BulletPointsamenvatting per hoofdstuk bij de 8e druk van Psychology van Gleitman et al. - Chapter

Welke onderzoeksmethoden kent de psychologie? - BulletPoints 1

  • Wetenschap begint met observaties waaruit een onderzoeksvraag wordt gesteld. De hypothese moet testbaar zijn en falsifieerbaar.

  • Er zijn twee manieren om data te analyseren, namelijk beschrijvende statistiek, het samenvatten van de data, en inferentiële statistiek, het trekken van conclusies. Voor beschrijvende statistiek kunnen de mediaan, het gemiddelde en de standaarddeviatie worden gebruikt. Bij inferentiële statistiek kijkt men vaak naar eventuele statistische significantie van de resultaten.

  • Bij een experiment wordt een onafhankelijke variabele gemanipuleerd. Bij observationele studies wordt deze manipulatie niet gedaan. In een experiment worden vaak meerdere groepen met elkaar vergeleken, waarvan ten minste één experimentele groep en één controlegroep. Toewijzing aan één van deze groepen gebeurt vaak random en dubbel blind. Met dit laatste wordt bedoeld dat zowel de proefpersonen als de onderzoeker niet weten wie aan welke groep is toegewezen.

  • Wetenschappelijke conclusies worden zelden getrokken naar aanleiding van de resultaten van slechts één onderzoek. Vaak wordt een meta-ananlyse gebruikt, een statistische methode voor het combineren van de resultaten van meerdere studies naar een bepaald onderwerp.

  • Onderzoekers moeten zich aan een groot aantal ethische voorwaarden houden. Zo is het verplicht om elke proefpersoon een informed consent en een debriefing te geven.

Wat is de genetische en evolutionaire basis van gedrag? - BulletPoints 2

  • Binnen de nucleus van elke cel bevinden zich chromosomen, structuren die genen bevatten. Een gen is een deel van het DNA-molecuul molecuul dat instructies bevat over hoe en wanneer er een eiwit wordt gevormd. Genen kunnen worden aan- of uitgezet, hetgeen genexpressie wordt genoemd.

  • De complete set van alle genen van een individu noemen we het genotype. De kenmerken en capaciteiten van een organisme worden aangeduid met het fenotype.

  • Charles Darwin was een Engelse naturalist die stelde dat alle moderne organismen afstammen van een klein aantal voorouders en dat de huidige soort zich heeft ontwikkeld door het proces van de evolutie. Het sleutelmechanisme hierbij is natuurlijke selectie: wanneer individuen met een bepaalde eigenschap een grotere kans hebben om te overleven en te reproduceren, zullen hun genen beter zijn gerepresenteerd in de volgende generatie.

  • In veel gevallen heeft de natuurlijke selectie ervoor gezorgd dat er sprake is van flexibiliteit van het gedrag van een individu. Op deze manier hebben organismen mechanismen ontwikkeld waardoor zij hun reacties kunnen veranderen en nieuwe vaardigheden kunnen leren.

Welke functies hebben de hersenen en het zenuwstelsel in het menselijk lichaam? - BulletPoints 3

  • Een neuron is een gespecialiseerde cel in het zenuwstelsel die informatie bijeenbrengt en verspreidt. Neuronen bestaan grofweg uit drie onderdelen: dendriet, cellichaam en axon.

  • De communicatie die plaatsvindt binnen een neuron (van de ene kant naar de andere kant) betreft elektrische signalen (via een actiepotentiaal) maar de communicatie tussen neuronen (van het ene neuron naar het andere) betreft chemische signalen (door middel van neurotransmitters). Ook door het bloed kunnen signalen worden verzonden van de ene locatie naar de andere. Deze manier van communicatie wordt het endocrien systeem genoemd.

  • Neuroimaging technieken kunnen worden gebruikt om het levende brein te onderzoeken. Deze methoden gebruiken driedimensionale plaatjes van de anatomie en het functioneren van het brein.

  • Over het algemeen kan het zenuwstelsel worden verdeeld in het centraal en perifeer zenuwstelsel. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het somatisch zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel.

  • De hersenstam is het hersengebied dat helemaal bovenin het ruggenmerg is gelokaliseerd. Het buitenste deel van de hersenen wordt de cerebrale cortex genoemd. Deze wordt onderverdeeld in drie typen weefsels: sensorische, motorische en associatiegebieden.

