Vragen
Vraag 1a
De overdracht van goederen bij Grotius is als volgt geregeld. Zowel het origineel is weergegeven als een hertaling. Uit: Grotius, Inleidinge tot de Hollandsche Rechts-geleerdheid II, 5, 2.
Om door wille des eigenaers eigendom te bekomen, schijnt ghenoeg te zijn nae `t aengeboren recht, dat den voorigen eighenaer toone te willen dat zulcks geschiede ende dat het by den anderen als een vast recht aenghenomen werde: waer op de aenneminghe volghende schijnt niet meer vereischt te werden. Maer de burgher-wet, meerder macht hebbende over eens yders goed als den eigenaer zelve, zoeckende alle onbedachte vervremdinghen te voorkomen, ende de luiden voor het berou te bewaren, heeft gewilt dat den eersten eigenaer den twede tot het dadelicke bezit moste doen komen, `t welk heet leevering ().
Vertaald: Om eigendom van een eigenaar te verkrijgen, schijnt voldoende te zijn naar het natuurrecht dat de eigenaar de wil heeft dat dat gebeurt, en dat de verkrijger daarmee instemt; meer schijnt er niet vereist te zijn. Maar het burgerlijke recht, dat meer macht heeft over de goederen dan de eigenaar, beoogt om onbedachtzame vervreemdingen te voorkomen en allen voor berouw te bewaren, verlangt dat de vervreemder de verkrijger feitelijk het bezit verschaft, hetgeen levering heet ().
In welke periode werd Grotius' Inleidinge geschreven en gepubliceerd?
Vraag 1b
Met welk Romeinsrechtelijk type werk is de Inleidinge te vergelijken?
Vraag 1c
Wat voor soort rechtsbron is Grotius' Inleidinge en hoe verhoudt die zich tot het natuurrecht en het burgerlijke recht - en de niet in het citaat genoemde bronnen als Romeins recht, plakkaten en ordonnanties van allerhande overheden, het gewoonterecht en het canonieke recht?
Vraag 1d
Grotius noemt twee grondvormen van overdracht - een volgens natuurrecht, en de andere volgens het burgerlijke recht.
Welke overdrachtswijze is om welke reden op dat moment in Holland geldend recht?
Vraag 1e
Hebben wij om een vergelijkbare reden voor ons overdrachtssysteem gekozen?
Vraag 1f
Even verderop vermeldt Grotius het volgende over de levering van roerende zaken. (2.5.14) Doch wat levering aengaet die op koop volgt van tilbaer goed, staet te letten dat daer mede den eigendom niet over en gaet, 't en zy den kooper de kooppenning heeft betaelt ()
Vertaald: Maar wat betreft de levering van roerende zaken gaat de eigendom niet over tenzij de koopprijs is betaald ().
Op welke twee manieren verschijnt deze regel in het hedendaagse recht?
Vraag 2a
D.13.7.3.
Pomponius libro 18 ad Sabinum. Si quasi recepturus a debitore tuo comminus pecuniam reddidisti ei pignus isque per fenestram id misit excepturo eo, quem de industria ad id posuerit, Labeo ait furti te agere cum debitore posse et ad exhibendum: et, si agente te contraria pigneraticia excipiat debitor de pignore sibi reddito, replicabitur (), per quam nec redditum, sed per Fallaciam ablatum id intellegitur.
Pomponius op Sabinus XVIII. Als u, in de verwachting dat u het geld van de schuldenaar meteen zou terugkrijgen, hem het pand hebt teruggegeven en hij dit uit het raam heeft gegooid met de bedoeling dat iemand die hij met opzet daartoe had laten post vatten, het zou opvangen, dan kunt u volgens Labeo tegen de schuldenaar procederen met de actie uit diefstal en met die tot productie. En als u procedeert met de tegenactie uit pand, en de schuldenaar daarbij als exceptief verweer aanvoert dat het pand aan hem was teruggegeven, zal een repliek worden opgeworpen wegens (); door dit bedrog wordt het pand geacht niet te zijn teruggegeven, maar door een sluwe streek ontfutseld te zijn.
Welke personen spelen in deze casus een rol en wat is hun juridische verhouding?
Vraag 2b
Er is in deze casus - onder veel meer - sprake van een verbintenis tot betaling van een geldsom. De schuldeiser heeft een vorderingsrecht jegens de schuldenaar. Een vorderingsrecht kon naar klassiek Romeins recht niet worden gecedeerd. Waarom niet en hoe slaagde de Romein erin om toch iets vergelijkbaars te bewerkstelligen?
Vraag 2c
De verbintenis tot betaling van een geldsom kan ontstaan zijn uit overeenkomst. De Romeinen kenden een gesloten stelsel van overeenkomsten. Wat betekent dat en waarom zouden ze dat gehad kunnen hebben en hoe bood het Romeinse overeenkomstenrecht in zijn ontwikkeling toch meer ruimte aan partijautonomie, werd het stelsel toch meer `geopend'?
Vraag 2d
Hoe komt een pandrecht in Pomponius' tijd tot stand en in welke opzichten verschilt dat met het hedendaagse recht?
Vraag 2e
De zinsnede 'wordt het pand geacht niet te zijn teruggegeven' is een voorbeeld van een typische Romeinsrechtelijke constructie. Om wat voor constructie gaat het, en waarom wordt zo een constructie gebruikt?
Vraag 3a
De uitspraak Lindenbaum/Cohen (HR 31-01-1919) wordt door de meeste geschoolde juristen beschouwd als revolutionair.
Leg in eigen woorden uit waarom de door de Hoge Raad gevormde rechtsregel als revolutionair kan worden beschouwd.
Vraag 3b
Welke rechtsvindingsmethoden gebruikt de Hoge Raad?
Vraag 3c
Kunt u de uitspraak ankeren in de overgang van artikel 1382 Cc naar artikel 1401 BW (oud) en in het Romeinse recht?
Vraag 3d
De uitspraak komt niet alleen uit de koker van de Hoge Raad. Kunt u de herkomst van de regel nader aangeven?
Vraag 3e
Hoe valt de nieuwe regel te verklaren in de context van de tijd? Betrek in uw beschouwing de rechtsvindingsmethoden, de sociaal-economische omstandigheden en de bij de uitspraak betrokken personen.
Vraag 4a
Onderstaand geschil heeft zich waarschijnlijk afgespeeld omstreeks 10 v. Chr.
D. 24.1.64
Iavolenus libro sexto ex posterioribus Labeonis. Vir mulieri divortio facto quaedam idcirco dederat, ut ad se reverteretur: mulier reversa erat, deinde divortium fecerat. Labeo: Trebatius inter Terentiam et Maecenatem respondit si verum divortium fuisset, ratam esse donationem, si simulatum, contra. Sed verum est, quod Proculus et Caecilius putant, tunc verum esse divortium et valere donationem divortii causa factam, si aliae nuptiae insecutae sunt aut tam longo tempore vidua fuisset, ut dubium non foret alterum esse matrimonium: alias nec donationem ullius esse momenti futuram.
Javolenus in het zesde boek uit de nagelaten geschriften van Labeo. Nadat zij waren gescheiden, had de man iets aan de vrouw gegeven, zulks met de bedoeling dat zij naar hem zou terugkeren. De vrouw was teruggekeerd, vervolgens was zij wederom van hem gescheiden. Labeo: Trebatius heeft in het geschil tussen Maecenas en Terentia advies uitgebracht, dat als de scheiding echt was geweest, de schenking geldig zou zijn, maar dat als het een voorgewende echtscheiding was geweest, het tegenovergestelde zou gelden. Maar het is juist, wat Proculus en Caecilius menen, dat alleen dan van een werkelijke echtscheiding sprake is en de in verband met deze echtscheiding gedane schenking geldig is, als een huwelijk met een ander is gevolgd of wanneer zij gedurende zo lange tijd ongehuwd was geweest, dat er geen twijfel zou kunnen bestaan dat het om een tweede huwelijk ging: dat anders ook de schenking geen rechtskracht zou hebben.
Welke twee samenhangende kwesties staan in deze casus centraal?
Vraag 4b
Is Terentia een vrouw sui iuris of alieni iuris geweest? en geef aan om welke reden
Antwoordindicatie
Vraag 1a
Ondanks de verlatijnste naam is Grotius geen Romein, maar gewoon Hugo de Groot (1587-1645). De Inleidinge werd geschreven in de jaren 1619-1621, ten tijde van Grotius' gevangenschap in Loevestein - en gepubliceerd in 1631 en in vele drukken daarna. Met een antwoord als: rond 1600; in de zeventiende eeuw; in de vroeg-moderne tijd; ten tijde van de VOC; ten tijde van de republiek, konden punten worden toegekend. Waar te vinden? Onder veel meer in Van der Merwe, p. 59 - 16e - 17e eeuw.
