Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Hoorcollege week 4 Rechtssociologie (2016/2017)

Colleges behoren tot de tentamenstof en zo ook het begrippenkader uit dit college.

Het gaat ook deze week weer over recht en legitimiteit. Het gaat om het voorgenomen idee om een aantal asielzoekerscentra neer te zetten in een aantal plaatsen. Er was nogal wat commentaar op en er zijn een aantal inspraakavonden georganiseerd. De plaatjes die tijdens college zijn getoond zeggen wat over recht en legitimiteit. We hebben een toegenomen, in ieder geval een verwachte toenemende vluchtelingenstroom. De Nederlandse regering heeft besloten om mensen op te vangen. Een aantal gemeenten zijn daartoe aangewezen. De gemeenten gaan daartoe asielzoekerscentra bouwen. De besluiten daartoe zijn vaak genomen op basis van wet- en regelgeving. Door de toenemende vluchtelingenstroom moet er wet- en regelgeving toegepast en gemaakt worden om daarop te reageren. De vluchtelingenstroom heeft ook geleid tot de COA. Het gaat om een zelfstandig bestuursorgaan. Deze wijst de gemeentes aan die voor opvang moeten zorgen. Een aantal van die gemeentes voelde zich genoodzaakt om daar met de burgers over te gaan praten. Er zijn inspraakavonden over georganiseerd. Het is in ieder geval een mooi voorbeeld van de wisselwerking van het recht. Er is een toename van vluchtelingen, de gemeentes moeten wat gaan doen en de gemeentes gaan met de burgers praten.

Weber zou zich afvragen wat hier mis is gegaan. De besluiten die zijn genomen zijn toch genomen op basis van wettelijke voorschriften? De vraag is waarom dit dan niet wordt geaccepteerd. Ondanks een juiste juridische beslissing zijn er toch inspraakavonden nodig. Door demonstraties en een kennelijk verzet voelen gemeentes en overheden zich gedwongen om dergelijke avonden te organiseren. Het is niet enkel om het besluit toe te lichten. Er wordt nadrukkelijk om tweerichtingsverkeer gevraagd. De gemeente geeft de gelegenheid aan burgers om er wat over te vinden en er wat over te zeggen. Het idee is dat er een consensus of een draagvlak wordt ontwikkeld. Op een dergelijke manier probeert de gemeente acceptatie te krijgen. Vraag is waarom het fenomeen van de inspraakavonden interessant is met het idee van Weber in ons achterhoofd.

Het kan zijn dat er sprake is van een mate van overeenstemming. Hetgeen wat de overheid wil kan instemmen met hetgeen wat de overheid wil. Het kan ook zijn dat het altijd zo geweest is. Daar is men tegenwoordig te kritisch voor geworden. Het kan ook gedaan worden op grond van een berekenende overtuiging. De burger maakt een afweging tegen de voor- en nadelen. De toenemende pakkans is niet de belangrijkste overweging voor burgers om te doen wat de overheid zegt (Tylor en Darly). Weber zegt: als de sanctie de enige reden is voor acceptatie, is er sprake van een matige basis. Als de overheid op een gegeven moment niet oplet, of een andere kant opkijkt, zou dat alleen maar leiden tot chaos.

Calculatie speelt in sommige gevallen wel degelijk een rol. Je kunt ook denken aan traditie en charisma. Je kunt je afvragen of we dat in Nederland ook hebben. De basis waar het gezag op wordt gelegitimeerd hangt af van de plek en het moment. Het kan zijn op basis van recht, charisma, traditie, enzovoort. Het gaat om een combinatie en die combinatie kan verschuiven. Je kunt hierbij denken aan de ideaaltypen die als meetlat werken. De latten kun je op een bepaalde samenleving leggen. Je kunt dan zien waaraan bepaalde elementen van legitimiteit aan voldoen. De meetlaten helpen om verschillende situaties met elkaar te vergelijken. De meetlat geeft de mogelijkheid om de vergelijking te maken. In de tijd van Weber ging het veel minder om traditie en charisma. Het objectieve recht, de formeel-traditionele rechtsorde, speelde de belangrijkste rol. Als de overheid het recht als zodanig inrichtte, zat het met de legitimatie wel goed. Dat is in Nederland gaan veranderen. Daar gaat dit college voor een groot gedeelte over. Ten aanzien van de asielzoekers zien we een vorm van inspraak. Aan de ene kant wordt er uitleg gegeven (transparantie) aan de andere kant wordt er ook de mogelijkheid gegeven om je mening te uiten. Transparantie betekent echter niet meteen dat het gevoel van wantrouwen afneemt. De gemeentes stellen zich hier dienstverlenend op. Ze luisteren naar hetgeen wat de burgers willen en hopen dat het hier ook door wordt geaccepteerd. Een groot gedeelte van de inspraak is wettelijke geregeld, echter het is niet helemaal wettelijk geregeld. Het vertrouwen is een graadmeter van legitimiteit. Op enig moment hebben ze ene daling laten zien. Daarna zijn ze redelijk stabiel gebleven. Als het vertrouwen een graadmeter is voor legitimiteit, is het redelijk stabiel. 1/3 van de Nederlanders is echter juist wantrouwend tegenover de overheid. De overheid houdt daar als het goed is wel degelijk rekening mee. Er is niet zozeer een echte verandering. De verandering zit hem er meer in in hetgeen wat er is bijgekomen. De aanvulling zal al dan niet problematisch kunnen zijn voor legitimiteit.

