Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht van Belinfante (17e druk) - BulletPoints



Hoofdstuk 1

  • Montesquieu beschrijft een staatsstelsel dat bestaat uit 3 onafhankelijke organen met ieder een eigen functie:
  • De Koning (voert de wetten uit – de uitvoerende macht
  • Het parlement (maakt de wetten – de wetgevende macht)
  • De rechterlijke macht (controleert of de uitvoerende macht de wet in acht genomen heeft)
  • Er zijn in een democratisch stelsel 2 grondregels die moeten worden nageleefd:
  • Het legaliteitsbeginsel: er is geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet. Regering en Staten-Generaal mogen geen dwangmaatregelen nemen zonder voorafgaande autorisatie van de volksvertegenwoordiging.
  • De verantwoordingsplicht: niemand kan een bevoegdheid uitoefen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
  • Meest belangrijke vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen:
    • De politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende lichamen
    • De ambtelijke ondergeschiktheid waardoor ambtenaren verantwoording schuldig zijn aan hun chefs, die op hun beurt weer verantwoordelijk zijn voor de instructies die zij al of niet aan de ondergeschikte ambtenaren hebben gegeven
    • Het bestuursorgaan moet worden gecontroleerd door een hoger gegaan
    • De strafrechtelijke verantwoordelijkheid wordt geëffectueerd wanneer ministers koninklijke besluiten mede ondertekenen terwijl ze zich ervan bewust zijn dat ze daarmee een wet schenden
    • De wet de mogelijkheid geeft aan belanghebbenden om in beroep te gaan
    • De burgerlijke rechter in bepaalde gevallen ambtshandelingen kan toetsen aan art. 6:162 BW en de rechterlijke toetsing van wetgeving
  • Inspraak van het volk: 
    • Referendum: kiezers mogen zich in adviserende zin uitspreken over bepaalde beslissingen
    • Burgerinitiatief: burgers hebben samen het recht om een uitspraak te vragen aan vertegenwoordigende organen over een aangelegenheid van overheidsbeleid
    • Volksinitiatief: het laatste woord kan daarbij ook nog eens aan de kiezers zijn omdat het voorstel aan een bindend referendum wordt onderworpen

Hoofdstuk 2

  • Het staatsrecht kent een viertal bronnen:
  • De Grondwet
  • Gewoonterechtelijke regels
  • Geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur
  • Internationaal recht
  • Drie termen waaraan delegatie in de Grondwet valt te herkennen:
    • Bij of krachtens de wet
    • De wet regelt
    • Uit kracht van de wet
  • De grondwet is een “rigid construction”: een wet die moeilijker te wijzigen is dan een gewone wet
  • Nederland in het internationale recht - Het Koninkrijk der Nederlanden is niet voor te stellen zonder internationale bindingen. Nederland is onder andere lid van:
    • VN
    • Raad van Europa
    • NAVO
    • WEU

Hoofdstuk 3

  • Rechtspositie Nederlanders en vreemdelingen: Nederlanders hebben rechten die vreemdelingen in Nederland niet hebben. Belangrijke verschillen hebben betrekking op het kiesrecht, benoembaarheid in openbare dienst, uitlevering en sociale grondrechten.
  • Vreemdelingen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen om in Nederland toegelaten te worden:
    • Men moet over de nodige identiteitspapieren en middelen voor verblijf en terugreis beschikken.
    • Soms een visum of een machtiging tot voorlopig verblijf tonen.
    • Wanneer een vreemdeling hier langer dan drie maanden wil blijven moet er een verblijfsvergunning aangevraagd worden. Alleen verleend indien: internationale verplichtingen dit vereisen, met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend of klemmende redenen van humanitaire aard daar aanleiding toe geven.
  • Verkrijgen van het Nederlanderschap kan op 3 manieren:
  • Van rechtswege: Nederlander van rechtswege is degene waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of moeder Nederlander is, en het kind van een Nederlander die voor de geboorte is overleden.
  • Door middel van optie, waarbij bepaalde categorieën vreemdelingen na het afleggen van een daartoe strekkende verklaring door een bevestiging door een aangewezen autoriteit het Nederlanderschap kunnen verkrijgen.
  • Door naturalisatie: dit gebeurt bij koninklijk besluit. Hiervoor moet de betrokkene in beginsel meerderjarig zijn, in de Nederlandse/Nederlands-Antilliaanse/Arubaanse samenleving zijn ingeburgerd en gedurende een bepaalde periode legaal in een van de landen van het Koninkrijk hebben gewoond.
  • Verliezen van het Nederlanderschap kan:
  • In het geval van een dubbele nationaliteit: wanneer iemand die genaturaliseerd wil worden een andere nationaliteit bezit, moet hij al het mogelijke hebben gedaan om die andere nationaliteit te verliezen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • Door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit.
  • Door het afleggen van een verklaring van afstand.
  • Door meer dan tien jaar te verblijven in een land buiten de EU van iemand met een dubbele nationaliteit.

Hoofdstuk 4

  • Regering: gevormd door Koning en ministers.
  • De term “Koning” kan op 2 manieren worden gebruikt:
    • Koning in persoonlijke zin (bij erfopvolging en regentschap)
    • Koning in constitutionele zin (de Koning als regering)
  • Van regentschap is sprake:
    • Wanneer de troonopvolger jonger is dan 18 jaar. Deze opvolger mag geen koninklijk gezag uitoefenen; er zal een regent aangewezen moeten worden om dat gezag uit te oefenen.
    • Wanneer de Koning niet langer in staat is het koninklijk gezag uit te oefenen (art. 35 Grondwet).
    • Wanneer de regerende koning krachtens een wet tijdelijk het koninklijk gezag heeft neergelegd (art. 36 Grondwet).
    • Wanneer na het overlijden van de Koning of na diens afstand van het koningschap een opvolger ontbreekt (art. 30 lid 2 jo. art. 37 lid 1 sub e Grondwet).
  • Taken ministerraad:
    • Beraadslagen en besluiten over het algemene regeringsbeleid en het bevorderen van de eenheid daarvan.
    • Het keuren van de wetsontwerpen en algemene maatregelen van bestuur.
    • Het instellen van adviesorganen die de regering moeten adviseren.
    • Het bespreken van onderwerpen met betrekking tot het buitenlandse beleid.
  • Taken minister-president:
    • Het representeren van het kabinet tegenover de Koning
    • Het optreden als hoofd en vertegenwoordiger van het kabinet
    • Lid van de Europese Raad
    • Coördineren van de werkzaamheden van het kabinet
    • Politieke leiding
    • Minister van Algemene Zaken (leiding geven aan diensten als de regeringsvoorlichtingsdienst)
  • Taken staatssecretarissen:
    • Ondersteunen van de ministers
    • Wetten en besluiten contrasigneren
    • Verantwoordelijkheid nemen voor het indienen van wetsvoorstellen
    • Deelnemen aan beraadslagingen in de ministerraad met een raadgevende staat
  • De staatssecretaris is verder politiek verantwoordelijk voor zijn optreden en moet aftreden wanneer hij niet langer vertrouwen van de volksvertegenwoordiging heeft.

Hoofdstuk 5

  • Staten Generaal:
    • Tweede Kamer: 150 leden, rechtstreeks gekozen voor 4 jaar door Nederlanders die 18 jaar of ouder zijn. Recht van initiatief en amendement
    • Eerste Kamer: 75 leden, gekozen worden door getrapte verkiezing door de leden van de provinciale staten
  • Onderscheid maken tussen relatieve meerderheid en absolute meerderheid in het meerderheidsstelsel.
    • Relatieve meerderheid: de kandidaat die de meeste stemmen krijgt, wordt gekozen.
    • Absolute meerderheid: een kandidaat moet de helft plus 1 van de uitgebrachte stemmen in zijn district behalen.
  • Evenredige vertegenwoordiging
    • Geen districten maar kieskringen: iedere partij krijgt het aantal zetels dat overeenkomt met het aantal keren dat de lijstengroep de kiesdeler heeft behaald. Kiesdeler is aantal uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare plaatsen.
  • Problemen die zich kunnen voordoen bij evenredige vertegenwoordiging:
  • Het probleem van de restzetels: er blijven zetels over, en de vraag is wie deze restzetels krijgt
  • Het probleem van het aantal zetels per lijstengroep: overblijvende restzetels moeten worden toegewezen aan de lijsten van de groep die de grootste overschotten hebben
  • Het probleem van de voorkeursstemmen: de toegewezen zetels die nog niet aan een kandidaat zijn toegekend moeten aan de nog niet gekozen kandidaten worden gekoppeld op wie het meest is gestemd
  • Het probleem van Gerrymandering: men probeert de stemmen van een niet gewenste partij te verliezen door middel van een districtenstelsel
  • Het probleem van de politieke partijen: kiezers kennen eigenlijk alleen de lijsttrekker, maar niet de personen lager op de lijst die ook gekozen worden
  • Het probleem dat kiezers geen directe invloed hebben op de samenstelling van het kabinet

Hoofdstuk 6

  • Taken Raad van State:
    • Advisering met betrekking tot wetgeving
    • Advisering in geschillen en rechtspraak
    • (Advies)taken en bevoegdheden die niet in de Grondwet zijn vermeld
  • Taken Algemene Rekenkamer:
    • Belast met het onderzoek van inkomsten en uitgaven van het Rijk
    • Ontdekte problemen mededelen aan de betreffende minister, waarna deze een maand de tijd heeft om aan te geven wat hij van plan is om aan dat bezwaar tegemoet te komen
    • Afhankelijk van die informatie kan de Rekenkamer het bezwaar handhaven of opheffen
    • Controlebevoegdheden met betrekking tot privaatrechtelijke rechtspersonen waarin de staat deelneemt dan wel waaraan de staat een financiële bijdrage verleent
  • Taken Nationale Ombudsman:
    • Onderzoeken van klachten over de manier waarop een bestuursorgaan zich tegenover een natuurlijk of rechtspersoon heeft gedragen
    • Met name onderzoek op gebied van het feitelijk handelen van de overheid
    • Ook bevoegd om op eigen initiatief een onderzoek in te stellen

Hoofdstuk 7

  • Strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid: Een minister die een koninklijk besluit mede ondertekent terwijl hij weet dat dit in strijd met de wet is, kan strafrechtelijk worden vervolgd.
  • Stappen kabinetsformatie:
  • Een kabinetsformatie begint wanneer het zittende kabinet zijn ontslag heeft aangeboden. Meestal is dit op de dag van de Tweede Kamerverkiezingen, maar het aanbod van ontslag kan ook bij een motie van wantrouwen of een kabinetscrisis.
  • De Koning nodigt vervolgens de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer uit om hem van advies te dienen over de samenstelling van het te vormen kabinet en de benoeming van een informateur en een formateur.
  • Naar aanleiding van het eindrapport van de formateur benoemt en ontslaat de Koning bewindslieden.
  • Ten slotte stelt het nieuwe kabinet een regeringsverklaring op waarin ze verantwoording aflegt voor de benoeming van het kabinet en de kabinetsformatie
  • Inhoud verantwoordingsplicht:
    • De plicht tot antwoorden. De plicht om inlichtingen te verschaffen opgenomen is in de Grondwet.
    • Het recht van interpellatie. Een kamerlid heeft de mogelijkheid om vragen aan de minister te stellen over een door dat kamerlid aangeduide onderwerp.
    • Het individuele vragenrecht.
    • Kamerleden kunnen schriftelijke vragen stellen of mondelinge vragen tijdens het vragenuur in de Tweede Kamer.
    • Openbare hoorzittingen.
    • Een rondetafelgesprek of een informeel onderzoek.
    • Een motie waarin tot uitdrukking wordt gebracht waarom de kamer niet tevreden is met het gevoerde beleid en welk beleid de kamer wel gevoerd wil zien.
    • Het recht van enquête.

Hoofdstuk 8

  • Wet in formele zin: wet die door de Staten-Generaal en de regering is vastgesteld.
  • Wet in materiële zin (een algemeen verbindend voorschrift) : een algemeen besluit dat voor herhaalde toepassing vatbaar is en die buiten de administratie burgers of overheidsorganen binden. Wordt gekenmerkt door de inhoud van het besluit en moet een grondslag hebben in een wet.
     
  • Totstandkoming van een wet
    • De regering (met name de minister) neemt meestal het initiatief tot het indienen van een wetsvoorstel bij de Staten-Generaal

    • Commissie benoemen door de minister om het wetsvoorstel voor te bereiden

    • Om na te gaan hoe de kamer over het onderwerp denkt stuurt men meestal eerst een conceptwetsvoorstel of een nota over de voorgenomen wetgeving naar de Tweede Kamer

    • Het wetsvoorstel vervolgens wordt ingediend bij de ministerraad

    • De met het voorstel de betrokken minister verzoekt machtiging te vragen aan de Koning om het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de Raad van State, zodat deze een advies kan uitbrengen

    • Advies van de RvS wordt aan de koning gezonden, die het om bericht en raad naar de minister stuurt

    • De minister zal dan wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel en het voorzien van een memorie van toelichting opsturen naar de Koning

    • De Koning stuurt deze dan door naar de Tweede Kamer

    • Het wetsvoorstel wordt onderzocht door een commissie die verslag uitbrengt van dat onderzoek aan de betrokken minister en de Tweede Kamer. De commissie kan dan besluiten tot een wetgevingsoverleg, een openbare hoorzitting houden of een rondetafelgesprek beleggen

    • Dan volgt de openbare behandeling in de plenaire kamer waarbij de leden van de Tweede Kamer amendementen kunnen inbrengen die (wanneer ze aangenomen worden) het wetsvoorstel wijzigen

    • De behandeling in de Eerste Kamer is gelijk aan die van de Tweede Kamer maar is vaak minder gedetailleerd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel alleen aanvaarden of verwerpen

    • Ten slotte dient de wet bekendgemaakt of afgekondigd te worden

 

  • Twee methoden om wetgeving op te dragen aan andere instanties dan de formele wetgever:
  • Algemene decentralisatie (algemene regelingsbevoegdheid geven aan organen van een lager lichaam).
  • Specifieke decentralisatie (vindt plaats op specifiek in de wet aangegeven gebieden).
  • Delegatie, attributie, mandaat:
    • Delegatie is het opdragen van uitwerking van regelingen aan een ander orgaan
    • Algemene decentralisatie wordt ook wel attributie genoemd
    • Bij een mandaat treedt de gemandateerde op in naam en onder verantwoordelijkheid van degene die een taak heeft gemandateerd, de mandaatgever

Hoofdstuk 9

  • Grondwetsherzieningsprocedure:
    • Art. 137 lid 1 Grondwet: bij een grondwetsherziening verklaart de wet dat een verandering in de Grondwet in overweging zal worden genomen. Dit is de eerste lezing
    • Als een voorstel tot herziening van de Grondwet in eerste lezing de status van wet verkrijgt en is bekendgemaakt, moet de Tweede Kamer worden ontbonden (art. 137 lid 3 Grondwet)
    • Na ontbinding van de Tweede Kamer volgt de tweede lezing in de Staten-Generaal. In de tweede lezing wordt over het voorstel een beslissing genomen door de kamers, samen met de regering
    • Men kan toch nog bepaalde veranderingen aanbrengen, indien noodzakelijk. Dit kan door middel van het splitsingsrecht, of door middel van toepassing van art. 138 Grondwet
    • Op de verdere afhandeling van het wetsvoorstel zijn de bepalingen van de eerste paragraaf van het vijfde hoofdstuk van toepassing
  • Een grondwetswijziging vindt plaats, indien: “feitelijke verhoudingen en levensbeschouwelijke visies in de samenleving veranderen”.

Hoofdstuk 10

  • Bestuur: uitvoering Grondwet en andere wetten.
  • Parlement: controleren van beleid, d.m.v. stellen van vragen, enquête en behandelen van rijksbegroting.
  • Decentralisatie: wet draagt taak op aan bestuursorganen van provincies of gemeenten.
  • Deconcentratie: wet draagt bestuurstaak op aan ambtenaar in plaats van aan een orgaan van een zelfstandig opererend lichaam.
  • Medebewind: decentralisatie vindt plaats op grond van speciale wettelijke bepaling die beperkte taak opdraagt aan provincie of gemeente.
  • Autonomie: decentralisatie is te vinden in grondwetsregel van meer algemene strekking.
  • Decentralisatie
    • Territoriaal: decentralisatie naar provincies en gemeenten
    • Functioneel: decentralisatie naar de lichamen van bedrijfsorganisaties
    • Waterschappen zijn hierin een mengvorm.
  • Wob legt informatieverplichting op aan:
    • Ministers
    • Bestuursorganen van provincies
    • Gemeenten
    • Waterschappen
    • Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties
    • Bestuursorganen die onder verantwoordelijkheid van genoemde organen werkzaam zijn
  • Twee manieren van parlementaire goedkeuring:
  • Door aan beide kamers van de Staten-Generaal stilzwijgende goedkeuring te vragen
  • Door indiening van een wetsvoorstel ter uitdrukkelijke goedkeuring van het verdrag
  • Gevallen waarin goedkeuring van verdrag niet nodig is:
    • Bij verdrag waarvoor dit bij wet is bepaald
    • Bij een uitvoeringsverdrag
    • Bij een verdrag dat geen belangrijke financiële verplichtingen oplegt aan het Koninkrijk en voor maximaal een jaar is gesloten
    • Bij een geheim of vertrouwelijk verdrag
    • Bij een verdrag betreffende de verlening van een aflopend verdrag
    • Bij een verdrag tot wijziging van een bijlage bij een goedgekeurd verdrag
  • Uitzonderingstoestanden in tijden van oorlog of zeer ernstige binnenlandse spanningen:
    • Beperkte noodtoestand
    • Algemene noodtoestand

Hoofdstuk 11

  • Taken Minister van Financiën:
    • Toezicht houden op de uitvoering van de begrotingen (art. 39)
    • Toezicht houden op de financiele administraties van de ministeries (art. 41)
    • Stelt daartoe regels vast (art. 37, 38)
    • Biedt 1 juni van ieder jaar aan de Staten-Generaal de voorjaarsnota aan
    • Meldt in de Miljoenennota de noodzakelijk geachte wijzigingen
    • Brengt op 1 december van ieder jaar de najaarsnota uit
  • Dualistische leer: internationale en nationale rechtsorde zijn gescheiden
  • Monistische leer: internationale en nationale rechtsorde worden als één geheel beschouwd
  • Functie van de Wet BBBG (Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag)
    • Géén betrekking op de uitoefening van een militaire taak
    • Maar: verleent aan burgerlijke autoriteiten buitengewone bevoegdheden met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en veiligheid
    • Alle activiteit wordt dan aan de militaire taak ondergeschikt gemaakt