Hoe uiten menselijke zintuigen zich? - BulletPoints 4

  • Het onderzoeksveld van de psychofysica probeert de kenmerken van een fysieke stimulus te relateren aan zowel de kwaliteit als de intensiteit van de sensorische ervaring.

  • Bij alle zintuiglijke modaliteiten moet de fysieke stimulus worden getransformeerd in een neuraal signaal. Deze stap wordt de transductie genoemd. De volgende stap heet sensorische codering: het proces waardoor het zenuwstelsel de kwaliteiten van de inkomende stimulus representeert.

  • Geluid beweegt zich voort in geluidsgolven die variëren in frequentie en amplitude. De geluidsgolven zorgen ervoor dat het trommelvlies begint te trillen. De vibraties worden door de gehoorbeentjes overgebracht naar het ovale raam waardoor het slakkenhuis wordt gevuld met een vloeistof.

  • De staafjes en kegeltjes stimuleren de bipolaire cellen die de ganglioncellen stimuleren. Deze ganglioncellen verzamelen informatie van het hele netvlies en de axonen van deze cellen vormen tezamen de optische zenuw.

Wat is perceptie? - BulletPoints 5

  • Perceptie hangt af van zowel de input die het oog binnenkrijgt – datgene wat werkelijk gebeurt voor je ogen – als de manier waarop je deze input organiseert en interpreteert. Gespecialiseerde kenmerkcellen onderscheiden bepaalde kenmerken van een voorwerp dat wordt waargenomen. De informatie wordt vanaf deze detectoren hiërarchisch doorgegeven via een kenmerknet.

  • Informatie vanuit de visuele cortex wordt verzonden naar twee andere belangrijke hersendelen via twee verschillende paden, namelijk via het ‘wat’-systeem (via de temporale cortex) en het ‘waar’-systeem (via de pariëtale kwab). Het is nog onduidelijk hoe de informatie van deze twee systemen wordt samengevoegd. Dit wordt het bindingsprobleem genoemd.

  • We kunnen een driedimensionale wereld waarnemen door middel van dieptecues. Er bestaan binoculaire cues (met twee ogen) en monoculaire cues (met één oog).

  • Perceptie is selectief, we kunnen niet overal tegelijkertijd onze aandacht bij hebben. Aandacht is het proces dat ons in staat stelt om ons te focussen op slechts één item. Priming is het proces waardoor een bepaalde detector van het zenuwstelsel wordt voorbereid voor inkomende input.

Wat is introspectie en de functie van bewustzijn? - BulletPoints 6

  • Bewustzijn is het besef van onszelf, onze gedachten en onze omgeving op een bepaald moment. Om iemands bewustzijn te achterhalen wordt vaak als eerst gebruik gemaakt van introspectie. Hier kleef wel een aantal nadelen aan: er kunnen moeilijkheden ontstaan in de communicatie van introspecties (het onder woorden brengen ervan) en veel van onze gedachten, overtuigingen en gevoelens spelen zich buiten het bewustzijn af (het cognitieve onbewuste). Ook kunnen interpretaties fout zijn.

  • Descartes was de eerste die met het geest-lichaamprobleem aan de slag ging en stelde dat deze twee modaliteiten met elkaar communiceerden door middel van de pijnappelklier. Er wordt hier tegenwoordig geen bewijs voor geleverd, wel voor de globale werkhypothese die stelt dat werkruimteneuronen het bewustzijn aansturen door ons in staat te stellen stimuli of ideeën te koppelen in dynamische, coherente representaties.

  • De slaap is opgebouwd uit verschillende stadia die corresponderen met een typisch patroon van hersenactiviteit. Langzame golf-slaap wisselt zich hierbij af met de zogenoemde REM-slaap.

  • Een verandering van bewustzijn kan ook worden gecreëerd door middel van hypnose, meditatie en drugs. Drugsgebruik kan echter gepaard gaan met verschillende medische en psychologische gevaren. Iemand is verslaafd aan drugs wanneer sprake is van controleverlies, withdrawal symptomen en drugstolerantie.

