Society and culture - Theme
- 2448 reads
De mens heeft voor zijn heil drie dingen nodig. Hij moet weten wat hij moet geloven, wat hij moet verlangen en wat hij moet doen. In de geloofsbelijdenis staat wat de mens moet geloven; in het Onze Vader staat wat hij moet verlangen en in de wet staat wat hij moet doen.
De wet is viervoudig. De eerste wet is de natuurlijke wet; het “verstand” wat God in alle mensen heeft geplaatst bij de schepping. Niemand kan dus zeggen dat hij die natuurlijke wet – doe een ander niet iets aan waarvan je niet wil dat het jou zou overkomen – niet kent.
De duivel heeft in de mens echter de wet der begeerte geplaatst. De mens volgt niet meer zijn verstand; zijn begeerten zorgen ervoor dat hij juist tegenovergesteld aan zijn verstand kan handelen. De wet van de begeerte vervormt en mismaakt volgens Paulus de natuurlijke wet; de mens gaat zich zondig gedragen.
Om de mens weer op het rechte pad te krijgen en ervoor te zorgen dat hij geen zonden meer begaat, was de wet van de Schrift nodig. Thomas noemt de twee elementen die nodig zijn om de mens van het kwade naar het goede te krijgen. Het eerste element is de angst voor de hel; de mens wil niet naar de hel gaan als hij dood gaat, en zal uit angst voor de hel niet zondigen. Dat is de wet van de Schrift, de wet van Mozes; de wet van de vrees.
Uit vrees voor de hel niet zondigen maakt je echter nog geen rechtvaardig mens; daar is een tweede element voor nodig, namelijk de liefde. Dat is het evangelie van Jezus: de wet van de liefde. Er zijn twee verschillen tussen de wet van de vrees en de wet van de liefde. Het eerste verschil is dat de wet van de vrees mensen tot slaaf maakt terwijl de wet van de liefde de mens vrij maakt. Het tweede verschil is dat de wet van de vrees gedwongen gevolgd wordt, terwijl de wet van de liefde vrijwillig gevolgd wordt. Ook is de wet van de vrees een zware wet, terwijl de wet van
de liefde een lichte wet is.
De vier wetten zijn dus de natuurlijke wet, de wet van de begeerte, de wet van de Schrift en de wet van de liefde. Als mensen goed willen handelen, moeten zij volgens de wet van de liefde handelen.
De wet van de liefde geeft de mens vier dingen. Allereerst een geestelijk leven. De mens wordt waar hij van houdt. Houdt hij van God, dan wordt hij goddelijk. Zoals de ziel het leven van het lichaam is, is God het leven van de ziel. Als de ziel niet meer in het lichaam is, kan het lichaam niet functioneren. Wanneer de ziel geen liefde heeft (voor God) werkt de ziel ook niet.
De liefde zorgt er ook voor dat de mens volgens Gods geboden leeft. Wie Gods woord eert en de wet van Gods liefde eert, vervult de hele wet. Er zijn twee soorten goddelijke voorschriften, namelijk de geboden en de verboden; beide voorschriften worden door de liefde vervuld omdat de geboden de liefde zijn, en omdat de liefde niet verkeerd handelt worden de verboden ook niet overtreden. Ten derde biedt de liefde hulp bij tegenslagen. Ook in tegenslagen en moeilijkheden kan iemand die liefde heeft iets positiefs vinden.
Ten vierde voert de liefde tot geluk. Alleen zij die de liefde bezitten kunnen de eeuwige gelukzaligheid bereiken.
Alleen de liefde maakt verschil in de gelukzaligheid; en daarom zijn de apostelen, die het meest van allen vervuld waren van liefde voor God, verzekerd van de grootste eeuwige gelukzaligheid.
Een belangrijk nut van de liefde is dat ze leidt tot vergeving van de zonden. Zo werden ook Maria Magdalena vele zonden vergeven. Maar om daadwerkelijk lief te hebben moet men echt boete doen voor de zonden. Ook brengt de liefde verlichting van het hart. De liefde leert ons wat we moeten doen om de gelukzaligheid te bereiken. Daarnaast brengt de liefde volmaakte blijdschap en vrede in de mens teweeg. Iedereen wil blijdschap en zolang men die niet heeft is men niet blij en kan men niet rusten. Bij vergankelijke zaken is het echter zo dat, wanneer men het verlangde verkrijgt, men er snel op uitgekeken is en erdoor verveeld is. Dat is niet zo met de liefde voor God, want wanneer men God liefhebt neemt men deel aan God en vindt het gemoed rust; zo leidt de liefde tot de volmaakte vrede.
