Samenvatting An Introduction to Health Psychology (niet verplichte hoofdstukken)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

2: Culturele en sociale verschillen

Gezondheidsdifferentiaties
De omgeving waarin we leven heeft net zoveel effect op onze gezondheid als de manier waarop we leven. Het maakt veel uit of je in een land tot de meerderheid, of tot een minderheid behoort. De armere mensen in een maatschappij leven gemiddeld vijf jaar korter dan de rijkere. Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen. Dit hoofdstuk beschrijft hoe verschillende groepen verschillende niveaus van gezondheid ervaren.
Zowel binnen als tussen landen zijn duidelijke gezondheidsdifferentiaties (verschillen in gezondheidsstatus en levensverwachting onder verschillende groepen) te vinden. De World Health Organisation heeft een methode ontwikkeld om de verwachte levensduur van mensen te berekenen, wat de healthy life expectancy wordt genoemd. Er wordt gekeken naar het aantal jaar dat een persoon in volle gezondheid kan leven daarbij rekening houdend met het aantal jaar dat de persoon in minder goede gezondheid verkeerde door ziekte of een ongeval. Een opmerkelijke uitkomst was dat het meest welvarende land, de Verenigde Staten, op de 29e plaats eindigde wat betreft de levensverwachting van de inwoners. Daar zijn een aantal verklaringen voor.

  • In Amerika leven bepaalde sociale groepen in armoede, wat beter te vergelijken zou zijn met de omstandigheden in een ontwikkelingsland.

  • HIV vormt voor jongeren en mensen van middelbare leeftijd in Amerika een grotere bedreiging dan voor mensen in andere westerse culturen.

  • In de Verenigde Staten komen verhoudingsgewijs veel tabaksgerelateerde ziektes als longkanker voor.

  • In Amerika komt verhoudingsgewijs veel geweld voor, met name huiselijk geweld.
     

Armoede heeft waarschijnlijk de belangrijkste sociale en economische invloed op gezondheid. In een ontwikkelingsland sterft een derde van de bevolking op een leeftijd jonger dan 5 jaar. De meest voorkomende doodsoorzaken zijn diarree, bloed in de ontlasting en lagere luchtweginfecties. Weer een derde sterft voor de leeftijd van 65 jaar en ten slotte sterft er dus nog een derde op de leeftijd van 65 jaar of ouder. In ontwikkelde landen sterft slechts een derde voor de leeftijd van 65 jaar. Dit wordt verklaard door verschillen in beschikbaarheid van schoon water, sanitair, voeding en toegang tot gezondheidsinstellingen. Vooral de doodsoorzaken van jonge kinderen zijn in westerse landen vaak heel simpel te voorkomen of te verhelpen.

Sociaal-economische status
Dat er een verband is tussen gezondheid en SES is duidelijk, maar de vraag is nog in welke richting de conclusies getrokken kunnen worden. Is het zo dat een lage SES de oorzaak is van een slechte gezondheid (social causation model) of zorgt een slechte gezondheid er voor dat je geen baan kunt aanhouden of een lagere vooropleiding hebt (social drifting model)? De meeste studies wijzen toch uit dat de SES de oorzaak is achter de gezondheid. Wanneer mensen vaak van baan verwisselen door bijvoorbeeld reorganisaties, blijkt dat deze mensen emotionele en fysieke problemen ondervinden.
Verschillende soorten gezondheidsgedrag
Premature mortality houdt in dat iemand overlijdt op een leeftijd waarop normaal gesproken niet verwacht wordt dat men overlijdt. De leeftijden onder de 65 jaar worden hiertoe berekend. Onder mensen met een laag SES wordt premature mortality vaker gevonden dan onder mensen met een hoog SES. Hier is een aantal verklaringen voor. Het blijkt dat mensen met een laag SES meer gezondheidsverslechterend gedrag vertonen en minder gezondheidsbevorderend gedrag. Zo roken en drinken deze mensen meer, eten zij minder gezond en bewegen zij minder dan mensen met een hoog SES.
Interessant is om te weten hoe dit komt. Het blijkt geen tekort aan kennis te zijn, maar een vrijwillige keuze gebaseerd op het vergelijken van de kosten en baten van zulke gedragingen. Zo werd uit een onderzoek van Graham (1994) gevonden dat de meeste werkende, rokende vrouwen wel degelijk weten wat de negatieve consequenties zijn van hun rookgedrag. Voor deze vrouwen wegen de voordelen van het roken op tegen de nadelen van het roken, het roken was een soort coping gedrag om met de stress van het dagelijkse leven om te gaan.
Toegang tot de gezondheidszorg
De toegang tot de gezondheidszorg blijkt te verschillen tussen zowel persoonlijkheidskarakters als de gezondheidssystemen waartoe het individu toegang heeft. Het blijkt zo te zijn dat mensen met een laag SES toegang hebben tot slechtere gezondheidszorg. Slechtere toegang tot gezondheidszorg blijkt samen te hangen met een slechtere kwaliteit van het leven, meer ziekenhuisopnames en een hogere prevalentie van angina. Een onderzoek in Schotland heeft uitgewezen dat er verschillen waren in het aantal medische en chirurgische procedures in de armere en rijkere gebieden in Schotland. Bijvoorbeeld het aantal heupvervangingen waren hoger per hoofd van de bevolking in een welvarend gebied dan in een arm gebied in Schotland. Deze ongelijkheid tot gezondheidszorg wordt door meerdere onderzoeken bevestigd.
De invloed van de omgeving
Mensen met een lage SES werken vaker in een gevaarlijke(re) omgeving en de kwaliteit van hun woning en woonomgeving is vaak slechter. Met te veel mensen in een kleine ruimte wonen zorgt voor stress. In combinatie met een hoog cholesterol zou dit zelfs weer een verhoogd risico op CHD opleveren. Het huren van een huis kan nadelige gevolgen hebben als je het vergelijkt met het kopen van een huis. Huurhuizen zijn vaak wat slechter onderhouden, vaker verhuizen heeft effect op de psyche en over het algemeen verdienen huurders minder dan kopers.
Psychosociale invloeden
Mensen uit een lage(re) SES groep ervaren meer stress dan hun meer welvarende tegenhangers. Per leeftijdscategorie zijn er een aantal voorbeelden van het soort stress die deze mensen kunnen ervaren:

  • Kindertijd: familie instabiliteit, ongezond eten, minder educationele kansen.