Vraag 1b
De Inleidinge was bedoeld als systematisch compendium. voor de kinderen van Grotius, en is om die reden het beste te vergelijken met een systematiserend leerboek als de instituten waren, van Gaius en van Justinianus. Waar te vinden? Onder veel meer op p. 6 van Reid/Zimmermann. Andere vergelijkingen zijn - mits houtsnijdend - ook honorabel.Is het te vergelijken met de Digesten? In die zin dat het in beide gevallen gaat om geschreven juristenrecht. De Digesten zijn natuurlijk een gemankeerd gesystematiseerde compilatie, terwijl Grotius zijn eigen gesystematiseerde analyse geeft.
Vraag 1c
De Inleidinge is een rechtsgeleerd werk, en dat wordt in de tijd van voor de codificaties beschouwd als een bron van recht. Het geeft aan het recht een werkbare systematiek en een duiding aan de verschillende rechtsregels. Die duiding krijgt gestalte door gebruik te maken van de genoemde overige rechtsbronnen. Het natuurrecht was daarbij voor Grotius het uitgangspunt, maar werd door het burgerlijke recht nogal eens gecorrigeerd - zoals hier bij de overdracht. Het geldende burgerlijke recht bestond uit een amalgaam van lokale rechten, romeins recht en gewoonterecht. Romeins recht gold subsidiair, maar had een grote vormende kracht, met name in het geleerde recht.
Vraag 1d
Zie Grotius, Inleidinge II, 5, 2. Het van nature geldende recht inzake overdracht verlangt slechts de instemming van de eigenaar - maar het door de mensen gemaakte burgerlijke recht - dat dus het geldende recht in Holland betreft - verlangt bovendien een levering. Waarom? Om de eigenaar voor berouw van een ondoordachte vervreemding te bewaren.
Vraag 1e
Wij hebben het leveringsstelsel. De reden dat wij dat hebben is gelegen in het beginsel van publiciteit. Dat was ook een van de `ware beginselen' van het Romeinse recht, die door de Franse Code civil niet waren nagevolgd, en waarheen wij in 1838 terugkeerden. Lokin, p. 146 e.v.
Vraag 1f
Lokin, p.149-150; het gaat hier om de regel dat de eigendom niet overgaat nadat de koopprijd is betaald. Het Romeinse recht was daarin tweeslachtig. Bij Grotius verschijnt de prijsbetalingsregel voor roerende zaken pontificaal in beeld. Bij de overdrachtsregel is het voldoen van de tegenprestatie geen vereiste. Maar partijen kunnen dat wel bewerkstelligen via het eigendomsvoorbehoud, en ook doordat de wetgever aan de onbetaalde verkoper het reclamerecht geeft wordt deze regel toch in ons hedendaagse recht gevoerd.
Vraag 2a
Er is sprake van een rechtsgeleerd advies van Pomponius (2e eeuw), genomen uit zijn werk op Sabinus (1e eeuw), in de vroege zesde eeuw geplaatst in Justinianus' Digesten. Daarin komt ook de mening van Labeo (tijdgenoot van Augustus) naar voren. Geen van de drie genoemde Romeinse juristen heeft een actief aandeel in de casus.
Er zijn drie juridische verhoudingen. 1. Een verbintenis tot betaling van een geldsom tussen schuldeiser en schuldenaar - de grondslag weten we niet; 2. Een verhouding uit een (reele) pandovereenkomst tussen de pandhouder en de pandgever; en 3. Een verhouding tussen de schuldenaar/pandgever en zijn brother-in-crime die het uit het raam geworpen verpande object opvangt.
Vraag 2b
Cessie zoals wij dat nu kennen was in het Romeinse recht een onmogelijkheid - de rechtsbetrekking tussen schuldeiser en schuldenaar was een persoonlijke, verbeeld als een iuris vinculum, een rechtsketen.
Dat is natuurlijk in economisch opzich wat onhandig, en daarom verschenen er manieren om hetzelfde resultaat te bewerkstelligen. Met de medewerking van de betrokkenen kan de schuld worden vernieuwd - novatio. Met behulp van het cessiemandaat - lastgeving tot inning - kwam de Romein nog dichterbij - zie onder meer Prota, p. 95-96 en 201-202, en p. 297-299.
