Hoorcollege week 1
Onschuldpresumptie = onschuldig tot dat het tegendeel is bewezen
Formeel strafrecht-> alle regels van het strafproces. Wetboek van strafvordering.
- Rechten van verdachte: zwijgrecht (artikel 29 lid 1 Sv)
- Dwangmiddelen: aanhouding bij heterdaad (artikel 53 lid 1 Sv)
- Procedureregels: dagvaarding (artikel 258 lid 1)
Materieel strafrecht -> bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn en op welke wijze dit kan worden bestraft. Wetboek van Strafrecht.
- Een strafbepaling bestaat uit een delictsomschrijving, een kwalificatie en een strafbedreiging.
Verder bepaalt het materieel strafrecht ook de uitbreiding en beperking van strafbaarheid.
-> uitbereiding : poging (artikel 45 Sr)
Medeplichtigheid
-> beperking : noodweer (artikel 41 Sr)
Strafuitsluitingsgronden
Strafbaar feit:
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Schematisch:
1. Menselijke gedraging
2. Wettelijke delictsomschrijving
3. Wederrechtelijk
4. Verwijtbaar
1. Menselijke gedraging
- Gedrag, dus niet de intentie
- 'Mens' is Zowel natuurlijk persoon als rechtspersoon
- 'gedrag ' kan bestaan uit Actief handelen (commissiedelict) of juist nalaten (omissiedelict)
- Officier van justitie stuurt een dagvaarding met daarin beschreven de concrete gedraging die de verdachte zou je hebben verricht.
Menselijke gedraging vindt je altijd terug in de dagvaarding (tenlastelegging met dat gedrag wat jou verweten wordt).
2. Wettelijke delictsomschrijving
3. Wederrechtelijk
- Wederrechtelijk = in strijd met het recht, in strijd met een (on)geschreven norm
- Wederrechtelijkheid is een voorwaarde voor strafbaarheid. Bij het vervullen van de delictsomschrijving wordt deze wederrechtelijkheid verondersteld.
- Soms is er echter een reden die de wederrechtelijkheid wegneemt. Zo'n reden heet een rechtvaardigingsgrond. Wie zich daarop kan beroepen had het recht een delictsomschrijving...
Strafuitsluitingsgrond
-> Rechtvaardigingsgrond: wederrechtelijkheid valt weg
4. Verwijtbaarheid
Je had anders kunnen handelen, en je had ook anders moeten handelen.
Strafuitsluitingsgrond
Schulduitsluitingsgrond: nemen de verwijtbaarheid weg
* bijvoorbeeld ontoerekenbaarheid (artikel 39 Sr)
Samenvattend
- Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn voorwaarden om van een strafbaar feit te kunnen spreken
- Rechtvaardigingsgronden nemen de wederrechtelijkheid weg
- Schulduitsluitingsgronden nemen de verwijtbaarheid weg
Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn elementen
Let op: als een van deze componenten (1 tm 4) weg valt = geen strafbaar feit!!
Bestanddelen vindt je terug in de wettelijke delictsomschrijvingen.
Dus in nummer 2 (wettelijke delictsomschrijving) zijn de bestanddelen opgenomen.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel
Soms is de wederrechtelijkheid opgenomen in de delictsomschrijving als bestanddeel (bijvoorbeeld artikel 282 lid 1 Sr vrijheidsberoving)
- Wederrechtelijkheid is dan een bestanddeel, geen element!
* Je model krimpt van 4 naar 3 lagen
Grondslagleer
348 Sv: voorvragen
350Sv : inhoudelijke vragen
Artikel 348 Sv.
1. In de dagvaarding geldig?
- Interne eisen: aanduiding van feit, een plaats en een tijd (artikel 261 Sv). Verder dient zij het wettelijk voorschrift te vermelden waarbij het feit is strafbaar gesteld (hoewel gebrek niet leidt tot nietigheid)
- Externe eisen: geldige betekening (artikel 585 e.v. Sv)
Zo nee?
Einduitspraak: dagvaarding nietig (art. 349 Sv)
Zo ja? Door naar de tweede formele vraag!
Dagvaarding in orde? Ja? Dan kun je door naar de tweede vraag: dwingende volgorde!
2. Is de rechtbank bevoegd?
- Relatieve competentie: welke rechter (geografische bevoegdheid, zie art. 2-6 Sv)? Meestal plaats waar delict is gepleegd.
- Absolute competentie: welk soort rechter? Kantonrechter, politierechter, strafrechter mk, etc. Terug te vinden in de Wet RO
Zo nee?
Einduitspraak: rechtbank onbevoegd (art. 349 Sv) en houd de zaak op.
Zo ja? Door naar de derde formele vraag!
* Je baseert je op de ten laste legging!!
3. Is de officier van justitie ontvankelijk?
Vervolgingsbeletselen:
Verdachte is onder de twaalf jaar
Verdachte is overleden
Feit is verjaard
Etc.
Zo nee?
Einduitspraak: niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie (art. 349 Sv)
Zo ja? Door naar de vierde vraag!
4. Is er een reden tot schorsing van de vervolging?
Bijv. als verdachte strekking van vervolging niet begrijpt door geestelijke stoornis.
NB: komt in de praktijk weinig voor!
Zo ja?
Einduitspraak: schorsing van de vervolging (art. 349 Sv)
Zo nee? De zaak kan inhoudelijk behandeld worden; door naar de materiële vragen!
* Je moet eerst vraag 1 doen, dan vraag 2, etc. (DWINGENDE VOLGORDE!)
Einduitspraken versus ne bis in idem
Art. 349 Sv:
Nietigheid der dagvaarding
Rechtbank onbevoegd
Officier van justitie niet-ontvankelijk
Schorsing der vervolging
Ne bis in idem-beginsel (art. 68 Sr): niemand mag tweemaal voor dezelfde zaak worden vervolgd.
Bij een einduitspraak op een van de formele vragen heeft de rechter zich nog niet inhoudelijk over de zaak gebogen dus mag de verdachte in beginsel opnieuw vervolgd worden.
Materiele hoofdvragen -> artikel 350 Sv.
1. Kan het telastgelegde feit worden bewezen?
‘… of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan,…’ MG
2. Kan het bewezene worden gekwalificeerd?
‘… welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert…’ DO
3. Is het feit strafbaar?
‘… indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is…’ W -> is het handelen strafbaar
-> rechtvaardigingsgronden nemen dit weg, rechtvaardigen de gedraging.
4. Is verdachte strafbaar?
‘… dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte….’ V
-> schulduitsluitingsgronden nemen dit weg,
* Ook hier is weer de dwingende volgorde!
Materiële (hoofd)vragen art. 350 Sv
-> we gaan er vanuit dat de formele vragen in orde zijn, anders kom je nooit bij de materiele vragen!!
1. Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
De telastlegging wordt opgesteld door de officier van justitie; de telastlegging dient alle bestanddelen van het verweten feit te bevatten
Het bewijs kan bestaan uit verklaringen (van verdachte en/of getuigen), sporenmateriaal, videobeelden etc.
In dubio pro reo!
Zo nee?
EERSTE INHOUDELIJKE EINDUITSPRAAK:
Einduitspraak: vrijspraak (art. 352 lid 1 Sv)
Zo ja? Door naar de tweede materiële vraag!
2. Kan het bewezene worden gekwalificeerd?
Welk strafbaar feit levert het bewezenverklaarde op?
Als de telastlegging inderdaad alle bestanddelen van het verweten feit bevat, kan het feit worden gekwalificeerd.
Zo nee?
Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv)
Zo ja? Door naar de derde materiële vraag!
3. Is het feit strafbaar?
Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk?
Of kan verdachte zich bijvoorbeeld met succes beroepen op een rechtvaardigingsgrond, zoals noodweer?
Feit niet strafbaar?
Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv)
Feit wel strafbaar? Door naar de vierde materiële vraag!
4. Is verdachte strafbaar?
Kan verdachte het bewezenverklaarde worden verweten?
Of kan verdachte zich met succes beroepen op een schulduitsluitingsgrond, zoals ontoerekenbaarheid?
Verdachte niet strafbaar?
Einduitspraak: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 lid 2 Sv)
Verdachte wel strafbaar? Veroordeling (art. 351 Sv)
Schematisch de materiele vragen
Einduitspraken versus ne bis in idem
-> heeft de rechter zich wel INHOUDELIJK over de zaak gebogen
-> kan niet 2 keer voor het zelfde feit worden vervolgd.
-> kan wel in hoger beroep natuurlijk!
Art. 351 Sv:
Veroordeling
Art. 352 Sv:
Vrijspraak
Ontslag van alle rechtsvervolging
Bij einduitspraak op een van de materiële vragen heeft rechter zich inhoudelijk over de zaak gebogen dus mag verdachte niet voor datzelfde feit nog eens worden vervolgd!
Hoorcollege week 2
Opzet en schuld
Opzet
Willens en wetens handelen
Verschillende gradaties van opzet
Schuld
Verwijtbaarheid
Culpa
Hoe beantwoord ik een casusvraag?
Methode van rechtsvinding
Strafbaar feit
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.
Vier componenten:
Menselijke gedraging MG Intentie?
Wettelijke delictsomschrijving DO
Wederrechtelijk W
Verwijtbaar V
Intentie: opzet en schuld
Intentie is van belang bij misdrijven, doorgaans niet bij overtredingen.
Zie bijv. art. 453 Sr. (openbare dronkenschap)
Schuld “Per ongeluk”
Opzet “Expres”
Voorbeeld: Brandstichting
Art. 157 Sr. Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt.
1. gevaar voor goederen? Max. 12 jaar gevangenisstraf
2. gevaar voor zwaar lich. letsel? Max. 15 jaar gevangenisstraf
3. dood ten gevolge? Max. 30 jaar gevangenisstraf
Art. 158 Sr. Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming
te wijten is.