  • Adolescentie: familie streven, blootstelling aan andermans rookgedrag, school verlaten met slechte kwalificaties, werkloosheid ervaren of slechtbetaalde banen.

  • Volwassenheid: in slechte condities werken, financiële onzekerheid, perioden van werkloosheid, weinig controle over het werk, negatieve sociale interacties.

  • Ouderen: weinig pensioen, ongezond gedrag etc.

Social capital en stress
Hoe groter de inkomensongelijkheid binnen een land, hoe slechter de gezondheid binnen dat land. Hoe groter de ongelijkheid is qua rijkdom binnen een samenleving, des te lager zijn de niveaus van sociale cohesie en social capital (de gevoelens van sociale cohesie, solidariteit en vertrouwen in de buren). Een lage social capital is verbonden met gevoelens van ontevredenheid en wantrouwen. Dit is stressvol en wordt bevestigd door meerdere onderzoeken. Het hebben van positieve, sociale relaties hangt samen met SES en is gerelateerd aan social capital. Het hebben van goede vriendschappen/relaties kan men beschermen tegen de negatieve effecten van stress die te maken hebben met economische zorgen. Weinig steun ontvangen kan het risico op ziekten verhogen.

Werk status en stress
Ondanks alle Arbo-wetten van tegenwoordig is het niet te vermijden dat sommige banen meer risico’s op ongevallen of ziekte met zich meebrengen dan andere banen.
Sommige soorten werk hebben een karakter dat meer stress veroorzaakt bij de werknemers.
Werkfactoren die met gemiddeld meer alcoholconsumptie geassocieerd worden zijn: veel alleen werken en een inconsistente sociale controle. Lange werkdagen, weinig controle en sociale steun worden geassocieerd met meer tabaksconsumptie.
 

Het zogenaamde Job Strain Model van Karasek en Theorell beschrijft hoe verschillende factoren bepalen hoeveel werkstress een werksituatie veroorzaakt.
In het model zijn de volgende drie factoren opgenomen:
1. Wat vraagt de baan van de werknemer?;
2. In hoeverre heeft de werknemer de vrijheid om op zijn eigen manier om te gaan met die vraag? (autonomie);
3. Hoeveelheid aanwezige sociale steun?.
Deze factoren bepalen samen de mate van werkstress die de werknemer ondervindt en stressgerelateerde ziektes kunnen hier goed uit voorspeld worden.
Uit onderzoek blijkt dat het ervaren van hoge eisen en weinig autonomie, weinig sociale steun een negatieve invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. De werknemer voelt zich gestrest en loopt gevaar voor ziekte. Als een werknemer hoge eisen heeft, maar wel veel autonomie zorgt dit voor minder stress.

Siegrist en collega's (1990) hebben een andere theorie over werk stress bedacht, maar deze is minder bekend. Als een hoge inspanning wordt beloond met een hoge beloning is dit acceptabel. Als een hoge inspanning wordt beloond met een lage beloning leidt dit tot emotionele stress en negatieve gezondheidseffecten. Deze theorie heeft wel steun ontvangen.

De balans tussen werk en leven
Het grootste risico op het ontwikkelen van CHD is de combinatie van een laag SES en een stressvolle baan. Als men een stressvolle baan heeft maar wel een hoger SES is de kans hierop kleiner. Een voorbeeld van een gecombineerd risico is het fenomeen 'work-home spillover'. Dit houdt in dat de verantwoordelijkheden zich ook thuis doorzetten na het werk. Bij mannen is de hoeveelheid ervaren (werk)stress vaak een directe functie van hun werkomgeving. Bij vrouwen treedt vaak de zogenaamde work home spillover theorie op. Voor vrouwen geldt vaak dat wanneer zij thuiskomen van hun werk, er thuis nog een huishoudelijke baan op hen ligt te wachten. Hierdoor ervaren zij ook op hun werk vaak niet het zelfvertrouwen wat mannen wel uit hun werk halen. Lundberg en collega's (1981) deden een onderzoek onder mannelijke en vrouwelijke managers. Bij de mannen daalden de stress hormoon spiegel bij thuiskomst na het werk, bij de vrouwen bleven de stress hormoon spiegel even hoog. Dit was voornamelijk het geval bij vrouwen met kinderen.
Voor mannen is het vaak zo dat wanneer zij, tot op bepaalde hoogte, moeten overwerken, dit het risico op CHD vermindert. Voor vrouwen heeft overwerken juist een negatief effect op het risico op CHD.
 

Minderheidsstatus en gezondheid
Zoals al eerder gezegd, hebben mensen uit een (etnische) minderheidsgroep vaak een slechtere gezondheid. Wanneer dit onderwerp onderzocht wordt, moet men rekening houden met het feit dat het in de meeste gevallen zo is dat etnische minderheden voornamelijk een laag SES hebben. Voor goede onderzoeksresultaten moet je de mensen uit de minderheid dus matchen op SES met mensen uit een meerderheidsgroep.
De verschillen kunnen ook verklaard worden door verschillen in gedrag. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, consumeren de mannen van Afrikaanse en Aziatische afkomst soms meer alcohol dan andere mannen met vergelijkbare SES en leeftijd. Hierdoor krijgen deze mannen eerder een alcoholgerelateerde ziekte.

Stress
Een tweede verklaring voor de negatieve gezondheid van mensen die tot een minderheidsgroep behoren richt zich op het psychosociale aspect. Mensen behorende tot een etnische minderheidsgroep ervaren een meerdere stressoren dan meerderheidspopulaties door specifieke stressoren als discriminatie, racistische intimidatie en het aanpassen aan een nieuwe cultuur.