De liefde zorgt er ook voor dat de mens meer waardigheid krijgt. Mensen die geen liefde hebben dienen God slechts; wanneer zij echter liefde hebben zijn zij vrije mensen en vrienden van God. Op de vraag of Paulus of de andere apostelen dan geen dienaren van God waren maakt Thomas een onderscheid tussen twee soorten dienaren. Dienaren die uit vrees voor straf handelen, zoals de mensen die geen liefde hebben, zijn eigenlijk slaven (van hun angst). Mensen die echter uit liefde voor de rechtvaardigheid en liefde voor God handelen, dienen God weliswaar maar doen dat uit vrije wil en als vrije mensen. Zo worden de mensen met liefde dan ook kinderen van God in plaats van angstige dienaren/slaven van God, en verkrijgen zij door die “adoptie” het recht op Gods erfenis: het eeuwige leven.
Niemand heeft uit zichzelf de liefde, want de liefde is een gave van God. Omdat God ons lief heeft kunnen wij Hem liefhebben. Mensen kunnen andere gaven hebben maar voor het hebben van de liefde is het noodzakelijk dat mensen de Heilige Geest hebben.
Om vervolgens de liefde te kunnen verwerven zijn twee zaken vooral nodig. Allereerst moeten we het woord van God graag horen; ten tweede moet je voortdurend denken aan goede dingen. Mensen die het woord van God horen en denken aan de gelukzaligheid die de liefde voor God kan brengen, hebben vanzelf de liefde voor God. Die liefde kan nog verder groeien door allereerst je hart los te maken van aardse zaken. Pas als je dat doet kan je God volledig lief hebben. Ook is het belangrijk om bij tegenslagen de liefde voor God vol te houden, want liefde wordt juist sterker door het doorstaan van tegenslagen.
Het belangrijkste gebod is, zoals Jezus ook zei voor zijn kruisiging, dat je God moet liefhebben met heel je hart, ziel en verstand. Om dit gebod te vervullen zijn vier dingen nodig.
Ten eerste moeten we Gods weldaden herdenken; alles wat we hebben, danken we immers aan God. Als we God daar niet voor danken zijn we op zijn best gezegd ondankbaar.
Ten tweede moeten we overdenken hoe groot de grootsheid van God is. We moeten ons realiseren dat, al dienen we God volledig en in alles wat we kunnen, dan nog is dat niet genoeg omdat God zo groots is.
Ten derde moeten we afstand doen van wereldse, aardse bezittingen zodat we deze zaken niet liefhebben in plaats van God. God is, zoals ook in het Bijbelboek Exodus staat, een jaloerse God en duldt dus niet dat je andere zaken evenveel of meer lief hebt dan God.
Ten vierde is het belangrijk, teneinde het liefdesgebod te vervullen, dat iedere zonde vermeden wordt. Zondigen betekent dat je God niet lief hebt. Mensen kunnen op twee manieren zondigen. Ze kunnen de ene zonde vermijden en de andere bedrijven. Zulke zondaars zijn toch verdoemd, omdat die ene zonde net zo zwaar telt als wanneer je alle zonden zou begaan. Andere zondaars biechten niet al hun zonden op; ook zij zondigen omdat zij proberen God te misleiden.
De mens moet vier dingen van zichzelf aan God geven: hart, ziel, geest en kracht. Met het hart bedoelt Thomas de intentie. In alles wat we doen moet die intentie op God gericht zijn omdat we alleen dan het goede doen; als de intentie namelijk op iets slechts gericht is, zijn al onze daden automatisch ook slecht.
Er moet echter ook nog een goede wil bij die intentie zijn; dat is de ziel. Als je kwaad doet met een goede intentie is dat alsnog slecht; als je dus rooft om de armen te helpen word je alsnog verdoemd. De wil moet dus ook in overeenstemming zijn met de wil van God.
Ook als de wil en de intentie juist zijn kan er nog iets mis gaan met het verstand. Daarom moet je ook heel je verstand aan God geven. Je moet dus niet eens denken aan de zonden.
Tot slot moet je ook nog al je kracht aan God geven. Er zijn immers velen die hun kracht gebruiken voor het zondigen; zo staat in het Bijbelboek Jesaja: “Wee de helden in het drinken van wijn”. Als je je kracht in dienst van God stelt kan je goed handelen.
Het andere belangrijkste gebod, naast het hiervoor genoemde gebod om God lief te hebben, is dat je je naaste moet liefhebben zoals jezelf. Wie zich aan dat gebod houdt, vervult de hele wet. Er zijn vier dingen die ons aanzetten tot het liefhebben van onze naasten.