1. gevaar voor goederen? Max. 6 maanden gevangenisstraf
2. gevaar voor zwaar lich. letsel? Max. 1 jaar gevangenisstraf
3. dood ten gevolge? Max. 2 jaar gevangenisstraf
Casus vuurwerkbom: opzet of schuld?
Verdachte heeft ter gelegenheid van oud en nieuw een naar beneden gerichte vuurpijl met ducktape vastgemaakt aan twee jerrycans, gevuld met benzine. Hij heeft vervolgens deze jerrycans en vuurpijl geplaatst op een grasveld tussen twee woningen en daarna de vuurpijl aangestoken. Na het aansteken is hij weggerend. Door de ontploffing vloog een van de jerrycans de nabijgelegen woning binnen, ten gevolge waarvan de woning gedeeltelijk is afgebrand. De bewoonster kon met haar kind de woning op tijd verlaten.
Opzet of schuld?
Opzet
willens en wetens handelen
Gradaties van opzet
Opzet met bedoeling
Voorwaardelijk opzet
Opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn
Let op: Opzet ≠ motief!
Opzet met bedoeling
Willens & wetens handelen
Enige doel of streven van de verdachte is het verrichten van de strafbare handeling
Bijvoorbeeld bij liquidaties, fraude
Willens en wetens handelen?
Opzet met bedoeling: lastige bewijskwestie
Wat wist en wilde verdachte? (en: hoe geloofwaardig is dat?)
Stel: een man schiet in een vol en druk café op zijn rivaal maar mist en raakt twee andere personen. De man verklaart: “Ik wilde deze mensen helemaal niet verwonden, laat staan doden. Ik wilde mijn rivaal doden.”
Voorwaardelijk opzet
Ondergrens van opzet
Voorwaardelijk opzet komt als term niet voor in de wet maar is ontwikkeld in de jurisprudentie.
Standaardarrest: Aanmerkelijke kans
Daaruit volgt het criterium: zich willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans dat (door het gedrag) het strafbare gevolg intreedt.
Voorwaardelijk opzet: drie deelvragen
Is er sprake van een aanmerkelijke kans dat door het gedrag van de verdachte het (strafbare) gevolg intreedt?
Zo ja, heeft de verdachte wetenschap van die kans? (= wetens)
Zo ja, heeft de verdachte – ondanks die wetenschap – het intreden van het gevolg aanvaard? (= willens). Anders gezegd:
Onverschillige houding ten opzichte van de gevolgen / elk gevolg op de koop toenemen.
Let op: houd deze (logische) volgorde aan bij het beantwoorden van een casusvraag!
Voorwaardelijk opzet vaststellen
Wanneer is sprake van een aanmerkelijke kans?
Als de kans objectief gezien aanmerkelijk is (ofwel: naar algemene ervaringsregels)
En van weten?
Verklaring verdachte: wat wist en wilde hij?
Kennis van ‘normale’ mensen -> Normativeren
En van willen (het gevolg op de koop toenemen)?
Verklaring verdachte: wat wist en wilde hij?
Verklaring van getuigen: zij kunnen iets vertellen over het gedrag van verdachte -> Objectiveren
Risicoaanvaarding van ‘normale’ mensen -> Normativeren
Zie Porsche arrest
Casusvragen oplossen: methode rechtsvinding
Methode rechtsvinding:
Stap 1: Wat is de rechtsvraag?
Stap 2: Welke regel moet worden gehanteerd?
Wetsartikel waarin een nadere omschrijving staat
Jurisprudentie – arrest
(verdrag)
(literatuur)
Stap 3: Toepassen van de rechtsregel op de casus
Stap 4: Conclusie en antwoord op de rechtsvraag
Schuld
Verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Schuld: Culpa en verwijtbaarheid
- Schuld als bestanddeel (culpa) = Verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Zit in de delictsomschrijving!
- Schuld als element = verwijtbaarheid. Zit in het onderdeel verwijtbaarheid!
Schuld als bestanddeel
Culpa = verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag,
dat verdachte ook te verwijten is
Schuld in de delictsomschrijving
Bijvoorbeeld:
Dood door schuld (art. 307 Sr.)
Maar ook:
Dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld, in het verkeer (art. 6 Wegenverkeerswet)
Culpa: aanmerkelijke onvoorzichtig gedrag
1) Aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag = schending van een norm
Wederrechtelijk gedrag!
Geschreven en ongeschreven gedragsnormen, zoals:
Verkeersregels
Veiligheidsvoorschriften
Maar ook:
Onoplettendheid
Onzorgvuldigheid
Gebrek aan beleid
Geen sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid? Vrijspraak.
Culpa: verwijtbaar gedrag
2) Gedrag is ook verwijtbaar
Verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
Geen sprake van verwijtbaarheid? Vrijspraak.
Bewuste en onbewuste schuld
Culpa
- Bewuste culpa: Verdachte is zich bewust van onvoorzichtig handelen
Arrest Porsche
- Onbewuste culpa: Verdachte is zich onbewust van onvoorzichtig handelen: onoplettendheid.
Arrest Verpleegster
Culpoze delicten: van vier naar twee lagen
MG
DO -> schuld als bestanddel (culpa) = verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid (=schenden van een norm =wederrechtelijkheid)
W
V -> schuld als element = Verwijtbaarheid
DUS: Wederrechtelijkheid / verwijtbaarheid verdwijnt al in de DO (delictsomschrijving).
Gevolgen voor het beslissingsschema
Bij een culpoos delict kom je schuld als bestanddeel (=culpa) tegen bij de eerste materiële vraag van art. 350 Sv. (‘Kan het tenlastegelegde worden bewezen?’)
Culpa = verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid en omvat zowel de wederrechtelijkheid als de verwijtbaarheid
Het met succes aanvoeren van een rechtvaardigingsgrond bij een culpoos delict, neemt de wederrechtelijkheid weg en levert daarom vrijspraak op.
Het met succes aanvoeren van een schulduitsluitingsgrond bij een culpoos delict, neemt de verwijtbaarheid weg en levert daarom vrijspraak op.
Grens voorwaardelijk opzet en bewuste schuld
Twee mannen rijden na het tanken bij een benzinestation aan de A2 met hoge snelheid weg zonder te betalen. De politie krijgt de melding en besluit de achtervolging in te zetten. De verdachten negeren een stopteken, halen links en rechts in, rammen een aantal politieauto’s en de politie besluit een ‘filefuik’ te creëren: verderop geven de matrixborden boven de A2 een snelheid van 50 km per uur aan, waardoor er inderdaad een file staat. De verdachten hebben e.e.a. te laat in de gaten en rijden op de file in. Een inzittende van de achterste auto overlijdt ter plaatse, een persoon in een andere wagen raakt lichtgewond.
De mannen worden o.a. vervolgd voor doodslag (art. 287 Sr).
Is er sprake van opzet of niet?
Methode rechtsvinding
Stap 1: Wat is de rechtsvraag?
Is er sprake van voorwaardelijk opzet?
Stap 2: Welke regel moet worden gehanteerd?
Wetsartikel waarin een nadere omschrijving staat
Jurisprudentie – arrest
Arrest Aanmerkelijke kans. Criterium:
Zich willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans
+ variatiearrest: Porsche
(verdrag)
(literatuur)
Stap 3: Toepassen van de rechtsregel op de casus
- Er is een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval als je met hoge snelheid op een file inrijdt.
- Ieder mens weet dat dit risico bestaat, dus verdachte ook (normativeren)
- Willens?
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18 december 2013:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2013:9658
‘Meer in het bijzonder kan het hof niet uit het enkele inrijden op de staart van de file en de wijze waarop verdachte dat deed afleiden dat het hem evident onverschillig was wat daarvan de gevolgen zouden zijn en dat hierin een welbewuste aanvaarding van de dood van de heer [slachtoffer 7] ligt besloten.’
Stap 4: Conclusie?
Geen voorwaardelijk opzet
Culpa?
Aanmerkelijke onvoorzichtigheid?
Verwijtbaar?
Grens opzet en schuld
Bewuste schuld:
Bewust zijn van gevaarlijk gedrag, maar vertrouwen op de goede afloop
Voorwaardelijk opzet:
Bewust zijn van gevaarlijk gedrag, maar gevolg op de koop toe nemen
Het kenmerkende verschil tussen voorwaardelijk opzet en bewuste schuld ligt dus besloten in de aanvaarding van het gevolg
Hoorcollege week 3
Herhaling beslissingsmodel
De voorwaarde van een strafbaar feit bestaan uit: menselijke gedraging, delictsomschrijving, wederrechtelijkheid, verwijtbaarheid.
Een normaal delict heeft de wederrechtelijkheid als element, dan staat de wederrechtelijkheid niet beschreven in de delictsomschrijving. Een bijzonder delict bestaat uit een bestanddeel van wederrechtelijk waarmee de wederrechtelijkheid is opgenomen in de delictsomschrijving. Dit vormt een uitzondering op de normale gang van het schema. Dit geldt hetzelfde voor een culpoos delict, waarbij de verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid is opgenomen in de delictsomschrijving en dus een bestanddeel wordt. Dit moet door de rechter worden bewezen.
Wettelijke rechtvaardigheidsgronden
Deze nemen de wederrechtelijkheid weg. Als de wederrechtelijkheid een bestanddeel is, kan het ook worden weggenomen door een rechtvaardigheidsgrond. Bij rechtsvaardigheidsgronden focust men zich op de wederrechtelijkheid van het feit/gedraging. Als er een rechtvaardigingsgrond is, zou iedereen die daarin heeft gehandeld, een geslaagd beroep kunnen doen op die rechtvaardigingsgrond, het staat los van de verdachte maar berust op het feit, vandaar dat dit ook te maken heeft met de 3e materiële vraag: is het feit strafbaar? Als dat niet zo is, dus als het antwoord nee is, dan wordt er dus beroep gedaan op die rechtvaardigheidsgrond, waardoor de wederrechtelijkheid van het strafbare feit wegvalt, en het feit dus niet strafbaar is, bijvoorbeeld noodweer. Als de rechter tot de conclusie komt dat de wederrechtelijkheid wegvalt, dan is ontslag van rechtsvervolging tot gevolg. Is het feit wel strafbaar, dan gaan we door naar de 4e materiële vraag: is de verdachte strafbaar? (dit berust op schulduitsluitingsgronden).