‘Tot aan de jaren vijftig zien we steeds meer materiële normen en waarden uit de samenleving die door gaan dringen in het recht.’ Vanaf de jaren vijftig/zestig gaat er meer gestuurd worden door het recht. Het gaat om een sturing waarbij een minimaal niveau van leven wordt gegarandeerd. Je kunt hierbij denken aan uitkeringen en het geld wat daar voor nodig is. We gaan van een schuldcultuur naar een risicogemeenschap. Mensen worden niet alleen dan gecompenseerd voor schade wanneer er sprake is van schuld, maar we gaan toe naar het idee dat we met zijn allen een risico lopen en dat wij ook met zijn allen dat risico af kunnen denken. Vanaf de jaren zeventig komt er nog iets bij, het gaat hier om meer aandacht voor de procedurele kanten van het recht. Gezag is een ander woord voor legitieme macht. Macht is het vermogen om een ander te laten doen wat jij wil. Bij het gezag komt er iets meer bij de macht. De burgers gaan gehoorzamen omdat ze het idee hebben dat het rechtmatig is. In dat geval is er volgens Weber sprake van gezag. Er zit een principe achter dat de bevolking beweegt om iets van nature te doen. Dit kan op basis van traditie, charisma en op basis van het formeel-rationele recht. Het recht geldt voor iedereen omdat het rationeel in elkaar zit. Het recht is consistent, waardevrij, neutraal, abstract, precies. Het gaat dus om een logisch geheel. Dit is de reden waarom mensen legitimiteit accepteren.

Daarnaast heb je het ideaaltype van de rechtsorde. De formeel-rationele rechtsorde ziet op contract is contract. De rechtsorde moet zo rationeel mogelijk gehouden worden omdat het in de tijd van Weber ook zo functioneerde. Men wilde dat uitkomsten te voorspellen waren. Alleen dan is de uitkomst af te leiden uit de regels van het systeem. De rechten en plichten zijn algemeen en gelden voor iedereen. De rechter is een spreekbuis van de wet, de persoon van de rechter en de zaakskenmerken doen er niet toe. Wanneer er sprake is van een contract moet het na worden geleefd. De beslissing is afgeleid uit regels, hierdoor is de beslissing voorspelbaar.

Het is gaan verschuiven naar materieel-rationeel. De uitspraak is wel voorspelbaar op basis van regels, maar ook de casus zelf doet ertoe. De verschuiving in grofweg honderd jaar vorige eeuw is waar dit college over gaat. Het gezag hangt nauw samen met de formeel-rationele rechtsorde. Overal speelt de rol van rationaliteit. Tevens speelt de berekenbaarheid een belangrijke rol. Je hebt het over een rationalisering van de maatschappelijke context. De rationele samenleving en een formeel-rationele rechtsorde houdt verband met het gezag. Het gezag leidt dan weer tot een bepaald type of idee over legitimiteit. Wanneer de samenleving verandert, verandert er uiteindelijk ook iets met het gezag en die legitimiteit mee. Een belangrijk begrip is de vermaatschappelijking van het recht. Dit betekent dat het recht zich als het ware gaat openstellen voor de maatschappij. In de tijd van Weber was het recht nog een blauwdruk voor de maatschappij. In de 20e eeuw gaat het veranderen. Waarden en normen vanuit de maatschappij worden meer in het recht geïncorporeerd. Het recht vormt zich in dat geval meer naar de maatschappij. Daarnaast wordt het recht een instrument. Men spreekt dan ook wel van instrumentalisering. Je gebruikt het recht dan om de samenleving in te richten. Bijvoorbeeld om zwakkere te beschermen door middel van verzekeringen. Je ziet dat we het oude vertrouwde wetboek nog wel bestaand houden, maar er is andere regelgeving bijgekomen. Het is eenzelfde manier als dat je het recht gebruikt om aan social engineering te doen. Je ziet dan bijsturing van de samenleving met behulp van het recht. Bepaalde ontwikkelingen wil je stimuleren of afzwakken met behulp van het recht.

Als geheel verandert de aard van het recht wel. Het is niet zo dat we het oude recht hebben weggegooid en volledig nieuw recht hebben geschreven. We hebben wel aanvulling op het recht geschreven. Je hebt bijvoorbeeld een wet op de arbeidsovereenkomst en het kinderwetje van Van Houten. Het recht wordt gebruikt om de scherpe kantjes van de nachtwakersstaat afschaaft. In de 19e eeuw was een ongeluk in het bedrijf je eigen domme schuld. De arbeidsongevallenwet was een doorbreking van die gedachte. Je kon nu ook aanspraak maken op schadevergoeding als er iets aan te wijzen viel als een onveilige situatie. Er werd als het ware een werkgeversaansprakelijkheid ingesteld die er daarvoor niet was. De wet op de arbeidsovereenkomst is ook zo’n voorbeeld. Het gaat ook om een wet die afstand nam van het daarvoor geldende formeel-rationele recht. Er werd namelijk een proeftijd ingesteld, voor zowel werkgevers als werknemers. Voorheen had je contractsvrijheid. In je contract kon je vaststellen wat je wilde omtrent de proeftijd. Toen het nog een onderdeel uitmaakte van het contract kwam dat niet altijd uit in het voordeel van de werkgever. Het idee achter de huidige regeling is het beschermen van de zwakkere arbeider. De overheid gaat op basis van bepaalde waarde ingrijpen in de contractsvrijheid die daarvoor gold. Een derde voorbeeld kun je zien in die van de Pachtwetten. Dit speelde in de jaren twintig en dertig. Het gaat over land. Boeren pachten land voor hun akkerbouw of veeteelt. Ook daar gold contractsvrijheid. Je moet je voorstellen dat in de jaren twintig en dertig sprake was van economische crisis. Boeren maakten minder winst en ze zaten vast aan hoge pachtsommen. Dit kwam de Nederlandse staat niet goed uit. Je had niets aan failliete boeren. Dit betekent minder voedsel voor de Nederlandse bevolking. Men heeft dat in die tijd willen doorbreken. Dit zegt nogal wat over wat er voorheen aan rechtszekerheid gold. Toen gold: we moeten kunnen bouwen op hetgeen wat in het contract staat. Op het moment dat de rechter in mag grepen weet je nog niet zo zeker of je erop moet vertrouwen dat het recht de basis is van de legitimiteit van het gezag. Op het moment dat er aan de contractsvrijheid wordt gerommeld begon de legitimiteit af te kalven.

Van schuld- naar risicocultuur

Voor de Tweede Wereldoorlog had je de social engineering. Hier ging het om het maken van de samenleving middels het recht. We zijn nu in een andere fase beland. Er vindt een andere manier plaats van hoe men denkt over schade. Voorheen was het idee dat wanneer je ziek bent, je zelf verantwoordelijk bent. Pech overkomt iedereen. Als je werkeloos wordt geldt dat idem dito. Dit gold ook voor ouder worden en het terechtkomen in de bijstand.