Toegang tot de gezondheidszorg
Uit onderzoek blijkt dat zwarte inwoners van de Verenigde Staten minder snel onderzocht, geopereerd of behandeld worden dan blanke inwoners. Ook is het aantal mensen dat overlijdt per ziekte hoger voor zwarte dan voor blanke mensen. In Groot-Brittannië is dit verschil er ook, maar dan niet voor etnische achtergrond maar voor SES. Helaas zijn het vaak de minderheden die het meeste risico lopen op ziekte of psychische problemen.
In gebieden waar veel hulpverleners van Aziatische afkomst zijn, zijn meestal weinig vrouwelijke hulpverleners te vinden. Voor traditioneel Aziatische vrouwen is het niet erg gebruikelijk om een dergelijke functie te hebben. Dit weerhoudt veel vrouwen in die gebieden ervan om hulp te zoeken.
In Amerika zijn er voor mensen met een zorgverzekering ander instanties en procedures dan voor mensen zonder een zorgverzekering. Het spreekt voor zich dat de instanties voor niet verzekerden niet zo goed en vlug werken als de instanties voor verzekerden. Daarbij komt dat mensen zonder verzekering veelal mensen met een lage SES zijn. Het zijn dus ook in dit geval de mensen die meer risico lopen die minder goede toegang hebben tot hulpverlening.

Geslacht en gezondheid
Over het algemeen hebben mannen een kortere levensverwachting dan vrouwen. Ze hebben twee keer zoveel kans om voor hun 65e te sterven aan een hartziekte en zelfs drie keer zoveel kans om te sterven aan een gewelddadig incident. Ondanks deze feiten beoordelen mannen hun eigen gezondheid hoger dan vrouwen en zoeken zij minder snel hulp. Dit komt waarschijnlijk doordat mannen zichzelf graag als sterker zien dan vrouwen. Vanuit de evolutie zijn ze de sterkere soort en ziek zijn of hulp zoeken zou een bedreiging zijn van hun mannelijkheid.
Als je kijkt naar wat voor soort ziekten mannen en vrouwen krijgen, hebben mannen minder te maken met acute ziekten. Vrouwen hebben vaker last van een aantal symptomen en hebben ook langer last van de symptomen dan mannen, maar uiteindelijk hebben zij minder vaak echt te maken met een chronische ziekte dan mannen. In landen waar de industrie aan het opkomen is, zijn die verschillen vaak kleiner of zelfs omgekeerd.
Biologische verschillen
Vrouwen zijn beter bestand tegen infectieziektes. Oestrogenen remmen de ontwikkeling van CHD omdat het bloedklontering tegengaat en het zorgt voor minder cholesterol. De rol van testosteron bij mannen is veranderd gedurende de jaren. Hoge niveaus van testosteron zijn geassocieerd met lage niveaus van HDL cholesterol (goede cholesterol).
Bij mannen is de reactie op stresssituaties groter, of in elk geval anders, dan bij vrouwen. Dit geeft een verhoogd risico op CHD. De vraag is of die grotere stressreactie toe te schrijven is aan biologische of sociale en contextuele aspecten. Wellicht komt het doordat mannen vaker verzeild raken in situaties die bij vrouwen ook zo’n grote stressreactie zouden veroorzaken. In gecontroleerde onderzoekssituaties, waarbij mannen en vrouwen aan dezelfde stressoren blootgesteld worden, zijn er meestal nauwelijks verschillen te ontdekken.
Verschillen in gedrag
Vrouwen eten, wanneer zij de keus hebben, gezonder dan mannen. Ze zijn sneller geneigd de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groente en fruit te eten en letten beter op wat voor voedsel bijvoorbeeld veel vet bevat. Meer mannen dan vrouwen doen aan gezondheidsriskerende gedragingen, zoals roken, veel alcohol drinken, geen gordels gebruiken in de auto, rijden terwijl ze alcohol op hebben en niet naar de dokter gaan voor een check.
Er is echter een gebied waarop mannen veel gezonder bezig zijn dan vrouwen: mannen krijgen veel meer lichaamsbeweging. Vaak heeft dit weer te maken met ‘mannelijkheid’. Mannen zien het sterk zijn en het hebben van een goede conditie als iets wat bij hun mannelijke rol hoort. Wanneer vrouwen sporten doen zij dit vaker uit sociaal oogpunt of om af te vallen.

Economische en sociale factoren
In Groot-Brittannië zijn 30% meer vrouwen dan mannen werkloos. En de vrouwen die wel een baan hebben, hebben gemiddeld banen met minder aanzien en status en een lager salaris.
Mannen rijden meer auto, zeker van de vrouwen met een lage SES hebben er relatief veel geen rijbewijs of auto. Hierdoor leven er meer vrouwen in sociale isolatie dan mannen. Als vrouwen ouder worden, leven zij vaker alleen (als weduwe) dan mannen. Dit laatste punt heeft waarschijnlijk te maken met de langere levensverwachting van vrouwen. Vrouwen zijn ook meer kwetsbaar voor een slecht of verbroken sociaal netwerk dan mannen. Bij een onderzoek onder oudere Japanse vrouwen hadden single vrouwen met weinig tot geen contact met naaste verwanten een grotere kans om vroeg te sterven dan vrouwen die wel contact hadden met naaste verwanten.
 