Ten eerste is dat de goddelijke liefde. We zijn allemaal kinderen van God; wie zegt van God te houden maar niet van een familielid van God houdt is een leugenaar.
Ten tweede is er het goddelijke gebod. Jezus heeft één gebod in het bijzonder benadrukt tegenover zijn apostelen, namelijk dat zij elkaar lief moesten hebben zoals Jezus hen ook lief had.
Ten derde is er de gemeenschappelijkheid van de natuur. Ieder levend wezen heeft zijn gelijke lief, en daarom is het haten van andere mensen niet alleen in strijd met Gods wet maar ook met de natuurlijke wet.
Het vierde dat ons aanzet tot het liefhebben van onze naasten is profijt. Dankzij de liefde kunnen mensen elkaar voordeel brengen.
Na de redenen voor het liefhebben van de naasten moet nog besproken worden hoe we die naaste moeten liefhebben. Hierbij moeten we vijf dingen in acht nemen.
Het eerste is dat we de ander moeten liefhebben met het oog op hemzelf en niet met het oog op onszelf. We moeten niet uit zijn op voordeel en niet liefhebben met het oog op het aangename; immers als het voordeel niet meer behaald kan worden of het aangename afwezig is, gaat deze liefde teniet. We moeten de ander liefhebben met het oog op de deugd, namelijk ter wille van het goed/ welzijn van de ander.
Ook moeten we opletten dat we de ander niet boven of in de plaats van God zetten; de ander moet naast God geplaatst worden.
Het derde waar acht op geslagen moet worden is dat je je naaste daadwerkelijk lief moet hebben. Dat betekent dat je niet alleen met woorden moet liefhebben maar ook met je handelingen en je hart.
Ten vierde moet je je naaste te allen tijde liefhebben, in voor- en tegenspoed; de liefde moet standvastig zijn. In tegenspoed bewijst een vriend zich het meest. Voor de standvastigheid van de liefde zijn geduld en nederigheid belangrijk.
Ten slotte moet je je naaste op een heilige wijze liefhebben, en niet met het oog op zondigen, omdat je dan God zal verliezen.
Het liefdesgebod werd door de joden en hun schriftgeleerden verkeerd begrepen omdat zij meenden dat God bedoelde dat de mens zijn vrienden moest liefhebben en zijn vijanden moest haten. Jezus bedoelde met naasten echter zowel de vrienden als de vijanden. Want wie mensen haat kan nooit zijn heil bereiken.
In dit verband lijkt er een tegenstrijdigheid, omdat sommige heiligen mensen haatten. Echter, ook God heeft lief én haat. In de mens is zowel de natuur als de ondeugd te onderscheiden. De natuur moet je liefhebben maar de ondeugd moet je haten. Als je een ander haat, en hem naar de hel wenst, haat je zijn natuur en kan je je heil niet bereiken. Als je echter wil dat de ander goed is, haat je zijn ondeugd en zijn zonden en die haat is goed.
Het is mogelijk om kwaad te veroorzaken zonder te zondigen; namelijk wanneer je dat doet met het oog op het goede. Zo is het geen zonde om een tiran die de kerk bedreigt dood te wensen, als je dat doet omdat je het goede voor de kerk verlangt. Ook straf kan een kwaad zijn zonder te zondigen; men doet dit immers omwille van het grotere goed van de gehele gemeenschap.
Het is niet voldoende om het kwade niet te willen; je moet het goede willen voor je naaste: dat hij een beter mens wordt en dat hij het eeuwig leven verkrijgt. Je kan namelijk op twee manieren het goede willen voor een ander: in algemene zin en in bijzondere zin. In algemene zin moet je voor wie dan ook bidden en iedereen in uiterste nood helpen en in de bijzondere zin wil iedereen het beste voor zijn vrienden en metgezellen. Daarom moet je ook iemand die om vergeving vraagt vergeven, want hij is een vriend en als je dat weigert haat je hem.
Hij die iemand, die daarom vraagt, niet vergeeft, zondigt. Er zijn veel redenen om het contact met iemand te herstellen.
De eerste is het bewaren van de eigen waardigheid. Een van de grootste waardigheden is dat je een kind van God bent, en een belangrijk teken van deze waardigheid is het liefhebben van je vijand. Het is immers moeilijker om een vijand lief te hebben dan een vriend lief te hebben.