Er zijn een aantal nieuwe wetten ingevoerd die op dergelijke risico’s zagen. Er ontstond een andere manier van denken over wat je met recht kan doen. Wat er gebeurde is dat er zogenoemde risicogemeenschappen werken ontwikkeld. Dit kon zijn: werknemers (werkeloosheidswet), totale Nederlandse bevolking (bijstand). Alle spelers in een dergelijke gemeenschap storten geld en dat wordt bewaard en beheerd. Met dat geld wordt wat gedaan in de grote pot. Iedereen heeft dan rechten uit de financiële pot, mits je tot die risicogemeenschap behoort. Schade die voorheen geïndividualiseerd was, werd nu als het ware collectief omgeslagen naar de risicogemeenschap. Het gaat dus niet om wat jou overkomt, maar men ging ervan uit dat ze allemaal het risico een keer liepen. Op voorhand wilde men daar een regeling voor treffen. Het ziek worden is dus niet meer je eigen schuld, evenals het werkeloos en oud worden. De collectieve gemeenschappen zijn er om de toekomstige schade op te vangen. Dit risico hoort bij de samenleving als geheel. De gedachte was dat dit goed was voor de samenleving, het zou de samenleving beter maken. Men creëerde een ontstaansminimum. Het ging niet meer om schuld en verwijtbaarheid, maar om risico. Schade werd niet gezien als onvermijdelijk. Omdat we er met zijn allen mee te maken zouden krijgen werd daarvoor iets ontwikkeld. Dit leidde tot uitbreiding en aanvulling op het bestaande recht. Het werd steeds complexer. Het ging ook om zorg voor ouderen, werklozen, etc. De basis werd gelegd voor wat we nu de verzorgingsstaat noemen.

Pech moet weg

Het gaat om een uitspraak uit de jaren tachtig. In principe draag je je eigen schade, tenzij je iemand aan kunt wijzen die je schade vergoed. Je draagt je eigen schade zelf, tenzij het iemand is toe te rekenen. Het gaat hier om de formele regel. Feitelijk is dit al lang niet meer zo. Als je als burger schade hebt krijg je je schade vrijwel altijd vergoed. De kans dat je een beroep op de onrechtmatige daad moet doen is niet groot. In 99 van de 100 gevallen krijg je gewoon je schade vergoed. Het gaat hierbij om de feitelijke regel. Deze pech wordt weggehaald door verzekeringsmaatschappijen en risicogemeenschappen. De gedachte is tegenwoordig dus dat je niet meer voor je eigen schade op moet draaien, maar dat pech weg moet. Het gaat om een omkering van de juridische gedachte, dat je voor je eigen schade op moet draaien. De verantwoordelijkheid ligt niet meer bij het individu, maar het collectieve risico is het uitgangspunt geworden. Bij de schuldcultuur ligt het idee van schade en schande heel dicht bij elkaar. Het individu wordt in beginsel verantwoordelijk gehouden. Zeker in de negentiende eeuw werden slachtoffers dan ook als levend voorbeeld gezien voor anderen. Vanuit sociaal oogpunt kan daar kritiek op worden geleverd. Dat bevestigt tot op zekere hoogte de maatschappelijke ongelijkheid. Slachtoffers bleven vaak met lege handen zitten. Dit was vaak het geval voor slachtoffers uit de arbeidersklasse. Dit systeem begon te klagen. De verhouding werkgever-werknemer veranderde ook. Zo gaan we richting een risicocultuur. Van een schuldcultuur kun je zeggen dat het onterecht is, dat slachtoffers met hun schade bleven zitten. Van een risicocultuur kun je het omgekeerde zeggen. Mensen die door een grote mate van onvoorzichtig leven schade lijden krijgen het toch maar vergoed. Dat is vaak ook onterecht. In een typische schuldcultuur ligt de eigen verantwoordelijkheid veel te hoog. In een risicocultuur ligt dit vaak te laag. Je kunt hierbij denken aan bepaalde vormen van misbruik, die ook van de verzorgingsstaat worden gemaakt.

Procedurele rechtvaardigheid

Ambtenaren slaan veel meer aan het onderhandelen met allerlei spelers in het veld om. Dit doen ze vaak buiten het recht om, via allerlei informele procedures. Dit had vaak een negatieve reuk, namelijk die van de achterkamertjespolitiek. Het is nu eenmaal een feit dat ambtenaren onderhandelen, polderen, over wetgeving. Ze hebben daar zelfs manieren voor gevonden om dat voor elkaar te krijgen. Een tweede aspect is het lobbyen door bedrijven, die dat heel professioneel doen. Het gaat hier om het lobbyen om dingen voor elkaar te krijgen om draagvlak bij de eigen achterban te krijgen. Hier zijn allerlei procedures voor, deels binnen en deels buiten het recht. Ook hier is er sprake van een nadrukkelijke relativering van het recht. De procedurele kant was voor de jaren zeventig niet of nauwelijks aan de orde. Er komen allerlei varianten van inspraak, er komen ook procedures waardoor burgers direct of indirect worden betrokken bij het maken van wetgeving en beleid.