8. Het menselijk lichaam en gezondheid en ziekte
 

Anatomie van de hersenen

De hersenen zijn verdeeld in vier anatomische gebieden:
1. Hindbrain: bevat de delen van de hersenen die noodzakelijk zijn voor het leven – de medulla die de bloeddruk, hartslag en ademhaling regelt; de reticular formation, die waakzaamheid controleert; en de pons en het cerebellum die informatie van spieren integreren.
2. Midbrain: bevat delen van de sensorische en motor correlatiecentra’s die reflexmatige en automatische responsen integreren die betrokken zijn bij visuele en gehoor systemen en bij de integratie van spierbewegingen.
3. Forebrain: bevat sleutelelementen die het humeur en gedrag beïnvloeden:
- thalamus: verbindt de basisfuncties van de hindbrain en de midbrain met de cerebrale cortex
- hypothalamus: reguleert de eetlust, seksuele opwinding en dorst. Ook heeft het enige controle over emoties
- limbische systeem: een serie structuren met onder andere het Circuit of Papez
4. Cerebrum: het meest recent ontwikkelde deel van de hersenen met de volgende delen:
- basale ganglia: verantwoordelijk voor complexe motorcoördinatie
- cortex: de buitenste laag van grijze stof die de cellichamen bevat en hun synaptische connecties. Het bestaat uit vier kwabben: de frontale, temporale, paritiële en occipitale kwab. De frontale kwab heeft een uitvoerende functie; het is betrokken bij complexe processen als spraak, plannen en motorische coördinatie. Tijdens belonend gedrag worden de verbindingen tussen de frontale kwab en het limbische systeem geactiveerd. In de temporele kwabben zijn meerdere functies te vinden. Ze zijn betrokken bij geur, horen, geheugen en taal. Over het algemeen bevindt de taal zich in de linkerhemisfeer en het visuele-spatiele deel in de rechterhemisfeer. De integratie van sensorische informatie is met name de functie van de occipitale en pariëtale kwabben.
Het autonomische zenuwstelsel
Het autonomische zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de controle van activiteitniveaus van belangrijke organen in het menselijk lichaam. Deze activiteit wordt gecontroleerd door meerdere hersengebieden, waarbij de belangrijkste de hypothalamus is. Deze ontvangt informatie over verzoeken die gemaakt worden door het lichaam van verschillende bronnen:

  • informatie over de temperatuur van de huid (reticulaire formatie)
  • informatie over licht en donker van de optische zenuwen
  • receptoren in de hypothalamus zelf geven informatie over de balans van de ionen en de temperatuur van het bloed

De hypothalamus reageert op fysieke en psychologische eisen van het lichaam.
Het autonomische zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
1. Sympathische zenuwstelsel: betrokken bij activatie en opwinding – de fight-flight response.
2. Parasympathische zenuwstelsel: betrokken bij ontspanning – de rest-recover response.
Als er meer activiteit in het sympathische zenuwstelsel plaatsvindt is het lichaam geactiveerd en wanneer er meer activiteit in het parasympathische zenuwstelsel plaatsvindt is het lichaam in rust, waardoor basisfuncties zoals de spijsvertering en de productie van urine makkelijker kunnen plaatsvinden. Het sympathische zenuwstelsel gebruikt acetylcholine, noradrenaline en adrenaline als neurotransmitters. Het parasympathische zenuwstelsel gebruikt enkel acetylcholine als neurotransmitter.
Endocriene processen
De activiteit van het sympathische zenuwstelsel is slechts van korte duur. Een tweede systeem wordt daarom gebruikt om het lichaam op de langere termijn van opwinding te voorzien. Dit systeem gebruikt endrocine glands (endrocineklieren) die met doelorganen communiceren door middel van uitgifte van bepaalde hormonen in het bloed. De endocriene klieren die voor de activiteit van het sympathische zenuwstelsel zorgen zijn de adrenal glands, die zich boven de nieren bevinden. Deze worden op twee manieren geactiveerd:
1. Het centrum van de adrenal medulla.
2. De nabijliggende weefsels, bekend als de adrenale cortex.
Cortisol vergroot de beschikbaarheid van opgeslagen energie en vetten wat zorgt voor periodes met verhoogde fysiologische activiteit. Het remt ook het herstel van beschadigd weefsel.

Een tweede systeem die het lichaam langer van opwinding kan voorzien is de hypofyse. Deze staat onder controle van de hypothalamus. Als de hypothalamus de hypofyse activeert laat deze een aantal hormonen los in het bloed die bekend zijn onder de naam adrenocoticotrophic hormoon (ACTH). Zodra ACTH de bijnieren bereikt (adrenal glands) worden er corticosteroïden (waaronder cortisol) losgelaten.
Het immuunsysteem
Het immuunsysteem is de bescherming van het lichaam tegen ziekte. Het produceert bepaalde cellen die organismen van buiten het lichaam en vreemde cellen bestrijden. Deze bedreigingen worden antigenen of ziekteverwekkers (pathogenen) genoemd. Een aantal organen en chemicaliën vormen de frontlinie van het systeem:

  • Fysieke barrières: zoals de huid

  • Mechanische barrières: cilia (kleine haartjes op de longen) zorgen ervoor dat pathogenen uit de longen en luchtwegen worden gedreven. Tranen, speeksel en urine zorgen er ook voor dat pathogenen uit het lichaam worden gedreven.

  • Chemische barrières: zuur uit de maag drijven pathogenen weg. Speeksel en de wanden van de luchtwegen bevatten antilichamen (immunoglobulinen).

  • Onschadelijke pathogenen: in het lichaam leven een aantal bacteriën die geen schadelijk effect op ons hebben. Ze beschermen hun territorium en kunnen andere bacteriën aanvallen die proberen binnen te dringen.

  • Lymfeklieren: dit zijn secundaire organen op en bij plekken waar mogelijk pathogenen naar binnen kunnen. Een voorbeeld hiervan zijn de amandelen. Ze bevatten een hoog niveau van lymfocyten (wiite bloedcellen) die pathogenen kunnen aanvallen.

 