De tweede reden is het behalen van de overwinning. Ieder mens wil van nature winnen. Als je degene die jou beledigt met je goedheid ertoe kan brengen dat hij lief heeft, win je, terwijl je als je je tot haat laat bewegen, verliest.
Een derde reden om het contact te herstellen is dat je veel nuttige dingen bereikt, zoals het verwerven van vrienden.
Ten slotte is een vierde reden het vermijden van de zonde; dat is waar we immers het meest naar moeten streven. Het vergeven van iemand die beledigt is de sterkste manier om iemand weg te
leiden van de zonde; dat is de grootste barmhartigheid.
De hele wet van Jezus hangt af van de liefde en daarom van de twee geboden die de liefde tot God en de liefde tot de naaste betreffen. Van de tien geboden die Mozes van God kreeg, gingen de eerste drie over de liefde tot God en de laatste zeven over de liefde voor de naaste.
Het eerste gebod luidt: gij zult geen andere goden hebben. De mensen van vroeger aanbaden allerlei goden maar dit waren allemaal demonen of afgoden. Dit is de ergste zonde die er is en ook nu maken mensen zich nog schuldig aan deze zonde omdat zij afgoden vereren of tovenarij bedrijven.
Anderen vereerden sterren als goden; om die reden verbood Mozes de joden om hun ogen naar de hemel te wenden. Weer anderen vereerden de lage elementen zoals vuur, lucht enzovoorts.
Ook zijn er mensen die mensen vereren. Ze vereren zichzelf of hun voorouders. Dit komt volgens Thomas voort uit vleselijkheid, wat leidt tot bijvoorbeeld het maken van beelden van hun voorouders die zij dan aanbidden, of uit hoogmoed; zij vereren zichzelf omdat ze zichzelf als goden zien.
Verering heeft te maken met respect, met waardigheid, die door exclusiviteit (slechts één God) wordt benadrukt of zelfs verhoogd. Een afbeelding van God zou deze tot een menselijk iets maken (dus niet exclusief en niet verheven boven corruptie) en elke vorm van divinatie door de mens doet af aan de alwetendheid van deze God. De exclusiviteit wordt benadrukt door te stellen dat alles wat bestaat door God is gegeven en men zich dus tot deze God moet richten. Daarbij mag de belofte van trouw aan God niet gebroken worden. Wie zich wijdt aan de duivel ('andere goden') wordt voorgesteld als gebukt onder verplichtingen, aangezien het nooit bij een zonde zal blijven, terwijl de tien geboden daartegenover staan als lichte richtlijnen. De beloning voor het volgen van deze richtlijnen zijn veel beter dan die voor de Joden en Mohammedanen: Christenen mogen naar de hemel, waar zij engelen zullen worden.
Het misbruiken van de Gods naam kan door deze te gebruiken in een leugen. De gemeenschap moet immers functioneren op basis van vertrouwen en door een onwaarheid te zweren bij God, doet iemand niet allen God, maar ook zichzelf en de persoon tegenover hem onrecht aan. Ook is het misbruik om de naam te gebruiken bij gevallen van ijdelheid of lastering, of gewoon uit dwaasheid. Een eed wordt slechts bij uitzondering of noodzaak bij God gezworen, voor de rest moet dit niet gebruikt worden. Wanneer iemand zweert een misdaad te begaan, hoeft hij zich hieraan niet te houden, ook kan iemand juist zweren een bepaalde goede daad niet te doen (als voorbeeld wordt naar de kerk gaan genoemd). In beide gevallen gaat dit in tegen de rechtvaardigheid en tegen het goede, dus blijft dit misbruik en zelfs meineed. Hoewel een eed ook kan dienen om de vijand (i.e. de duivel) af te zweren, of om iets in de naam van God te doen, is het belangrijkste van een dergelijke eed dat deze slechts kan worden gezworen voor het goede en met goede reden en dient om aan te geven dat iets waarheid is of om iets te rechtvaardigen.
Wanneer men de rustdag eert, kan juist deze extra gebruikt worden om gedachten aan God te wijden, in feite dus om in herinnering te houden dat de wereld door God is gemaakt, want dit besef zou anders na enkele generaties verdwijnen. De sabbat is niet alleen een dag van rust maar ook juist een dag van bezinning zodat de concentratie niet naar lagere vormen omslaat.
De rustdag moet geëerd worden, door niet met het lichaam te werken maar slechts met de geest. Hierop bestaan uitzonderingen, zoals door noodzaak of om een ander te helpen, omdat dit door een hogere wet wordt opgedragen of bijvoorbeeld het werk in dienst van de kerk.
