Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze samenvatting is gebaseerd op collegejaar 2012-2013. Bekijk hier ons huidige aanbod.
- A: Historie
- College B : Historie (Vervolg)
- College C: Zintuigen
- D: College Ontwikkeling van de hersenen
- College E: Slaap en bewustzijn
- College F : Sociale psychologie
- College G: Sociale uitsluiting
- College H: Arbeids & Organisatiepsychologie
- College I: Persoonlijkheidsleer
- College J Psychologische stoornissen
A: Historie
Wetmatigheden: individuele gevallen zijn in eerste instantie niet interessant gezien psychologie gaat over wetmatigheden/principes in geest brein en gedrag, welke niet te verklaren vallen op basis van onderzoek naar enkele individuen. maar wetmatigheden kunnen probleemgevallen beter leren begrijpen, en probleemgevallen kunnen nieuwe wetmatigheden aan het licht brengen.
Er zijn een aantal manieren om psychologisch onderzoek te verrichten. De meestvoorkomende zijn experimenten, observaties, testen en resultaten vergelijken met eerder gedaan wetenschappelijk onderzoek. Dit is vaak noodzakelijk omdat nieuwe inzichten in genetica en de rol daarvan op het functioneren van het brein nieuwe perspectieven en verklaringen biedt op eerdere onderzoeksresultaten. Ook zijn er in tegenstelling tot het verleden vele manieren om het brein zien te functioneren. Denk hierbij aan PET/CT/MRI scans. Deze technieken zijn vormen van brainimaging.
Parapsychologische verschijnselen : Parapsychologie is de leer die zich bezighoudt met het wetenschappelijk onderzoeken van psychische vermogens die niet eenduidig zijn te verklaren door natuurwetten. Voorbeelden hiervan zijn Telepathie en Psychokinese. Aanhangers van het fenomeen psychokinese menen dat louter door mentale kracht voorwerpen bewogen kunnen worden.
Subliminale perceptie: Het idee het onderbewuste te kunnen prikkelen of manipuleren door zeer korte of onopvallende sensorische (visuele,hoorbare)berichten. Er is veel tegenspraak in onderzoeken of dit nou wel of niet kan. Priming is het doelbewust richten van gedachten en emoties in een bepaalde richting, bijvoorbeeld door het benoemen of laten zien van merken, kleuren, figuren, etc.
Geschiedenis en het belang
Geheugen is niet feilloos + gekleurd. Perceptie ook. We vergeten, zelfs al is dit in het verleden perfect opgeslagen. Geschiedenis is bij gratie van de autoriteit van dat moment, wat inhoudt dat wij maar moeten vertrouwen op de percepties van enkele mensen die de geschiedsliteratuur in het verleden hebben geschreven.
Echter is deze geschiedenis belangrijk met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek. Je kunt het heden niet begrijpen zonder inzichten in het verleden. Wat is er al gedaan, en waarom op die manier? Waarom heeft het zich zo ontwikkeld en niet anders?
Natuurlijk worden er fouten gemaakt zodra we met mensen te maken hebben. Bias in literatuur voor resultaten, als er geen effect (uitblijven van effecten uit experiment komt, wilt niemand het publiceren. Ook zullen verschillende invloedrijke partijen zorgen dat bepaalde onderzoeken die hun belangen behartigen meer in de spotlights komen dan andere onderzoeken.
Eerste historie van de psychologie: In 1500 BC is er al een kopie van ouder werk (imhotep?) gevonden. Het brein wordt dan al genoemd (tot toen werd gedacht dat de Grieken het waren)
Het hart was de zetel van ziel volgens Egyptenaren, Het brein = materieel, de ziel niet. Wat is de psyche?
Cognitieve Neurowetenschappen = Hoe werken de hersenen als het de cognitie aangaat (Richt zich vooral op het materiële, naar de analogie van computers wordt het materiële ook wel wetware/hardware genoemd). Het is een vakgebied dat een overlap kent tussen neurowetenschap en cognitieve psychologie.
Traditionele psychologie: Geest beter maken (software), wel kennis benodigd over Natuurwetenschappen (psychofarmacologie, hoe het brein reageert op chemische stoffen (en dan vooral medicijnen en drugs)
De verschillen tussen deze twee leerscholen worden goed gekenmerkt door deze zin: Hoe werkt het apparaat? vs 'zolang de mensen maar beter worden'
De rol van het hoofd = lang bekend in de steentijd/prehistorie/frankrijk/peru. Vroeger deed men vaak aan Trepanatie om kwalen aan het hoofd op te lossen (trypanon = boor). Dit was niet altijd dodelijk, velen overleefden dit, te zien aan herstel in getrepaneerde schedels. Ook werden met gouden platen de gaten vaak afgedekt.
Alcmaeon van Croton (530-470 BC)
Alcmaeon was een filosoof die belangrijke psychologische grondslagen heeft gelegd. Hij stelde destijds al dat het bewustzijn zich in de hersenen afspeelde.
Hersenbeschadiging leidt tot problemen met cognitie + waarnemingsproblemen . Toen al concludeerde hij: Het probleem zat onder de schedel.
Ontdekking van ventrikels in het brein
Herophilos & Erasistratos, anatomen die de medische school van Alexandrië hebben gesticht, hebben de ventrikels in het brein ontdekt. Daaruit resulteerde de ‘Cell Doctrine’, die zei dat voor alles een individuele, discrete cel zit. Zij leefden respectievelijk van 335-280 en 310-250 voor christus.
Leonardo Da Vinci kwam met de 3 cellen doctrine, welke zei dat het brein gesplitst is in 3 onderdelen, waarvan ieder info van zintuigen, cognitie en geheugen verwerkte.
Tot 1496 had het hart een prominente functie als centrum van de geest en ziel.
Maatstaven voor intelligentie:
Er zijn vele pogingen tot kwantificatie van intelligentie aan de hand van fysieke eigenschappen van het hoofd/hersenen gedaan. Knobbelvoelen/frenologie was een veelgebeurde praktijk als maatstaaf. De welbekende ‘talenknobbel’ kwam hiervandaan. Als er op een bepaalde plek een knobbel op het hoofd zat, dan duidde dat volgens de toenmalige gedachtegang op een bepaald talent.
Begin 20e eeuw werd de frenometer uitgevonden dit was een automatisering van knobbelchecks.
Einstein had ondergemiddeld hersengewicht = geen maatstaaf voor intelligentie
Toen brainimaging (CT/MRI/PET) in opkomst was, werd hersenactiviteit bij hersendelen bij bepaalde prikkelingen de nieuwe knobbels. Hier zijn we inmiddels ook weer van afgestapt, we gebruiken nu de interactie van neurale netwerken tussen verschillende hersendelen als kader.
De moderne psychologie:
Rene Descartes 15-86-1650:
Leefde en werkte Utrecht: Zijn theorieën zijn door universiteit + stad in de ban gedaan. Hij is pas op 23 maart 2005 officieel gerehabiliteerd (in ere hersteld).
De enige bron van zekerheid ben je zelf. Descartes hanteerde met dit begrip in het achterhoofd de leus: cogito ergo sum = ik denk dus ik besta!
Dualisme was het gedachtegoed welke stelde dat lichaam en geest gescheiden waren het eerste was materieel en bestudeerbaar, het laatste immaterieel en onbestudeerbaar. Volgens het dualistisch principe was de pijnappelklier/epiphysis/corpus pineale de verbinding tussen lichaam en geest.
Empirisme+associatisme: De britten (berkeley, locke, hume milll)
We start with tabula rasa (schone lei)+ kennis vergaard door ervaringen en interacties met de wereld (nurture)
Nativisme Descartes: We gaan met vaste set kennis de wereld door (nature)
Wilhelm Wundt was de eerste die psychologie vanuit een wetenschappelijk oogpunt beschreef en bedreef. Hij had als eerste een psychologisch laboratorium gestart, waar hij zijn ideeën kon doorgeven aan zijn studenten. Zijn student Edward titchener bouwde voort op de Ideeën van Wundt, en vormde daarmee het Structuralisme. Hoewel Wundt zijn inspiratiebron was, was Wundt op dit moment al van zijn eigen ideeën afgestapt. Structuralisme houdt in dat alle complexe gedachten kunnen uit elkaar gehaald worden en in losse hersenstructuren gewezen worden.
Het nadeel hiervan is dat je zeer getrainde specifieke proefpersonen benodigd. Introspectie is zeer lastig om objectief en als wetenschappelijke onderzoeksmethode te gebruiken.
William James (harvard), Godfather van het Functionalisme, een leer die naar de functie van bepaalde gedachten, emoties, en de interactie hiervan met de omgeving keek. Deze leer heeft overeenkomsten met het darwinisme omdat aanpassingsvermogen aan de omgeving belangrijk was.
Gestalt Psychologie kwam in Duitsland tot stand, waarbij er naar een geheel wordt gekeken, en niet in afzonderlijke onderdelen. Body & Mind waren dus één.
Holistisch denken: Het geheel is meer dan som der delen.
Behaviorisme was de door Watson & Skinner bedachte leer welke zich focuste op de bron van gedragingen, hoe deze te manipuleren en wat het gevolg hiervan was.
Een belangrijk onderzoeksmiddel was de Skinnerbox, om ratten te conditioneren
Fysiologische psychologie houdt in hoe we als organisme met de omgeving interacteren, met een perspectief vanuit lichamelijke processen.
Pavlov was de ontdekker van het klassiek conditioneren, dit werd bij een hond gedaan die eerst enkel ging kwijlen bij aanbieden eten, vervolgens na vele malen signalen afgeven voordat eten gegeven werd, al bij deze signalen begon de hond met kwijlen.
Sigmund Freud, was vroeg er vroeg bij. Hij bedacht het concept van onderbewustzijn, en psychoanalyse als onderzoeksmethode. Als psycholoog zijn zijn ideeën niet lang tot stand gebleven, maar hij heeft wel geschiedenis geschreven en de richting van de ontwikkelingen binnen de psychologie bepaald.
Invloeden 1950-70
Informatietheorie:broadband
Human Problem solver (Newell simon)
Psycholinguistiek, onstaan van taal (chomsky)
Cognitieve Psychologie (wat doen we als we redeneren) (Neisser)
De verhouding van toepassing en autoriteit van psychologische scholen veranderde. Freud’s psychoanalyse raakte erg op achtergrond, en cognitieve psychologie raakte voorop.