Immuun cellen zijn witte bloedcellen (lymfocyten en fagocyten). Fagocyten worden aangetrokken door infecties. Wanneer zij op hun plaats van bestemming zijn, vernietigen ze alle vreemde cellen of antigenen door ze in te sluiten of te absorberen. Lymfocyten worden geactiveerd door fagocyten (door macrofagen om precies te zijn). Lymfocyten bestaan uit verschillende soorten T-cellen, B-cellen en killer cellen. B-cellen markeren een vreemde cel zodat deze vernietigd kan worden en zodat het lichaam later nog weet dat deze cellen schadelijk zijn. Het plasma van de B-cellen blijft in het bloed en blijft anticellen produceren totdat de vijandige bacterie of ziekte helemaal weg is.
De natural killer (NK) cells zorgen ervoor dat de groei van de vijandige cel of bacterie vertraagd wordt. De taak van de natuurlijke killercellen en de fagocyten wordt gezien als een non-specifieke vorm van immuniteit omdat ze de eerste linie zijn die een aantal bacteriën en cellen aanvallen. B- en T-cellen zorgen voor specifieke immuniteit. Alle soorten afweercellen helpen elkaar met het bestrijden van lichaamvreemde cellen en bacteriën. Het stresshormoon cortisol blijkt T- en B-cellen te vernietigen en vergroot daarmee de kans op infectie als iemand gestrest is.
Immuniteit dysfunctie - HIV
Het human immunodeficiency virus (HIV) is de oorzaak van een potentieel fatale conditie, bekend als Acquired Immuno Deficiency Syndrome (AIDS). Het virus behoort tot een groep virussen die bekend staat als de ‘langzame virussen’, aangezien er een lange periode tussen de initiële infectie en het begin van de serieuze symptomen zit. Het virus beschadigt de T helper cellen (CD4+). Uiteindelijk valt het immuunstelsel van een lichaam besmet met HIV zijn eigen T helper cellen aan waardoor de helft van het immuunsysteem vernield wordt. Hierdoor is het lichaam zeer vatbaar voor kleine infecties als verkoudheid.
De behandeling voor HIV bestaat uit drie soorten medicijnen:
1. Reverse transcriptase inhibitors: HIV gebruikt reverse transcriptase om zijn genetisch materiaal te kopiëren en daardoor nieuwe virussen te genereren. Reverse transcriptase remmers verstoren dit proces en onderdrukken daarmee de groei van het virus.
2. Protease inhibitors: deze interfereren met het enzym dat HIV gebruikt om virale infecties te produceren.
3, Fusion inhibitors: deze interfereren met de mogelijkheid van het virus om te fuseren met het celmembraan of andere T helper cellen.
Deze medicijnen genezen HIV of AIDS niet. Ze kunnen slechts het virus onderdrukken, maar zijn niet in staat om het virus in zijn geheel uit het lichaam te verwijderen. Geïnfecteerde individuen moeten alsnog antiretroviral drugs innemen. Bepaalde virussen van HIV zijn resistent voor de antiretroviral drugs. Deze mensen moeten een combinatie nemen van twee soorten antiretroviral drugs. Als deze medicijnen op de juiste manier worden gebruikt heeft het een goede werking. Deze medicijnen hebben een strikt regime met betrekking tot het innemen van de medicijnen en kunnen voor bijwerkingen zorgen.
Auto-immuun ziekten
Auto-immuun ziektes zijn een groep ziektes waarbij het immuunsysteem abnormaal functioneert. Het immuunsysteem produceert dan namelijk antilichamen tegen zijn eigen weefsels.
Diabetes
Er zijn twee typen diabetes:
1. Type 1 diabetes: hierbij wordt de diabetes veroorzaakt doordat er te weinig insuline wordt aangemaakt in de alvleesklier (pancreas). De behandeling is daarom het injecteren van insuline, en het aanpassen van maaltijden en voldoende lichaamsbeweging. Dit type diabetes kan leiden tot een levensbedreigende coma (diabetic ketoacidosis). Minder ernstige symptomen zijn slecht zicht, constante honger en dorst, gewichtsverlies en extreme moeheid.
2. Type 2 diabetes: hierbij wordt de diabetes veroorzaakt doordat er een weerstand optreedt tegen insuline. Het lichaam produceert dus voldoende insuline, maar de cellen krijgen een weerstand tegenover de stof. Type 2 diabetes ontwikkelt zich vaak later in het leven en is geassocieerd met overgewicht. De behandeling bestaat voornamelijk uit gewichtsverlies en lichaamsbeweging.
Rheumatoid arthritis
Rheumatoid arthritis (RA) kan getriggerd worden voor virussen in individuen met een genetische aanleg voor de ziekte. Het is een systematische ziekte dat een effect heeft op het hele lichaam en gekarakteriseerd wordt door ontstekingen aan de membranen van de gewrichten. Elk gewricht kan getroffen worden, maar vaak zijn het de handen, voeten en polsen.
Er is helaas geen genezing bekend voor RA. Het doel van de behandeling is om de pijn en de ontstekingen te verminderen en de functie van de gewrichten te maximaliseren. Ook worden er medicijnen gebruikt om pijn te verminderen.
Multiple sclerosis
Multiple sclerosis (MS) is een neurologische conditie met herhaalde episodes van ontstekingen van het centrale zenuwstelsel. Dit resulteert in vertraging of blokkering van de transmissie van zenuwimpulsen. De ontstekingen worden veroorzaakt door beschadiging aan de myelin sheath (myeline schede).
Het spijsverteringsstelsel
Hierbij zijn verschillende organen betrokken:

  • de mond: hier wordt het voedsel kleingemaakt door te kauwen, waardoor er enzymen worden afgegeven die beginnen met het proces van de spijsvertering;

  • de slokdarm: deze transporteert het voedsel van de mond naar de maag;

  • de maag: hier wordt het voedsel gemixt met maagzuur en chemisch ontleed;

  • de dunne darm: deze is verantwoordelijk voor het mixen van darmbestanden met chemische stoffen om het af te breken in kleinere delen. Eén van de chemische stoffen die hierbij betrokken is, is bile (gal) dat gemaakt wordt in de lever en opgeslagen in de galblaas;

  • de dikke darm: deze is verantwoordelijk voor de her absorptie van water.
     

