Begrippenlijst bij Challenging Global Inequality van Greig e.a.

Begrippen hoofdstuk 1

  • Bruto Binnenlands Product : De totale geldwaarde van alle geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode, binnen een bepaald land/gebied.

  • Gini index: Een meetinstrument dat wordt gebruikt om de inkomensongelijkheid binnen een land te meten. Waarbij landen met een perfecte verdeling het getal 0 krijgen en de landen met een perfecte ongelijke verdeling een 0.

  • Paradox van de moderniteit: De welvaart groeit in de wereld, maar deze groei zorgt daarnaast voor een groei van de armoede.

  • Endogeen perspectief: Bij dit perspectief wordt geconcentreerd op de individualistische kanten van armoede. Er wordt gekeken naar de culturele, psychologische en materiële bijdragen van de armen.

  • Exogeen perspectief : Dit is een structureel perspectief waarbij wordt gekeken naar de relaties tussen verschillende “levels of analysis” en daarmee naar de relatie tussen armoede en welvaart.

Begrippen hoofdstuk 2

  • Absolute povertty: Dit is het geval wanneer je inkomen te laag is om in je basisbehoeften te voorzien.

  • Relative poverty: Dit is armoede in relatie tot de rest van de bevolking van dat land. Het gaat meer om hoe een bepaalde persoon iets ervaart, dan om wetenschappelijk onderzoek.

  • Cost-of-basic-needs method Hierbij ligt de armoedegrens op de prijs voor een basis dieet, samen met een aantal andere producten (geen voedingsmiddelen).

  • Food energy method: Hierbij ligt de armoedegrens op de totale consumptie per persoon die nodig is om aan de energiebehoeften te voldoen.

  • Food share method: Hierbij wordt gekeken naar de kosten voor voldoende voedsel. Als de kosten voor deze basisbehoeften een derde zijn van de totale consumptie, dan ligt de armoedegrens op drie keer deze kosten.

  • Objective poverty: Aan de hand van statistische data wordt een armoedegrens vastgesteld en bepaald of iemand “arm” is of niet.

  • Subjective poverty: Dit werkt meer vanuit de ervaringen van mensen. Mensen bepalen zelf waar de armoedegrens ligt en daarmee wanneer iemand “arm” is of niet.

  • Perfecte markt: Een markt waarbij er voldoende kopers en aanbieders zijn en waarbij geen van de kopers of aanbieders zo groot is dat zij de markt domineren. De toegang tot de markt is open en informatie is vrij beschikbaar.

  • Invisible hand: Een begrip van Adam Smith, dit zorgt ervoor dat de efficiëntie en de economische groei verhoogd wordt, bijvoorbeeld door het creëren van banen.

  • High rates of personal economic mobility: Door deze hoge mobiliteit hoeft niemand permanent aan de onderkant van de inkomensverdeling te blijven. 

Begrippen hoofdstuk 3

  • Extreme poverty: Geen mogelijkheid om te voldoen aan je basisbehoeften.

  • Moderate poverty: Er kan net in de basisbehoeften voorzien worden.

  • Relative poverty: Dit is het geval wanneer de huishoudens die onder het nationale gemiddelde zitten, zichzelf gaan vergelijken met de rijkere huishoudens in dat land en zij zich benadeeld voelen.

  • Bruto national product / Bruto Nationaal Inkomen: Dit is het BBP met daarbij het inkomen uit het buitenland.

  • Purchasing Power Parity (PPP): Deze is ontwikkeld om het verschil tussen het BBP en het menselijk welzijn in de samenleving kleiner te maken. Hierbij wordt rekening gehouden met de relatieve prijsverschillen voor het vervaardigen van producten.

  • Human Development Index (HDI): Een index ontwikkelt om de armoede in kaart te brengen. Waarbij behalve economische groei ook onderwijs, levensverwachting, politieke participatie en het welzijn meegenomen wordt.

Begrippen hoofdstuk 4

  • Prototypes: Binnen de theorie van de lineaire ontwikkeling zijn dit de landen die als eerste op het pad

  • der ontwikkeling komen. Zij geven dus de toekomst van de aankomende landen (emulators) aan. Emulators: Binnen de theorie van de lineaire ontwikkeling zijn dit de landen die later op het pad der ontwikkeling komen en in de voetsporen moeten treden van de prototypes.