Wat zegt de leertheorie over de verschillende leerprocessen? - BulletPoints 7

  • Leren is de verzamelnaam van verschillende processen waarbij associaties worden gecreëerd.

  • Pavlov introduceerde het begrip klassieke conditionering. Hierbij wordt een stimulus gepaard met een andere stimulus zodat het organisme de relatie tussen deze twee stimuli leert. Hierbij bestaan er twee responsen: de ongeconditioneerde respons (UR) en de geconditioneerde respons (CR) en twee verschillende stimuli: de ongeconditioneerde stimulus (US) en de geconditioneerde stimulus (CS).

  • Een andere vorm van leren is instrumentele of operante conditionering. Hierbij ontvangt een proefpersoon alleen een beloning wanneer hij of zij de gewenste respons uitvoert. Hierbij is de bekrachtiger de stimulus die volgt na een respons die ervoor zorgt dat de betreffende respons vaker zal voorkomen in de toekomst. Bekrachtigingen kunnen ook gedeeltelijk worden gegeven via verschillende schema’s van bekrachtiging. Hierbij bestaan ratio- en intervalschema’s.

  • Shaping is het proces waarbij een gewenste respons wordt uitgelokt door bepaald gedrag te belonen dat in toegenomen mate gelijk is aan de respons.

  • Observationeel leren is een vorm van leren waarbij iemand bekijkt hoe anderen zich gedragen. Deze vorm van leren wordt waarschijnlijk ondersteund door een specifiek type neuronen aangeduid met spiegelneuronen.

Hoe werkt het menselijk geheugen? - BulletPoints 8

  • Er gaan drie stappen vooraf voordat we ons iets kunnen herinneren, namelijk verwerven, opslaan en ophalen.

  • Er bestaan verschillende typen geheugen, elk met verscheidene eigenschappen, en elk met een eigen rol in het verwervingsproces, namelijk het werkgeheugen en het lange termijngeheugen. De capaciteit van het werkgeheugen wordt daarom vaak aangeduid met ‘zeven plus of min twee’ items. Om het aantal gebruikte items in het werkgeheugen te vergroten kan men gebruik maken van de techniek chunking.

  • Geheugenconsolidatie is het biologische proces waardoor herinneringen worden getransformeerd van een tijdelijke en fragiele status naar een meer permanente en robuuste staat.

  • Intrusiefouten zijn fouten in het geheugen waarbij bepaalde elementen die geen deel uitmaakten van de originele informatie worden gemixt bij het ophalen van de herinnering.

  • Veel psychologen onderscheiden geheugentypen door middel van een hiërarchie: het episodisch geheugen (episodisch versus semantisch) en het impliciet geheugen (procedureel geheugen, priming, perceptueel leren en klassiek conditioneren).

Welke denkpatronen zijn te onderscheiden? - BulletPoints 9

  • Mentale representaties zijn delen in de geest die staan voor een bepaald voorwerp of een bepaalde gebeurtenis. ‘Denken’ is het analyseren en het beschouwen van mentale representaties en het vergelijken van meerdere mentale representaties om conclusies te trekken en problemen op te lossen. Er bestaan analoge en symbolische mentale representaties.

  • Er zijn vier verschillende denkprocessen die elk een eigen doel hebben, namelijk beoordeling, redeneren, besluiten maken en problemen oplossen.

  • De duale verwerkingstheorie stelt dat beoordeling twee typen van denken behelst: een snelle, efficiënte, maar soms onjuiste set van strategieën (bijvoorbeeld heuristieken), - genaamd Systeem 1, en een langzamere, meer moeizame, maar minder risicovolle set van strategieën – genaamd Systeem 2.

  • Redeneren is het proces waarbij de implicaties van bepaalde overtuigingen worden uitgezocht. Deze processen zijn gebaseerd op deductie.

  • Volgens de utiliteitstheorie zou je altijd eerst de mogelijke uitkomsten van een besluit moeten nagaan en de meest gewenste hieruit moeten kiezen. Echter worden onze besluiten ook beïnvloed door andere factoren bepaald, bijvoorbeeld framing.

  • Probleem oplossen is de manier van denken te beschrijven die we gebruiken wanneer we weten wat ons doel is en hier een stappenplan voor nodig hebben.