Uiteraard mag er geen zonde worden begaan op de rustdag, ook mag rust niet te letterlijk worden genomen zodat het overgaat in luiheid. Er mag worden geofferd (de Mis in de kerk wordt gezien als offer voor Katholieken), niet alleen letterlijk maar ook geestelijk, zoals door het biechten van zonden. Er mogen aalmoezen worden gegeven en in de kerk geluisterd worden naar de preken. Er moet rust gevonden worden, van lusten, van zorgen en van zonden. Pas hierna kan de ziel echte rust vinden.
Naastenliefde moet vooral blijken uit daden en niet uit woorden alleen. Het gaat erom het kwaad te vermijden en tegelijkertijd goed te doen, niet iedereen kan altijd worden behaagd, daarom is er naastenliefde. Je moet zorgen voor de mensen in je directe omgeving – familie, vrienden – en de ouders zijn hiervan het meest direct verbonden. Kinderen kunnen hun ouders nooit 'terugbetalen' voor al wat voor hen is gedaan: de geboorte, voeding en opvoeding. Waar een ouder het recht heeft een kind weg te sturen als deze hem gekwetst heeft, kan dit omgekeerd nooit. Ouders hebben hun kind het leven gegeven, dit is meer dan enig ander dit kind ooit kan geven, dus is aan de ouders het meest verschuldigd. Net als zij het kind voedden en verzorgden, moet het kind hen in hun ouderdom voeden en verzorgen. Kinderen moeten het advies van hun ouders opvolgen, tenzij dit tegen God en diens wetten ingaat. De beloning hiervoor is onder meer eer in dit leven en het volgende terwijl de wet degene die zich niet aan het gebod aan houdt verdoemt. Een andere beloning is een lang en productief leven, terwijl degene die de ouders niet eert niet het eeuwige leven voor zijn ziel zal ontvangen. Weer andere beloningen zijn rijkdom verkregen door de goedkeuring van de vader, een goede reputatie en een gelukkig leven met eigen kinderen die jou zullen eren.
Natuurlijk is de term 'vader' in deze zin ook toepasbaar in bredere zin en kunnen bepaalde vooraanstaande personen in de kerk of in het geloof worden aangeduid met deze naam. Dit geldt ook voor koningen en heersers en voor een weldoener die kan optreden als vaderfiguur of anderszins in een vergelijkbare positie is. Oude mannen in het algemeen kunnen ook worden gezien als vader, uit respect voor ouderdom en positie. Dus geldt het gebod ook voor omgang met hen. Uiteindelijk zijn al deze voorbeelden een weerspiegeling van de Vader, God, die vooral met eerbied moet worden behandeld.
Niemand mag het leven van een ander mens nemen. Het is niet verboden dat de mens dieren doodt om als voedsel te dienen, aangezien het een ondergeschikt soort is. Waar het om gaat is dat iemand niet uit eigen initiatief een ander doodt; God mag dit zelf wel en de rechters die hun macht via God krijgen, zijn gemachtigd om criminelen ter dood te veroordelen. Immers, alle wetten zijn door God ingegeven. Ook zelfmoord is niet toegestaan, aangezien er op eigen recht wordt gehandeld en iemand wordt vermoord. Slechts als God of de Heilige Geest dit ingeeft (in het geval van Samson) is er een uitzondering, anders is ook zelfmoord een vorm van moord en dus een overtreding van dit gebod.
Er zijn verschillende manieren waarop een leven ontnomen kan worden. Ten eerste door eigen hand, met intentie, wat natuurlijk direct tegen het gebod van naastenliefde ingaat en zeer onnatuurlijk is. Andere manieren zijn door middel van woorden, namelijk door beschuldiging of uitlokking, door medewerking te verlenen of om te gaan met mensen die kwaad in de zin hebben, door gedeeltelijke of gehele toestemming of goedkeuring of juist door na te laten dit tegen te gaan, in het geval van ondervoeding of andere gevallen waarbij iemand op sterven na dood is en er niet wordt ingegrepen uit redenen van gierigheid of nalatigheid.
Tot nu toe ging het om het wegnemen van het lichamelijk bestaan, maar dit kan ook over het bestaan van de ziel gaan, zoals wanneer men voor een leven vol zonden kiest.
Ook wanneer een zwangere vrouw wordt vermoord of er zelfmoord gepleegd wordt is er sprake van zowel het benemen van het lichamelijk leven als het bestaan van de ziel.