Hoofdstuk 12

  • Verdeling rechtspraak:
    • Strafrechtspraak: vervolging van strafbare feiten
    • Burgerlijke rechtspraak: geschillen over burgerlijke rechten en schuldvorderingen
    • Bestuursrechtspraak: oordelen over geschillen die niet uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan
  • Wet op de RO: organisatie van de rechterlijke macht
  • Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren: rechtspositie van rechtelijke ambtenaren
  • Toetsingsverbod: art. 120 GW (rechter mag wetten en verdragen niet toetsen aan de Grondwet).
  • Uitzondering toetsingsverbod: een rechter kan een formele, door regering en Staten-Generaal samen gemaakte wetsbepaling buiten toepassing aten, omdat de toepassing ervan strijdig zou zijn met een ieder verbindende vedragsbepaling of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
  • Controle op rechterlijke uitspraken door middel van:
    • Rechter moet in het openbaar vonnis wijzen en ieder vonnis moet gemotiveerd zijn
    • Rechterlijke uitspraken moeten openbaar zijn
    • De gehele rechterlijke procedure moet in beginsel openbaar zijn

Hoofdstuk 13

  • Belangrijkste algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb):
    • Verbod van détournement de pouvoir (overheid mag bevoegdheid niet gebruiken voor ander doel dan waarvoor de bevoegdheid gegeven is)
    • Verbod van willekeur
    • Zorgvuldigheidsbeginsel
    • Motiveringsbeginsel
    • Rechtszekerheidsbeginsel
    • Gelijkheidsbeginsel
    • Beginsel van “fair play”
  • Bestuursrechtspraak in twee instanties:
    • Rechtbank (algemene bestuursrechter
    • Hoger beroep (ABRvS, CRvB of CBb)
  • Drie stadia beroepszaak:
    • Bezwaarschriftprocedure
    • Beroep bij rechtbank
    • Hoger beroep
  • Uitzonderingen op eis van bezwaar maken:
    • Wanneer het besluit op bezwaar in administratief beroep is genomen
    • Wanneer het besluit aan goedkeuring is onderworpen
    • Wanneer het besluit of de goedkeuring van een ander besluit de weigering van die goedkeuring inhoudt
    • Wanneer het besluit is voorbereid met toepassing van afd. 3:4 Awb
  • Doelstellingen bezwaarschriftprocedure:
    • Heroverweging van het besluit op grond van het bezwaarschrift verbetert de kwaliteit van het bestuur
    • De verplichte heroverweging is dienstbaar aan de rechtsbescherming van de burger
    • De bezwaarschriftprocedure zal het aantal beroepen op de administratieve rechter verminderen, omdat de heroverweging ertoe kan leiden dat de belanghebbende of tevreden wordt gesteld of van zijn ongelijk overtuigd raakt
  • Mogelijkheden bij gegrondverklaring van het beroep:
    • Rechtbank kan bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen
    • Een andere handeling te verrichten
    • Haar uitspraak in de plaats van het (gedeeltelijk) vernietigde besluit laten treden
    • Termijn stellen
    • Dwangsom opleggen
    • Veroordelen tot schadevergoeding
  • Partij veroordelen in proceskosten van andere partij

Op welke terreinen is er toch nog een taak voor burgerlijke rechter weggelegd?

  • Schadevergoeding
  • Besluiten die zijn uitgezonderd in de Awb
  • Feitelijk handelen van bestuursorganen
  • Onrechtmatige rechtspraak
  • Verdragssluiting

Hoofdstuk 14

  • Grondrechten:
    • Klassiek: gericht op fundamentele aanspraken van de burger op overheidsonthouding op die terreinen waar de mens een zekere vrijheid behoeft
    • Sociaal: taakstellingen van de overheid
    • Gelijkheidsrechten: verlenen burgers aanspraken op overheidshandelen op die gebieden waar het handelen bijdraagt tot een menswaardig bestaan
  • Internationale regelingen grondrechten:
    • EVRM
    • ESH
    • IVBPR (klassieke grondrechten
    • IVESCR (sociale grondrechten)
    • VN conventie inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie
    • VN verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
    • VN verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen
    • VN verdrag inzake de rechten van het kind
  • Werking van grondrechten:
    • Horizontaal: grondrechten hebben werking tussen burgers onderling
    • Verticaal: grondrechten hebben werking tussen overheid en burgers
  • Conflicterende grondrechten:
    • Sociaal in conflict met klassiek grondrecht: beroep op klassieke grondrecht gaat voor
    • Twee sociale of twee klassieke grondrechten: afweging van belangen zal moeten plaatsvinden