Hoe vormt taal het menselijke mentale leven? - BulletPoints 10

  • Een taal bestaat uit een hiërarchie van eenheden die op steeds hogere niveaus met elkaar kunnen worden gecombineerd waardoor bepaalde woorden en zinnen kunnen worden gevormd.

  • Fonemen zijn de kleinste significante eenheden van een taal; het onderste niveau van de taalhiërarchie. Op het volgende niveau van de taalhiërarchie worden fonemen en lettergrepen met elkaar gecombineerd in morfemen: de kleinste significante eenheden die een betekenis bevatten in een woord.

  • In de prototype theorie van betekenis worden concepten van woordbetekenissen gevormd rond de gemiddelde of typische waarden.

  • Woordjes leren wordt erg beïnvloed door de manier waarop kinderen voorwerpen en gebeurtenissen waarover zij nadenken categoriseren in de wereld. Jonge kinderen leren eerst de woorden van het basisniveau voor hele voorwerpen, daarna de subordinates en superordinates.

  • Er is een bepaalde periode waarin kinderen moeten worden blootgesteld aan taal om een taal te kunnen leren. Dit noemen we de sensitieve periode.

Wat is intelligentie en wat betekent IQ? - BulletPoints 11

  • Binet en zijn collega’s stelden de eerst intelligentietest op met daarbij als uitslag het intelligentiequotiënt.

  • Algemene intelligentie (g) is een mentale eigenschap is die bijdraagt aan de prestatie op vrijwel elke intelligentietest. Vloeiende intelligentie is de mogelijkheid om om te gaan met nieuwe en ongebruikelijke problemen, terwijl gekristalliseerde intelligentie verwijst naar iemands kennis en vaardigheden.

  • Er bestaan verschillende mechanismen die bijdragen aan intelligentie, namelijk mentale snelheid, werkgeheugencapaciteit, aandacht en executieve controle.

  • Praktische intelligentie is het vermogen om alledaagse problemen op te lossen. Daarnaast bestaat het begrip emotionele intelligentie: het vermogen om emoties accuraat waar te nemen, emoties te gebruiken om denken en redeneren te vergemakkelijken, emoties te begrijpen en deze onder woorden te brengen, en emoties onder controle te hebben.

  • Genetische factoren spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de individuele intellectuele capaciteiten. Dit kan worden gemeten met de erfelijkheidsratio. IQ-scores zijn echter ook afhankelijk van de omgeving waarin het kind opgroeit.

  • Het Flynn effect is het patroon van een wereldwijde toename van IQ-scores over de laatste decennia, met een toename van drie IQ-punten per decennium.

Wat doen motivatie en emotie met een persoon? - BulletPoints 12

  • Met homeostase bedoelen we de neiging van het lichaam om de condities van de innerlijke omgeving in stand te houden door verschillende vormen van zelfregulatie. Door middel van verschillende mechanismen en negatieve feedback wordt getracht het set point te behouden.

  • Obesitas wordt gedefinieerd als een BMI van 30 of meer. Obesitas is deels genetisch bepaald, maar kent ook omgevingsinvloeden.

  • Walter Cannon stelde dat intense sympathische arousal dient als een alarmerende reactie dat het organisme voorbereidt voor een crisis zodat het kan vechten of vluchten (‘fight or flight’).

  • Seks wordt door biologische, sociale en culturele factoren beïnvloed. De menselijke seksuele responscyclus is een reeks van vier fasen die de seksuele respons in zowel mannen als vrouwen karakteriseert (opwinding, plateaufase, orgasme en herstel).

  • Emoties worden beschreven als affectieve reacties die worden gekarakteriseerd door nauw verbonden veranderingen in gedrag, subjectieve ervaringen en fysiologie. Emoties gaan gepaard met verschillende fysiologische veranderingen. Hier bestaan verschillende ideeën over. Emotieregulatie is het vermogen om je eigen emoties te beïnvloeden. Er bestaan twee vormen van emotieregulatie, namelijk cognitieve herwaardering en onderdrukking.

Wat houdt de discipline sociale psychologie in? - BulletPoints 13

  • Sociale cognitie is de manier waarop we andermans gedrag interpreteren en hoe anderen ons gedrag interpreteren.