De nieuwe wetten (van Christus) moeten beter worden opgevolgd dan de oude wetten, vooral aangezien de beloning ook veel groter is; niet alleen het gebruik van de vruchten van het land maar ook de belofte van een eeuwig hiernamaals. Men moet ook niet kwaad zijn op zijn naaste, om zo ergere dingen te voorkomen, zoals een intentionele moord, die de dader volgens de wet met zijn eigen leven moet bekopen.
Door niet te snel te spreken en eerst na te denken en goed te luisteren, kan zulke woede worden voorkomen, aangezien dit ook een zonde is en dus strafbaar (door God). Volgens de Stoa heeft woede geen plek in het hart van een wijs man, en is zij dus het tegenovergestelde van deugd. Een andere visie is dat boosheid in een gematigde manier bij iedereen aanwezig is. Zowel de evangelie als gezond verstand ondersteunen deze visie. Er bestaan ten slotte 'passies', of hevige gevoelens, bij iedereen en deze zijn niet allemaal ondeugdelijk. Dus in sommige gevallen is boosheid wel tot deugd te rekenen, en in andere gevallen niet.
Woede of boosheid kan gezien worden als puur rationeel verschijnsel, zoals wanneer er (door God) wordt gestraft. Ten tweede kan het een emotioneel verschijnsel zijn, op twee manieren. Men kan boos zijn op zo'n manier dat de rede dit nog bestuurt en hieraan grenzen stelt, dan is het geen zonde. Woede zonder redelijkheid is altijd een zonde maar kan, afhankelijk van oorzaak en omstandigheden, een dodelijke zonde zijn of een vergeeflijke zonde.
Meestal gaat het om impulsief gedrag, ingegeven om ontvangen onrecht te vergelden. Instemmen met een dodelijke zonde is evenzo een zonde, terwijl als de rede niet geheel instemt dit een
vergeeflijke zonde is. Wat belangrijk is, is dat de rede – het rationeel nadenken – wordt aangetast door de impuls of de passie, anders is zelfs instemming met een doodzonde geen doodzonde.
Woede beperkt iemand in zijn vrijheid, omdat hij dan niet meer helder kan handelen en moet dus worden vermeden. Zo ook moet men niet te lang kwaad blijven. Los de situatie op voor het uiteengaan, anders kan de ander jou aangeven bij de instanties. Ook is het belangrijk te zorgen dat woede niet omslaat in haat, een langduriger passie en een zonde, omdat haat ook het gevoel
van naastenliefde bij de haatdragende vernietigt, wat gevolgen heeft voor beide partijen; de naastenliefde is immers een groot goed. De woede moet ook niet geuit worden in woorden, want niet alleen kwetst dit een ander, het toont ook gevoelens van trots in de spreker over zichzelf.
Belangrijk is het ook dat de woede niet wordt geuit in daden, aangezien woede iemand belemmert om rechtvaardig en vergevingsgezind te zijn, zelfs al zou hij dit wel willen zijn. Zo is moord strafbaar, en is woede gevaarlijk omdat dit tot moord kan leiden. Dus moet woede worden vermeden, aangezien dit het begin van de zonde is.
Op moord of doodslag bestaan nog meer uitzonderingen, zoals wanneer een soldaat in een rechtvaardige oorlog zijn tegenstander uit de weg ruimt en dit gebeurt voor het welzijn van zijn land en niet uit persoonlijke ambitie of andere persoonlijke motieven.
Ook wanneer een dodelijk slachtoffer valt door een ongeluk is dit geen zonde, want het is dan
geen moord. Ook is woede toegestaan, met mate, als een gedrag van een ondergeschikte op deze manier wordt gecorrigeerd en dit gebeurt uit een gevoel van plichtmatigheid (en dus rechtvaardigheid) en niet door een impuls.
De vrouw wordt gezien als deel van de man, samen een geheel. Dus raakt overspel met andermans vrouw ook haar man. Het gebod geldt voor zowel man als vrouw, maar de zonde van de vrouw is drievoudig: zij is tegen de wet van God, die getuige was van de huwelijksvoltrekking en aan wiens wet men ontrouw is, tegen de echtgenoot, die ook beschikt over het lichaam van de vrouw omdat zij één geheel vormen, en overspel is een vorm van diefstal, waarbij de vrouw niet de kinderen baart van haar echtgenoot maar van een ander. Zo is overspel voor de vrouw dus een vorm van zowel heiligschennis, verraad en diefstal.
Voor de echtgenoot is het niet minder een zonde; ook hij heeft niet alleenrecht over zijn lichaam, want hij is gelijk aan zijn echtgenote, en kan dus niet zonder de toestemming van zijn vrouw handelen.