  • Environmental determinism: Deze theorie houdt in dat de fysieke omgeving van een persoon de limieten voor zijn/haar sociale ontwikkeling bepaalt.

  • Marshall Plan: Dit was een project van de Verenigde Staten waarbij landen na de oorlog geholpen werden met de wederopbouw van hun land. Het werd gebruikt om een blok tegen het communisme te vormen.

  • General Agreement of Tariffs and Trade (GATT): Dit is de voorloper van de huidige Wereldhandelsorganisatie (WTO), de GATT bestond uit een aantal internationale afspraken op het gebied van handel, om zo meer vrije handel te creëren.

  • International Monetary Fund (IMF): Deze institutie leent geld aan landen die een tijdelijk tekort hebben op de betalingsbalans. Om deze lening te krijgen, moeten een aantal economische maatregelen aangenomen worden om de betalingsproblemen op te lossen.

  • World Bank (WB): Deze institutie was oorspronkelijk opgericht om Europa leningen te verstrekken voor de wederopbouw na de Tweede Wereld oorlog. Nadat dit volbracht was, is de Wereldbank ontwikkelingslanden gaan helpen. Zij verstrekt leningen voor bepaalde doelen (vaak infrastructuur) tegen lage rentes.

Begrippen hoofdstuk 5

  • Moderniseringstheorie: Deze theorie gaat ervan uit dat de ontwikkelingslanden exact hetzelfde pad zullen volgen als de Westerse landen, de toekomst van ontwikkelingslanden is dus bekend.

  • Dependency theory: Deze theorie gaat er vanuit dat de structuur van het wereldsysteem leidt tot ongelijkheid binnen de wereld. Het systeem is onder andere gebaseerd op ongelijke handelsvoorwaarden, zodat de Westerse landen meer profiteren.

  • De vijf fasen van economische groei: Deze zijn ontworpen door Rostow en hebben als achtergrond gediend voor de moderniseringstheorie. De vijf fasen op de weg naar ontwikkeling worden beschreven in deze theorie.

  • Importsubstitutie: Hierbij wordt er in een land gefocust op het produceren van goederen, die normaal gesproken geïmporteerd moeten worden. Dit beleid is vaak te zien in ontwikkelingslanden.

  • World systems analysis: De belangrijkste persoon bij deze theorie is Wallerstein. In deze theorie wordt er uitgegaan van een centrum, semi-periferie en periferie. Er bestaat een hiërarchische relatie tussen het centrum en de periferie. Er gaan industriële goederen van het centrum naar de periferie en vanuit de periferie gaan grondstoffen en goedkope arbeid naar het centrum.

  • State stratification: Dit houdt in dat de focus wordt gelegd op de staat als een centrale actor, er wordt vrijwel niet naar andere actoren gekeken. Dit is het geval bij de “dependency theory”.

  • Zero-sum game: Dit houdt in dat het wereldsysteem zo gestructureerd is dat wanneer de centrumlanden winst maken, de periferielanden dan automatisch hieronder lijden.

Begrippen hoofdstuk 6

  • TINA-principe: Dit hield in dat er na de Koude Oorlog nog maar één model voor ontwikkeling bestond, dit was het kapitalistische model van de VS, dat voortkwam uit het neoliberalisme.

  • Neoliberalisme: Dit was een theorie die na de jaren ’80 doorbrak. In deze theorie wordt uitgegaan van vrije handel, zonder overheidsrestricties. De vrije marktwerking zal uiteindelijk voor gelijkheid zorgen.

  • Amerikaanse Eeuw: Dit is een begrip van Fukuyama, dat gebruikt wordt voor de tijd na de Tweede Wereldoorlog. Nadat de Sovjet-Unie viel, was de VS de enige supermacht die nog in stand bleef, zij vormde daardoor het voorbeeld op veel gebieden, waaronder ontwikkeling. Er was geen andere optie.

  • Civilisation Politics: Dit is een begrip van Huntington, volgens hem moest er bij ontwikkeling aandacht besteed worden aan de verschillen tussen culturen. Uiteindelijk zouden mensen zich identificeren met hun eigen culturele groep en zo uiteindelijk een samenleving vormen.

