaties. Informatie die in lijn is met het schema wordt eruit gepikt. Als iemand afzegt door mijn feestje, denk ik gelijk: ohh ik ben niet leuk, ipv de echte reden luisteren.
  • Geheugenbias (depressie), alleen de negatieve informatie wordt opgehaald.
Access: 
Public
Follow the author: Hugo
More contributions of WorldSupporter author: Hugo:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1241