Vraag 2c
De geslotenheid van het procesrecht maakte dat de materieelrechtelijke aanspraken ook een geslotenheid kenden - in het gehele vermogensrecht. Wettelijke acties en opvolgend formulaproces als primaire rechtsgang waren de oorzaak daarvan. Het waarom daarvan is niet eenvoudig te beantwoorden, en dat hoefde u ook niet te doen. Een dergelijke geslotenheid heeft natuurlijk nadelen, omdat er langzaam maar zeker in de samenleving aanspraken jegens anderen kunnen verschijnen - en ook zijn verschenen - waarvan de naleving en dus ook het afdwingen daarvan door de overheid als wenselijk wordt ervaren. Via verschillende wegen werden dergelijke `extra-formulaire' aanspraken toch afdwingbaar. De procesgang zelf veranderde natuurlijk, zodat de opkomst van de cognitio extraordinaria als de gewone procedure een oorzaak kan zijn; de grote speelruimte die de stipulatie bood; de opkomst van de onbenoemde overeenkomsten; de pacta adiecta; de invloed van de bona fides en het canonieke recht - zie veel plaatsen in Prota, V 34 e.v.
Vraag 2d
Pandovereenkomst is een overeenkomst, een reele overeenkomst - die door overgave van de zaak zelf pas ontstaat. Naar ons recht is een pandrecht systematisch ondergebracht als goederenrechtelijk recht, een beperkt recht dat moet worden gevestigd. Dat is het grote verschil. Er zijn meer verschillen, van technische aard, die ook gehonoreerd zijn.
Vraag 2e
De fictie wordt hier gebruikt - zie Prota, p. 52. e.v. - een actio utilis. Een actie wordt dusdoende gegeven die naar de strikte bewoordingen er niet zou zijn, maar wel wenselijk wordt geacht. Het kan natuurlijk ook anders worden opgelost - volgens Prota door de formule te veranderen - en dat is in theorie natuurlijk zo. De Romeinen deden dat waarschijnlijk niet omdat de fictie de meest efficiente, want bondigste manier is, maar omdat sleutelen aan de formule toch de grondslagen van het procesrecht raken zou.
Vraag 3a
Tot aan Lindenbaum/Cohen werd de term 'onrechtmatig' uit 1401 BW door velen uitgelegd als onwetmatig. Met andere woorden, er moest sprake zijn van een handelen in strijd met de wet voordat er sprake kon zijn van een onrechtmatige daad. Dit werd nog eens bevestigd door de Hoge Raad in het arrest Zutphense Juffrouw (1910).
Dit veranderde in Lindenbaum/Cohen. de Hoge Raad bepaalde dat er ook sprake is van een onrechtmatige daad wanneer het gaat om handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Zo werd de werkingssfeer van het leerstuk - in strijd met de toen geldende opvattingen(?) - sterk uitgebreid. Vanaf Lindenbaum/Cohen ging de o.d. een veel grotere rol spelen in het rechtsleven.
Er kan ook worden gezegd dat de HR een actievere rol aannam in de rechtsvorming dan in het verleden. Mits goed beargumenteerd krijgt u ook hier voor punten.
NB: Overigens valt er wel het een en ander in te brengen tegen de stelling dat het daadwerkelijk om een revolutionair arrest gaat. Van Maanen heeft betoogd dat de opvatting van de HR niet zozeer 'nieuw' was, alswel 'herontdekt'. Indien u met goede argumenten betoogt dat de uitspraak niet zo vernieuwend was als de 'mythe' ons wil doen geloven, is dat ook goed.
Vraag 3b
De Hoge Raad gebruikt met name de (rechts)historische rechtvindingsmethode. De HR zoekt naar de herkomst van de terminologie en beziet in dat licht de betekenis van de term onrechtmatig. De HR constateert dat de tekst van 1401 BW grotendeels gelijk is aan die van 1382 CC, maar dat de term onrechtmatig is toegevoegd met als doel te benadrukken dat gerechtvaardigde handelingen geen aansprakelijkheid op mogen leveren. Het uitleggen van onrechtmatig als onwetmatig strekt echter verder dan deze doelstelling. Derhalve is deze uitleg te strikt en dient deze te worden omgekeerd. Er wordt dus vooral gekeken naar de ontstaansgeschiedenis. Rechtshistorisch, want er wordt vooral gekeken naar de ontwikkelingslijn van het leerstuk en minder naar de totstandkomingsgeschiedenis zoals die tot uiting komt in de parlementaire geschiedenis o.i.d. (wetshistorische is dus minder juist, hoewel niet perse fout indien goed gemotiveerd).