  • Third World Dept Crisis: Deze ontstond in de jaren ’70 door hogere rentepercentages, door inflatie en door een vertraging van de wereldeconomie. Er wordt bij deze crisis vaak niet gekeken naar de ontwikkelingslanden waar de problemen groot waren, maar naar de Westerse banken die hun geld verkeerd hadden uitgeleend.

  • Structural Adjustment Programmes: Dit waren programma’s van het IMF, die moesten zorgen voor meer fiscale controle en liberale economische hervormingen in arme landen. Wanneer arme landen geld wilden lenen van het IMF moesten ze eerst aan bepaalde voorwaarden voldoen, of een bepaald beleid ontwikkelen. Deze SAP’s sloten aan bij het prototype/emulator systeem.

  • World Trade Organisation: Ontstond in 1994 toen de GATT geformaliseerd werd. Het doel is het creëren van een internationaal juridisch systeem dat gelijkheid tussen landen garandeert en ervoor zorgt dat alle landen en private organisaties gelijk worden behandeld. 

Begrippen hoofdstuk 7

  • Millenniumdoelen: Dit zijn doelen die in 2000 zijn opgezet om wereldwijde armoede te reduceren en duurzame economische groei te bevorderen. Het zijn duidelijke doelen die gehaald moeten worden, waardoor er sprake is van een teleologische benadering.

  • Braindrain: Dit houdt in dat alle hoger opgeleide werknemers verhuizen vanuit de arme landen naar de rijkere landen, omdat ze daar een betere baan kunnen krijgen. Hierdoor blijven er enkel laag opgeleide mensen over in de arme landen en dit zorgt voor een negatieve spiraal.

  • Official Development Assistance: Dit zijn subsidies en leningen vanuit rijke landen naar arme landen om de economische ontwikkeling en het welzijn van mensen in arme landen te verbeteren.

  • Dynamic equilibrium: Dit is een concept vanuit de moderniseringstheorie dat ervanuit gaat dat wanneer er ontwikkeling plaatsvindt op een bepaald gebied, dat dit automatisch leidt tot ontwikkeling op een ander gebied. Oftewel er is sprake van een soort van spill-over effect.

Begrippen hoofdstuk 8

  • Transnational Corporations: Dit zijn ondernemingen die niet gebonden zijn aan een “thuisland”, maar die opereren in meerdere landen en distribueren over de hele wereld producten. Zij konden opkomen als gevolg van de technologische vernieuwingen op het gebied van transport en communicatie.

  • McDonaldization: Dit gaat ervanuit dat homogenisering meer een vorm is van imperialisme dan een promotor van gelijkheid. Het zorgt er namelijk voor dat lokale culturele symbolen verdwijnen en dat alles vervangen wordt door de idealistische Westerse leefstijl. Dit proces benadrukt de pessimistische benadering van homogenisering.

  • Silent takeover: Dit is het proces waarbij de reguleringen niet meer door de staat worden genomen, maar langzaam aan door het proces van globalisering, steeds meer door supranationale instituties worden genomen.

  • Race to the bottom: Dit houdt in dat ondernemingen proberen om zo laag mogelijke productiekosten te hebben. Om dit te bereiken zoeken ze het gunstigste land uit. Omdat landen deze buitenlandse investeringen aan willen trekken, blijven ze hun lonen en reguleringen verlagen.

Begrippen hoofdstuk 9

  • Environmentalism: Dit is een stroming die de nadruk legt op de bescherming van het milieu, dat als gevolg van de huidige kapitalistische ontwikkeling hard achteruitgaat. Zij komen met verschillende oplossingen om dit tegen te gaan.

  • Feminisme: Deze theorie ging ervanuit dat er te grote ongelijkheid bestond tussen mannen en vrouwen en dat hier iets aan gedaan moest worden. Er moest worden gezorgd dat vrouwen minder in armoede leefden en minder gediscrimineerd werden.

  • Ecofeminisme: Hierbij werd aandacht besteed aan het feit dat het milieu een vrouwending is, onder andere omdat zij door haar werkzaamheden dichter bij de natuur staan Het is ook daarom dat de vrouw het hardst getroffen wordt door de huidige uitbuiting van het milieu door het kapitalisme.

  • Housewifization: Dit is het proces waarbij vrouwen uitgebuit worden door ondernemingen, omdat zij voor goedkope arbeid zorgen. De vrouwen moesten werken onder slechte arbeidsvoorwaarden, waaronder lage lonen.