Filmpje rechterlijke macht

In dit filmpje hebben ze het over het gezag van de rechterlijke macht. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen gezag en macht. Het gaat om verhoudingen tussen mensen. Je zou kunnen zeggen dat het gaat om verticale verhoudingen tussen mensen. In het geval van gezag gaat het om een verhouding waarin de macht erkent wordt. Juist ten aanzien van institutioneel gezag zien we wat problemen optreden. Er is iets verandert in de toegankelijkheid van de media, maar de burger is een hele andere burger geworden. De samenleving stelt hele andere eisen. De burger van nu stelt andere eisen aan de rechter. Het idee over het gezag van de rechter is daarmee fundamenteel verandert. Andere zaken worden in dat geval belangrijk. De burger wil dat de rechter hem overtuigt dat hij zijn gezag verdient. Je moet voorzichtig zijn met de 65% die vertrouwen heeft in de rechter. Het is aannemelijk dat deze groep personen van mening is dat de rechter het wel laat zien.

De rechterlijke macht is een gesloten systeem. Van dat idee moeten we af. De burger en de samenleving zijn veranderd. We zien de individualisering als levensstijl. We hebben een ander opleidingsniveau en dit zorgt voor een kritisch houding ten opzichte van de rechter. Een aantal andere instituties hebben die verandering eerder opgepikt. De rechtspraak is als allerlaatste tot het inzicht gekomen dat daar ook institutionele veranderingen nodig zijn. De vraag is echter wel op welke manier de transparantie werkt. De media speelt een rol ten opzichte van de controle. Transparantie is nodig en de instituties moeten ook verantwoording afleggen. Tegelijkertijd kun je je afvragen of de transparantie werkelijk inzicht biedt in hetgeen dat zich voltrekt. Zodra de rechterlijke macht in het spel moet gaan treden moeten ze wellicht op een manier gaan opereren die op gespannen voet staat met de afstand. In de rechtspraak heeft men de neiging dat rechters moeten motiveren. De achterliggende gedachte was dat ze zich gingen motiveren voor de jurist. In zo’n eigen wereld blijf je dingen doen waar het publiek niet om gaat. De rechter is veel meer in het middelpunt van de belangstelling komen te staan, de eisen aan de rechter zijn veranderd in de zin dat hij beter moet motiveren en er wordt van de rechter verwacht dat hij zich dienstverlenend opstelt naar de burger. Wat je zag is dat door de inleider in het begin heel mooi het verschil tussen macht en gezag werd uitgelegd. Er werden een aantal opmerkingen gemaakt over institutioneel gezag. Er worden een groot aantal veranderingen in de maatschappij benoemd die in dit geval de rechterlijke macht in een bepaalde richting duwen. 2/3 van de Nederlandse bevolking heeft wel degelijk vertrouwen in de rechtspraak. Als je bij de 2/3 het vertrouwen wilt behouden, dan moet je er wel wat aan doen. Je moet ze wel betrokken houden. De vraag is of meer transparantie dan wel werkt. Dit hoeft per definitie echter niet altijd zo te zijn. In de jaren zestig en zeventig had je de kritische burger. De burger gaat allerlei eisen stellen. Er komt kritiek ten aanzien van de regenten die bepaalden wat de burger moest doen of laten. Dit leidt ertoe dat de regenten of de overheid op een bepaalde manier gaat reageren op het moment dat ze hun gezag verliezen. In die tijd was er sprake van een stijging van de welvaart en het opleidingsniveau, individualisering, stijging van emancipatie en een afname van het gezag. De reactie van de overheid is dan dat er allerlei vormen van inspraak komen op Europees, nationaal en lokaal niveau. Dit vindt soms formeel en soms informeel plaats. Een voorbeeld daarvan is de consultatieronde bij nieuwe wetgeving. Mensen met verstand van zaken worden dan gevraagd om mee te denken met nieuwe wetgeving. Deze mensen krijgen uiteindelijk ook te maken met deze wetgeving. Dit is opgekomen in de jaren zeventig, daarvoor bestond dat dus niet. Als gevolg van de afname van legitimiteit van de overheid, zie je dus dat er naast de harde kern van het neutrale formeel-rationele recht nog iets nieuw krijgt. Het gaat om een forum van burgers en de overheid om met elkaar in contact te treden. Dit kan zowel bij de uitvoering van het beleid als bij de totstandkoming van beleid. Er zijn dus allerlei formele maar ook informele processen die ook een plek geven voor burgers maar ook voor andere groepen om bij het maken van beleid betrokken te worden. Dit is allemaal met de bedoeling dat het toekomstige beleid wordt toegepast.