Overmacht in noodtoestand (artikel 40 Sr): overmacht is in jurisprudentie uitgewerkt. In die jurisprudentie is ook onderscheid gemaakt tussen overmacht in noodtoestand als rechtvaardigheidsgrond en psychische overmacht als schulduitsluitingsgrond. Het belangrijkste arrest bij overmacht in noodtoestand is het opticien-arrest. Hierin is uitgemaakt dat er iets bestaat als overmacht in noodtoestand.
Opticien-arrest: een opticien was gebonden zoals alle andere winkels aan de winkelsluitingswet. Deze opticien was tot 6 uur open, maar iets na sluitingstijd wilde een klant nog geholpen worden, hij kon echt niets zien, maar de opticien wilde hem niet helpen. Uiteindelijk deed hij dit toch, en werd vervolgd omdat hij de winkelsluitingswet overtrad. De uiteindelijke uitspraak was dat de opticien niet werd vervolgd omdat hij een maatschappelijke plicht had, en zwaarder wogen. Hierin werd de strafwet gebroken.
Wettelijk voorschrift: handelen ter uitvoering van een wettelijke plicht. Men handelt op gezag van de overheid. Dit staat in artikel 42 Sr.
Ambtelijk bevel: men handelt ook op gezag van de overheid. Men handelt ter uitvoering van een ambtelijk bevel (bijvoorbeeld een huiszoeking door een wettelijk voorschrift). Het berust vaak op een gezagsrelatie. Dit staat in artikel 43 lid 1 Sr.
Noodweer: het gaat om een conflict tussen twee rechten. Dit staat in artikel 41 lid 1 Sr. Men heeft het recht om zichzelf te verdedigen. Het bestaat uit 2 aspecten:
De aanval: de aanval moet ogenblikkelijk (hele korte/geen tijd tussen aanval en verdediging) en wederrechtelijk (geen recht tot aanvallen) zijn (1), en het lijf, de eerbaarheid (seksuele eerbaarheid dus niet bijvoorbeeld belediging) of goederen moeten aangevallen worden (2).
De verdediging: de verdediging moet noodzakelijk zijn (subsidiariteit), kon men zich ook onttrekken aan die verdediging? (1), en moet geboden zijn (gaat tussen de verhouding van de aanval en de verdediging = proportionaliteit). Via disproportionaliteit kan men alleen terecht komen bij noodweerexces. Als men stukloopt op noodzakelijkheid, dan kan men nooit doorgaan op noodweerexces.
Materiële wederrechtelijkheid.
Begrippen
Proportionaliteit: kijkt men naar de verhouding tussen middel en doel welk middel kiest men om het doel te bereiken. Welke verhouding geldt er tussen middel en doel.
Subsidiariteit: men kijkt naar de andere alternatieven van het breken van die strafwet.
Wettelijke schulduitsluitingsgronden
Deze nemen de verwijtbaarheid weg. Als de verwijtbaarheid een bestanddeel is, kan het ook worden weggenomen door een schulduitsluitingsgrond. Hierbij is de 4e materiële vraag van toepassing: is de verdachte strafbaar? Kon en moest de verdachte anders handelen? Het gaat hierbij om de verwijtbaarheid van de verdachte. Is het antwoord op deze vraag nee, dan wordt er met succes beroep gedaan op de schulduitsluitingsgrond. Hij heeft een delict wél gepleegd maar het is hem niet verweten. Een voorbeeld hiervan is ontoerekeningsvatbaarheid. Hierbij ontstaat ontslag van alle rechtsvervolgingen. Een maatregel kan echter wel zijn dat er tbs wordt opgelegd. Dan is het antwoord op de vraag ja geweest, en komt er een maatregel of uitspraak.
Noodweerexces: men kan zich alleen beroepen op noodweerexces als er wel noodzakelijkheid aanwezig was, maar er te lang mee door is gegaan met de verdediging of een te heftige vorm. Dit is te vinden in artikel 41 lid 2 Sr. Het neemt de verwijtbaarheid van de gedraging weg. Er kan dan alleen in die omstandigheden beroep worden gedaan op noodweerexces als er wel een hevige gemoedsbeweging aan de orde was die door de aanranding werd veroorzaakt. Er zijn dus twee componenten waar het uit moet bestaan: namelijk de disproportionaliteit (1), en moet een gevolg zijn van een emotie (2), die is veroorzaakt door de aanranding (3). Dit wordt de eis van de dubbele causaliteit genoemd. Vormen van noodweer zijn:
Intensief noodweerexces: een te zwaar middel gekozen
Extensief noodweerexces: niet een te zwaar middel gekozen, maar te lang doorgegaan in de verdediging, te lange vorm van disproportioneel handelen
Tardief noodweerexces: te laat met de verdediging, als gevolg van de hevige emoties, kan men alsnog beroep doen op noodweerexces. Men begint met de verdediging als de aanranding is afgelopen. Men zou zeggen dat wanneer er tardief noodweerexces is, er geen ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding was, en dat men niet meer kan spreken van een noodweersituatie. Men beoordeelt het moment van de aanranding of er toen sprake was van een noodweersituatie. Als dat zo is, dan kan men een geslaagd beroep doen op noodweer.
Ontoerekeningsvatbaarheid: deze is genoemd in artikel 39 Sr. Als men in het kader van een geestelijke stoornis een strafbaar feit heeft gepleegd, dan kan hem/haar dat niet worden verweten. Dit onderzoek wordt gedaan door psychiaters en psychologen. Deze stellen een rapport op wat voor een stoornis iemand heeft. De rechter kan beslissen wat hij/zij met die zaak doet. Dit is alleen een schulduitsluitingsgrond alleen bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Er zijn ook mildere vormen van geestelijke stoornissen, bijvoorbeeld:
Verminderde toerekeningsvatbaarheid: dat neemt niet de verwijtbaarheid weg, maar krijgt in de praktijk een lagere straf en wordt bijvoorbeeld tbs opgelegd. Dit is geen schulduitsluitingsgrond. Dit is een component wat de straf beïnvloedt.
Er wordt vaak de fout gemaakt dat wanneer iemand ontoerekeningsvatbaar is, nooit opzettelijk kan handelen, maar dit is niet waar! Het opzet waarmee men handelt kan gestuurd zijn uit die stoornis.
Psychische overmacht: dit is te vinden in artikel 40 Sr. Bij psychische overmacht is sprake van een buitenkomende drang. Die drang is zo overheersend dat men als verdachte geen weerstand kan en hoeft te bieden, bijvoorbeeld een bedreiging. Stel dat er een buitenkomende drang is, dan moet men zich afvragen of er nog andere alternatieven waren om zo te handelen.
Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel: dit is te vinden in artikel 43 lid 2 Sr. In deze situatie is er sprake van een bevel van overheidswege, maar door iemand die niet bevoegd is, maar dat kan de verdachte niet weten.
Buitenwettelijke strafuitsluitingsgronden
Rechtvaardigheidsgronden: ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Hierbij hoort het veearts-arrest. Het gaat hier om een veearts die hield de laatste stand van zaken van de medische literatuur bij. Als veearts was hij betrokken bij een koeienziekte. In de wet stond dat men koeien niet in aanraking mochten laten komen met gezonde koeien. Deze arts had gelezen dat wanneer men de zieke koeien wél in aanraking liet komen met gezonde koeien, dan bouwen die gezonde koeien resistentie op. Hij deed dit. Hij werd vervolgd voor deze bepaling. Het is misschien wel in strijd met de wet, maar niet in strijd met het doel van de wet.
Schulduitsluitingsgronden/AVAS: hierbij is afwezigheid van alle schuld. Hierbij hoort het arrest Melk en Water en arrest Motorpapieren. Bij het arrest Melk en Water gaat het om dwaling. Hier gaat het om feitelijke dwaling. Dwaling omtrent de feiten. Een jongen bracht geld rond, en die had een baas. De bepaling bestond dat melk niet mocht worden aangelengd door water. De baas had dit wel gedaan, maar de knecht wist dit niet. De knecht pleegde een strafbaar feit, maar hij wist dit niet. Hij dwaalde omtrent de feiten. Bij het arrest Motorpapieren gaat het om rechtsdwaling. Het gaat hierbij om het feit dat men niet kon weten dat het strafbaar was. Men moet zelf moeite doen om zelf weten hoe die regelgeving in elkaar zit (onderzoeksplicht). Ten tweede is het ook nog belangrijk of het daadwerkelijk van een bevoegd persoon/autoriteit afkomt. Er was iemand die een motor had, die een hele stapel papieren had, maar niet wist welke papieren die had om te mogen rijden. Hij werd aangehouden, maar hij mistte iets. Hij wist dus niet dat hij dat bij zich moest hebben, dus hem kon het niet worden verweten. Men is dus op het verkeerde been gezet door een bevoegd persoon.
Ten eerste had men eerst dwaling moeten vaststellen, daarna moet vastgesteld worden hoe die dwaling verontschuldigbaar was.
Hoorcollege week 4
De vier componenten voor een strafbaar feit
Een strafbaar feit is:
een menselijke gedraging
die valt binnen de grenzen van een delictsomschrijving
die wederrechtelijk is
en die aan de dader te verwijten is
De leerstukken deelneming, poging en voorbereiding vormen een uitbreiding van de strafrechtelijke aansprakelijkheid
Dit college:
Inleiding: Thomas van der Bijl
Deelnemingsvormen
Poging (situatie dat iemand niet daadwerkelijk tot de uitvoering van het strafbare delict toekomt)
Voorbereiding (situatie dat iemand niet daadwerkelijk tot de uitvoering van het strafbare delict toekomt)
Enkele oefenvragen
De moord op Thomas van der Bijl
- Cafe de hallen
- 20 april 2006
De betrokkenen (1)
Dwight S. en Remy H.:
Dwight: 'Ik haalde de trekker over en toen viel hij als een baksteen naar beneden. Toen heb ik nog een keer op hem gericht en geschoten’
Remy wacht buiten, gooit na afloop het pistool in de gracht en samen rijden ze weg.