  • Methodological revisionsm: Dit houdt in dat verschillende basisconcepten van een theorie bekritiseerd en overdacht worden.In dit geval werd het heel het proces van ontwikkeling in twijfel getrokken.

  • Grand narratives: Dit zijn verschillende grote theoretische concepten voor bepaalde internationale onderwerpen. Een voorbeeld hiervan is dus te vinden binnen de ontwikkelingstheorie.

  • World Social Forum: Dit is een forum waar de verschillende nieuwe sociale bewegingen samenkomen om met elkaar te overleggen over alternatieven voor het huidige ontwikkelingsbeleid.

Begrippen hoofdstuk 10

  • Neokolonialisme: Dit houdt in dat ondanks de voormalige koloniën onafhankelijk zijn geworden, het moederland in de praktijk het land toch nog blijft besturen.

  • Wave of democratization: Dit is een begrip van Huntington en houdt in dat er een groep van transities is van een niet-democratisch naar een democratisch regime in een bepaalde periode. Het gaat er hierbij niet om of deze democratie ook daadwerkelijk bereikt wordt. Voor Huntington is een democratie bereikt als er sprake is van “clean elections”. Volgens Huntington zijn er drie “waves of democratization” geweest.

  • Fallacy of electoralism : Dit houdt in dat ervan uitgegaan wordt dat verkiezinen gelijk zijn aan democratie. Maar dit is zeker niet altijd het geval. Zo kan er sprake zijn van maar één partij die meedoet aan de verkiezing of kunnen stemmen vervalst worden.

  • Consolidation: Dit houdt in dat de democratie echt versterkt wordt, zodat ongelijkheid ook echt wordt tegengegaan. Hierbij zijn drie elementen van belang: behaviourally” (geen groepen die de democratie willen omwerpen), “attitudinally” (burgers vinden het de beste manier om het dagelijks leven te regelen” en “constitutionally” (formele regels moeten gezien worden als de manier om een conflict op te lossen).

  • Decentralisatie: Dit houdt in dat de centrale macht van de overheid wordt opgedeeld en dat er ook beslissingen worden genomen op lagere niveaus.

  • Participatie: Hierbij gaat het erom dat mensen betrokken worden bij de besluiten over hun ontwikkeling, met name arme mensen. Dit kan bijvoorbeeld door het kiezen van de vertegenwoordigers.

  • Rapid Rural Appraisal (RRA): Deze RRA-methode was een manier om onderzoek te doen naar de rurale economie en maatschappij, waarbij onder andere gebruik werd gemaakt van interviews. Dit is later veranderd in de Participatory Rural Appraisal (PRA), via dit orgaan konden arme definiëren wat voor soort ontwikkeling zij wilden. 

Begrippen hoofdstuk 11

  • Enkele argumenten vóór ontwikkeling: er leven minder mensen in armoede, de levensverwachting is gestegen, mensen zijn over het algemeen gezonder en mensen hebben beter onderwijs.

  • Het gat tussen arm en rijk wordt kleiner: Als de armen rijker worden en dit sneller gaat dan het rijker worden van de rijken.

  • Standpunt vanuit de post development theorie vóór ontwikkeling: er is sprake van een geslaagde ontwikkeling, omdat het nooit de bedoeling was om de arme landen te gaan ontwikkelen. Het was de bedoeling om internationale socio-economische controle te krijgen en dit is gelukt.

  • Naoorlogs ontwikkelingsproject: ontwikkeld na de Tweede Wereld oorlog, een grootschalig project dat had moeten leiden tot zelfstandige staten.

  • Enkele argumenten tegen ontwikkeling: veel landen liggen niet op schema met het behalen van de millenniumdoelen. Armoede is niet teruggedrongen en lang niet iedereen heeft beschikking tot goed onderwijs, betere gezondheidszorg en schoon drinkwater.

  • Standpunt vanuit het World Social Forum tegen het ontwikkelingsproject: Er zijn een heleboel protesten. Elk protest van deze bewegingen is een uiting van het falen van het ontwikkelingsproject om voor een hoger welzijn te zorgen.

Image

Access: 
Public

Image

This content refers to .....
Society and culture - Theme
Join WorldSupporter!
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activities abroad, study fields and working areas:
WorldSupporter and development goals:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Social Science Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1867 1