Er zijn 3 categorieën met 8 opdelingen binnen de psychologie:
Sociaal:
Cultureel (normen/waarden/ethniciteit)
Interpersoonlijk (groepen,relaties,beïnvloeding)
Individualistisch:
Waarneming en Cognitie (denken, besluitvorming,taal,zintuigen)
Gedragspsychologie
Biologisch
Hersensystemen (neuroanatomie,brainimaging)
Neurochemisch (neurotransmitters,hormone,drugs)
Genetisch (genetische mechanismes/interacties,erfelijkheid, tweeling, adopties)
College B : Historie (Vervolg)
Jean Baptiste Lamarck was degene die de evolutietheorie heeft bedacht, die in samenwerking met natuurwetten werkte. Lamarck had ook een idee over erfelijkheid, dat aangeleerde vaardigheden genetisch worden doorgegeven. Helaas voor hem was dit niet zo, maar hij heeft wel een zet in de goede richting voor opvolgers gezet. Hij zette hier namelijk het eerste theoretische denkkader voor de evolutie.
Charles Darwin + Alfred Wallace bouwden hierop voort . Hoewel CD het bekendst was, heeft hij niet uit zichzelf de theorie uit zijn mouw geschud; transmmutatie was al veel eerder voorgesteld, ‘de genetische basis werd pas een eeuw later ontdekt. De reden hiervoor was dat hij in een hogere sociale klasse lag en daarmee een groter en invloedrijker netwerk om zijn ideeën te verspreiden.
Wel was zijn interpretatie van het mechanisme dat aan evolutie ten grondslag ligt nieuw: Natuurlijke selectie.
CD Benadrukte competitie tussen soorten om te overleven/voort te planten, wat beter bekend staat als survival of the fittest.
Hij stelde dat veranderingen in populatie zeer geleidelijk zijn, en alleen selectie plaatsvindt als het de fitheid bevordert, of dit zorgt voor betere aanpassing aan een specifieke omgeving/habitat.
Camouflage is een fitnessverhogende aanpassing
Benadrukte Ecologische druk op rassen om aan te passen of te sterven
Peper en zoutvlinder : Goed gecamoufleerd op korstmos.
Meest voorkomend voor industriële revolutie: Gespikkeld
Korstmos verdween door luchtvervuiling. Daardoor was de donkere variant meer gecamoufleerd. Hierdoor was deze uiteindelijk het meest voorkomend.
Dit is echter geen nieuwe soort, in dit geval is er sprake van microevolutie
Er is een extra stap/voorwaarde nodig voor soortvorming. Een groep van dezelfde soort Moet geïsoleerd worden van anderen zodat ze niet kunnen voortplanten onderling, over een zeer lange periode. Eilanden hebben een isolerende functie. Bijvoorbeeld de Galapagos eilanden, die Darwins theorie en, denkwijze heeft gevormd. De grote verschillen met dieren in de buurt van deze eilanden inspireerden hem. (pinguïns op de zuidpool leefden in n heel ander klimaat dan op de galapagos eilanden)
Het belangrijkste verschil in gedachtegang tussen Charles Darwin en tijdgenoten is dat de Evolutietheorie niet is doelgericht, maar een vrij toevallige opeenvolging van gebeurtenissen.
Seksuele selectie vindt op basis van 2 factoren, die in samenspel werken plaats: Intrasexuele selectie is Man-Man competitie. Daarnaast is er Intersexuele selectie: Partnerkeuze/vrouwelijke keuze. Sexueel dimorphisme speelt een rol hierbij: bepaalde facetten maken bepaalde partners aantrekkelijker dan anderen. Bij pauwenmannetjes is dit grotere, meerdere staartveren, bij de mens is het belangrijk voor de man dat vrouwen mooie rondingen hebben.
Gregor mendel deed onderzoek naar erfelijkheid van eigenschappen. Met name die van erwten.
Hij was de eerste die zag dat erfelijke eigenschappen werden overgenomen, in plaats van gemengd met bestaande. Dit gebeurt aan de hand van Dominantie/recessiviteit voor bepaalde genen. Voor dominante genen is er maar een allel dominant nodig om het gen tot expressie te laten komen, recessief dient 2 allelen te hebben die beiden recessief zijn om tot expressie te komen. Omdat er voor elk gen 2 ouders zijn, met elk 2 mogelijkheden, is er 25% kans om het gen recessief tot uiting te komen, en 75% kans op een dominante uiting.
Erfelijkheid: Alle genen zitten in DNA, verdeeld over chromosomen. deze genen coderen voor specifieke eiwitten. de genen bestaan uit baseparen, welke weer uit nucleotiden bestaat. De genen worden uitgelezen en hier worden specifieke eiwitten van gemaakt.
AT GC U: alle basisparen, waarvan U alleen in RNA voorkomt ter vervanging van T
Eigenschappen kunnen dus veranderen door kruisen. Dna kan o.a. veranderen door puntmutaties, Als dit in coding DNA gebeurt is een miskraam tot gevolg, dus met een dodelijke afloop. maar 95% is non-coding DNA dus de kans hierop is vrij klein.
Er zijn verschillende types van Puntmutaties: wild type allele silent, point mutation missense/nonsense frameshift leading to premature termination
Epigenetica is de leer die in gaat op veranderingen in de genen door mutaties
Daarnaast is er crossover: Dit is het fenomeen waarbij deels combinatie van chromosomen plaatsvindt.
Het Nature nurture debat is een zinloze discussie omdat nurture een onderdeel van nature is voor biologen. Voor psychologen heeft het geen relevantie.
Ekman & Friesen testten of gelaatsuitdrukkingen universeel zijn. Westerse studenten en mensen uit Nieuw Guinea, waar bijna geen westers contact plaats heeft, gecontroleerd. Het resultaat was dat gelaatsuitdrukkingen universeel zijn, met de kanttekening dat er
aan de andere kant expressies van eigen cultuur worden wel beter worden geregistreerd door de hersenen. Al is de kans groot dat dit effect bij globalisatie minder wordt.
De neuronale organisatie van hersenen is voor het eerst onderzocht door Freud. De individuele neuronen werden onderzocht, waarbij duidelijk werd dat naast de gebruikelijke functies van conventionele cellen neuronen ook input en output mogelijkheden hebben.
Neuronen maken grotendeels deel uit van het:Centrale zenuwstelsel: 98%. De andere 2% in het perifere zenuwstelsel zijn receptoren op en in het lichaam.
De speciale elementen die neuronen onderscheiden van normale cellen zijn de dendrieten, welke uitlopers van de cel zijn om informatie te ontvangen van omliggende neuronen. Axonen zijn uitlopers om informatie uit te zenden naar andere neuronen in de nabijheid. De elektrische signalering zou vrij traag gaan zonder myeline: dit is een stof die een laag om de dendrieten en axonen vormt, waardoor de signaaloverdracht veel sneller gaat. Er zijn af en toe spleetjes in deze myelineschedes waardoor ionen getransporteerd kunnen worden, waardoor boodschappen versterkt kunnen worden. Als deze myelinelaag kapot is, kan het dat een signaal te slap of niet doorgegeven wordt.
Een info versturend neuron is Efferent. Dit gebeurt dus met axonen. Daarnaast zijn er de Afferente neuronen, welke ontvangen van andere neuronen, via dendrieten. Een Interneuron is tegelijkertijd afferent en efferent.
Daarnaast is er synaptisch transmissie, waarbij geen elektriciteit maar chemische stoffen, genaamd neurotransmitters worden overgebracht.
Het presynaptisch element (vesicles) bewaart deze neurotransmitters, en zodra deze bij het presynaptisch membraan komt zal deze opengaan, om in de synaptische spleet terecht te komen, waarbij deze signalen overgenomen kunnen worden door afferente neuronen. Maar hoe verplaatsen deze vesicles zich?
Natrium gaat de cel binnen, waardoor het verschil tussen binnen/buitenkant cel vermindert, wat depolarisatie heet.
Uiteindelijk volgt een neuronale transmissie, wat ook wel het ‘vuren’ van een neuron wordt genoemd.
Als ionen de cel binnengaan zorgt dit ervoor dat neurotransmitters naar de rand van de cel gaan en wanneer het kritische potentiaal bereikt wordt gaan de neurotransmitters naar het membraan in het membraan geloosd zullen worden.
Dit kan via Kalium/natriumpompen, wat actief(energievretend) beheer van de ionen huishouding binnen/buiten een cel is, of via membranen, wat passief is en puur op balans van verhoudingen gebaseerd is..
Drugs zijn stoffen die de hoeveelheid van neurotransmitters manipuleren en daardoor het bewustzijn kunnen veranderen.
Amphetaminen zorgen voor meer release van Dopamine. Cocaïne voor uitgestelde reuptake waardoor de neurotransmitters lang in de synaptische spleet blijven.
Amphetaminen stimuleren het sympathische zenuwstelsel, welke Fight or Flight reacties oproept. Dit kan dus gevaarlijke taferelen opleveren.
Parasympatisch is het tegenovergestelde: Als dit geactiveerd wordt gaan mensen chillen, zoals bij wiet het geval is.
Topografie van brein
Grijze massa; aan de Rand van de hersenen (lateraal)
Witte massa: midden van de hersenen (mediaal)
Anterior: voor
Posterior: na
superior: hoog
inferior: laag
cortex: ligt dorsaal,lateraal
subcortex ligt meer ventral, mediaal/mid-saggitaal
de oudere delen waar onze oerinstincten en overlevingsmechanismen zitten, zitten in het midden van de hersenen.
Gyrus: de pieken
Sulcus: de dalen
deel van de hersenen die een gebied vormen: ganglion
Oliver Sachs: Awakening (lezen)
Hersenstam: Voorhersenen
Amygdala; emoties, leren van angstrespons
output: naar central gray area of midbrain>pons
Hippocampus: langetermijngeheugen
Hypothalamus: hormoonhuishouding
Thalamus: schakelstation
Corpus callosum is het verbindingsstuk tussen de linker en rechter hersenhelft. Split brain syndrome ontstaat na beschadiging van corpus callosum. Hierdoor kan rechter hersenhelft niet meer met linker communiceren wat bizarre taferelen oplevert, waardoor visuele input aan de ene kant enkel aan de andere kant geïnterpreteerd kan worden, cognities niet logisch volgen.