Aangezien de man toch tot het sterkere geslacht behoort, kan hij nooit van zijn vrouw (die nu eenmaal onderhevig is aan lusten) verlangen dat zij geen overspel pleegt als hij dit zelf wel doet. Bovendien is de man degene die de vrouw dingen leert en haar beheert, en dus heeft hij meer verantwoordelijkheid en juist omdat hij die autoriteit moet houden is zijn overspel een kwalijke zaak. Zo is het voor degene die een ander stuurt een grotere zonde dan voor degene die door hem wordt gestuurd.
Er bestaat een verschil tussen overspel (waarbij een van de partijen getrouwd is) en seks buiten het huwelijk, maar beiden zijn een doodzonde. Daarbij komt, dat gemeenschap met de bedoeling kinderen te verwekken een deugd is, een rechtvaardige daad als het gaat om wederzijds gevoel van welbehagen. Gemeenschap is echter een – weliswaar vergeeflijke - zonde als het gedaan wordt om lusten te bevredigen, zelfs binnen het huwelijk. Buiten het huwelijk is dit laatste een doodzonde. Overspel is altijd een vorm van gevoel boven verstand, en als zodanig tast het de ziel aan en is het strafbaar, volgens bepaalde Bijbelverzen zelfs met de dood.
Lichamelijke straf kan ook en helpt om te boeten voor de zonde maar als dit niet gebeurt, zullen de gevolgen in het volgende leven wel merkbaar zijn. Bovendien zal het de man in zijn essentie aantasten, en bij zowel man als vrouw kost het hen hun reputatie. Kinderen uit een overspelige relatie zullen nooit perfect zijn en niet hooggeacht worden, maar als zij zich bij de kerk aansluiten kan hun oneer voortbestaan zonder schaamte. Lichamelijke zonden betekenen meer schaamte, ook al is er minder schuld, dan spirituele zonden, juist omdat het een eigenschap is die beesten ook hebben en de mens hierboven moet staan.
Opnieuw een gebod dat de naaste in zijn recht beschermt; het zevende gebod verbiedt het wegnemen van goederen van een ander. Dit kan doen zonder zijn medeweten, of nog erger, door het gebruik van geweld, waaraan ook koningen en heersers zich schuldig maken. Ook kunnen die door het instellen van “wetten”, die immers dan geen echte wetten zijn, zichzelf verrijken, en zij kunnen dat ook doen door het opeisen van de troon. Het is ook diefstal als loon niet (op tijd) wordt uitbetaald, en mensen niet gegeven wordt waar ze recht op hebben. Fraude of woekerrentes bij verkopers en handelaren is ook een vorm van diefstal, net als het kopen van een respectabele positie of een privilege.
In zwaarte wordt diefstal vergeleken met moord: betaal je lonen niet uit of ontneem je een arme man zijn brood, dan kan hij sterven. Spijt hebben van deze zonde alleen is niet genoeg, er zal restitutie plaats moeten vinden of een manier om het geleden verlies te compenseren. Gestolen goederen zijn voor de bezitter van geen enkele spirituele waarde, en kunnen zelfs leiden tot verlies van eigen goederen (als straf). Ook is het niet alleen zijn eigen ziel die ervoor zal boeten, maar ook die van zijn kinderen, die na hem belast worden met de restitutie.
Ook wordt het in bezit hebben van andermans goederen met diens medeweten maar zonder zijn goedkeuring gezien als een vorm van diefstal. Een voorbeeld hiervan is een beroving, die meestal gepaard gaat met geweld en dus extra schade aanricht.
Een valse getuigenis kan zowel in de rechtbank als in een alledaagse conversatie worden afgelegd. In de rechtbank kan dit doordat de aanklager een valse beschuldiging uit of bepaalde feiten achterhoudt, doordat een getuige (dit kan dus ook de aanklager of verdachte zelf zijn) een valse getuigenis aflegt (en hiervoor moet hij dan ook gestraft worden), of doordat de rechter een onrechtvaardig vonnis oplegt. In de rechtbank is dit vooral een zware zonde, omdat God bij het afleggen van de eed wordt aangeroepen als getuige en dus als garantie voor de waarheid. Leugens, meineed en bedrog worden door dit gebod verboden, voor eenieder die aan een rechtszaak deelneemt.