Ook komt de grammaticale interpretatie naar voren: 'nog [] zijner bewoordingen'.
Vraag 3c
- De overgang van art. 1382 Cc naar art. 1401 OBW
Dit betreft de motivering van de Hoge Raad. Artikel 1382 Cc sprak van 'ieder feit'. Bij invoering van het (O)BW werd hieraan het woordje 'onrechtmatig' toegevoegd. De Hoge Raad constateert dat dit woordje 'onrechtmatig' slechts is toegevoegd met het doel te voorkomen dat iemand aansprakelijk is indien hij handelt krachtens een eigen recht (behoudens nalatigheid of voorzichtigheid). Zie ook het werk van Asser. Door de reden achter deze wijziging (zoals doorgevoerd tijdens de overgang) bloot te leggen, kon de HR op grond daarvan argumenteren dat het woord 'onrechtmatig' niet te nauw moet worden gelezen.
- Het Romeinse recht
Zie ook het werk van Asser over de toevoeging van het woordje 'onrechtmatig'. Daarbij baseert Assser zich niet alleen op de wens om gerechtvaardigd handelen te beschermen: bovendien zoekt Asser de noodzaak tot toevoeging in het Romeinse recht (damnum INIURIA datum). Nu: onrechtmatigheid in die betekenis kan nooit 'onwettelijk' hebben betekend nu de Romeinen zelf geen codificaties kennen. De bron leert ons dan ook dat de Romeinse traditie ook een ruimere betekenis had van INIURIA.
Vraag 3d
De regel komt in iets veranderde bewoordingen uit een artikel van de jonge Molengraaff uit het rechtsgeleerd magazijn van 1887. Hij verscheen in het ontwerp 1911, en toen in de uitspraak. Het laat mooi zien hoe de verschillende spelers in het juridische debat een rol spelen bij de totstandkoming en verandering van het geldende recht. Uiteindelijk komt het terecht in art. 6:162 BW. Molengraaff geeft overigens zelf in zijn annotatie aan dat er anderen zijn die al eerder wezen op de noodzaak van aanpassing van 1401 - dat was overigens in die jaren 80 een minderheid. Wel wees lagere rechtspraak al in deze richting .
Vraag 3e
Belangrijkste is dat u noemt de omstandigheid dat NL achterliep in de industriële revolutie. Daartoe moest een inhaalslag worden gemaakt, waarbij een ruime aansprakelijkheid niet opportuun werd bevonden door de conservatieve HR. In het bijzonder de raadsheer Eysell, stond voor de strikte interpretatie. Na zijn afscheid van de HR lag de weg open voor zijn (indirecte) opvolger: Lohman (een vriend van Molengraaff) om de werking uit te breiden.
Deels goed gerekend: het arrest van de HR inzake de Zutphense Juffrouw werd als zó onbillijk ervaren dat de geest ontstond om de regel te wijzigen.
Deels goed gerekend: door economische ontwikkelingen ontstond er meer economische nijverheid die beschermd diende te worden door een uitbreiding van het leerstuk van de o.d.
Vraag 4a
Het juridische probleem -eerste kwestie - in deze tekst is of de gedane schenking geldig is (tekst staat ook in Prota PF nr. 13). De voorvraag - tweede kwestie - is bepalend of de scheiding (divortium) voltrokken was of niet; dus of ze nog echtgenoten waren of niet. Een schenking tussen echtgenoten was immers nietig, Prota PF nr. 10, 13. Is er sprake van een werkelijke scheiding of slechts van een in schijn voltrokken scheiding (divortium simulatum)?
Vraag 4b
Sui iuris. Uitleg sui iuris en alieni iuris. Ten tijde van de casus is het manus-huwelijk niet meer gebruikelijk en het is niet waarschijnlijk dat ze nog in de patria potestas van de vader is. Bovendien kan een vrouw enkel dan geschenken krijgen, indien ze dan een eigen vermogen heeft (anders niet).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
915 |
Add new contribution