College C: Zintuigen
Topografie
Cortex: Dorsale, laterale ligging, met plooingen gevormd door gyrus (bergen) en dalen (sulcus)
Subcortex ligt meer ventraal, mediaal. Voorbeelden zijn de thalamus & hersenstam.
Temporaal (achter je slaap), occipitaal & frontaal verwijst naar de kwabben.
De visuele cortex heeft een occipitale ligging en de Somatosensorische kwab zit in het parietale gebied
Motor Homunculus = Primaire motor cortex
Somatosensorische homunculus = primaire somatosensorische cortex
Wat tastzin betreft, is de drempel, waarbij onderscheid tussen verschillende aanrakingen gemaakt kan worden, verschillend per lichaamsdeel. Op de vinger zullen 2 aanrakingen dicht bij elkaar snel herkend worden, op de rug zullen dezelfde 2 aanrakingen als 1 worden ervaren.
De plasticiteit van het brein is zeer groot, zeker in de jeugd. Nieuwe verbindingen worden op basis van ervaringen gemaakt.
Plasticiteit na trauma
Nobelprijswinnaar Roger Sperry heeft in 1950 onderzoek gedaan naar herstel in kikkerhersenen. Hij sneed de oogzenuw van een kikker door en draaide het oog 180 graden in de oogkas, en plaatste het weer terug. Blijkbaar groeien oogezenuwen weer aan bij amphibien. De kikker kon weer zien, maar het gedrag was maladaptief. Dit wil zeggen dat de kikker boven als onder zag en links als rechts.
Blijkbaar liggen veel dingen vast maar is er een zekere mate van plasticiteit. Bij de geboorte zijn er zeer weinig connecties. Op 7 jarige leeftijd zijn ze maximaal, maar op 15 jarige leeftijd worden alleen nog de nodige synaptische connecties gebruikt, de rest verdwijnt.
Bij een 3 jarige was de helft van het brein verwijderd, maar na enkele jaren lijkt het brein deels hersteld. Er is nog sprake van verlamming aan bepaalde lichaamsdelen en spraakproblemen zijn evident. Na vele jaren is het centrum van de taal dat normaal aan de linker helft zit, gemigreerd naar de rechter. Bij ouderen zal dit nooit kunnen omdat de plasticiteit dan weg is: het brein is niet meer in ontwikkeling
Vroeg blinden lijken weer te kunnen zien na lange tijd, door de plasticiteit van de hersenen.
Bij geamputeerde lichaamsdelen kan het gevoel van de hand worden overgenomen door andere lichaamsdelen. Ook pijn kan gevoeld worden bij dit missende lichaamsdeel. Dit wordt ook wel fantoompijn genoemd.
Een mogelijke therapie hiervoor is de Spiegelbox: hiermee boots je visuele feedback van de missende hand na en dat kan de pijn verminderen.
Verschillen tussen sensatie & waarneming
Specifieke zintuiglijke receptoren en transportatie van deze signalen wordt door specifieke sensorische neuronen gedaan.
Bepaalde dieren hebben meerdere sensoren. Bijvoorbeeld de meerval, haai hebben elektroreceptie.
Het begint bij een fysische stimulus, wat een fysiologische reactie teweegbrengt, welke weer via fysiologische psychologie een sensorische waarneming geeft.
dit heet psychofysica.
Energie uit de wereld, signalen waarmee de hersenen overweg kunnen worden verwerkt door sensorische neuronen, vertaald naar een elektrisch signaal, welke via de thalamus (schakelstation) naar de bewuste cortex gaat
Experiment: zwartwitfoto met stip, waarbij vervolgens de negatief van de kleurenfoto laten zien wordt. na 20 sec op de stip focussen, zie je als de zwart wit foto weer verschijnt het plaatje in kleur omdat de complementaire kleuren door je hersenen worden uitgerekend.
Reuk is best goed ontwikkeld bij de mens, we kunnen onderscheid maken tussen ca. 10.000 geuren. Het reukcentrum ligt inferieur in de frontale kwab (orbitofrontale cortex). De sensorische reukcellen die de reuksignalen doorgeven heten epitheelcellen, of glomeruli.
Geur kan intense associaties en herinneringen oproepen. Dit blijkt zelfs zo te zijn bij mensen die aan geheugenverlies leiden (amnesia). Reuk wordt aangeduid met 'olfactory'
De relatie tussen reuk en smaak. Signalen worden doorgegeven en gecombineerd tot 1 psychologisch effect. Informatie uit de pharynx komt samen met die van de epitheelcellen.
Feromonen: Dieren kunnen deze van kilometers afstand opgepikt. In dieren voornamelijk gedetecteerd door (veromonaal orgaan). Bij ons is er ook iets in de neus te vinden dat lijkt op dit orgaan. Meisjes die samen leven kregen inde tijd gesynchroniseerde menstruatie
In tegenstelling tot bepaalde dieren kunnen wij niet met onze huid en pootjes proeven. bij de meeste zoogdieren alleen in de mond. hiermee kan bepaald worden of iets slecht of goed voor ons is. westerse wereld bepaalt smaak aan de verhouding zout,zuur,bitter en zoet. De oosterse wereld neemt ook 'Umami' in behandeling. Receptoren/papillen op de tong zijn voor elke smaak verschillend verspreid. concentratie is overal op de tong hetzelfde. Elke smaak gaat via n andere zenuw naar de hersenen.
Tast
Meissnners corpescule;.
De pacinian corpesculu. snel aanpassend
De organen van Merkel Ruffini zijn langzaam aanpassend
Verschillende receptoren reageren op andere snelheden.
Corticale cel (tastcel) reageert met actiepotentialen op stimulus (druk) hoe sterker deze is, hoe sterker het actiepotentiaal. ze hebben vaak een center-surround organisatie. in het centrum is er stimulatie, eromheen juist inhibitie. bij geen stimulus worden deze surround cellen weer actief.
Evenwichtsorgaan zit in het oor, achter het slakkenhuis.
Gehoor: receptie van drukgolven in de lucht. Algemeen wordt aangenomen dat mensen van 20 hz tot 20000 kunnen horen, maar deze grenzen zijn niet concreet. Zowel Onder als boven de grens kan gevoeld worden.
Tympanisch membraan: trommelvlies geeft trillingen door aan hamer, aanbeeld en (stirrup) en daarna door het basilair membraan. Hierin zitten trilharen die verschillende frequenties opnemen. Hoe meer naar binnen, hoe lager de frequentie waarop de haren trillen (resoneren) . In de auditieve cortex zijn de gebieden ook gesorteerd op frequentie.
Door verschillende aankomsttijden van geluid, in combinatie met de vervorming van het geluid door de oorschelp per oor kan het geluid gepositioneerd worden.
Fovea is het plekje in het oog waar de hoogste resolutie is. hier zijn de grootste concentratie kegeltjes. Kegeltjes registreren bij voldoende licht kleur, ganglion/bipolaire cellen vertalen het signaal naar de hersenen. Bij de plek van de oogzenuw zien we niks, omdat daar geen kegeltjes zitten. Met 2 ogen kan dit gecompenseerd worden omdat de ene blinde vlek op een andere plek zit dan de ander, in het gezichtsveld.
De staafjes registreren licht, geen kleur.
kleur. deze zitten aan de rand (periferie) van het oog..
Bij de randen registreer je minder scherp maar meer licht. Dit omdat elk kegeltje zijn signalen doorgeeft aan een enkele ganglion cel. aan de rand zijn er meer kegeltjes per ganglion cel, waardoor een enkel kegeltje voldoende is om de ganglioncel te activeren. daardoor neemt de resolutie af maar is er nog wel waarnemingsvermogen bij weinig licht
Ook hier is een center surround org.
Lateral ganglion nucleus
via oog naar puvlinar nucleus, lateral geniculate nucleus, serprior colliculus, optic radiaiton, naar de optische cortex. De cellen zijn orientatiegevoelig en kunnen daarmee randen specificeren
Door genetisch effect kan een pigment van de 3 ontbreken. Daardoor worden kleuren anders gezien.
De verwerking van beweging, kleur en helderheid vind plaats in de visuele cortex. 2 paden: where pad en het what pad.
De Dorsal stream, ook wel het where pad genoemd, is voor waarnemingen voor actie, plaats en richtingsbepaling, en deels diepte.
De ventral stream, ook wel het what pad genoemd, identificeert om wat voor objecten het gaat. Het where pad kan selectief gestoord worden(beweging), net zoals het what pad. gezichtsherkenning kan onmogelijk gemaakt.
D: College Ontwikkeling van de hersenen
Vanaf 7 maanden in de baarmoeder begint het centraal zenuwstelsel van de foetus te werken. De myelinisarie, de aanleg van corticale lagen en neuronale verbindingen vindt vlakbij de geboorte plaats. Myleninisatie wil zeggen dat er myelineschedes rondom axonen worden gevormd, zodat ze efficiënt elektrische signalen kunnen doorgeven.
Tot de geboorte heeft de foetus te maken met sterke hormonale invloeden, welke een grote invloed hebben op de ontwikkeling van het kind. Ook zijn er andere invloeden op de ontwikkeling: teratogenen zijn stoffen die afwijkende ontwikkeling voor geboorte tot gevolg hebben. De meest voorkomende teratogenen zijn tabak en alcohol. Deze veroorzaken veelal het fetal alcohol syndrome : hierdoor wijken de hersensaf, zijn ze kleiner, en zijn ze zwakzinnig. Ook is het gezicht in meer of mindere mate misvormd.
Pasgeborenen houden van zoete smaken en de geur van hun moeders melk. Dit geldt enkel en alleen voor de geur van hun eigen moeders melk. Andere melk zullen ze geen aandacht geven
.
Ze zijn ook goed voorbereid voor het eerste sociale contact, wat te verklaren valt aan hun gezichtsveld: hun zicht komt niet verder dan 20-30 cm, wat toenadering van beide kanten stimuleert. Ook hebben de baby's een grijpreflex, dat gericht is op aandacht en contact verkrijgen. Daarnaast is er ook het zuigreflex, voor de moederborst: naast contact staat dit ook voor eten. Uiteindelijk is er de strekreflex, waarvan men nog het minst over weet. Als baby's vallen, strekken ze zich namelijk. Een eenduidige verklaring voor dit gedrag is er nog niet.