In een normaal gesprek kan iemand een ander kleineren en hiermee diens reputatie aantasten. Hieronder vallen ook het vertellen van een geheim dat niemand aangaat, zoals een bepaalde zonde, of juist door iemands fouten aan te dikken. Een tweede manier van valse getuigenis is door naar een dergelijk persoon (die een ander kleineert) te luisteren; beter is om gewoon weg te lopen en dit af te keuren. Vleierij en geroddel zijn ook vormen van valse getuigenis, aangezien beide draaien om onwaarheden.
De reden dat elke vorm van liegen wordt afgekeurd, is dat het een bezigheid van de duivel is. Ten tweede betekenen leugens de ondergang van de maatschappij, die immers berust op vertrouwen. Ten derde kost het de leugenaar ook zijn reputatie, want als hij te vaak leugens vertelt, zal hij ook niet meer worden geloofd wanneer hij de waarheid spreekt. Liegen is in principe een ernstige zonde, omdat het de ziel aantast, maar er zijn ook vergeeflijke leugens. De ernstige vormen zijn liegen om iemand kwaad te doen of liegen wanneer men anderen onderwijst, met name in zaken van religie. Men kan ook liegen voor eigen bestwil, zoals uit bescheidenheid, uit schaamte (zoals het volhouden van een leugen die men eerst geloofde als waarheid en pas later ontdekte niet waar te zijn), of voor profijt, namelijk om iets te bereiken of juist te omzeilen. Ook kan iemand liegen om een ander te beschermen of redden, wat toch vermeden moet worden, of gewoon uit pure ijdelheid, wat op zich kan leiden tot een grotere zonde als men dit te vaak doet.
Sinds de zondeval is niemand vrij van lusten. Zodra de lusten niet meer door de rede kunnen worden gestuurd, is er sprake van een zonde, vergeeflijk of ernstig. Als het gevoel van lust niet wordt onderdrukt, dan is het lichaam al zondig bezig, want het wellustig bekijken van een vrouw is gelijk aan overspel in de geest, en (net als bij het tiende gebod) wordt niet alleen de daad, maar ook de intentie of gedachte gezien als zondig. Ook het uiten van tekst met een dergelijke inhoud is niet goed, zo kan men door het maken van lichtzinnige liedjes ook al een zonde begaan. Wanneer men ook nog ledematen gebruikt is dit zelfs een stap verder dan door uitingen alleen.
Het onderdrukken van lust vergt inzet en actie van de mens maar is wel noodzakelijk. Een manier is om bepaald gezelschap te vermijden, of zelfs elke situatie waarin men tot een zonde zou kunnen worden verleid (vermijd dus een mooie vrouw in het gezicht te kijken).
Een tweede manier is door dergelijke gedachten geen kans te geven op te komen, wat mogelijk is door bijvoorbeeld zelfkastijding of door zich te wijden aan gebed en hierin vol te houden. De strijd tegen deze gedachten en lusten is een strijd tussen lichaam en geest. Door gebed kan de geest gesterkt worden en door vasten kan het lichaam worden verzwakt.
Een andere manier is om bezig te blijven met werk en goede daden of intellectuele bezigheden, zodat er geen vrij moment is waarop dergelijke zondige gedachten gevormd kunnen worden.
Waar de menselijke wet kijkt naar woord of daad, gaat de wet van God ook over de gedachten, omdat God ook de gedachten van mensen kan zien. Het tiende gebod gaat dan niet over het stelen zelf maar over de gedachten daarover. Uit de eerdere geboden en uit de wetten volgde al dat teveel verlangens niet goed zijn voor de mens omdat de mens dan nooit rust kan vinden; hij wordt volledig verteerd door zijn verlangens.
Bovendien wordt het geld van een rijk iemand zo niet meer besteed aan anderen die het nodig hebben, maar verkiest hij alles zelf te behouden om aan zijn overbodige behoeften te voorzien. Zo ontstaan de mensen die God voor het materiële verruilen en dus de geestelijke, eeuwige rijkdom voor de aardse, tijdelijke rijkdom. Gretigheid of hebberigheid verstoort ook de gelijkheid tussen mensen en de aandacht aan en liefde voor God en de naasten.
Niet voor niets wordt hebberigheid en het verlangen naar rijkdom gezien als de 'wortel van het kwaad': omdat men veel vaker in verleiding gebracht wordt, leidt het snel tot andere slechte eigenschappen en daden, zoals stelen of zelfs moord. Het begeren van andermans bezit zonder reden is weliswaar een zwaardere zonde dan dit met een goede reden doen, maar in alle gevallen blijft hebberigheid een slechte eigenschap die vermeden moet worden, vooral omdat zij alleen maar naar andere slechte daden leidt.
Bron:
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
4583 | 1 |
Add new contribution