Hoofdstuk 15

  • Toezicht bij decentralisatie:
    • Preventief toezicht: de wet eist goedkeuring voor bepaalde daden van lagere lichamen door een orgaan van een hoger lichaam
    • Repressief toezicht: de mogelijkheid van vernietiging van bepaalde besluiten van lagere lichamen door organen van hogere lichamen bestaat wegens strijdigheid van die besluiten met het recht of het algemeen belang
  • Beperkingen op het goedkeuringsrecht:
    • Goedkeuring mag niet worden gebruikt om mee te gaan wetgeven of besturen
    • Gedeelte goedkeuring is strijdig met het karakter ervan
  • Vernietiging van een besluit wegens strijd met het recht is mogelijk:
    • In geval van strijd met de formele wet
    • Strijd met hogere regelingen
    • Niet zijnde wet in formele zin
    • Niet in de wet opgenomen algemene beginselen van behoorlijk bestuur
    • Algemene rechtsbeginselen
  • Financiën komen grotendeels uit opbrengst van rijksbelastingen die overheid uitkeert aan
    • Provincies (Provinciefonds)
    • Gemeenten (Gemeentefonds)
    • Bijdrage van burger naar de algemene maatstaven van de rijksbelastingen in de kosten van de gezamenlijke provincies en gemeenten

Hoofdstuk 16

  • Bevoegdheden provinciale bestuur:
    • Instellen van Statencommissies die besluitvorming van PS kunnen voorbereiden en met GS of de commissaris kunnen overleggen
    • Instellen van bestuurscommissies en daaraan eigen bevoegdheden overdragen
    • Instellen van adviescommissies
  • Taken van de commissaris van de Koning:
    • Coördinerende taak
    • Bevorderen van de samenwerking met andere provincies en andere overheden
    • Bewaken kwaliteit van procedures
    • Jaarlijks uitbrengen van burgerjaarverslag
    • Bevordering van goede behartiging van de provinciale aangelegenheden
    • Vertegenwoordiging van de provincie in en buiten rechte
    • Informeren over de uitkomsten van de collegeonderhandelingen
    • Mening over ontwerp collegeprogramma kenbaar maken
  • Organen gemeente
    • Gemeenteraad
    • College van burgemeester en wethouders
    • Burgemeester
  • Drie soorten commissies in gemeente:
    • Raadscommissies (voorbereiden van besluitvorming van de raad en overleg met college van B&W)
    • Bestuurscommissies (bevoegdheden uitoefenen die door de raad, het college van B&W of burgemeester zijn gedelegeerd)
    • Adviescommissies

Hoofdstuk 17

  • Koninkrijk der Nederlanden:
    • Nederland
    • Nederlandse Antillen
    • Aruba
  • Statuut: geldt voor hele Koninkrijk der Nederlanden
  • Grondwet: geldt alleen voor Nederland
  • Vertegenwoordiging Koninkrijk Aruba & Nederland: Koning is vertegenwoordigd door gouverneur waarvan de bevoegdheden in een rijkswet geregeld worden.
  • 1 oktober 2010: wijziging Statuut
    • Nederlandse Antillen opgeheven
    • Curaçao en Sint Maarten hebben status van land gekregen
    • BES-eilanden hebben staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel die vergelijkbaar is met de Nederlandse gemeenten

Hoofdstuk 18

  • Ontstaan van de Europese Unie uit:
    • Europese gemeenschap voor kolen en staal (EGKS)
    • Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap voor atoomenergie (Euratom)
    • Verdrag tot oprichting van de Europese economische gemeenschap (Verdrag van Rome)
  • Instellingen van de EU:
    • Europese Raad
      Bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten en voorzitter van Commissie. Komt minimaal 2 keer per jaar bijeen. Geeft impulsen voor ontwikkeling van Unie en stelt algemene politieke beleidslijnen vast. Neemt belangrijke regelgevende besluiten op voorstel van de Commissie
    • Commissie
      Worden per vijf jaar benoemd. Is verantwoording schuldig aan Europees Parlement
    • Parlement
      Betrokken bij nemen van regelgevende besluiten
  • Verdeling van Europees recht in:
    • Primair recht: in verdragen neergelegd
    • Secundair recht: door instelling gevormd, op grond van verdragen
  • Secundair recht onderscheiden in:
    • Verordening: algemene strekking, verbindend en rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat
    • Richtlijn: verbindend tav het te bereiken resultaat voor iedere lidstaat waarvoor zij bestemd is, maar aan nationale instanties wordt vorm en middelen overgelaten
    • Beschikking: verbindend in al haar onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk is gericht
  • Hof van Justitie: voornamelijk het beantwoorden van prejudiciële vragen van rechterlijke instanties van lidstaten
    • Gerecht van Eerste Aanleg (in eigenlijke zin en rechterlijke kamers)
    • Rechterlijke kamers: zijn in feite afzonderlijke gerechten en doen met betrekking tot bepaalde categorieën beroepen in specifieke aangelegenheden uitspraak
  • Prejudiciële vragen: vragen van rechters aan hogere rechters over hoe zij een bepaalde rechtsregel moeten uitleggen of interpreteren.
  • Vijf vrijheden in het Europese recht verankerd:
    • Vrij verkeer van goederen
    • Vrij verkeer van werknemers
    • Vrij verkeer van diensten
    • Vrij verkeer van kapitaal
    • Vrijheid van vestiging voor ondernemingen en personen
    • Deze vrijheden zijn gegeven aan burgers van lidstaten van de Unie.
Check page access:
Public
Check more or recent content:

Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht van Belinfante - Samenvattingen

Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht van Belinfante (17e druk) - BulletPoints

Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht van Belinfante (17e druk) - BulletPoints

Image



Hoofdstuk 1

  • Montesquieu beschrijft een staatsstelsel dat bestaat uit 3 onafhankelijke organen met ieder een eigen functie:
  • De Koning (voert de wetten uit – de uitvoerende macht
  • Het parlement (maakt de wetten – de wetgevende macht)
  • De rechterlijke macht (controleert of de uitvoerende macht de wet in acht genomen heeft)
  • Er zijn in een democratisch stelsel 2 grondregels die moeten worden nageleefd:
  • Het legaliteitsbeginsel: er is geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet. Regering en Staten-Generaal mogen geen dwangmaatregelen nemen zonder voorafgaande autorisatie van de volksvertegenwoordiging.
  • De verantwoordingsplicht: niemand kan een bevoegdheid uitoefen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.
  • Meest belangrijke vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen:
    • De politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende lichamen
    • De ambtelijke ondergeschiktheid waardoor ambtenaren verantwoording schuldig zijn aan hun chefs, die op hun beurt weer verantwoordelijk zijn voor de instructies die zij al of niet aan de ondergeschikte ambtenaren hebben gegeven
    • Het bestuursorgaan moet worden gecontroleerd door een hoger gegaan
    • De strafrechtelijke verantwoordelijkheid wordt geëffectueerd wanneer ministers koninklijke besluiten mede ondertekenen terwijl ze zich ervan bewust zijn dat ze daarmee een wet schenden
    • De wet de mogelijkheid geeft aan belanghebbenden om in beroep te gaan
    • De burgerlijke rechter in bepaalde gevallen ambtshandelingen kan toetsen aan art. 6:162 BW en de rechterlijke toetsing van wetgeving
  • Inspraak van het volk: 
    • Referendum: kiezers mogen zich in adviserende zin uitspreken over bepaalde beslissingen
    • Burgerinitiatief: burgers hebben samen het recht om een uitspraak te vragen aan vertegenwoordigende organen over een aangelegenheid van overheidsbeleid
    • Volksinitiatief: het laatste woord kan daarbij ook nog eens aan de kiezers zijn omdat het voorstel aan een bindend referendum wordt onderworpen

Hoofdstuk 2

  • Het staatsrecht kent een viertal bronnen:
  • De Grondwet
  • Gewoonterechtelijke regels
  • Geschreven regelingen in de vorm van wetten of algemene maatregelen van bestuur
  • .....read more
Access: 
Public
Supersamenvatting 'Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht' (Belinfante)

Supersamenvatting 'Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht' (Belinfante)

Image

Deze samenvatting is geschreven in collegejaar 2012-2013. Vind meer samenvattingen bij Belinfante


A. Wat is staatsrecht?

Staat

Een gemeenschap van mensen die bereid is hun gemeenschappelijke normen en waarden in leefregels neer te leggen en die leefregels door dwang te handhaven; de staat heeft een gemeenschappelijke cultuur en heeft tegelijkertijd een rechtsgemeenschap.

 

Handhaven van gemeenschapsvormen

Het handhaven van gemeenschapsvormen door middel van dwang is kenmerkend voor een staat. Het afdwingen van de rechtsorde veronderstelt dat er organen zijn in de staat die met de uitoefening van dwang belast zijn en het gezag van de staat uitoefenen. Dit gezag kan berusten bij één persoon of bij bepaalde groepen.

 

Trias politica

In het boek “L’esprit des Lois” beschrijft Montesquieu een staatsstelsel dat bestaat uit 3 onafhankelijke organen, met ieder een eigen functie:

  1. de Koning (voert de wetten uit – de uitvoerende macht);
  2. het parlement (maakt de wetten – de wetgevende macht);
  3. de rechterlijke macht (controleert of de uitvoerende macht de wet in acht genomen heeft).