De myelinesatie voor het abstract denken is pas voltooid rond het 20e levensjaar, gezien dit in de prefrontale cortex gebeurt, en de ontwikkeling van de hersens zich van achter naar voren zal voltooien. Daarnaast zijn gedurende de eerste 20 levensjaren vele kritische perioden, en sensitieve periodes.
Sensitieve perioden zijn perioden waarbij het makkelijker wordt om dingen aan te leren. Taal aanleren zal het makkelijkst op jonge leeftijd gebeuren, bijvoorbeeld.
Critische periodes zijn tijdstadia waarin bepaalde vaardigheden/concepten aangeleerd moeten worden, anders zullen de hersens niet in staat zijn dit eigen te maken. Dit is vooral van toepassing bij sociale vaardigheden.
De ontwikkeling van de sociale vaardigheden begint al vlak na de geboorte. Het is van cruciaal belang dat de ouders (vooral de moeder) goed met het kind hechten, anders zal dit nooit meer zo goed gebeuren. Als dit goed gedaan wordt zal de baby na ca. 5 weken beginnen met ‘social smiles’, glimlachen omwille van positief contact. Ook voor algemene emotionele ontwikkeling is dit belangrijk.
De uitingen van blijheid en verdriet worden subtieler en ze worden selectiever gebruikt naarmate tijd vordert. Na korte tijd is na hechting de moeder ingeprent in het geheugen als moeder. Dit heet imprinting.
Het evolutionair nut van hechting en imprinting is weten wie je moeder is, degene die je kan leren overleven zodat je later nageslacht kan leveren.
Er is een wetenschappelijke test ontwikkeld om de mate van hechting te meten: Dit is de strange situation test. De kwaliteit van de band met moeder wordt getest door middel van het observeren van de reactie van een kind op scheiding en reünie van de ouder/verzorger. De moeder zal spelen met het kind en even later weglopen, waar een willekeurig onbekend persoon haar plaats zal innemen.
Als alles goed is, zal de uitslag een ‘veilige hechting zijn’. Deze uitslag volgt als het kind zal huilen als de moeder weg zal gaan en een vreemde haar plaats zal innemen, en zal stoppen als ze weer terugkomt.
Een angstig ambivalente uitslag volgt na een overstuur en niet te troosten kind, ook na terugkomst van de ouder.
Een vermijdende hechting kan men constateren als het kind weinig affectie en aandacht toont voor de ouder bij het spelen, en het niet veel kan schelen als ze weg is of niet en er geen of minimale verandering als de onbekende de plaats inneemt.
Ongeorganiseerde hechting: hier zullen allerlei onsamenhangende gedragingen voorkomen, dit kan een teken zijn van gedragsstoornissen, kindermishandeling of verkeerde hechting.
In aflopende volgorde bieden deze uitslagen een graadmeter voor het sociaal functioneren van het kind op latere leeftijd. Veilig is dus het voorspoedigst, ongeorganiseerd geeft later het grootste kans op sociale problemen.
Een van de belangrijkste factoren die bij hechting spelen is Oxytocine. Dit is een neurotransmitter, wat ook wel het knuffelhormoon wordt genoemd, omdat een hoge concentratie oxytocine zorgt voor veel affectie en empathie.
Dit wordt bij de moeder extra aangemaakt bij het zuigen aan de tepels na de zwangerschap en bij het kind bij het drinken van de melk van de borst, en bij aanrakingen
Het ontwikkelingsonderzoek van Piaget is veelbesproken, omdat het zeer stellig weergeeft hoe de menselijke ontwikkelingsfases verlopen. Hij gebruikte te formele onderzoeken voor kinderen met weinig abstracte vrijheid waardoor hun vaardigheden werden onderschat.
Een goed voorbeeld hiervan is het muntjesonderzoek, waarbij bij evenveel muntjes over 2 rijen verdeeld wordt, en de ruimte tussen de muntjes aangepast wordt, om vervolgens te testen of het kind deze ruimtelijke manipulatie doorheeft.
Bij een meer gespreide rij met minder munten maar meer gespreid zal een 3 jarige vaak zeggen dat de gespreide rij meer munten heeft. Een 4 jarige zal dit niet meer doen.
Maar later bleek, dat men bij m&ms, waarvan het belang voor het kind groter is gebruiken, dat ze toch de stapel die compacter, maar meer m&ms bevat kiezen. Geld heeft nog geen betekenis voor ze, lekkers wel.
Een belangrijk begrip in de ontwikkeling van de jeugd is objectpermanentie. Dit houdt in dat kinderen het principe beseffen dat iets uit het zicht niet weg is, maar nog bestaat. Kleine baby's onder de 3 maanden zullen zich dus wanhopig voelen als de ouders de kamer verlaten, omdat ze op dat moment niet meer bestaan in hun ogen.
Ook zullen ze verstopte voorwerpen niet als zodanig ervaren, maar gewoon iets anders oppikken om mee te spelen. Dit gebeurt al vanaf 3 maanden. Door interactie, social referencing kunnen kinderen leren van anderen, empathie speelt hier en grote rol.
Het begrip dat anderen verkeerde waarnemingen kunnen hebben begint rond 4e leeftijd. Hiervoor zullen kinderen principieel uitgaan dat uitspraken waar zijn.
Vriendschappen beïnvloeden de ontwikkeling, het blijkt dat er al aandacht voor peers is in het eerste levensjaar. Deze invloed verandert enorm naar verloop van tijd. Peers&ouders vullen elkaar aan. Morele waarden worden aan de hand van deze invloeden gevormd en zijn dus persoonlijk en individueel verschillend.
Er zijn 3 fases van niveau waarop morele waarden geïnterpreteerd kunnen worden en op basis daarvan gehandeld kan worden: In het begin kan men slechts preconventioneel denken: de gedragingen zullen volgen op basis van consequenties voor de persoon zelf bij het doen/niet doen van iets.
Op conventioneel niveau denkt men indien de regels en wetten in acht neemt in het denkproces. Het Postconventioneel redeneren houdt in dat je bovenstaande wijzen van redeneringen kan manipuleren volgens abstracte principes, individueel belang kan in situatie x boven de wet staan. Bijvoorbeeld: je moeder zal sterven als ze n duur medicijn niet krijgt. Niemand heeft geld voor het medicijn, dus voorkom je dat je moeder zal sterven door het medicijn te stelen. Onwetmatig? Ja. Ethisch verantwoord? Ja (zullen de meesten zeggen).
De beïnvloeding stopt niet als men volwassen wordt. Volwassenen worden vooral door grote gebeurtenissen in het leven beïnvloed.
De manier waarop tegen positiviteit en negativiteit wordt aangekeken verandert ook met de leeftijd. Ouderen kiezen vaak voor persoonlijke belangen, en maken hun keuzes aan de hand van de tijd die ze te leven hebben.
Bij jongere mensen zal de amygdala sterker reageren op negatieve dingen dan op positieve, bij ouderen veel sterker op positieve dan negatieve.
College E: Slaap en bewustzijn
Wat is bewustzijn precies? Het is vrij lastig te definiëren in een eenduidige term. Subjectieve waarneming kan omschreven worden met qualia: bijvoorbeeld de ervaring van kleur, smaak, angst, of schoonheid. Wat is het dan niet? De golflengte van het licht, de chemische reactie van zuren in de tomaat, de neurale reactie bij een bedreigende situatie, de verfverdeling in een boek. Dit zijn objectieve qualia .
Het bewustzijn kan steeds beter objectief bekeken worden door imaging technieken als MRI. NCC: Neural correlate of consciousness.
Eerst filosofen en psychologen, nu bemoeien steeds meer fysici zich hiermee.
Is het mogelijk dat machines bewust zijn?
Voorstanders: ja, want ze kunnen al schaakmeesters verslaan, ze worden sneller/geavanceerder. Er zijn twitteraccounts bestuurd door computers die de schijn wekken menselijk te zijn.
Tegenstanders zeggen dat een subjectieve ervaring niet kunnen nabootsen met de snelste computer.
Chinese kamer van Searle: een experiment waarin duidelijk gemaakt wordt dat regels gevolgd kunnen worden maar op basis daarvan niet bewust wordt van de inhoud. Dus een computer die regeltjes volgt is nog niet bewust.
Men houdt zich ook bezig met de kans inschatten dat er intelligent/bewust leven op sterren/andere planeten is. De drake equation zegt dat er veel planeten zijn waar dit mogelijk is, maar de gebruikte parameters moeten met een korrel zout genomen worden.
Mind-body debat: De geest zorgt voor neuronale en (elektro)chemische reacties.
Berkeley: er is alleen het mentale (idealisme). onze waarneming is ingegeven door god
Kant: if I remove the thinking subject, the whole material world must at once vanish because it is nothing but a phenomenal appearance in the sensibility of ourse3lves as a subject and a manner or species of .......
Alleen materie bestaat:
Reductionisme houdt in dat fenomenen vallen te reduceren tot een mechanistische verklaring. Dit kan soms best logisch zijn: onweer door elektriciteit, niet door toorn van god. Echter klopt de theorie in heel veel situaties niet dus is deze aan de kant geschoven.
Men stelt bijvoorbeeld in het reductionisme dat Angststoornissen door serotonine imbalans worden veroorzaakt (de rest van de context is irrelevant, menen reductionisten)
Kleurwaarneming gebeurt met kegeltjes in retina in occipitale corex, Licht met staafjes. Dus met andere woorden, bewustzijn=hersenproces.
Dit kortzichtige denken wordt tegenwoordig gelukkig niet serieus meer genomen.
Daarnaast bestaat het Dualisme, waar Descartes een groot voorstander van was. Ziel en lichaam zijn gescheiden, maar ze beïnvloeden elkaar wel!
neuraal correlaat: binoculaire rivaliteit:
waarneming wisselt over tijd, bij verschillende plaatjes die exclusief zijn voor ieder oog.
Uitleg: stimulus constant: verschillende gebieden worden actief bij zien ander plaatje.