Controle van de spijsvertering
Elke van de bovenstaande spijsverteringsprocessen wordt gecontroleerd door zowel hormonen als zenuwregulatoren. Voorbeelden hiervan zijn gastrine, secretine en cholesystokinine. Het parasympathisch zenuwstelsel activeert de spijsvertering.
Stoornissen van het spijsverteringsstelsel
Hier worden verschillende stoornissen van het spijsverteringsstelsel besproken.
Maagzweren
Hierbij vindt er een verzwering plaats in de maag (mucosa) die kan resulteren in verschillende symptomen, bijvoorbeeld pijn. Het komt en gaat gedurende verschillende dagen of weken en het gebeurt twee à drie uur na het eten. De pijn is vaak het ergst in de nacht – wanneer de maag leeg is na een maaltijd. Andere symptomen zijn een verminderde eetlust, misselijkheid en overgeven. Als de ziekte niet wordt behandeld kan dit een potentiële fatale afloop zijn van de maagwand. De oorzaak van de maagzweer wordt door 70% bepaald door de Helicobacter pylori: een infectie die de beschermende slijmlagen van de maag en de twaalfvingerige darm verzwakt. Ook kan het de afgifte van maagzuur vergroten.
De behandeling bestaat uit het onderdrukken van de afgifte van maagzuur en – indien mogelijk – het uitroeien van het virus. Er worden verschillende soorten medicijnen hiervoor gebruikt. In een zeldzaam geval wordt de maagzweer chirurgisch verwijderd.
Inflammatory bowel disease
Inflammatory bowel disease (IBD) is een groep van infectie condities van de dikke – en soms – de dunne darm. De hoofdvormen van IBD zijn: de ziekte van Crohn en ulcerative colitis.
De Ziekte van Crohn kan betrokken zijn bij elk deel van het maagdarmkanaal. Het is een ontstekingsconditie gekarakteriseerd door episodes van hevige symptomen. De belangrijkste symptomen zijn chronisch en af en toe hevige diarree en een verstoorde spijsvertering. Het ontstekingsproces kan resulteren in een verdikking van de darmwand, waardoor de diameter van de darm zo verkleind wordt dat voedsel niet meer hier doorheen kan. Vaak kan de ziekte alleen verholpen worden met een chirurgische ingreep. De symptomen zijn:

  • buikpijn

  • veranderingen in darmbewegingen

  • verlies van eetlust

  • onverklaarbaar gewichtsverlies

  • bloedzweren en fistulas (de formatie van kleine doorgangen)

  • algemene malaise
     

Ulcerative colitis is gelijk aan de Ziekte van Crohn, behalve dat de ziekte het uiteinde van de grote darm en de endeldarm beschadigt. Het kan zich ontwikkelen in kanker na een aantal jaar. Er zijn verschillende niveaus van deze ziekte:

  • mild: minder dan vier keer per dag ontlasting, met of zonder bloed, milde buikpijn;

  • moderate: meer dan vier keer per dag ontlasting, middelmatige buikpijn en koorts;

  • severe: meer dan zes bloedige ontlastingen per dag en bewijs van systematische ziektes als koorts en tachycardia (hoge hartslag);

  • fulminant: tien darmbewegingen dagelijks, continue bloeden en hevige buikpijn.
     

Irritable bowel syndrome
Irritable bowel syndrome (IBS) is een conditie van de darm met de volgende kenmerken:

  • pijn

  • pijn geassocieerd met een verandering in de frequentie van darmbewegingen

  • verandering in de vorm van ontlasting

Een centraal punt in de diagnose van IBS is dat deze symptomen ontstaan in de afwezigheid van een organische pathologie.

Darmkanker
Deze vorm van kanker is de op twee na meest voorkomende soort kanker bij mannen en vrouwen. Symptomen worden vaak niet opgemerkt, aangezien ze relatief mild zijn: bloeding, constipatie of diaree en ongevormde ontlasting. Een vroeg symptoom kan algemene vermoeidheid en een verkorte ademhaling zijn. Net zoals bij andere soorten kanker, kan ook deze soort kanker beschreven worden in termen van verschillende fasen:
1. De kanker is gelimiteerd tot de binnenkant van de darm.
2. De kanker dringt door in de darmwand.
3. De kanker dringt door in de lymfeklieren in de buik.
4. De kanker metastaseert andere organen.
Het cardiovasculaire systeem
De belangrijkste functie van het cardiovasculaire systeem is om voedingsstoffen, immuuncellen en zuurstof te transporteren door de organen en om slechte producten eruit te verwijderen. Het belangrijkste transports medium is het bloed. Het pompsysteem dat het bloed door het lichaam pompt bestaat uit het hart en verschillende soorten bloedvaten:

  • arteries (slagaderen): transporteren bloed van het hart weg

  • arterioles: dit zijn de kleine slagaderen die de grote slagaderen verbinden met de organen

  • veins (aderen): deze transporteren bloed naar het hart toe. Ze zijn dunner dan de slagaderen en hebben een lagere druk.
     

Het hart
Het hart bestaat uit een rechterhelft en een linkerhelft. De rechterhelft is betrokken bij het transport van het bloed naar de longen; de linkerhelft pompt bloed naar de rest van het lichaam. Elke helft heeft twee kamers, bekend als de astria en de ventrikels. Het rechter atrium neemt gedeoxygeneerd bloed van de aderen en pompt het naar de rechter ventrikel. Bloed wordt dan gepompt in de pulmonary artery naar de longen, waar er zuurstof wordt opgenomen. Het bloed met zuurstof gaat terug naar het hart waar het binnenkomt via het linker atrium. Vervolgens wordt het verder gepompt naar de linker ventrikel en dan naar de hoofdslagader, de aorta, die het bloed verder pompt naar de rest van het lichaam.
Het ritme van het hart wordt gecontroleerd door een elektrisch systeem. Dit kan gemeten worden met een EEG. Hier zijn verschillende fasen bij te onderscheiden:

  • de P wave indiceert de elektrische activiteit van het vuren van de atria

  • het QRS complex vertegenwoordigt de activiteit van de ventrikels

  • de T wave vertegenwoordigt de her-polarisatie van de ventrikels.

Als het hart onregelmatig of niet meer klopt kan er een defibrillator gebruikt worden. De elektrische stroom stopt onregelmatige of gevaarlijke activiteit van de spieren van het hart.
Het bloed
Het lichaam heeft ongeveer 5 liter bloed. De inhoud daarvan bestaat uit een vloeistof genaamd plasma en verschillende soorten cellen. Buiten exogenous (dingen buiten het lichaam) cellen zoals voedingsstoffen en zuurstof, produceert het zijn eigen cellen. Deze cellen komen oorspronkelijk uit het beenmerg. Er zijn drie verschillende soorten cellen:
1. Erythrocytes (rode bloedcellen): transporteren zuurstof door het lichaam.
2. Fagocyten en lymfocyten (witte bloedcellen): bevatten de B cellen en de T cellen.
3. Platelets (bloedplaatjes): cellen die reageren op beschadiging van het systeem.
Bloeddruk
Bloeddruk bevat twee componenten: de onder- en bovendruk. De bloeddruk is het hoogst wanneer het hart samenknijpt (bovendruk, diastolic blood pressure, DBP) en het laagst wanneer het hart ontspant (onderdruk, systolic blood pressure, SBP). Fysiologische processen zijn betrokken bij de controle van de bloeddruk. Druk gevoelige zenuwuiteinden (baroreceptoren) in de aorta en halsslagaders (carotid arteries) sturen informatie naar de hersenstam. Het vasomotor centrum in de hersenstam stuur de informatie weer door naar de hypothalamus.