  • Een causale attributie is een conclusie over wat iemands gedrag heeft veroorzaakt. Er bestaan situationele en dispositionele attitudes.

  • Een attitude is een vrij stabiele evaluatie over of iets goed of slecht is. Attitudes kunnen worden veranderd door middel van overtuiging, ervaring en door het eigen gedrag.

  • Er bestaan drie typen van sociale invloed: conformiteit, gehoorzaamheid en toestemming. Er zijn twee invloeden van belang die verklaren hoe conformiteit wordt veroorzaakt, namelijk informationele en normatieve invloeden. Gehoorzaamheid (‘obedience’) is een verandering in het gedrag als reactie op een instructie van een ander persoon. Toestemming (‘compliance’) is een verandering in het gedrag als reactie op een verzoek.

  • Groepspolarisatie is het patroon waarbij de attitudes van personen extremer worden wanneer zij zich in een groep bevinden.

Welke ontwikkelingsfasen doorloopt een mens? - BulletPoints 14

  • Er zijn verschillende factoren in de omgeving van de foetus die een rol spelen bij de prenatale ontwikkeling, namelijk lokale en globale factoren.

  • Volgens Piaget hebben kinderen een andere manier van denken dan volwassenen. Om deze volwassen manier van denken te bereiken dienen zij door een aantal fasen heen te gaan, namelijk de sensori-motorische, pre-operationele, concreet-operationele en formeel-operationele perioden.

  • Hechting is de sterke, langdurige, emotionele band tussen een kind en zijn verzorgers. Er bestaan verschillende soorten hechtingsstijlen, namelijk de zekere, angstig-resistente, angstig-vermijdende en ongeorganiseerde hechtingsstijl. Een zekere hechtingsstijl blijkt geassocieerd te zijn met positieve uitkomsten op verschillende gebieden.

  • Er bestaan vier ouderstijlen: authoritarian, permissive, authoritative en disengaged.

  • Erikson stelde de ‘eight ages of man’ op: de acht fasen waardoor men door het leven heen gaat. Elke fase is gekenmerkt door een psychosociale crisis. Gedurende de adolescentie is deze crisis de ‘identiteit vs. rolverwarring’, tussen de leeftijd van 20 en 40 jaar speelt het ‘intimiteit vs. isolatie conflict’, tussen de 40 en 60 jaar het ‘generativiteit vs. stagnatie conflict’ en tussen de 60 en 80 jaar het ‘integriteit vs. wanhoop conflict’.

Hoe wordt persoonlijkheid gevormd? - BulletPoints 15

  • Er blijken vijf dimensies te bestaan om alle persoonlijkheden te beschrijven: de Big Five, deze dimensies zijn extraversie, neuroticisme, mildheid, ordelijkheid en autonomie.

  • Bewijs stelt dat persoonlijkheidstrekken afstammen van het temperament van een individu: een karakteristiek patroon van emotie, aandacht en gedrag dat grotendeels wordt bepaald door genetische factoren.

  • Volgens de psychodynamische benadering zijn menselijke gedragingen en gedachten de expressie van motieven en wensen die zijn verworven tijdens de kindertijd en die voor het grootste deel onbekend zijn voor de persoon zelf.

  • Twee kenmerken van de humanistische benadering zijn het eigen perspectief van de persoon en het concept van menselijke motivatie. Voorbeelden zijn fenomenologie en de zelftheorie.

  • Sociaal-cognitieve onderzoekers focussen op de diverse cognitieve kenmerken waarin persoonlijkheden kunnen verschillen. Overtuigingen over onszelf en over onze wereld nemen hier een belangrijke plaats in.

Wat bestudeerd de psychopathologie? - BulletPoints 16

  • Psychopathologie is de studie van mentale stoornissen of de term voor een mentale stoornis. De meest geaccepteerde definitie van ‘mentale stoornis’ is afkomstig van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Drie belangrijke processen bij het vaststellen van een mentale stoornis zijn definiëren, assessment en diagnosticeren.

  • Het hoofdsymptoom van angststoornissen is een intens gevoel van angst en in de meeste gevallen proberen mensen met een angststoornis allerlei pogingen te doen om om te gaan met deze gevoelens. De angststoornissen die door de DSM worden gedefinieerd zijn fobie, paniekstoornis, agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis en stress-stoornissen.