Global workspace model: er is niet een hersengebied voor bewustzijn. specifieke bewuste waarneming hangt af van actief hersengebied.
Binoculaire rivaliteit: Het huisgebied is bewust van een huis. Als er geen gebied in het brein voor iets is dan is er ook geen bewustzijn voor. Denk hierbij aan ultraviolet, infrarood licht en ultrasoon geluid. Deze kunnen niet waargenomen worden dus zijn we ook niet direct bewust hiervan (tot je een verbrande huid hebt).
Neglect: bij uitvallen bepaalde hersengebieden, dan kan neglect ontstaan: bijvoorbeeld alleen de linker of rechterkant van alles waarnemen.
Dat betekent dus dat er geen hersengebied om de bloem te registreren is, daarom heeft de patiënt geen bewustzijn in dit gevoel.
tegenovergestelde fenomeen: fantoompijn. geen arm,maar wel hersengbeied voor bewuste ervaring. een spiegel wekt de illusie dat de arm er nog is.
Dr Strangelove ontdekte het alien hand syndrome: Normale sensaties, maar hand lijkt een eigen wil/mind te hebben. Dit komt vaak voor bij split brain sydnrome, waarbij het corpus callosum gescheiden is. Dit komt doordat verwerking van oog/ledematen in het tegenovergestelde hersenhelft plaats heeft. Spraak in de linkerhelft, visuele verwerking in de rechter.
Interpretatie orale uitleg van experiment lukt niet bij split brain: visuele waarneming klopt,maar uitleg kan dus niet.
Er bestaat een taboe op drugs. Er zijn echter vele beroemdheden die onder invloed van drugs veel hebben bereikt, veelal artiesten. (Andy Warhol, Beatles, Eminem, The Rolling Stones, bijvoorbeeld)
Veel drugs werken in op de balans van dopamine, de neurotransmitter voor beloning: drugs voorkomen afbraak/reuptake van dopamine, of verhogen aanmaak
Waardoor er 2 effecten komen: Beloning en verslaving.
Cocaine Amfetamine blokkeert reuptake/heropname
Crystal meth: synthetische drug waarbij over de lange termijn heel je lichaam onder lijdt.
Bij verslaving breken een aantal DA terminals af, waardoor meer nodig is voor hetzelfde effect.
Cannabis is in tegenstelling tot wat men zou denken voor het eerst ontdekt in China.
De effecten van THC, de werkzame stof in Cannabis zijn verandering in bewustzijn/stemming, met andere woorden, een hallucinogeen. Daarnaast is er Toename van eetlust, negatieve effecten op geheugen.
Toch bestaat er Medicinale marihuana omdat het vele voordelen biedt voor het lichaam maar worden toch de negatieve aspecten prominent belicht vanwege de Amerikaanse aard van het boek, net zoals de andere drugs.
De medicinale werkingen zijn alom vertegenwoordigd: het is zeer effectief tegen alzheimer, voorkomt misselijkheid bij chemo, leidt tot toename van eetlust en verminderde pijn bij aids, vermindering klachten bij ALS/MS
Amerikaanse kritiek: roken geeft schade, gateway drug naar schadelijkere drugs. Het eerste valt door orale ingestie opgelost te worden, de 2e is niet objectief bewezen.
Alcohol werkt in op de volgende neurotransmitters: Gaba, glutamaat en serotonine.
De positieve effecten: Men wordt socialer, minder geremd. De negatieve: ongewenst gedrag kan de overhand krijgen, gevaarlijke keuzes kunnen gemaakt worden, en reactie/evenwichtsvermogen is minder. Alcohol speelt in op verwachting. De verminderde inhibitie is ook bij placebo’s waar te nemen.
Slaap:
Kan omschreven worden als staat van verminderd/kwalitatief ander bewustzijn. Er is geen controle over vrijwillige spieren, waardoor de REMslaap in theorie gezien kan worden als staat van tijdelijke verlamming.
Over de oorzaak van Dromen wordt veel gespeculeerd. De ene groep beweert dat het non-gerelateerde vurende neuronen zijn die rare beelden vormen, de ander dat het ons alvast training geeft voor potentieel gevaarlijke situaties.
Er vallen specifieke Man/vrouw verschillen op hersenactiviteit tijdens de slaap te bemerken.
Mannen/vrouwen worden makkelijker wakker op verschillende dingen, vrouwen zullen bijvoorbeeld extremer reageren op babygehuil (wakker worden dus) dan mannen.
Loomis et al hebben al in 1937 onderzoek naar hersengolven in verschillende slaapstadia gedaan:
EEG: Wakker=beta
Slaperig: alpha
slaap: theta
slaap sleep spindles:
diepe slaap: delta
rem: beta
Tijdens REM vindt activatie/deactivatie van specifieke hersengebieden plaats, waardoor er merkwaardige dingen gebeuren. De meeste mannen/vrouwen krijgen erecties tijdens REM. Freud dacht hiermee zijn theorie te onderbouwen: het onderbewuste toont zich en onze drijfveer is sex. Helaas voor Freud inhiberen Neuronen in locus cerelues erecties, deze zijn inactief tijdens rem dus het was geen support voor Freudiaans denken.
Over de reden van slaap is men nog niet helemaal uit maar wel weet men dat het brein rust/repareert in de slaap en dat er tijdens slaap wordt groeihormoon aangemaakt
Circadiaan ritme: bij donker rust omdat dan de roofdieren actief zijn en ze een voordeel boven ons hebben.
Rover vs prooi: wij zien niet goed 's nachts, dus 's nachts rustig zijn zodat we niet ten prooi vallen aan roofdieren die goed kunnen zien 's nachts.
Mensen die uit hun slaap gehouden worden presteren slechter
Waarom we slapen: we leren overdag, connecties worden versterkt tijdens slaap:
Geen interferentie tijdens slaap, zodat er optimaal uitgerust kan worden en de informatie verwerkt kan worden.
Dali:
Kritiekloos allerlei situaties accepteren, geïnspireerd door dagelijks leven, bizar
Emotioneel geladen.
Droomonderzoek: slaapstadia+ EEG/EOG/EMG meten, tijdens rem toeteren
Waarom onthoud je dit niet? omdat je niet wakker wordt tijdens je REM.
Activatie associatie gebieden: zorgen voor de inhoud van de droom, activatie limbische gebieden: emotionele inhoud, deactivatie frontale gebieden. kritiekloze houding
Bij een Nonrem droom: blijkt dat minder mensen dromen rapporteren: 43 tegenover 82 % bij rem. Ook is de droom minder bizar, minder emotioneel maar vaak episodisch met psychologisch belangrijke gebeurtenissen.
Daarnaast is er de lucide droom: actief dromen, bewust van slaap, bewust van droom, beïnvloeding droom mogelijk.
Freud: ID primaire drijfveren EGO ratio/realistische drijfveren SUPEREGO moraal
Freud stelt dat je tijdens slaap GEEN superego hebt: tijdens dromen kun je achter iemands echte bedoelingen komen.
Activatie synthese: Brein is actief tijdens slaap. Slapend brein interpreteert de activiteit, net als tijdens waken: synthese(?)
primair bewustzijn: subjectief bewust zijn van waarneming en emoties
secundair bewustzijn: bewustzijn van jezelf, abstract denken, de wil.
protobewustzijn: primitief bewustzijn: hieruit ontwikkelt bewustzijn
Tijdens rem slaap droomt het kind over wat het zag:
kind gaat verhaaltjes dromen (synthese)
kind ontwikkelt vermogen zelf deel te nemen in het verhaal (Volgens Hobson)
Gevaar: 64% van dromen hadden negatieve inhoud, met veel agressie. Daardoor werd er bedacht dat dromen analoog is aan oefenen voor potentiële gevaar/conflictsituaties.
College F : Sociale psychologie
Sociale psychologie is het wetenschappelijk bestuderen van de manieren waarop mensen hun gedachtes, gevoelens en gedragingen laten beinvloeden door de (voorgestelde) aanwezigheid van andere mensen. Het is een zowel brede als precieze discipline met raakvlakken met rechten, sociologie, economie, en vele invloeden uit ontwikkelingspsychologie,persoonlijkheidspsychologie, en functieleer. Het heeft een meer maatschappelijk karakter dan individueel, er wordt bijvoorbeeld onderzocht hoe extremisme onstaat (onrechtvaardigheidsgevoel), en de invloed van lengte op presidentskandidaten in tijden van crisis.
Over het algemeen wordt als de grootste beinvloeder van de sociale psychologie Adolf Hitler beschouwd. Door hem zijn vele onderzoeken naar sociale beinvloeding gedaan, zowel fundamenteel als toegepast (hoe stoppen we zijn beinvloeding zodat we WO II kunnen eindigen?)
Sociale beinvloeding is volgens Latane afhankelijk van een aantal factoren: Deze zijn het aantal anderen die sociale druk uitoefenen, de waarde die je aan die mensen hecht, en de psychologische/fysieke afstand van die mensen. Het bystander effect is hier de oorzaak van: de norm is mensen niet helpen, en bij vele tests blijkt dat hoe meer omstanders er zijn, hoe minder men geneigd is te helpen.
De oorzaken van conformiteit zijn tweeledig: aan de ene kant informationeel, aan de andere kant normatief. Het informationele aspect is bij het bystander effect groot: als anderen niet helpen geeft dat reden om te denken: hij zal wel even rusten, niet zo erg gewond zijn (gestruikeld, ), gewoon daar zijn). Deze vorm van conformiteit is veelal rationeel.
Het normatieve aspect heeft vooral te maken met het feit dat men graag bij een groep wilt horen, en is meer emotioneel dan rationeel. Asch heeft hier veel onderzoek naar gedaan.
Hij onderzocht hoe groepsgedrag oftewel sociale beinvloeding prestaties konden verminderen. Een ongeinformeerde testpersoon zit tussen vele mensen die wel op de hoogte zijn van de situatie en geinstrueerd zijn allemaal hetzelfde, verkeerde antwoord te geven terwijl het goede antwoord vrij duidelijk is. De ongeinformeerde proefpersoon zal veelal hetzelfde gaan zeggen, ook al realiseert deze dat het fout is. 70% doet dit conformeren 1 of meerdere keren.