Ziektes van het cardiovasculaire systeem
Er zijn verschillende ziektes van het cardiovasculaire systeem.
Hypertensie
Hypertensie is een conditie waarbij de bloeddruk in rust significant boven gemiddeld is. Er zijn twee algemene oorzaken van hypertensie:
1. Secondary hypertension: hier is hypertensie het resultaat van een ziekteproces dat vaak betrekking heeft op de nieren, adrenale klieren of de aorta. Ongeveer 5% van de hypertensie gevallen kan verklaard worden door deze oorzaak.
2. Essential (primary) hypertension: in de meerderheid van de gevallen is er geen bekend ziekteproces dat het probleem veroorzaakt. Het lijkt dan zo te zijn dat de hypertensie veroorzaakt wordt door een aantal risicofactoren als overgewicht, gebrek aan lichaamsbeweging of een te hoge zout inname. Het is een progressieve conditie en mensen met deze ziekte ervaren een graduele toename van de bloeddruk in een periode van een aantal jaar met geen duidelijke symptomen.
Psychologische stress kan ook bijdragen aan de ontwikkeling van essential hypertension. In tijden van stress neemt namelijk de activiteit van het sympathische zenuwstelsel toe en daarmee de sterkte van de samentrekkingen van het hart. Dit kan weer voor een te hoge bloeddruk zorgen.
Een hoge bloeddruk kan het risico op een hartaanval of heart failure (hierbij is de hartspier beschadigd of verzwakt) aanzienlijk vergroten. Het draagt ook bij aan de ontwikkeling van atheroma (wanneer er sprake is van een vettige afzetting in een slagader). Hypertensie wordt vaak behandeld met verschillende anti-hypertensie medicijnen, zoals ACE inhibitors, diurectis en beta-blockers.
Coronary Heart Disease (CHD)
CHD ontwikkelt zich – net als hypertensie – gradueel waardoor mensen met de ziekte zich een lange tijd niet bewust kunnen zijn van hun symptomen.
Atherosclerosis
Atherosclerosis is een ziekte waarbij atheroma opgebouwd wordt in de slagaders. Het belangrijkste bestanddeel van atheroma is cholesterol. Deze stof zorgt voor het handhaven van de integriteit van de bloedwanden. Te veel cholesterol kan echter erg schadelijk zijn. Om de celwanden te repareren, moet cholesterol vervoerd worden door het bloed. Het is echter niet oplosbaar in bloed. Om het transport toch mogelijk te maken zijn er twee groepen proteïnen die lipoproteïnen genoemd worden. De ene groep bestaat uit de Low-density lipoproteins (LDLs). Deze groep transporteert cholesterol in de binnenste oppervlakten van de bloedvaten. High-density lipoproteins (HDLs) transporteert een te veel aan cholesterol van de weefsels terug naar de lever waar het afgebroken wordt. LDLs wordt daarom gezien als schadelijk cholesterol. De ontwikkeling van atherosclerosis gaat in een aantal fasen:

  • Vroege processen: op plaatsen waar de stroming van het bloed verstoort is komt er meestal atheroma voor. Het is een onderdeel van het herstel proces. Monocyten absorberen het LDL cholesterol en veranderen in foam cells (schuimcellen). Het vormt dan een beschermlaag over de wand van de beschadigde slagader. Als schuimcellen doodgaan laten ze het LDL cholesterol los da vervolgens rondzwerft in de slagader. De slagader wordt gevuld met schuimcellen, LDLs en op den duur verkleint de diameter van de slagader.

  • Acute gebeurtenissen: klonten van schuimcellen en cholesterol raken los van de wanden van de slagader, worden vervoerd, komen vast te zitten in een andere slagader en blokkeren mogelijk een belangrijk orgaan. Als dit rondom het hart gebeurt resulteert dit in een myocardial infarction (myocardinfarct).
     

Myocardial infarction
Myocardial infarction (MI) is de sterfte van de hartspier door een blokkade van de bloedtoevoer. De ziekte is beter bekend als een hartaanval. De klassieke symptomen worden vaak beschreven als een pijn in de borst. Andere symptomen zijn een verkorte ademhaling, duizeligheid, pijn in de linker onderarm, misselijkheid of overgeven. Ongeveer 45% van de mensen die een hartaanval gehad heeft overleeft de MI helaas niet. Gelukkig overleeft de meerderheid en kunnen deze mensen een goed herstel maken.
Angina
Angina is een hevige pijn in de borst, geassocieerd met een tijdelijke onvoldoende bloedtoevoer naar het hart. Het belangrijkste symptoom is net als MI een centrale borst pijn die kan uitlopen naar de linkerschouder en arm. In tegenstelling tot MI is angina echter een tijdelijke conditie, dat gebeurt wanneer de hartspier meer zuurstof nodig heeft dan dat hij voorzien wordt door de aderen. Angina is vaak het gevolg van stress en kan verder veroorzaakt worden door:
1. Laesies aan de coronaire aderen waardoor de diameter van deze aderen verkleind wordt en de bloedtoevoer door deze aderen beperkt wordt.
2. Vasopasm van de coronaire aderen (een situatie waarin de spieren van de slagaderwanden in het hart snel samentrekken en ontspannen, waarbij het resultaat een reductie van de bloedtoevoer door de slagaderen is).
3. Een combinatie van (1) en (2).
Angina wordt vaak behandeld met een bypass operatie, waarbij aderen of slagaderen van een ander deel van het lichaam van de aorta naar de coronaire aderen worden geplaatst.
Het ademhalingsstelsel
Het ademhalingssysteem levert zuurstof en verwijdert koolstofdioxide uit het bloed. De uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide gebeurt in de longen. Dit systeem bevat:

  • de bovenste ademhalingstreek: de neus, mond, strottenhoofd en luchtpijp;

  • de onderste ademhalingsstreek: de longen, bronchi, bronchioles en alevoili.
     