De jaren tachtig

In deze jaren komen allerlei vormen van medezeggenschap op. Er treedt ook een vorm van verzakelijking op. De kritische burger treedt naar de achtergrond en je ziet dat het aan het verzakelijken is. Het is voor zowel de burger als voor de overheid handig als bepaalde vormen van inspraak en meedenken georganiseerd worden. Men doet alles met de bedoeling om het draagvlak te vergroten.

Verzakelijking houdt het volgende in: wanneer de overheid iets gedaan wilt krijgen van het bedrijfsleven, vindt er een bepaald soort uitruil plaats. Je kunt denken aan regels omtrent het ontslag en ontslagvergoedingen aan de ene kant en regels omtrent nieuwe bedrijfsterreinen aan de andere kant. Hier spreekt men ook wel van een win-win situatie. Als overheid is het interessant om met de andere spelers rond de tafel te gaan zitten. Door middel van de inspraak wil je ervoor zorgen dat de wet- en regelgeving geëffectueerd kan worden. Dit komt ook door een bepaalde wederzijdse afhankelijkheid. Wetgever en bestuur komen er niet meer mee weg om regels van bovenaf op te leggen. Als de burger de regels niet wil naleven schiet het niet heel erg op. Je kunt als overheid beter in gesprek gaan met mensen. Hier zit de wederzijdse afhankelijkheid in. De overheid heeft op tal van terreinen onvoldoende specialistische kennis in huis om wetgeving aan te laten sluiten bij de werkelijkheid. Ze hebben vaak expertise nodig die vaak in het bedrijfsleven is te vinden. Om de kennis te vergaren moeten ze wel in dialoog treden. Dit alles noemt men onderhandelend bestuur. In de jaren tachtig, maar ook nu, wordt dat heel gebruikelijk gevonden. Er is sprake van een professionalisering van bedrijven of belangengroepen om aan de ene kant vinger aan de pols te houden en anderzijds proberen om dingen in een bepaalde richting te duwen. De overheid stimuleert het lobbyen.

Lobby in deze twee weken is helemaal geen gek of een negatief verschijnsel. De overheid kan het zelf niet meer mogelijk maken. De expertise, maar ook het gezag ontbreekt. Het gezag vloeit niet meer voor uit het top-down opleggen van wet- en regelgeving. Het vloeit juist voort uit de dialoog. Je kunt stellen dat je kritiek hebt op het feit dat de overheid enkel met enkele lobbyisten speelt. Bepaalde spelers hebben minder mogelijkheden, waardoor ze niet aan bod komen. In het kader van recht en legitimiteit kan het overduidelijk ook voordelen hebben. Vanwege de expertise, de effectiviteit en het draagvlak heeft het gunstige effecten op het behoud van legitimiteit van het gezag.

Filmpje SER

Ook hier zie je de invloed van de SER op wet- en regelgeving. Het gaat om een belangrijk adviesorgaan. Hun advies is als zodanig wettelijk geregeld. Tegelijkertijd zitten er ook informele, meer empirische kanten aan. Regelmatig komen de personen van de SER bij elkaar om de regering te adviseren. De invloed van de SER is goed. Over het algemeen brengen ze goede adviezen uit die eveneens goed onderbouwd zijn. Als het advies eenmaal bij het kabinet ligt, moet het kabinet het haast wel overnemen. Je moet goede redenen hebben om een voorgedragen en goed advies niet over te nemen. De SER is het adviesorgaan over onderwerpen over werk en inkomen. Het is een tafel waar belangen behartigd moeten worden. Het gaat goed als het goed gaat. Als je er geen win-win deals meer kan sluiten, dan raakt de tafel zijn waarde kwijt.

Ondernemers hebben een hekel aan onvoorspelbaarheid, dit zien we ook in de tijd van Weber. Het kabinet heeft het primaat om regels te stellen. Ze moeten wel van hele goede huize komen om doorwrocht advies naast zich neer te leggen. Als er eenmaal consensus is, is er een groot draagvlak tussen werkgevers en werknemers. Het wordt voor de overheid dan heel erg lastig om dat te negeren. Werkgeversorganisaties en vakbonden bepalen voor een groot deel wet- en regelgeving mee. Dit is de situatie waarin wij zitten. Daar is ook de legitimiteit van het gezag op gebaseerd. Het gaat hier nog om een formele setting. Er zijn ook tal van informele manieren om beleid te sturen of te beïnvloeden. 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Follow the author: hannekedenottelander
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1467