De oorzaken van Gehoorzaamheid aan autoriteiten is ook een onderdeel van sociale psychologie. Een bekend voorbeeld hiervan is het onderzoek van Milgram, waarbij schokken worden toegediend aan een proefpersoon in een andere zaal voor elk fout antwoord. Dit onderzoek is aan Yale gedaan, met een strenge vastbesloten proefleider, waarbij lootjes worden getrokken wie de leraar en wie de leerling is. De leerling zal de schok ontvangen, de leraar geven. De leraar werd verteld dat de leerling het aan zijn hart had, terwijl er 30 knoppen, oplopend van 12 tot 450 volt waren. na elk fout antwoord ging het voltage omhoog. De proefleider zei slechts, gaat u door alstublieft, vanwege het onderzoek is het belangrijk dat u doorgaat, het is essentieel dat u doorgaat, u heeft geen keuze, u moet doorgaan. Dit was volgens Asch geen sadisme, maar een ongemakkelijke reactie. De leraar werd emotioneel maar door de autoriteit ging hij toch door. Het was tenslotte een hoogleraar van de prestigieuze Yale universiteit. Bij leiders met minder autoriteit zullen de leraren sneller stoppen. Als de leraar de verantwoordelijkheid mag afschuiven op de leraar, zal hij ook verder doorgaan. Er zijn geen ongehoorzame anderen, zodat de authoriteit niet aangetast wordt. Uiteindelijk ging 30% door tot 450 volt. Sommigen denken dat dit vroeger alleen gebeurde, of alleen Amerikanen dit doen, maar in vele tegenwoordige onderzoeken gebeurt precies hetzelfde. Bijvoorbeeld hetzelfde onderzoek maar in plaats daarvan oorverdovende geluiden toedienen (bij Utrechtse studenten), en ontgroeningen.
Zelfperceptie is een belangrijk onderdeel van de sociale psychologie. Zelf perceptie is hoe we onszelf begrijpen, je sociale omgeving is je referentiekader, vooroordelen komen hieruit voor, omdat je zelfwaardering hiervan afhangt. Je probeert jezelf door de ogen van de anderen te zien. Je 'sociometer' verandert aan de hand van interacties met anderen.
Bij een onderzoek werden 3 groepen onderzocht. In de Attributie conditie kregen mensen complimenten, zoals 'je bent netjes'/'je bent goed in wiskunde'. Zo ga je je ook ervaren. Bij een andere groep werd je geforceerd dit te zijn(je moet goed in wiskunde zijn/je moet netjes zijn). Dit is de persuasieve conditie. De controle groep kreeg geen info.
De attributie groep identificeerde zich het best met hun positieve eigenschap. Dit is gemeten door de mate waarin mensen vuilnis in de prullenbak gooien. bij de persuasieve conditie was er iets meer effect dan de controle groep, maar dit effect liep na verloop van tijd weg. Hetzelfde gebeurde met wiskundetoetsen: de attributie had, en bleef de hoogste score behouden.
Hieruit blijkt dat zelfperceptie, je gedragingen, en zelfs je prestaties in grote mate afhankelijk is van de sociale omgeving.
Door je zelfperceptie ontstaat een bias op een situatie of toekomstige situatie, welke een grote invloed heeft op hoe deze gaat verlopen. Dit kan bijvoorbeeld een presentatie of examen zijn. Als je van te voren denkt dat je het goed of slecht gaat doen, zal het resultaat geneigd zijn die kant op te gaan. Zelfs je lichaamshouding is van invloed op je zelfperceptie: mensen die een pen in hun mond moesten houden terwijl ze (geforceerd) lachen, voelden zich beter dan mensen die hun mond dicht moeten houden terwijl ze hun pen moesten vasthouden met de mond. Dit is verklaarbaar omdat de spieren die ook bij verdriet aangespannen worden in de laatste situatie worden aangespannen. daardoor voelen mensen zich minder goed. Ook bij n dominante houding versus een ingetogen houding op n stoel is dit van toepassing. Ook op anderen is dit zeer invloedrijk. Houding is dus van belang voor zowel de zelfperceptie en de perceptie van jou van de omgeving.
Deze 'sociometer' is iets wat de meeste mensen hebben, behalve psychopaten.
Hier wordt dankbaar gebruik van gemaakt in reclame en politieke campagnes.
Deze zelfperceptie vormt attitudes (houdingen), Cialdini heeft onderzoek gedaan naar hoe deze attitudes gemanipuleerd kunnen worden. Het belangrijkste is groepsgevoel communiceren. Bijvoorbeeld het verspillen van handdoeken in hotels. 'Save our planet!' en vervolgens uitleggen dat je handdoeken moet hergebruiken, en dergelijke kreten zijn niet effectief. Wat beter is is te zeggen dat men net zoals vele anderen de handdoeken nog een paar keer kunnen gebruiken.
Dit kan tot cognitieve dissonantie leiden: een taak waar je 1 $ kan aantrekkelijker lijken als je 20$ ervoor krijgt, omdat je voor jezelf moet invullen waarom je het doet. Als de reden (financiële vergoeding) al gegeven wordt, is er niks aan. Als een vorige proefpersoon je zegt 'je moet dit onderzoek doen, het is echt leuk', doet het ook veel leuker lijken.
De theorie van gepland gedrag verklaart hoe subjectieve stimuli je gedrag kan beinvloeden (meer onderzoek doen)
Hoe verander je attitudes?
subliminaal primen, zoals BureaucRATS en dan het laatste deel op een subtiele manier in de aandacht brengen, beroemdheden of andere autoriteiten in advertenties gebruiken, of door systematisch nadenken (rationeel denken)
College G: Sociale uitsluiting
Het fenomeen sociale uitsluiting is een akelig fenomeen in het dagelijks leven. Het is bewezen dat zelfs als er een groep met mensen is die je hekelt je buitensluit, je een vervelend gevoel krijgt. Dit is neurologisch gemeten en specifieke hersengebieden worden dan actief.
Toch staat het gebied van sociale acceptatie hoog in Maslows pyramide. Maslows pyramide duidt aan wat de menselijke behoeften zijn: bovenaan de pyramide staan psychisch belangrijke dingen, maar deze kunnen alleen volmaakt worden als de onderste fysiologische (overlevings)behoeften voldaan zijn. De trappen zijn, van de bodem naar de top:
De basisbehoeftes om te kunnen overleven. Hierbij kun je denken aan eten,drinken en zuurstof. Vervolgens zal er voldaan moeten worden aan een plek waar men kan schuilen voor de weersinvloeden, en gevaarlijk gespuis dat erop uit is om je op te eten. Tegenwoordig is de oerbehoefte meer verschoven naar bescherming van jezelf en je eigendommen tegen ander soort gespuis (criminelen), gezien roofdieren geen bedreiging meer vormen voor de mens, enkele uitzonderingen daargelaten.
Daarna komen liefde en vriendschappen aan bod. Psychologie begint dus vanaf de derde trap een rol te spelen, als fysiologische veiligheid aan bod is gekomen. Vervolgens is aanzien en respect aan bod. Eergevoelens worden dus in de 4e trap vertegenwoordigd. In de 5e en laatste trap is zelfactualisatie. Dit is het najagen van persoonlijke dromen, of dit nu een expert worden in de architectuur, muziek etc. Persoonlijke ontwikkeling in wat je leuk vindt om te doen is volgens Maslow het ultieme doel van de mens.
Persoonlijke doelen bereik je vaak in de aanwezigheid van anderen, dit is al onderzocht door Triplett in 1898. Hij zag dat hij sommige mensen beter presteren in gezelschap, wat social facilitation genoemd wordt. Ook kan het zo zijn dat men slechter presteert in gezelschap, wat social impairment genoemd wordt.
Of gezelschap en positieve of negatieve uitwerking heeft hangt af van of bij gespannenheid (arousal) de dominante respons makkelijk is, of lastig is. In het eerste geval is de uitwerking positief, in het laatste negatief. Ook is bekwaamheid van belang: in het poolhall experiment van Michael bleek dat slechte spelers nog slechter gingen spelen en goede beter, met publiek. Dit is ook geobserveerd bij experimenten met insecten. Arousal, of opwinding is een algemene term die fysiologische activiteit aanduidt . Dit is te meten an hersenactiviteit, transpiratie en hartslag.
Yerkes & Dodson hebben een extra vinding die hierop aansluit ontdekt: bij te weinig arousal zijn mensen verveeld en letten ze niet op, waardoor prestatie vermindert. Bij teveel is men te veel bezig met in paniek, stress zijn en an de mening van anderen. Ergens in het midden ligt het optimum waarbij maximale prestatie is. Het optimum verschuift naar hogere arousal bij makkelijke taken, en naar lage arousal bij moeilijke taken.
Sociale uitsluiting is en groot maatschappelijk probleem en de gevolge zijn is direct te zien in de hersenen: als er bij n balspel niet naar jou overgegooid wordt is verhoogde activiteit in de Anterior cingulate cortex, het hersengebied wat een belangrijk centrum is voor onder andere emotie, beloning, besluitvorming. Het verschijnsel van uitsluiting wordt ostracisme genoemd en doet fysiek pijn, wat verklaard kan worden door het feit dat we biologisch gezien tot groepen willen behoren. Als we wel goed in groepen liggen, betekent dat we goed aangepast aan onze omgeving zijn, en het daardoor gunstig is genen door te geven.
Een ander gevolg van uitsluiting is dat we er dommer door worden. Dit is getest, waarbij bij negatieve sociale feedback ook nog eens uitstelgedrag veel meer voorkomt. Cognitieve Capaciteit neemt ook af. Bij een test waarbij na een kwartier groepsoverleg plaats vindt, en vervolgens de mensen apart worden genomen en vervolgens door een onderzoeker gezegd te worden dat de anderen hem/haar niet bij de groep willen. Vervolgens wordt gevraagd of het leven zin heeft. Meestal volgt een negatief antwoord. De invloed van sociale betrekkingen of het gebrek daaraan zijn dus enorm voor de zelfontplooiing. Gezichtsuitdrukkingen zijn belangrijk om emoties te communiceren. Emoties zijn ook zeer belangrijk voor het episodisch geheugen. Dit kan uitgelegd worden an de hand van de neurologische aandoening calgras delusie. Na een ongeluk blijken sommigen bijvoorbeeld hun ouders niet als zodanig te herkennen, wel menen ze vaak dat ze er precies zo uitzien maar een dubbelganger zijn. Dit komt doordat er na de visuele cortex, na de temporale lob geen verbinding meer is met de amygdala.