  • Stemmingsstoornissen worden gekarakteriseerd door veranderingen van positieve en negatieve stemmingen. Depressie behelst verdrietige en hopeloze gevoelens en apathie; verlies van energie, plezier en motivatie; en problemen met de slaap, eetlust en andere lichamelijke functies. Een bipolaire stoornis wordt gekarakteriseerd door zowel manische als depressieve episodes.

  • Schizofrenie is een groep hevige mentale stoornissen die zijn gekarakteriseerd door verschillende positieve, negatieve en cognitieve symptomen.

  • Andere mentale stoornissen zijn ontwikkelingsstoornissen, eetstoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.

Hoe kunnen mentale stoornissen worden behandeld? - BulletPoints 17

  • Psychologische behandelingen bestaan uit systematische pogingen om het denkpatroon en het gedrag van de patiënt te veranderen, vaak door middel van gesprekken, instructies of training.

  • Er bestaan vier benaderingen: psychodynamisch (afgestamd van de psychoanalyse), humanistisch (gericht op de eigen verantwoordelijkheid van mensen), gedragsmatig (gefocust op observeerbaar gedrag en leerprocessen) en cognitief-gedragsmatig (gefocust op het veranderen van denkpatronen en gedrag).

  • Psychotropische medicijnen controleren of matigen de manifestaties van verschillende mentale stoornissen. Er bestaan veel verschillende soorten medicijnen, waaronder antidepressiva, anxiolytica en antipsychotica.

  • Er bestaan daarnaast verschillende niet-farmacologische behandelingen, waaronder psychochirurgie, ECT en DBS.

  • Uit verschillende meta-analyses komt naar voren dat heel verschillende therapievormen gelijke effectiviteit kunnen hebben. Dit resultaat wordt vaak het dodo bird verdict genoemd.

Access: 
Public

Image

Click & Go to more related summaries or chapters

Samenvatting bij de 8e druk van Psychology van Gleitman et al.

Welke onderzoeksmethoden kent de psychologie? - Chapter 1

Wat is het doel van observaties?

Net als andere wetenschappers kijken psychologen naar patronen binnen bepaalde observaties. Er wordt onderzocht waarom bepaalde variabelen aan elkaar zijn gelinkt en waarom andere variabelen onafhankelijk van elkaar zijn.

Wetenschap begint dus met observaties. Vanuit deze observaties wordt een onderzoeksvraag gesteld. Deze vraag dient zeer concreet te zijn: alle begrippen moeten helder zijn. Op basis van de onderzoeksvraag wordt een testbare hypothese gesteld. Dit is een voorspelling die zodanig specifiek is geformuleerd dat het duidelijk is welke observaties de voorspelling bevestigen en welke observaties de voorspelling tegenspreken. De hypothese moet dus falsifieerbaar zijn. Daarnaast moet een operationele definitie worden gesteld waarmee de variabelen die worden getest worden getransformeerd in een specifieke procedure of meting.

De variabele die in een experiment wordt gemeten is de afhankelijke variabele. Deze is afhankelijk van onafhankelijke variabelen: variabelen die door de onderzoeker dusdanig worden gemanipuleerd om voorspellingen te kunnen doen over de afhankelijke variabele. Het is belangrijk om de data op een neutrale en objectieve manier te verzamelen. Daarnaast dient de dataverzameling systematisch te zijn.

Psychologen willen de door hun getrokken conclusies graag toepassen op een bepaalde populatie: alle leden van een bepaalde groep. Bijvoorbeeld: alle Nederlandse kinderen van 8 t/m 12. Aangezien het vaak niet haalbaar is om de gehele populatie te testen, gebruiken psychologen regelmatig een steekproef. Door middel van random sampling heeft elke persoon van de populatie een even grote kans om bij deze steekproef te worden betrokken en om deel te nemen aan een bepaalde studie.

Soms vinden psychologen het noodzakelijk om enkele individuen in plaats van een grote groep te onderzoeken. Deze analyses worden case studies genoemd. Hierbij wordt één persoon in detail bestudeerd.

Het is belangrijk dat de steekproef

.......read more
Access: 
Public
This content refers to .....
Psychology and behavorial sciences - Theme
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
576