De betrokkenen (2)
Dwight en Remy zeggen te hebben gehandeld in opdracht van Fred Ros.
Beloning: 75.000 euro en een Mitsubishi.
De betrokkenen (3)
Fred had eerst Alex de B. benaderd om de moord te plegen. Beloning: 60.000 euro en een Saab Sport.
Alex durft uiteindelijk niet. Hij zet wel de Audi A4 klaar.
De betrokkenen (4)
Fred had ook Nico H. benaderd. Ook hij haakt af, maar regelt wel een bivakmuts voor Fred.
De betrokkenen (5)
En tot slot: Fred zou zijn opdracht gekregen hebben van:
Deelneming aan strafbare feiten:
Uitlokken
Doen plegen
Medeplegen
medeplichtigheid
Belangrijk bij deelnememing:
Deelneming is geen zelfstandig ‘delict’
Er is altijd dus sprake van deelneming aan een bepaald delict
Bij het beantwoorden van (tentamen)vragen vraag je je eerst af:
Van welk onderliggend strafbaar feit is sprake?
Accessoiriteitsbeginsel -> deelneming is niet zelfstandig maar hangt af van het specifieke delict wat daaronder ligt.
Deelneming in de wet: DE DADERS
Art. 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht:
1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Deelneming in de wet: MEDEPLICHTIGHEID
-> medeplichtige is ondergeschikt en geen dader. Geen volwaardige dader van een strafbaar feit. Daarom staat hij in een ander artikel.
Art. 48 Sr:
Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:
1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
SCHEMATISCH (1)
Uitlokking:
-> Je haalt iemand over om een strafbaar feit te plegen.
Opnieuw art. 47 Sr:
1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Belangrijk bij uitlokking:
Opwekken voornemen bij de uitvoerder
door middel van wettelijke uitlokkingsmiddelen
Dubbel opzet (op de uitlokking en op het delict zelf) -> iemand haalt iemand anders over om zijn vrouw van het leven te beroven, opzet op de dood van zijn vrouw.
Zowel de uitlokker als de uitvoerder is strafbaar (verschil met doen plegen! -> daar is er ook iemand die iemand gebruikt als uitvoerder, maar daar is die andere niet strafbaar!)
Poging tot uitlokking óók strafbaar (art. 46a Sr)
Poging tot uitlokking, artikel 46a Sr:
-> 2 vormen:
1) je probeert het wel, maar iemand wilt het helemaal niet / weigert.
2) hij wilt dat feit wel plegen, maar er gebeurd uiteindelijk niks (bijv politie komt erachter dus hele zaakje stort in elkaar). Dus iemand wilt wel, maar er gebeurd uiteindelijk geen strafbaar feit, ook geen poging en voorbereiding.
-> beide is sprake van poging tot uitlokking!
Poging om een ander door een der in artikel 47, eerste lid onder 2e, vermelde middelen te bewegen om een misdrijf te begaan, is strafbaar, met dien verstande dat geen zwaardere straf wordt uitgesproken dan ter zake van poging tot het misdrijf of, indien zodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.
Zie bijv. Rechtbank Breda 1 februari 2012, ECLI:NL:RBBRE:2012:BV2231
Doen plegen:
-> ook hier gebruik je iemand anders om een strafbaar feit te plegen. Alleen is de uitvoerder straffeloos. Bijvoorbeeld omdat hij beroep kan doen op een strafuitsluitingsgrond.
-> bij uitlokking heb je wettelijke uitlokkingsmiddelen nodig en bij doen plegen heb je dit niet. Je kunt het iemand gewoon vragen en dan gebeurd het.
-> doen plegen komt in de praktijk niet zo heel vaak meer voor.
Opnieuw art. 47 Sr:
1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Belangrijk bij doen plegen:
Feitelijke uitvoerder is straffeloos (verschil met uitlokken), bijv. vanwege strafuitsluitingsgrond
Feitelijke uitvoerder is ‘willoos werktuig’
Kan met alle middelen (verschil met uitlokken)
Medeplegen:
-> deze komt heel veel voor
Opnieuw art. 47 Sr:
1. Als daders van een strafbaar feit worden gestraft:
1°. zij die het feit plegen, doen plegen of medeplegen;
2°. zij die door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen het feit opzettelijk uitlokken.
Belangrijk bij medeplegen:
Criterium: bewuste en nauwe samenwerking -> medeplegen gaat het om gelijkwaardige daders. Mensen die op een gelijkwaardige manier werken om het delict te plegen.
Dubbel opzet (op de samenwerking en op het delict zelf)
Wormerveerse brandstichting: standaardarrest
Geen lijfelijke aanwezigheid vereist: Moord op Afstand
-> je hoeft niet perse aanwezig te zijn bij de uitvoering.
Let op afgrenzing met medeplichtigheid -> medeplichtig is ondergeschikte rol. Geen sprake van een gelijkwaardige samenwerking.
Komt in de praktijk veel voor
En medeplichtigheid:
Art. 48 Sr:
Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:
1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.
-> je kunt niet medepleger en medeplichtige tegelijk zijn! Moet goed kunnen onderscheiden uit feiten.
Twee soorten medeplichtigheid:
- Art. 48 sub 1 Sr: Medeplichtigheid bij...
is tijdens het misdrijf (bijv. op de uitkijk staan voor politie)
- Art. 48 sub 2 Sr: Medeplichtigheid tot...
is voorafgaand aan het misdrijf (bijv. wapen regelen voor de gene die het strafbare feit wilt plegen)
Belangrijk bij medeplichtigheid:
Ondergeschikte rol! (verschil met medeplegen)
Medeplichtige is geen dader
Alleen bij misdrijven (art. 52 Sr)
Strafmaximum met 1/3 verminderd (art. 49 lid 1 Sr)
Terug naar Thomas van der Bijl:
Nalezen?:
Dwight S: ECLI:NL:GHAMS:2009:BK3445
Remy H.: ECLI:NL:GHAMS:2009:BK3446
Fred R.: ECLI:NL:RBAMS:2013:1294
Alex de B.: ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1566
Dino S.: ECLI:NL:RBAMS:2013:BY9841
Willem H. geen verdachte in deze zaak, maar het politieonderzoek is wel heropend
En Nico?
Poging tot een strafbaar feit
Artikel 45 Wetboek van Strafrecht
Cor van Hout:
27 maart 1996: de mislukte aanslag op Cor van Hout
Poging in de wet:
Art. 45 Sr:
1. Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
2. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging met een derde verminderd.
Belangrijk bij poging:
Strafmaximum 1/3 lager (art. 45 lid 2 Sr)
Drie wettelijke eisen:
(1) voornemen
(2) misdrijf en
(3) begin van uitvoering
Voornemen om misdrijf te plegen = (voorwaardelijk) opzet
Poging tot overtreding is dus niet strafbaar
Moeilijkheid zit bij ‘begin van uitvoering’
Begin van uitvoering: HET CRITERIUM
Cito arrest (NJ 1979, 52):
Er is sprake van een begin van uitvoering indien een gedraging naar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van het misdrijf.
-> wat zie je? objectief.
En als er niets te zien is??
Arrest Videodozen (NJ 1993, 321):
Het benaderen van een potentiële koper, hem videorecorders te koop aanbieden en het noemen van een prijs, terwijl verdachte met zand gevulde dozen met daarop een afbeelding van een videorecorder in een auto voorradig had, levert een begin van uitvoering op. Deze gedragingen kunnen worden beschouwd als gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van het in de bewezenverklaring bedoelde misdrijf. Hieraan doet niet af dat de dozen zich ten tijde van het gesprek van verdachte met de potentiële koper nog in de kofferruimte van de gebruikte auto bevonden.
-> je mag ook informatie die niet zichtbaar is meenemen mag je meenemen in het begrip de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging. Daarom is er sprake van een poging tot oplichting.
-> Variatiearrest: nodig om varianten in de casus mee op te lossen.
KNELPUNT: Waar begint het begin van uitvoering?
Arrest Grenswisselkantoor (NJ 1988, 612):
‘Immers, wanneer iemand (1) het voornemen heeft opgevat in een bank (2) het misdrijf voorzien bij art. 317 Sr te plegen kan niet worden gezegd dat hij aan dat misdrijf (3) begin van uitvoering heeft gegeven indien hij zich met een auto naar die bank heeft begeven, doch - om welke reden dan ook - die auto niet heeft verlaten, noch - in of vanuit die auto - een gedraging heeft verricht welke naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf.’
Voorbereiding van een strafbaar feit
Artikel 46 Wetboek van Strafrecht
Voorbereiding in de wet:
Art. 46 Wetboek van strafrecht:
1. Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
2. Het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij voorbereiding met de helft verminderd.
Belangrijk bij voorbereiding:
Misdrijf acht jaar of meer gevangenisstraf
Opzet op de voorbereidingshandeling en opzet op het delict zelf (dubbel opzet)
Voorwerpen etc.
Voorhanden hebben etc.
Voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf
Strafmaximum helft van de hoofdstraf op het feit
Is strafbaar sinds 1994, n.a.v. GWK-arrest
Afgrenzing met poging?
Arrest Grenswisselkantoor (geen poging)
Jetzt-geht-es-los! (nu gaan we erop af, begin van uitvoering)
Vrijwillige terugtred:
Art. 46b Wetboek van Strafrecht:
Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
Belangrijk bij vrijwillige terugtred:
Gaat om vrijwilligheid
In beginsel nieuwe afweging van dezelfde externe omstandigheden
Nieuwe externe omstandigheden kunnen dader beïnvloeden (bijv. kerstliedjes), deze mogen de dader niet dwingen terug te treden
Van toepassing bij zowel poging als voorbereiding!
Hoorcollege week 5
Inleiding strafprocesrecht & dwangmiddelen
Formeel strafrecht
Regels door middel waarvan het materiële strafrecht kan worden gehandhaafd. Waarom is het belangrijk dat we zulke regels hebben? Dat is voor waarheidsvinding. Het moet aan het licht komen wat er gebeurd is, en bepaalde strafbare gedragingen heeft gedaan, en moet via een eerlijke procedure gaan. Hierbij zijn veel wetsartikelen betrokken. Het formele strafrecht is terug te vinden in het Wetboek van Strafvordering. Het is opgebouwd uit de chronologische volgorde van het strafproces:
Opsporingsonderzoek: wat is er gebeurd? voorbereidend onderzoek: in de eerste plaats is er een OvJ die bepaald of een verdachte wel of niet wordt vervolgd. De beslissing van de Ovj wordt voorbereid door het voorbereidende onderzoek.
Onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg: heeft de verdachte het feit wel of niet begaan?
Onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep/cassatie: verdachte of OvJ is het niet eens met de uitspraak in eerste aanleg.
2&3 vormen het eindonderzoek.
Tenuitvoerlegging van onherroepelijke uitspraak: er staat geen rechtsmiddel meer tegenover.
Boek 1: algemene bepalingen, opsporingsonderzoek, dwangmiddelen.
Boek 2: strafvordering in eerste aanleg, onderzoek ter terechtzitting, beraadslaging
Boek 3: Rechtsmiddelen
Boek 4: (..)
Boek 5: (..)
Het legaliteitsbeginsel is ook belangrijk bij het formele strafrecht. Strafvordering wordt bedoeld dat alles tussen begin van opsporing tot aan tenuitvoerlegging van straf. Bij strafvordering zijn het wetten in formele zin (SG+regering). Het legaliteitsbeginsel in strafvordering heeft een relatie met grondrechten. Strafvordering maakt soms inbreuk op privacy. In dat geval is er vaak een wettelijke bevoegdheid nodig, maar alleen als een beperkte inbreuk op het recht op privacy. Het moet noodzakelijk zijn voor het onderzoek (arrest Zwolsman).
Bevoegdheid is het recht om iets te doen. Die bevoegdheden zijn meestal dingen die normaal gesproken niet mogen. Die bevoegdheden worden neergelegd onder een bevoegdheid verlenende norm: onder welke voorwaarde bestaat bevoegdheid? Voldoet men niet aan alle voorwaarden, dan is er geen bevoegdheid. De verdachte staat vaak centraal als voorwaarde in bevoegdheidsnormen. De wet geeft het criterium voor een verdachte in artikel 27 lid 1 Sv:
Redelijk vermoeden: een gemiddelde persoon moet ernaar kijken, en moet dan denken dat hij/zij het gedaan heeft. Dat moet ergens op gebaseerd worden feiten of omstandigheden
Feiten en omstandigheden
Strafbaar feit
Wat de verdachte is staat beschreven in:
Arrest Hollende kleuring: iemand liep met een jas met zijn linkerhand in zijn jaszak, en kwam uit de richting van een drugscafé. De politieambtenaren die hem zien aankomen, hebben niet gezien dat hij uit dat café kwam, maar wel uit de richting van dat café. Ze willen hem onderzoeken, en er ontstaat een soort gevecht. Er valt heroïne uit zijn zak. Maar hij mag dus niet worden vervolgd, als iemand uit de richting van een café komt, dan levert dat op zichzelf geen vermoeden op dat iemand verdachte is. De man rende.
Arrest Stormsteeg: man loopt op de rijbaan van de Stormsteeg. Stormsteeg staat bekend om drugshandel. De man gedraagt zich verdacht: ziet agenten, stopt met lopen en rent weg. De HR heeft besloten dat in deze casus wel sprake is van een verdachte.
De verdacht heeft verschillende rechten die belangrijk zijn (recht op een eerlijk proces).
Recht op rechtsbijstand (artikel 28 Sv): recht op een advocaat/raadsman.
Recht op inzage in processtukken (artikel 30 Sv): alle materiaal waar de OvJ over beschikt, moet de verdachte ook over beschikken, omdat de verdachte het recht heeft om zich goed te verdedigen. Tot aan het begin van onderzoek ter zitting mogen er beperkingen worden gesteld.
Zwijgrecht (artikel 29 Sv): je bent nooit verplicht te antwoorden
Een verhoor zijn vragen met betrekking tot het strafbare feit waarvan hij/zij verdacht wordt.
Cautieverplichting/zwijgrecht
Artikel 29 lid 2 Sv: een persoon moet op zijn zwijgrecht worden geattendeerd als hij (1) als verdachte (2) wordt gehoord. Hierbij horen de arresten:
Arrest plastic boodschappentasje: persoon was nog geen verdachte, dus geen cautieverplichting.
Arrest nalatige inspecteur: verhoor = vragen stellen over het strafbare feit waarvan iemand wordt verdacht.
Dwangmiddelen
Dwangmiddel is een bevoegdheid om iets te doen en inbreuk maakt op mensenrechten. Dit iets is vaak verboden. De artikelen 141 en 142 Sv: opsporingsambtenaren.
141: algemene opsporingsambtenaren alle strafbare feiten opsporen (vooral politie en OvJ)
142: buitengewone opsporingsambtenaar heeft tot taak de opsporing van bepaalde specifieke strafbare feiten.
Er zijn ook andere personen die dwangmiddelen toepassen.
OvJ: hoger dan Hulp.
Hulpofficier van justitie: politieambtenaar die daarnaast functioneel werkt op het OM maar als politiefunctionaris werkt.
Rechter-commissaris: onderzoeksrechter, iemand die alleen betrokken is bij het onderzoek van de verdachte, bv onderzoeking van een woning.
Zittingsrechter: bv het geval bij vrijheidsbeneming.
Bevoegdheden
Artikel 53 Sv: aanhouding op heterdaad
Het feit wordt gepleegd en wordt aangehouden, of het is kort geleden en wordt aangehouden (artikel 128 Sv), als je ziet dat iemand een strafbaar feit pleegt, mag iemand hem aanhouden. Iedereen mag dit. Proportionaliteit en subsidiariteit speelt een rol.
Artikel 54 Sv: aanhouding buiten heterdaad
De OvJ heeft bevoegdheid om aan te houden. Dit zijn over het algemeen gewone opsporingsambtenaren. In de eerste plaats zegt lid 2: in sommige gevallen is ook de hulpofficier van justitie of de gewone opsporingsambtenaar bevoegd.
Wat is voorlopige hechtenis? Dat is vrijheidsbeneming. Artikel 67 Sv bevat een lijst van zwaardere delicten. Als er inderdaad gaat om een zwaarder delict, dan is voorlopige hechtenis toegelaten.
Inbeslagneming
Artikel 94 Sv: voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Dit gaat om voorwerpen die de waarheid aan het licht kunnen brengen. Deze kunnen worden onttrokken aan het verkeer.
Artikel 95 Sv: inbeslagneming bij aanhouding. Als men een persoon aanhoudt en heeft bepaalde spullen bij zich mogen deze in beslag worden genomen. Op basis van deze bepaling mag er niet worden gefouilleerd!
Artikel 96 Sv: inbeslagneming in andere gevallen. Opsporingsambtenaren mogen in beslag nemen bij heterdaad of bij verdenking van het feit genoemd in artikel 67 lid 1 Sv.
Steunbevoegdheden ter inbeslagneming
Steunbevoegdheid: bevoegdheid die wordt gegeven om andere bevoegdheden te kunnen uitvoeren.
Betreden van plaatsen: zoekend rondkijken, ‘met de handen op de rug’ door de plaats lopen.
Doorzoeking van plaatsen: verder gaan dan dat bijvoorbeeld kasten openen of schotten wegbreken hogere functionaris
Gekoppeld: eerst betreden, dan doorzoeken
Welk artikel geeft de steunbevoegheid?
Welke bevoegdheid wil je uitoefenen (aanhouding of inbeslagneming)
Welke steunbevoegdheid is vereist? (betreden of doorzoeken): artikel 55 e.v. is altijd van toepassing bij aanhouding! 55a is van toepassing bij doorzoeking bij aanhouding.
Wat voor soort plaats moet je betreden/doorzoeken? (vervoersmiddel, kantoor, huis etc)
(bijzonderheden: bijvoorbeeld Awbi)
Wettelijke bepalingen: bevoegdheid en steunbevoegdheid
Binnentreden van woningen: de Awbi: algemene wet binnentreden is van toepassing bij binnentreding van woning. Deze wet geeft geen bevoegdheden. Dit gaat alleen over de uitoefening van de bevoegdheid.
Eisen aan binnentreding:
Legitimatie
Melding doel tot binnentreding
Machtiging tot binnentreden
Casus
Sjaak wordt ervan verdacht dat hij zich op grote schaal bezighoudt met handel in gestolen spullen (art. 416 Sr). De politie wil zijn
woning graag doorzoeken om de spullen in beslag te kunnen nemen. Een team politieambtenaren komt aan bij de woning. Zij bellen aan. De verdachte doet open, maar weigert hen binnen te laten. Daarop gaan zij toch naar binnen. In de bijkeuken van de woning treffen zij tal van gestolen goederen aan, die zij in beslag nemen. Zijn het binnengaan in de woning en de inbeslagneming rechtmatig geweest?
1a. Rechtsregel voor inbeslagneming?
• Voorwerpen zijn vatbaar voor inbeslagneming (art. 94 Sv): zij kunnen de waarheid aan het licht brengen.
• Het gaat hier niet om een aangehouden verdachte (art. 95 Sv). Daarom artikel 96 Sv van toepassing.
• ‘In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen.’
1b. Toepassing rechtsregel voor inbeslagneming
• Voldaan aan de voorwaarden van artikel 96 lid 1 Sv? – Feit genoemd in artikel 67 lid 1 Sv (op heling staat maximaal vier jaar gevangenisstraf)
– Politieambtenaren zijn opsporingsambtenaren (art. 141 Sv)
2a. Steunbevoegdheid ter inbeslagneming
• De casus spreekt van ‘doorzoeken’. Doorslaggevend is echter wat de politie feitelijk heeft gedaan: zoekend rondkijken. Daarom hier alleen betreden.
• Artikel 96 lid 1 Sv: ‘In geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, is de opsporingsambtenaar bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden.’
2b. Toepassing rechtsregel voor betreden
• Feit genoemd in artikel 67 lid 1 sub a Sv (op heling staat maximaal 4 jaar gevangenisstraf).
• De politieambtenaren zijn opsporingsambtenaren (art. 141 Sv).
• Onder ‘elke plaats’ valt ook een woning. Tussenconclusie: de agenten waren o.g.v. het Wetboek van Strafvordering bevoegd tot het betreden van de woning.
3. Uitoefening bevoegdheid volgens regels?
• Omdat het een woning betrof, moesten de agenten voldoen aan de eisen van de Awbi. Niet voldaan:
– Geen machtiging tot binnentreding (art. 2 Awbi).
– Doel binnentreden niet gemeld (art. 1 Awbi).
– Niet gelegitimeerd (art. 1 Awbi).
• Conclusie: het binnengaan in de woning is onrechtmatig geweest. Daarom was ook de inbeslagneming onrechtmatig.
Hoorcollege week 6
Vervolging; onderzoek ter terechtzitting; bewijsrecht
Wat is vervolging?
Twee vormen van vervolging:
1. De officier van justitie betrekt een rechter bij een strafzaak die zelfstandig een beslissing moet nemen.
- Uitbrengen dagvaarding (art. 258 Sv)
- Vordering bewaring (art. 63 Sv)
* rechter is verplicht besluit te nemen.
- (niet: onderzoek door RC op grond van art. 59a Sv)
2. Aan de verdachte wordt een strafbeschikking (= sanctie die wordt opgelegd door een OVJ of opsporingsambtenaar) uitgevaardigd (art. 257a Sv).
Vervolgingsmonopolie / opportuniteitsbeginsel (alleen OvJ heeft bevoegdheid te vervolgen, niet helemaal meer uniek zie hierboven opsporingsambtenaar) (opportuniteitsbeginsel: OvJ mag beslissing maken om niet te vervolgen. Hij mag zelf kiezen of hij de zaak wel of niet voorlegt, artikel 167 lid 2 Sv).
Ten aanzien van de eerste vorm van vervolging geldt het vervolgingsmonopolie: uitsluitend de officier van justitie is bevoegd te vervolgen.
Opportuniteitsbeginsel = uitgangspunt dat tot vervolging bevoegde autoriteit mag kiezen om wel of niet te vervolgen.
Artikel 167 lid 2 Sv: ‘Van vervolging kan worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend.’
Afzien van vervolging = sepot.
Vormen van sepot
Technische sepot: OvJ kan niet succesvol vervolgen. Voorbeelden:
- Vervolgingsbeletsel
- Onvoldoende bewijs
- Strafuitsluitingsgrond van toepassing
Beleidssepot: OvJ kan wel vervolgen, maar wil het niet. Voorbeelden:
- Dader heeft schade vergoed aan slachtoffer
- Bagatelfeit
- Onvoldoende vervolgingscapaciteit
Transactie
Transactie (art. 74 Sr) = sepot onder voorwaarden
Voorwaarden voor transactie:
- Beleidssepot
- Feit waarop geldboete of niet meer dan zes jaar gevangenisstraf is gesteld
- In wet genoemde voorwaarde ter voorkoming van vervolging (meestal betaling geldbedrag)
Voldoen aan voorwaarden is vrijwillig. Bij betaling vervalt recht op vervolging. Bij niet-betaling kan dagvaarding volgen.
Zal in toekomst vermoedelijk geheel worden vervangen door strafbeschikking.
Strafbeschikking
Strafbeschikking (art. 257a Sv) = oplegging sanctie door officier van justitie of opsporingsambtenaar
Voorwaarden voor strafbeschikking:
- Feit waarop geldboete of gevangenisstraf van niet meer dan zes jaar ` gevangenisstraf is gesteld
- Oplegging van in wet genoemde sanctie (meestal betaling geldbedrag)
Voldoen aan strafbeschikking is verplicht, tenzij verzet wordt ingesteld (art. 257e Sv). Dan procedure bij rechtbank.
Verschillende vervolgingsbeslissingen
Vervolgingsbeleid
In werkelijkheid neemt de OvJ de meeste vervolgingsbeslissingen niet zelf. Dat doen parketmedewerkers.
In werkelijkheid is de OvJ niet erg vrij in de keuze om wel of niet te vervolgen. OM-richtlijnen bepalen voor meest voorkomende delicten:
- Dagvaarding, strafbeschikking, transactie of kaal sepot?
- Bedrag van strafbeschikking of transactie
Gedoogbeleid
Opiumwet: bezit van softdrugs is strafbaar
Aanwijzing Opiumwet:
- Niet meer dan 5 planten/5 gram softdrugs of 1 dosis harddrugs: wel inbeslagneming, maar geen vervolging
- Coffeeshops ook gedoogd: ‘Tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in beginsel niet opgetreden. De voorraad zal in elk geval de 500 gram niet te boven mogen gaan.’
Probleem: geen sluitend ‘achterdeurbeleid’. Hoe komen de drugs in de coffeeshop?
Rb. Noord-Nederland 16 oktober 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5043: ‘Verdachte en medeverdachte hebben zoveel mogelijk gehandeld binnen de grenzen van de doelstellingen van het (mede) door het openbaar ministerie bepaalde gedoogbeleid en hebben steeds openheid betracht over het feit dat zij hennep teelden. Verdachte en medeverdachte teelden uitsluitend ten behoeve van de verkoop aan twee gedoogde coffeeshops. Verdachte en medeverdachte hebben de elektriciteitsrekeningen betaald, zij genoten geen uitkering en zij gaven de inkomsten uit de kwekerij op aan de belastingdienst en betaalden daarover belasting.’
Wel veroordeling, maar geen oplegging sanctie.
Controle op de vervolgingsbeslissing
Uitgangspunt: OM is vrij om te beslissen of verdachte wordt gedagvaard.
Drie controlemechanismen:
- Aanwijzing minister m.b.t. vervolgingsbeleid (art. 127 RO)
- Beklag over niet-vervolging (art. 12 Sv)
→ kan leiden tot bevel tot vervolging (art. 12i Sv)
- Bezwaarschrift tegen dagvaarding (art. 262 Sv)
→ kan leiden tot buitenvervolgingstelling (art. 262 lid 5 Sv)
Onderzoek ter terechtzitting
Algemeen
Voorafgaand: dagvaarding; bevat ook de ten laste legging. Dit is de grondslag voor de beslissing van de rechter. Belangrijk!
Doel: voldoende informatie verzamelen om de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv te kunnen beantwoorden.
Karakter: verificatie; rechter gaat kijken wat er in het dossier zit of dat ook correct is. Stukken zullen behandeld worden.
Soorten tenlasteleggingen
Enkelvoudige tenlastelegging: één feit zonder varianten ten laste gelegd (bijv. doodslag)
Primair-subsidiaire tenlastelegging: één feit in meer varianten ten laste gelegd; rechter mag subsidiaire feit alleen bewezen verklaren als hij vrijspreekt van primaire feit (bijv. doodslag en dood door schuld)
Alternatieve tenlastelegging: één feit in meer varianten ten laste gelegd; rechter mag vrij kiezen uit twee varianten (bijv. kiezen tussen afpersing of diefstal)
Cumulatieve tenlastelegging: twee of meer feiten ten laste gelegd (bijv. belediging en diefstal)
Volgorde
Opening onderzoek ter terechtzitting
Vaststelling identiteit verdachte en cautie
Voordracht van de zaak
Ondervraging van de verdachte door de rechter
Requisitoir door OvJ (staande magisatuur ; staat wanneer ze spreekt)
Pleidooi door verdachte en/of raadsman
Repliek (reactie pleidoor)
Dupliek
Laatste woord
Sluiting onderzoek ter terechtzitting
Beraadslaging over vragen van de artikelen 348/350 Sv
Rechtzetten van fouten in de tenlastelegging door de officier van justitie
Voorafgaand aan de zitting
- Art. 266 Sv: intrekking dagvaarding.
Tijdens de zitting
- Art. 312 Sv: zelf wijzigen bij strafverzwarende omstandigheid
- Art. 313 Sv: wijziging overleggen aan rechtbank en vorderen dat deze wordt toegelaten (mag geen ander feit worden).
Regels bij afwezigheid verdachte
Is dagvaarding geldig aan verdachte uitgereikt? (art. 278 lid 1 Sv)
Nee: nietigheid van de dagvaarding
Ja: ga naar volgende vraag
Moet zitting worden geschorst (‘aangehouden’), omdat verdachte om uitstel heeft verzocht of bevel tot medebrenging wordt gegeven? (art. 278 leden 2 en 3 Sv)
Ja: schorsing van OTT
Nee: inhoudelijke behandeling van zaak
Is advocaat aanwezig die uitdrukkelijk is gemachtigd om verdediging te voeren? (279 lid 2 Sv)
Ja: advocaat moet in staat worden gesteld verdediging te voeren
Nee: verlening van verstek (art. 280 Sv)
Bewijsrecht
Het wettelijk kader
‘Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan’’ (art. 350 Sv)
‘Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door den inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.’ (art. 338 Sv)
- Grondslagleer; moet de vraag beantwoorden dan moet dit aan de hand van de tenlastelegging.