Over hoeveel basale emoties er zijn zijn verschillende meningen, sommigen houden het op boosheid,verdriet,angst en blijheid, sommigen voegen daar verrassing en walging bij toe en anderen nog meer emoties. Bij grote overgangen zoals naar universiteit gaan is een sociaal kader benodigd. Als dit er niet is, is bij meisjes gemeten dat ze 3x zoveel kans hebben op overgewicht, en nog meer als ze al en negatief zelfbeeld hebben.
Alcohol en relatie tot sociale status: veel drinken betekent financiële welspoed en daardoor is het statusverhogend. Vrouwen vallen op mannen met n hoge status en financiële stabiliteit, mannen op vrouwen met n mooi uiterlijk.
We begrijpen mensen aan de hand van gedragingen, deze kunnen we zien. Gedachten niet. Hierop worden ook onze indrukken over anderen gebaseerd. Dit heet het attributieproces. Bij interpretatie van een ander zijn 3 belangrijke attributen betrokken:
Consistentie is de mate waarin regelmatigheden en afwijkingen zich manifesteren in iemands gedragingen. Consensus is overeenkomstigheid. Hoe vaak en op welke niveaus je met iemand op dezelfde golflengte zit is essentieel bij het vormen van een indruk.
Distinctiviteit, onderscheidlijkheid. Hoe komt iemands eigen identiteit tot expressie? Wat laat hij wel zien van zichzelf, wat niet, is dit gepast in de sociale context, en het belangrijkste: hoe gedraagt hij/zij zich in andere sociale contexten? Doet deze persoon altijd hetzelfde of past deze zich aan? Dit zijn vragen die je bewust of onderbewust stelt in relatie tot de ander.
In deze attributieprocessen kunnen vele fouten zitten, attributieprocesfouten genoemd. Zoals vooroordelen in sociale rollen, gebaseerd op ervaring, stereotypes en persoonsschema’s; Een extreem voorbeeld: je denkt een zwerver te zien, en vervolgens behandel je hem dan ook zo. Tot de schok groot is als hij een multimiljonair blijkt te zijn.
Een ander, helaas veelvoorkomend voorbeeld is dat zwarte mensen in Amerika relatief vaak worden neergeschoten door de politie omdat agenten als schrikreactie in eerste instantie denken dat er een vuurwapen in het hand van een zwarte man zit. Dit komt door de schema’s die blanke Amerikanen hebben ontwikkeld jegens zwarten. Blanke amerikanen zullen zwarte mensen sneller associëren met de woorden ‘vuurwapen’,’lui’ en ‘vijandig’, dan bij andere blanken.
College H: Arbeids & Organisatiepsychologie
Arbeids & Organisatie psychologie houdt zich bezig met psychologische aspecten in een duidelijk kader en doel: het werk.
Het doel van de A&O psycholoog is het duurzaam presteren (hard, maar niet te hard werken) van werknemers/werkgevers en het arbeidsgenot te bevorderen. Ze houden zich onder andere mee bezig met de psychologische processen die door reorganisaties veroorzaakt worden. A&O psychologie omvat het een groot spectrum van aandacht binnen het vak: welzijn, ontwikkeling en groei zijn belangrijke aspecten binnen dit vakgebied.
Het vroegste voorbeeld van A&O psychologie was in het romeinse leger (bij de formaties en moralisering werd hier veel over nagedacht). Ook Plato dacht er over na: Hij vroeg zich af hoe bepaald kon worden wie de beste leider was. psychologie werd dus al voor de jaartelling bedreven, hetzij op een minder wetenschappelijke en concrete manier dan we nu kunnen doen.
Gezondheid tijdens het werk was ook punt van aandacht, alsmede psychotechniek: de psychische en motorische parameters van menselijk gedrag. Taylor probeerde de efficiëntie te maximaliseren. Taylorisme hield in dat de mensen na voldoende training simpele taken optimaal uit te voeren. De manieren waarop dit werd bewerkstelligd waren via beloning voor prestaties, veel controle, scheiding tussen hoofd/hand. Dit was het begin van de moderne arbeidswetenschap. Standaardisatie en efficiency waren de kernbegrippen. Uiteindelijk verschoof de aandacht naar de behoeften van arbeiders. In eerste instantie is salaris meer op de fysiologische behoeften gericht, later werd ook gekeken naar de hogere delen in maslows pyramide, waar deze van toepassing konden zijn tijdens het werk, om tot een beter geoliede machine te komen, waarbij niet alleen efficiënt gewerkt werd, maar ook met plezier.
Tegenwoordig is 40% van de arbeidsongeschiktheid te wijten an psychische klachten, waarvan ruim 40% werkgerelateerd. Dit leidt tot alcoholmisbruik, oververmoeidheid en burnout. Als er genoeg rust plaatsvindt na psychische stress zullen de homeostatische systemen meestal naar de balanswaarde herstellen. Soms kan dit niet en moet er extra inspanning voor dezelfde prestatie geleverd. Alotropische staat.
Wat is vermoeidheid? Hier is men nog steeds niet helemaal over uit. fysiologische moeheid is gebrek aan energie na inspanning, maar psychologische moeheid kan worden verklaard op vele manieren. bijvoorbeeld door vele nieuwe mentale indrukken en cognities binnen korte tijd, problemen die stress veroorzaken en daarmee de hersens uitputten, op neuronaal niveau wordt vermoeidheid als gevolg van langdurige overprikkeling van neuronen.
De westerse werkcultuur wordt over t algemeen als zeer stressvol ervaren, en naar deze cultuur is dan ook zeer veel onderzoek gedaan om deze cultuur leefbaarder te maken. Er is onder andere bewezen dat er na lange werktijden er een grotere kans bestaat op ongelukken. Als er na deze druk niet voldoende tijd is voor herstel, dan bouwt deze zich op, en is er relatief steeds meer tijd nodig om te herstellen. Bouwt dit zich te ver op, dan is herstel bijna niet meer mogelijk. Dit wordt Allostatic load genoemd.
Wat een belangrijke factor voor de mate van psychologische stress en herstel binnen het werk is, is de autonomie binnen het werk. Mensen die veel vrijheid in hun keuzes binnen het werk hebben, zullen gemiddeld genomen veel minder last van burnouts hebben dan dat er een strak stramien bij een baan hoort. Psychologen zijn bijvoorbeeld redelijk vrij in hoe ze te werk gaan bij hun patiënten, en vallen dan ook in een van de laagste categorieën
qua burnouts. Kantoorbanen zullen over het algemeen sneller tot burnouts leiden.
De ergonomie is een andere belangrijke factor, De omgeving van ons werk makkelijker en praktischer laten maken is wat ergonomie inhoudt. Cognitieve ergonomie is het mentale gemak waarmee je acties kan uitvoeren. Vermijd absolute oordelen en zorg voor redundantie, dit houdt in dat er alternatieve manieren moeten zijn om dingen correct te interpreteren. Denk hierbij aan een stoplicht: als je kleurenblind bent, kun je niet zien welke kleur de lampen hebben, maar aan de positie van de lampen (hoog is rood, midden is oranje, onder is groen) alsnog bepalen of je kan rijden of niet.
College I: Persoonlijkheidsleer
Behalve je genen zijn je vroege kinderjaren van zeer grote invloed op de vorming van je persoonlijkheid. Psychodynamische theorieën gaan over de relatie tussen je bewustzijn, voorbewustzijn en onderbewustzijn. Freud verdeelde deze 3 aspecten van het bewustzijn over 3 zelfgenaaamde delen: id, ego en superego.
Id bestond volgens Freud uit onbewuste driften die bevredigd moesten worden, zoals seks en agressie. Je Id is wat je zelf wilt en waar je voor staat. Daartegenover staat het Superego: dit aspect van je bewustzijn zorgt ervoor dat je naar de wetten en regels die er bestaan handelt, en rekening houdt met anderen. Het ego bestaat uit conditionering in de jeugd, en dient als verbindend element tussen id en superego. Ego is een mediator zodat je op de best mogelijke manier je eigen belangen kan nastreven maar toch zo goed mogelijk aangepast bent aan je omgeving.
De Humanistische benadering heeft betrekking op conditionering en de reacties hierop. Ook staan emotionele uiting, zoals creativiteit, liefde en waardering in de schijnwerpers.
Opvoedkundig gezien zullen de meesten voor de humanistische benadering gaan: Ouders zullen meestal hun kind bijsturen als het de verkeerde kant op dreigt te gaan, in plaats van met de vrije wil van het kind mee te gaan.
De humanistische therapeuten leggen de nadruk op persoonlijke ervaringen, vrije wil en zelfverwerkelijking. Positiviteit en tevredenheid is het speerpunt van het humanisme. De voorloper is dan ook de positieve psychologie.
Skinner, die in een periode van veel support voor Freudiaanse ideeën leefde, was tegen de psychoanalyse van Freud, en bedacht de leertheorie, die overging tot t humanisme.
De leertheorie houdt in dat men kan
Angst is ook zeer snel te conditioneren. Enkel door de WTC ongelukken waren veel mensen angstig om te vliegen en deze angst bleef ingeprent. Alle regels werden verscherpt en alles wat enigszins afwijkend gedrag is boezemt angst in.
Sappenleer.
Galenus en Hipocrates baseerden persoonlijkheidstrekken op lichaamssappen. Er waren 4 soorten, die elk voor een gevoel codeerden. Gal stond voor aggressief (cholerisch), zwarte gal voor somberheid en depressive (melancholie), bloed voor vrolijk en levendig (Sanguinisch), en ten slotte slijm voor kalm en bedachtzaamheid (Flegmatisch).