Ademhaling gebeurt door zuurstof in te ademen en vervolgens koolstofdioxide uit te ademen. Er zijn twee spieren betrokken bij de inademing, waarbij de belangrijkste het diafragma (middenrif) is die de buik in twee delen scheidt en zich direct onder de longen bevindt. Bij inademing trekt deze spier samen. De tweede set spieren bestaat uit de intercostal spieren die te vinden zijn tussen de ribben. Uitademing gebeurt door relaxatie van het middenrif en de intercostal spieren waardoor de longen samen kunnen trekken. Hierdoor wordt de volume van de longen verkleind waardoor er lucht uit hen geblazen wordt.
De mate van ademhalen wordt gecontroleerd door de ademhalingscentra in de hersenstam. Deze reageren op:

  • de concentratie van koolstofdioxide in het bloed (een hoger gehalte zorgt voor een diepere, snellere ademhaling)

  • de luchtdruk in het longweefsel.

Ziektes van het ademhalingssysteem
Er worden twee soorten besproken: chronic obstructive airways disease en longkanker.
Chronic obstructive airways disease (COPD)
COPD bestaat uit een groep longziektes die gekarakteriseerd worden door een gelimiteerde luchtstroom door de luchtwegen als het resultaat van beschadiging van de alveoli.
Emphysema
Emphysema resulteert van beschadiging van de alveoli, wat resulteert in een verminderde longelasticiteit en vermindering in de luchtwegen waar de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt. Mensen met deze ziekte ervaren een verkorte ademhaling, een vreemde hoest (die geen slijm produceert) en een opmerkelijke reductie van de capaciteit om aan lichaamsbeweging te doen. De conditie wordt veroorzaakt door blootstelling van de alveoli aan irriterende stoffen (zoals actief en passief roken en vervuilde omgeving). Ongeveer 15% van de rokers zullen COPD ontwikkelen. Er zijn verschillende behandelingen mogelijk: medicijnen als bronchodilators, zuurstof therapie en antibiotica.
Chronische bronchitis
Chronische bronchitis resulteert van infectie en vernauwing van de luchtwegen. Bronchitis wordt als chronisch bestempeld wanneer het meer dan twee jaren duurt. Mensen met deze conditie ervaren een verkorte ademhaling en een extreme mate van slijm in de bronchiën en een ‘natte’ hoest. Het wordt net zoals emphysema voornamelijk veroorzaakt door roken en meeroken. Allergieën kunnen de conditie verslechteren. Zuurstof therapie en bronchodilators zijn de mogelijke behandelingen.
Longkanker
Longkanker is de op één na meest bekende soort kanker bij beide zowel mannen als vrouwen. De symptomen zijn een droge hoest, verkorte ademhaling, een pijn bij het ademhalen, verminderde eetlust, vermoeidheid en een afname van gewicht. De belangrijkste oorzaak van longkanker is roken. Andere risico’s zijn blootstelling aan carcinogenen en (littekens van) tuberculosis. Er is ook een genetisch risico. Er zijn twee verschillende typen longkanker:
1. Small cell cancer. De hoofd behandeling is radiotherapie of chemotherapie. De overlevingskans hangt af van de fase waarin de ziekte zich bevindt. Ongeveer 25% van de mensen kan volledig genezen worden in de eerste fase van de ziekte, terwijl slechts 5% in de laatste fase volledig geneest.
2. Non-small cell cancer (ongeveer 70% tot 80% van de gevallen). De hoofd behandeling is het verwijderen van de kanker door middel van chirurgie. Als de tumor klein is en niet uitgezaaid, overleeft ongeveer 50% van de mensen de operatie. De prognose hangt af van de grootte van de tumor. Als de tumor is uitgezaaid en de lymfeklieren erbij betrokken zijn kan de ziekte vaak niet genezen worden. Dan zijn de doelen van de therapie om het leven te verlengen en de kwaliteit van het leven te verbeteren.

18: De toekomst

De theorie
Belangrijke variabelen die gedrag beïnvloeden zijn opgenomen in theorieën over gezondheid. In voorgaande hoofdstukken zijn theorieën als de theory of planned behaviour al naar voren gekomen. Deze theorieën zijn altijd in ontwikkeling en worden steeds uitgebreider. Hierdoor zijn de theorieën recent en vormen ze voor een basis voor interventies.

Het is bekend dat een interventie een aantal elementen moet bevatten waardoor de reacties van een patiënt bij de aanvang van een ziekte kunnen worden geoptimaliseerd:

  • Er moet worden ontdekt wat de overtuigingen over de ziekte zijn bij de patiënt. Als deze niet correct of zinvol zijn moet er gekeken worden of deze veranderd kunnen worden en of de patiënt hier pogingen voor doet.

  • Het is belangrijk dat patiënten leren hoe ze zo effectief mogelijk kunnen omgaan met hun (ernstige) ziekte. Leer patiënten, afhankelijk van de context, de probleem gerichte coping of emotie gerichte coping.

De bovenstaande punten bieden een structuur waaruit een interventie kan worden gebouwd. De interventie moet worden aangepast aan het individu en is onderhevig aan veranderingen door omgeving en mensen,

De praktijk
Naast de theorieën zijn psychologen en gezondheidsprofessionals ontzettend belangrijk bij het in de praktijk brengen van een theorie. Veel medewerkers in de gezondheidszorg hebben niet de vrijheid om te bepalen wanneer en welke interventie ze uitvoeren. Ze zijn gebonden aan regels en richtlijnen die voorschrijven wat de bedoeling is. Er moet wel goed bewijs zijn dat de interventies en theorieën effectief zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1420