- Onmiddellijkheidsbeginsel; al het bewijsmateriaal dat wordt gebruik om voor een bewezenverklaring te zorgen, MOET aan de orde zijn geweest / gesteld.
Vier deelvragen
(Bewijsmateriaal beschikbaar?); Bijvoorbeeld verklaring verdachte. Deze is niet geldig wanneer er niet van te voren een cautie is afgegeven.
Bewijsmateriaal toelaatbaar als bewijsmiddel? (voldoen aan wettelijke eisen; rechtmatig verkregen)
3. Voldoende bewijsmiddelen?
a) Voor ieder onderdeel van de bewezenverklaring minimaal één bewijsmiddel.
b) Voor de bewezenverklaring als geheel (als regel) minimaal twee bewijsmiddelen.
4. Rechter overtuigd dat verdachte feit heeft begaan?
Vrije selectie en waardering bewijsmateriaal
Rechter is vrij in selectie (= welk bewijsmateriaal gebruikt de rechter wel en welk niet?) en waardering (= op welke manier interpreteert de rechter het bewijsmateriaal)
Voorbeeld: Ten laste gelegd is doodslag in Gouda. Getuige A zegt verdachte op plaats delict te hebben gezien ten tijde van het delict. Getuige B zegt verdachte ten tijde van het delict in Maastricht te hebben gezien. Rechter mag vrij kiezen. Alleen wanneer verdachte verklaring van A betwist, moet rechter motiveren waarom hij deze betrouwbaar acht.
Meest interessante kwesties hebben betrekking op selectie en waardering, maar daarin is rechter dus vrij.
Wettelijke regels zijn formele regels.
Bewijsmiddelen en bewijsgronden
Bewijsgrond = inhoud van het bewijs (bijv. inhoud getuigenverklaring)
Bewijsmiddel = vorm waarin de rechter kennis neemt van de bewijsgrond (bijv. proces-verbaal van opsporing)
Proces verbaal
Proces-verbaal van verhoor
verdachte
Proces-verbaal is soort
omhulsel van de verklaring
van de verdachte
Voldaan aan eisen 153 Sv:
Ondertekend
Gedagtekend
Op ambtsbelofte
Vijf wettige bewijsmiddelen
Ter terechtzitting verzameld
- Eigen waarneming van de rechter (art. 340 Sv)
- Verklaring verdachte (art. 341 Sv)
- Verklaring van getuige (art. 342 Sv)
- Verklaring van deskundige (art. 343 Sv)
Meestal tijdens voorbereidend onderzoek verzameld:
- Schriftelijke bescheiden (art. 344 Sv: vijf soorten geschriften)
Ieder bewijsmiddel kent eigen voorwaarden.
Bijna al het bewijsmateriaal levert bewijsmiddel op. Zo niet: onbruikbaar voor het bewijs (bijv. verklaring van raadsman).
Voorbeeld: getuigenverklaring
Art. 342 lid 1 Sv: mededeling van feiten of omstandigheden die getuige zelf heeft waargenomen of ondervonden.
Uitgangspunt: getuigen hoeven niet ter zitting te verklaren (geen verbod op de-auditu-verklaringen).
Standaard verklaart getuige bij politie/RC en wordt verklaring in proces-verbaal opgenomen. Dat is het bewijsmiddel (art. 344 Sv).
Toch verklaring ter zitting? Dan art. 342 Sv van toepassing (‘verklaring van een getuige’).
Video van verhoor kan ook ter zitting worden afgespeeld. Dan is art. 340 Sv van toepassing (‘eigen waarneming van de rechter’).
Bewijsminimumregels
Hoofdregel: altijd twee bewijsmiddelen (art. 341 lid 4 & 342 lid 2 Sv).
Uitzondering: heterdaad-proces-verbaal van opsporingsambtenaar (art. 344 lid 2 Sv).
Uitbreiding: bewezenverklaring niet uitsluitend of in beslissende mate op basis van
- anonieme getuigenverklaringen (art. 344a lid 1 Sv) of
- verklaringen van niet door de verdediging ondervraagde getuigen (arrest Vidgen: week 7).
Voorbeeld: HR 25 januari 2011, NJ 2011, 64
Ten laste gelegd: verdachte (tandarts) heeft assistente gedwongen tot dulden van zoenen, aanraken borsten, billen, etc. (art. 246 Sr)
Ontucht en dwang blijken alleen uit verklaring slachtoffer. ‘Ik zou maar oppassen, want je zit nog in je proeftijd en als wij privé niet met elkaar om kunnen gaan, dan verleng ik dat niet’.
Steunbewijs:
- verklaring verdachte dat slachtoffer zijn assistente was.
- verklaring van moeder en ex-vriend mbt tot wat slachtoffer heeft verteld over ontucht en dwang
- verklaring moeder dat verdachte slachtoffer in telefoongesprek moppie en liefie noemde.
- sms met lieve woordjes
HR: voldoende steunbewijs
Casus:
Twee meisjes willen met gebruik van geweld een sigarenwinkel overvallen. Een van hen heeft een wapen bij zich. Ze gaan naar binnen en roepen: “Dit is een overval!”
Het ene meisje laat het wapen aan de eigenaresse van de sigarenwinkel zien. De eigenaresse reageert lakoniek en zegt: “Ik heb het gezien hoor, en nou?”
De meisjes lopen daarop de winkel uit.
Poging tot diefstal met geweld? Vrijwillige terugtred?
Zie LJN ECLI:NL:HR:2007:BA5019
En Nico H?:
Fred had ook Nico H. benaderd. Ook hij haakt af, maar regelt wel een bivakmuts voor Fred.
ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1567 (tevens overweging over vrijwillige terugtred)
Een makkelijke tentamenvraag:
De knecht in het Melk en Water arrest kon zich beroepen op de schulduitsluitingsgrond AVAS, waardoor hij niet werd gestraft.
Van welke deelnemingsvorm is sprake bij de baas van deze knecht?
Medeplegen
Doen plegen -> baas is doen pleger van het feit. Uitvoerder is straffeloos.
Medeplichtigheid
Uitlokking
Een iets moeilijkere tentamenvraag:
Joost en Michael willen wat geld verdienen en overwegen om een juwelierszaak in Amsterdam-Zuid te overvallen (art. 312 Sr). Ze regelen twee nepwapens en een motorfiets en rijden op de motorfiets richting de juwelier. In de buurt van de juwelier zien ze echter vrij veel politie-surveillance-wagens en besluiten daarom van hun plan af te zien.
Van welk strafbaar feit is sprake?
van voorbereiding van een gewapende overval, omdat de nepwapens bestemd zijn om de overval te plegen.
geen, omdat niets bijzonders te zien is aan twee jongens die rondrijden op een motorfiets.
van poging tot het plegen van een gewapende overval, omdat het jetzt-geht-es-los moment is gepasseerd.
geen, omdat Joost en Michael zich kunnen beroepen op vrijwillige terugtred
En eentje om het af te maken:
Leo biedt Arjen €200 om een laptop te stelen uit de Mediamarkt. Arjen gaat in op het voorstel. Als Arjen de laptop in zijn hand heeft en op het punt staat deze in zijn rugzak te laten glijden, wordt hij aangehouden door een beveiliger. Arjen pakt een mes dat hij voor de zekerheid had meegenomen en steekt de beveiliger neer. Deze loopt zwaar letsel op. Welke strafbare gedraging heeft Leo gepleegd?
a) Uitlokking van diefstal
b) Uitlokking van zware mishandeling
c) Uitlokking van poging tot diefstal
d) Poging tot uitlokking van diefstal
Hoorcollege week 7
Straffen en maatregelen; rechtsmiddelen; mensenrechten
Sancties
Plaats in het beslissingsmodel
Artikel 350 Sv: ‘indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald.’
Artikel 351 Sv: ‘Acht de rechtbank het telastegelegde feit bewezen, het te zijn een strafbaar feit en den verdachte deswege strafbaar, dan legt zij op de straf of den maatregel, op het feit gesteld.’
Artikel 9a Sr: rechterlijk pardon (= afzien van een straf als de rechter daar goede redenen voor heeft!)
Soorten sancties: straffen en maatregelen
Doel straffen: vergelding (= jij hebt iets gedaan, dan zullen we jou ook iets aan doen) en preventie (= ten aanzien van de persoon die wordt gestraft, speciale preventie en andere mensen zien dat hij wordt gestraft, dus gedrag laat ik na omdat ik dat niet wil, generale preventie) (voorbeeld: gevangenisstraf).
Doel maatregelen: beveiliging samenleving (voorbeeld: TBS) of herstellen rechtsorde (bijvoorbeeld: voordeelsontneming).
Straffen worden onderverdeeld in hoofdstraffen en bijkomende straffen.
Strafbedreiging in strafbepaling
Artikel 302 Sr:
‘Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
Strafbepalingen noemen niet alle mogelijke sancties, maar meestal alleen gevangenisstraf en geldboete.
De meeste andere sancties zijn niet gekoppeld aan een specifiek delict, maar in het algemene deel (Boek 1) van het Wetboek van Strafrecht geregeld.
Artikel 9 Sr
Hoofdstraffen:
Gevangenisstraf (art. 10 e.v. Sr).
Hechtenisstraf (art. 18 Sr).
Taakstraf (art. 22c e.v. Sr) -> niet meer dan 240 uur.
Geldboete (art. 23 e.v. Sr).
Bijkomende straffen:
Verbeurdverklaring (art. 33-34 Sr) -> doel: bepaalde spullen bij jou af te nemen. Verkregen door strafbare feit of gebruikt om strafbare feit te plegen. Komen toe aan de overheid (verkoopt het) en opbrengst wordt gebruikt om de gevangenis te financieren etc.
Ontzetting van rechten (art. 28 e.v. Sr).
Openbaarmaking rechterlijke uitspraak (art. 36 Sr).
Enkele maatregelen
Onttrekking aan het verkeer (art. 36b e.v. Sr):
het ongecontroleerde bezit van voorwerpen is in strijd met de wet of met het algemeen belang.
Voordeelsontneming (art. 36e Sr).
TBS (art. 37a e.v. Sr): verdachte is ontoerekeningsvatbaar of verminderd toerekeningsvatbaar en gevaar voor zijn omgeving etc..
Plaats maatregelen in beslissingsschema
Artikel 352 lid 1 Sv: ‘Acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte het hem telastegelegde feit heeft begaan, dan spreekt zij hem vrij.’
Artikel 352 lid 2 Sv: ‘Acht de rechtbank het feit bewezen, doch dit niet te zijn een strafbaar feit of den verdachte deswege niet strafbaar, dan ontslaat zij hem van alle rechtsvervolging te dier zake. In het geval, bedoeld in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht, kan zij tevens een maatregel opleggen als voorzien in artikel 37, 37a (...) van het Wetboek van Strafrecht, indien de wettelijke voorwaarden daarvoor zijn vervuld.’
Mogelijke sancties per einduitspraak
Vrijspraak: onttrekking aan het verkeer mogelijk (art. 36b lid 1, 3° Sr).
OVAR: plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis, TBS (art. 352 Sv) en onttrekking aan het verkeer (art. 36b lid 1, 3° Sr) mogelijk.
Veroordeling: alle sancties mogelijk, met uitzondering van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (want dader is dan ontoerekeningsvatbaar, en als je ontoerekeningsvatbaar bent kun je niet veroordeeld worden).
Voorwaarden voor oplegging sancties
Sanctie mag pas worden opgelegd wanneer is voldaan aan voorwaarden die de wet stelt.
De voorwaarden zijn verschillend per sanctie.
Tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen
Drie regelingen van belang:
Voorwaardelijke veroordeling (art. 14 Sr).
Voorwaardelijke invrijheidstelling (art. 15 Sr).
Aftrek voorarrest (art. 27 Sr).
Voorwaardelijke veroordeling
De sanctie wordt geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer gelegd (art. 14a Sr) als verdachte zich gedurende een vast te stellen proeftijd (art. 14b Sr) houdt aan bepaalde voorwaarden (art. 14c Sr).
Algemene voorwaarde: geen recidive (= mag niet in proeftijd een strafbaar feit plegen!)
Voorbeelden bijzondere voorwaarden: behandeling door psycholoog, straatverbod, agressieregulatiecursus volgen.
Artikel 14a lid 1 Sr: vrijheidsstraf van ten hoogste twee jaar of andere hoofdstraf: geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk mogelijk.
Artikel 14a lid 2 Sr: vrijheidsstraf van meer dan twee jaar maar niet meer dan vier jaar: ten hoogste twee jaar voorwaardelijk mogelijk.
Voorwaardelijke invrijheidsstelling
In beginsel automatische invrijheidstelling na het uitzitten van een deel van de vrijheidsstraf, maar in vrijheid gestelde persoon moet zich gedurende een proeftijd wel houden aan bepaalde voorwaarden.
Niet van toepassing bij straf lager dan een jaar + niet van toepassing bij voorwaardelijke veroordeling (art. 15 lid 3 Sr).
Artikel 15 lid 1 Sr: vrijheidsstraf van meer dan 1 jaar en ten hoogste 2 jaar: 1 jaar + 1/3 van restant uitzitten.
Artikel 15 lid 2 Sr: vrijheidsstraf van meer dan twee jaar: 2/3 uitzitten.
Aftrek voorarrest
Artikel 27 Sr:
‘Bij het opleggen van tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of taakstraf beveelt de rechter, dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis, (...) is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf geheel in mindering zal worden gebracht.’
*BELANGRIJK: HET IS ÓF VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING ÓF VOORWAARDELIJKE VEROORDELING!! NIET BEIDE TEGELIJK.
Casus 1
A heeft 3 maanden in voorarrest doorgebracht. Hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 voorwaardelijk. Hoe lang moet hij zitten?
Per saldo 6 maanden onvoorwaardelijk.
Geen vervroegde invrijheidstelling, want gedeeltelijk voorwaardelijke straf + korter dan een jaar.
Aftrek van 3 maanden voorarrest.
Antwoord: 6 – 3 = 3 maanden.
Casus 2
B heeft 6 maanden in voorarrest doorgebracht. Hij wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 jaar. Hoe lang moet hij zitten?
Geen voorwaardelijke veroordeling.
Vervroegde invrijheidsstelling na 2/3 x 9 = 6 jaar.
Aftrek van 6 maanden voorarrest.
Antwoord: 6 jaar - 6 maanden = 5 jaar en 6 maanden.
Casus 3
C heeft 1 maand in voorarrest doorgebracht. Hij wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. Hoe lang moet hij zitten?
Geen voorwaardelijke veroordeling.
Vervroegde invrijheidsstelling na 12 maanden + (1/3 x 3 =) 1 = 13 maanden.
Aftrek van 1 maand voorarrest.
Antwoord: 13 maanden - 1 maand = 12 maanden
Cumulaties van sancties
Artikel 57: meerdaadse samenloop.
Meer feiten: één straf opgelegd; de samenloopregels bepalen wat het maximum van die straf is.
Hoofdregel: gewoon optellen.
Uitzondering: bij vrijheidsstraffen mag de straf niet hoger zijn dan het maximum van het zwaarste delict plus 1/3 daarvan (geldt dus niet bij bijv. geldboetes).
Cumulatie van sancties: voorbeeld
Rechtsmiddelen
Algemeen
Rechtsmiddel = middel om beslissing van overheid aan te vechten bij hogere instantie.
Sanctie mag pas ten uitvoer worden gelegd als geen gewoon rechtsmiddel meer open staat. De uitspraak krijgt dan ‘kracht van gewijsde’.
Gewone rechtsmiddelen: hoger beroep, cassatieberoep en verzet tegen strafbeschikking
Buitengewone rechtsmiddelen: herziening en cassatie in het belang der wet.
Hoger beroep
Artikel 404 Sv: hoger beroep tegen vonnis van rechtbank
Lid 1: misdrijven
- verdachte en OvJ hebben recht HB in te stellen
- verdachte niet wanneer hij is vrijgesproken
Lid 2: overtredingen
- verdachte en OvJ hebben recht HB in te stellen, behalve:
- als rechterlijk pardon is toegepast (art. 9a Sr)
- als alleen een geldboete is opgelegd die niet hoger is dan € 50.
- verdachte niet wanneer hij is vrijgesproken.
Verlofstelsel (art. 410a Sv)
Cassatieberoep
Artikel 427 Sv: cassatieberoep tegen arrest van gerechtshof -> klachten over de toepassing van het recht. Niet over feiten!
Lid 1: misdrijven
- verdachte en AG hebben recht cassatie in te stellen
- beiden óók wanneer verdachte is vrijgesproken
Lid 2: overtredingen
- verdachte en AG hebben recht cassatie in te stellen, behalve:
- als rechterlijk pardon is toegepast (art. 9a Sr)
- als alleen een geldboete is opgelegd die niet hoger is dan € 250.
- beiden óók wanneer verdachte is vrijgesproken.
Alleen klachten over toepassing rechtsregels kansrijk (art. 79 RO)
Herziening
Belangrijkste gronden voor herziening ten voordele van verdachte (art. 457 Sv):
- ‘veroordeling’ van Nederland door Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- novum -> = nieuw feit of nieuwe omstandigheid
Procedure: herzieningsaanvraag bij HR door verdachte
Bij gegrondverklaring van aanvraag: verwijzing naar gerechtshof
Sinds kort ook herziening ten nadele mogelijk (art. 482a Sv)
Cassatieberoep in het belang der wet
Geregeld in art. 456 Sv.
Kan alleen worden gevorderd door de procureur-generaal (hoofd A-G, deze adviseerd de HR bij zaken) bij de Hoge Raad.
Komt heel weinig voor.
Mensenrechten
Wat zijn mensenrechten?
Rechten die aan een ieder toekomen
Overheid garandeert dat zij er in principe geen inbreuk op maakt.
Alleen in bijzondere gevallen mag dat wel
Europees verdrag voor de rechten van de mens
EVRM = mensenrechtenverdrag van Raad van Europa
47 verdragspartijen; niet alleen Europese landen
Bijzonder: Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg kan beslissingen nemen die voor aangeklaagde staat bindend zijn (supranationale supervisie)
Uitspraken van EHRM hebben ook sterke werking naar niet-aangeklaagde lidstaten. Voorbeeld: artikel 59a Sv is ingevoerd naar aanleiding van een ‘veroordeling’ van het Verenigd Koninkrijk.
-> hof kan uitspraken doen waar de landen (ook NL) zich aan moet houden. Zijn bindend.
Meeste rechten zijn niet absoluut
Foltering (art. 3 EVRM) is onder alle omstandigheden verboden. Wanneer een staat een verdachte heeft gefolterd, zal altijd een schending van artikel 3 EVRM worden vastgesteld.
Meeste andere rechten niet absoluut: niet iedere inbreuk op het desbetreffende recht levert ook een schending van dat recht op.
Schending = ongeoorloofde inbreuk
Voorbeelden: telefoontap en overleden getuige
Voorbeeld: telefoontap
Artikel 8 EVRM:
[Hoofdregel: geen inbreuken]
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht,
[Uitzondering: onder voorwaarden is inbreuk geen schending]
dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van (-> wordt mee bedoeld, dat de inbreuk proportioneel moet zijn!) de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten (…)
Voorbeeld: recht getuigen te ondervragen
Artikel 6 lid 3, aanhef en sub d EVRM:
‘Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten
d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen’
Beslismodel EHRM:
Behoorlijke ondervragingsgelegenheid?
Goede reden (autoriteiten nalatig geweest)?
Eerder afgelegde verklaring van beslissende betekenis? (hoeveel ander bewijsmateriaal is er?)
Voldoende compensatie? (bijv. video van eerder verhoor ter zitting afgespeeld)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1851 |
Add new contribution