 

Dit stelsel wordt een stelsel van checks and balances genoemd.

NB: Tegenwoordig is de taak van de regering veel uitgebreider; de drie organen opereren niet langer onafhankelijk van elkaar.

 

Grondregels van een democratisch stelsel

Er zijn in een democratisch stelsel 2 grondregels die moeten worden nageleefd.

  1. het legaliteitsbeginsel: er is geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet. Dit houdt in dat regering en Staten-Generaal geen dwangmaatregelen mogen nemen zonder voorafgaande autorisatie van de volksvertegenwoordiging.

  2. de verantwoordingsplicht: niemand kan een bevoegdheid uitoefen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder dat op die uitoefening controle bestaat.

 

Verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen

Er zijn diverse vormen van verantwoordingsplicht van en controle op overheidsorganen. De belangrijkste hiervan zijn:

  • de politieke verantwoordingsplicht van bestuurlijke organen tegenover vertegenwoordigende lichamen;

  • de ambtelijke ondergeschiktheid waardoor ambtenaren verantwoording schuldig zijn aan hun chefs, die op hun beurt weer verantwoordelijk zijn voor de instructies die zij al of niet aan de ondergeschikte ambtenaren hebben gegeven;

  • het bestuursorgaan moet worden gecontroleerd door een hoger gegaan;

  • de strafrechtelijke verantwoordelijkheid wordt geëffectueerd wanneer ministers koninklijke besluiten mede ondertekenen terwijl ze zich ervan bewust zijn dat ze daarmee een

  • .....read more
Access: 
Public
Samenvatting Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht (Belinfante), hoofdstuk 1

Samenvatting Beginselen van het Nederlandse Staatsrecht (Belinfante), hoofdstuk 1

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Hoofdstuk 1 Wat is staatsrecht?

 

1. Benadering van het begrip staat

 

De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over een gemeenschap van mensen op een bepaald grondgebied. De gemeenschap heeft een gemeenschappelijke cultuur en is een rechtsgemeenschap. Haar grondwaarden zijn neergelegd in door dwang te handhaven leefregels.

 

Dwang

Het kunnen toepassen van dwang is kenmerkend voor een staat. Zonder dwanghandhaving van zijn rechtsorde kan een staat niet bestaan.

 

Gezag

Binnen een staat zijn één of meer organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang, die organen zijn met gezag bekleed.

Het hangt af van de wijze waarop de staatsgemeenschap is georganiseerd of dit gezag berust bij één persoon of bij bepaalde groepen. De regels die betrekking hebben op de organisatie van deze gezagsorganen en de grenzen van hun gezag vormen het staatsrecht. Het staatsrecht is van staat tot staat verschillend en is een product van een historisch proces en dus van de ontwikkeling van een bepaalde cultuur.

 

Middeleeuwen

In de Middeleeuwen was het gezag in de West-Europese landen een persoonlijk recht van vorsten. Dit gezag was erfelijk en overdraagbaar. Hoewel het gewone volk in deze tijd geen gezags- of politieke rechten had werd het door de persoonlijke gezagsdragers toch redelijk beschermd tegen de normale risico’s zoals oorlog, slecht volk, honger en armoede. Pas rond de helft van de twintigste eeuw werd de sociale zekerheid voor iedereen opnieuw als vanzelfsprekend aanvaard.

 

Macchiavelli

Toen in het begin van de zestiende eeuw de klasse van kooplieden en burgers opkwam, die de sociale bescherming van de gezagsdragers niet nodig had, begon men de rechtvaardigheid van het gezag als persoonlijk recht in twijfel te trekken. Men begon toen het gezag te beschouwen als iets dat ruimte laat voor de samenwerking van velen bij de beoefening ervan: de staat. Macchiavelli beschrijft hoe een gezagdrager op moet treden om de eenheid van Italië te bewerkstelligen. De vorst wordt orgaan en symbool van de staat.

De opkomende burgerij houdt zich bezig met de vraag waaraan het gezag zijn rechtvaardiging ontleent. De mens wordt niet meer, zoals in de Middeleeuwen, uitsluitend gezien als lid van de gemeenschap maar wordt in beginsel als vrij individu beschouwd en gezag beperkt de vrijheid van het individu. De volgende vraag moet vroeg of laat worden gesteld: “Hoe is gezag te rechtvaardigen in een maatschappij van vrije individuen?”.

 

Rousseau ‘contrat social’

Een van de gevolgen van dit veranderde denken is ´Le Contrat Social´ van Rousseau dat gezag en vrijheid verenigt omdat het gezag uit de vrijheid is afgeleid. De leer van de ‘contrat social’ heeft als uitgangspunt dat men door samen te werken de persoon en het goed van ieder lid.....read more

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2064 1
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.