De OCEAN, de 5 belangrijkste persoonlijkheidstrekken zijn extraversie, conscienteusheid, neuroticisme, vriendelijkheid, en openheid. Dit zijn schalen met uitersten, dus introverte, stille figuren zullen laag scoren op extraversie. Andere factoren die op extraversie slaan zijn de mate waarin mensen hun emoties uiten, dominantie en avonturisme (nieuwsgierigheid). Conscienteusheid is de mate waarin men ordentlijk, vastberaden en ambitieus dus. Iemand die slordig is zal dus laag scoren op Conscienteusheid, maar zou dit kunnen compenseren als hij ambitieus is. Vriendelijkheid slaat op de mate waarop iemand behulpzaam, medelevend (empatisch) is en zich aanpast aan zijn/haar sociale omgeving. Openheid is de belangrijkste schaal voor creativiteit. Mensen die hoog scoren op openheid zijn laten hun gedachtes vrij, en hebben vaak een rijke fantasie. Mensen die laag scoren zullen conservatief denken, zichzelf inhouden en zoveel mogelijk conformeren. Ze gedragen zichzelf dus niet naar hoe ze dat zelf willen.
Neuroticisme gaat over gevoelens en gedachten die een persoon belemmeren. Denk hierbij aan angst, stress depressie, schaamte, impulsiviteit (van de hak op de tak springen) en kwetsbaarheid voor wat anderen denken van hen.
Dieren hebben ook persoonlijkheidskenmerken, extraversie (soortgenoten opzoeken) zoals openheid (exploratie) en neuroticisme (schuwheid). Dit is wetenschappelijk mogelijk te testen omdat mensen die de OCEAN op dieren moeten beoordelen veelal soortgelijke scores voor de dieren invullen. Er is dus consensus.
De OCEAN eigenschappen kunnen snel in kaart worden gebracht met een TAT, een Thematische Apperceptie Test. Hierbij worden ambigue plaatjes getoond, welke voor vele verschillende interpretaties vatbaar zijn. Op basis hiervan kan men stellen hoe hoog men scoort op elk van de 5 pijlers.
Deze persoonlijkheidseigenschappen zijn deels genetisch, maar kunnen afhankelijk van de omgeving tot uiting komen of niet. Anders gezegd: Erfelijke aanleg predisponeert tot bepaalde persoonlijkheidstrekken, welke tot uiting kunnen komen aan de hand van omgevingsinteracties.
De predisponantie van OCEAN is al genetisch te meten, en te vergelijken tussen tweelingen. Dat laatste is handig om omgevingsinvloeden op de vele verschillende aspecten van persoonlijkheid te controleren.
Op jonge leeftijd zullen de 3 typen temperamenten al indicaties zijn voor crimineel gedrag later. Goed aangepaste 3 jarigen en geremde baby's zullen minder crimineel gedrag vertonen dan ongeremde baby's. Deze temperamenten spelen op 3 niveau’s : emotionaliteit, sociabiliteit en activiteit.
Daarnaast heb je nog 2 neuropsychologische concepten welke bepalen hoe je je uit tegenover je omgeving. Het behavioral inhibition system(BIS) zorgt ervoor dat je rekening houdt met anderen, en potentieel onprettige situaties vermijdt. Het behavioral activation system(BAS) is het tegenovergestelde en zorgt ervoor dat je je energiek actief, en sociaal gaat voelen. Ze zijn gelinkt met elkaar middels negatieve feedback: Als BIS sterker wordt, wordt BAS zwakker, en andersom. Gepeste mensen hebben een versterkte BIS, en daardoor een verslapte BAS. BIS is gelinkt aan Neuroticisme, en BAS aan Extraversie. Je zou dus de beinvloedingen van BAS & BIS naar deze eigenschappen van de BIG 5 kunnen doortrekken.
College J Psychologische stoornissen
Een moeilijk vraagstuk blijft tot vandaag de dag de beoordeling van stoornissen, en waar men grenzen trekt. Wat maakt en stoornis tot een stoornis?
Psychische stoornissen zijn aan de orde van de dag, bij crimineel gedrag denkt men snel aan stoornissen en men is hier vrij oordelend over. Bij het drama met Koninginnedag, waarbij Karst T tegen de koninklijke stoet wilde rammen, dacht men snel dat Karst T gestoord was. Het antwoord op die prangende vraag werd zo belangrijk geacht dat men na zijn dood autopsie verrichtte om dit te bevestigen.
Onder adolescenten is de psychische druk zeer zwaar. Dit heeft tot resultaat dat gemiddeld 23% van de 15-18 jarigen ooit zelfmoord heeft overwogen, en 6 % heeft wel eens daadwerkelijk een poging gewaagd.
Stoornissen zijn het vaak niet op fysiologische gebreken aan te wijzen, zoals dat bij de meeste ziektes wel kan (Ontstekingen,breuken, ontstekingen, bacterie/virusinfecties). Stoornissen zijn de beschrijving van an de oppervlakte zichtbare symptomen, waarvan niet duidelijk is wat de achterliggende oorzaken zijn van de symptomen.
Psychologische stoornissen zijn vaak lastig vaak te stellen, omdat ze niet heel concreet zijn, en de therapeut afhankelijk is van de beschrijvingen van de patiënt. Psychiaters deden mensen die binnenkwamen met stemmen in hun hoofd vroeger vaak te snel af als schizofrenen.
Vervolgens kwam er een neppatient binnen, die 6 weken werd binnengehouden. Nadien werd bekend gemaakt dat het nep was, met als resultaat dat psychiaters veel voorzichtiger zijn met diagnosestelling.
In de ggz gebruikt men vaak rigide classificaties voor het dan wel niet hebben van symptomen. Dus iemand waarvan men vermoedt dat hij een stoornis heeft waarbij 6 van de voorwaarden om een vaststelling ervan te krijgen maar hij er maar 5 heeft, is volgens de gz gezond. Ook geeft het en vals beeld van uniformiteit. Omdat er meerdere combinaties mogelijk zijn van symptomen, kan iemand met dezelfde diagnose een heel andere behandeling nodig hebben.
Stoornissen liggen dus op een continuüm, maar zo wordt dit helaas in de ggz niet benaderd.
Het meestgebruikte classificatiesysteem voor stoornissen is de DSM. De huidige versie is IV, in2013 komt V uit. Men spreekt dan nu vaak over de DSM-IV.
Het is en beschrijvend systeem van observeerbare symptomen. Het is niet op theorie gebaseerd, en is bedoeld voor onderzoeksdoeleinden. Toch wordt het vaak gebruikt in de GGZ. Dit heeft vele nadelige gevolgen, gezien hierdoor te zware diagnoses gesteld zullen worden om meer vergoeding te krijgen van de verzekering, of zullen vele stoornissen niet erkend worden en is er geen vergoeding mogelijk.
Wanneer is psychologisch ongemak een stoornis: als er klinisch ernstige nood/lijden of verminderd functioneren in belangrijke aspecifiek des levens zoals werk en relaties is.
Interne bron(binnen de persoon zelf)
De dsm hanteert 5 assen. As1 bepaalt het Syndroom , as 2 persoonlijkheidsstoornissen, as3 lichamelijke gebreken, 4 psychosociaal functioneren, 5 globale score in het functioneren.
Comorbiditeit: 2 psychologische afwijkingen die elkaar beïnvloeden: bijvoorbeeld ptss en verslaving: het middel van verslaving kan bijvoorbeeld helpen de flashbacks dragelijker te maken, maar de pertinente slechte gemoedstoestand die met ptss samengaat zal niet weggaan.
Angst is een functionele emotie. Het behoedt je voor voor gevaarlijke situaties en roekeloos gedrag. Maar het kan snel uit de hand lopen en en dysfunctionele emotie. Er zijn vele soorten angst, waarvan een van de ergste soorten paniek is. Ook zijn er onredelijke angsten die fobien worden genoemd. GAS (Gegeneraliseerde Angststoornis is dat je in elk soort situatie een mate voor angst hebt, algemene nervositeit. Daarnaast zijn er mensen die een algemene paniekstoornis hebben (spontane paniekaanvallen), vaak gecombineerd met agorafobie, wat een angst voor specifieke plekken is.
Een andere bekende stoornis is de Obsessief compulsieve stoornis (Engelse afkorting: OCD). Obsessies zijn dwanggedachtes en Compulsies de bijbehorende dwanghandelingen. Iedereen vertoont deze wel eens, zoals dubbel checken of alle elektrische apparatuur uit is als je het huis uit gaat. Dit is niet ernstig. Bij OCD gaat het veelal om handelingen en gedachtes waarbij het praktisch nut ervan ontgaan is. Deze kunnen zeer aangrijpend zijn in het dagelijks leven gezien de vele onzinnige rituelen die hierbij horen de efficiëntie en het contact met anderen erg kan bemoeilijken.
PTSS is een zeer ernstige stoornis die mensen na een traumatische gebeurtenis levenslang in psychologische moeilijkheden kan brengen. De emotionele stoornissen kunnen uni- of multipolair zijn, in het laatste geval meestal bipolair. Dat wil zeggen dat de stoornis niet een kant op wijst. Een patiënt kan bijvoorbeeld het ene moment zeer energiek en opgewekt zijn, met weinig slaap afkunnen, maar in de volgende periode zeer moe en depressief zijn. De milde variant wordt cyclothyme stoornis genoemd, de zware variant wordt een manisch-depressieve stoornis genoemd. Dysthymie is een milde variant van depressie.
Het is vrij lastig om wetenschappelijk/empirisch stoornissen, en de oorzaken ervan specifiek te maken. Idealiter zouden psychopathologische gebeurtenissen op patiënten getest moeten worden, en vervolgens systematisch gekeken hoe dit het best weer ongedaan gemaakt kan worden. Dit is bij mensen onverantwoord, maar dieren zijn al eens in naam van onderzoek depressief gemaakt, door middel van aangeleerde hulpeloosheid.
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
- Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
- Use the topics and taxonomy terms
- The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
- Check or follow your (study) organizations:
- by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
- this option is only available trough partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- by following individual users, authors you are likely to discover more relevant study materials.
- Use the Search tools
- 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
- The search tool is also available at the bottom of most pages
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Field of study
- All studies for summaries, study assistance and working fields
- Communication & Media sciences
- Corporate & Organizational Sciences
- Cultural Studies & Humanities
- Economy & Economical sciences
- Education & Pedagogic Sciences
- Health & Medical Sciences
- IT & Exact sciences
- Law & Justice
- Nature & Environmental Sciences
- Psychology & Behavioral Sciences
- Public Administration & Social Sciences
- Science & Research
- Technical Sciences
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2747 | 1 |
Add new contribution