Figuur 1: Oefententamen Testtheorie en testgebruik - RUG Psychologie - BA2
- 1605 reads
1. De uitspraak “In hoeverre zijn de items van de CITO-toets Taal & Spelling representatief voor datgene dat op dit gebied moet worden aangeleerd op de basisschool?” heeft betrekking op:
2. Twee tennistrainers scoren 20 kinderen op het wel/niet voldoende bezitten van drie vaardigheden “forehand slaan” (FS), “serveren” (S), en “backhand slaan” (B). De resultaten worden hieronder weergegeven.
| Trainer B | ||||
| FS | S | B | fb | |
Trainer A | FS | 8 | 3 | 1 | 12 |
| S | 4 | 7 | 5 | 16 |
| B | 0 | 2 | 10 | 12 |
| fb | 12 | 12 | 16 | 40 |
Het aantal kinderen waarover de twee trainers het, bij onafhankelijkheid van de oordelen maar met gebruik van de persoonlijke frequentieverdeling (fb), eens is dat zij de backhand voldoende beheersen is gelijk aan:
3. De bedoeling van factoranalyse is:
4. Test A en test B zijn taalvaardigheidstests. Een onderzoeker gaat na of test A en test B parallelle tests zijn. De onderzoeker vindt de volgende resultaten:
| Test A | Test B |
Gemiddelde score | 35.3 | 35.3 |
Variantie van de scores | 12.4 | 12.4 |
Correlatie met test C | 0.3 | 0.2 |
De onderzoeker moet concluderen dat:
5. Welk type tests bestaat voornamelijk uit dichotoom gescoorde items?
6. Gegeven is de variantie-covariantiematrix voor 4 items
| 1 | 2 | 3 | 4 |
1 | .25 | .06 | .06 | .06 |
2 | .06 | .24 | .06 | .06 |
3 | .06 | .06 | .25 | .06 |
4 | .06 | .06 | .06 | .21 |
Welke uitspraak is waar?
7. Gegeven zijn de itemsores van 8 personen op een test van 3 items
| Item |
|
|
Persoon | 1 | 2 | 3 |
1 | 1 | 0 | 0 |
2 | 1 | 1 | 0 |
3 | 1 | 0 | 0 |
4 | 0 | 1 | 1 |
5 | 1 | 0 | 1 |
6 | 1 | 1 | 1 |
7 | 0 | 0 | 0 |
8 | 1 | 1 | 0 |
Welke uitspraak is waar?
8. De KR20 (Kuder-Richardson) is
9. Bij het beoordelen van de objectiviteit van een testprocedure wordt gebruik gemaakt van de volgende statistische grootheid:
10. Een onderzoeker concludeert dat het 2-parameter model van Birnbaum geen goede beschrijving geeft van haar data. Welk item-responsmodel geeft dan ook geen goede beschrijving van de data?
11. De persoon-responsfunctie wordt vooral gebruikt bij onderzoek naar
12. Volgens Drenth en Sijtsma (2006) is de harde ondergrens die aan de betrouwbaarheid van een test moet worden gesteld
13. De COTAN beoordeelt de kwaliteit van psychologische tests in Nederland en doet dit door middel van:
14. De … is een voorbeeld van een indirecte test
15. Het begrip concurrent validity heeft betrekking op de relatie tussen testprestaties en
16. Bij selectie van kandidaten voor een functie is er een trend om psychologische tests thuis te laten afnemen (via internet) in plaats van bij een selectiebureau. Dit draagt niet bij aan de
17. Een maat voor het discriminerend vermogen van een item is:
18. In de klassieke testtheorie geldt dat
19. In het model van dubbele monotonie worden persoonscores gemeten op een
20. Waarde- en attitudetests zijn een voorbeeld van
21. Volgens Drenth en Sijtsma (2006) zijn er een aantal voordelen van adaptief testen ten opzichte van testen met behulp van een standaard test. Welk van de onderstaande voordelen hoort daar niet bij?
22. Beschouw de volgende beschrijving van een testpsycholoog “Vanuit de Schoolbegeleidingsdienst onderzoek ik een leerling (jongetje van ruim 10 jaar) van een school met zeer moeilijk lerende kinderen. Hij is aangemeld door zijn ouders, omdat zij van mening zijn dat hun zoon in het speciale klasje waarin het zit te weinig leert. Een van de criteria om naar een reguliere groep te gaan, is het hebben van een IQ-score boven de 35. Ik heb de jongen psychologisch onderzocht met de non-verbale WISC (WNV). Wanneer ik deze binnen zijn eigen leeftijdscategorie scoor, komt er een IQ <55 uit. De test differentieert niet onder de 55”
“De test differentieert niet onder de 55”. Dit komt omdat:
23. Onder kruisvalidering verstaat men:
24. Zie bijlage voor figuur
In figuur 1 zie je twee item-responsfuncties. Beide functies kunnen worden beschreven (voldoen aan)
25. Onderstaande tabel geeft de scores van vier respondenten op een test waarvoor geldt dat S(X) = 10 en rxx’ =.91
Respondent | Score |
1 | 50 |
2 | 60 |
3 | 70 |
4 | 80 |
Van welke respondenten kan men de betrouwbare scores onderscheiden als men uitgaat van een 95% betrouwbaarheidsinterval?
26. Voor welk type testgebruik is het niet noodzakelijk dat de test genormeerd is?
27. De ruwe scores op Taaltest I correleren 0.60 met de ruwe scores op Taaltest II. Om interpretatie te vereenvoudigen, worden de ruwe scores op beide taaltests getransformeerd tot z-scores. De correlatie tussen de z-scores op Taaltest I en Taaltest II is nu:
28. Een test bestaat uit twee Rasch items met moeilijkheidsparameters 0 en 1. Wat is de kans dat iemand met een θ-waarde van 1 beide items goed beantwoordt?
29. Welk van de onderstaande beweringen is niet waar? De alfacoëfficiënt is
30. Voor het Rasch model geldt
31. Bij de constructie van items heeft de gesloten vraagvorm een aantal voordelen ten opzichte van de open vraagvorm. Welk van de onderstaande voordelen hoort daar niet bij?
1. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 335
2. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 48-49
3. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 378
4. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 208-209
5. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 138
6. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 222-225
7. D
8. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 222
9. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 48-49
10. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 273
11. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 315-316
12. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 203
13. B
14. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 112
15. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 334-335
16. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 42
17. D
18. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 200
19. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 283
20. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 93-94
21. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 169-172
22. A
23. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 357
24. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 274-284
25. B
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 238-240
26. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 45
27. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 182-183
28. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 263-267
29. A
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 215-225
30. C
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 285-286
31. D
Vindplaats in Testtheorie, Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e druk): 122-124
Deze TentamenTests is gebaseerd op het jaar 2011.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Je vertrek voorbereiden of je verzekering afsluiten bij studie, stage of onderzoek in het buitenland
Study or work abroad? check your insurance options with The JoHo Foundation
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution