HC7 Diagnostiek van psychosociale problemen
Psychosociale problemen
Problematische psychische, emotionele en sociale ontwikkelingen en ernstig belemmerde opvoedprocessen bij kinderen en jeugdigen.
Sociaal-emotionele ontwikkeling: onlosmakelijk met elkaar verbonden.
- Sociale ontwikkeling: interactie kind en omgeving, externaliserende problemen
- Wanneer is dit normaal? Flexibel omgaan met mogelijkheden van omgeving. Adaptief gedrag. Is dit gedrag wel universeel? Of meer afhankelijk van de normen van de cultuur?
- Sociaal gedrag: al het gedrag dat gericht is op anderen.
- Sociale cognities: cognitieve vaardigheden die nodig zijn voor sociaal gedrag.
- Aspecten:
- Relaties
- Je interpreteert gedrag van jonge kinderen te vaak als intentioneel. Vaak is dit helemaal niet het geval.
- Gehechtheid
- Rond het 2e halfjaar krijgt het kind voorkeur voor bepaalde personen. Wanneer er stress is zoekt het kind nabijheid bij die persoon. Meten met bijv. Vreemde Situatie.
- Relaties met andere kinderen
- Leeftijd- en sekseverschillen in het soort vriendschappen.
- Wenselijk gedrag
- Kind kan in eerste instantie verlegen zijn in een nieuwe situatie (normaal). Doordat zelfbeheersing nog niet goed ontwikkeld is kan er sprake zijn van agressief gedrag.
- Spel
- Jong kind: Functioneel en solitair spel met veel herhalingen. Vanaf anderhalf jaar meer beeldend spel. Vanaf 7 jaar ook meer in staat spelregels te accepteren.
- Bewustzijn van anderen
- Vanaf 9 maanden al interesse in aandacht van ouders (door bijv. te wijzen naar een object van interesse; joint attention). Gedrag aanpassen aan emotionele reacties van anderen (social referencing). Toename van sympathie (meevoelen) en empathie (emoties van anderen kunnen erkennen). Meten: bijv. ToM-test.
- Bewustzijn van het zelf
- Bewust van gedachten en gevoelens. Zelfconcept en zelfwaardering.
- Sociale cognitie
- ToM: is een kind hiertoe in staat? Sociale informatieverwerking. Ontwikkeling van moraliteit.
- Emotionele ontwikkeling: internaliserende problemen
- Is er eerst cognitie en dan emotie? Of andersom? Emoties zijn meer dan alleen subjectieve gevoelens. Ook fysiologische/motivationele veranderingen, gedragsmatige aspecten etc.
- Chemische en neurale reacties dat door de hersenen gevormd wordt, in reactie op stimuli.
- Emoties onderzoeken: hartslag meten, gedrag observeren, cognitieve aspect meten (bevragen, is het kind daartoe wel in staat om het te verwoorden?).
- In adolescente fase veel veranderingen in de hormonen > rekening mee houden.
- Aspecten
- Expressie van emoties: neemt in eerste levensjaren fors toe. Emotiebeheersing neemt ook toe.
- Begrip van emoties: emotionele expressie relateren aan gedrag van een ander. Kinderen kunnen zich steeds meer inleven in een ander.
- Regulatie van emoties
- Emotie als regulator van sociale interacties: het reageren op emoties van anderen, vermogen om gezichten en emoties waar te nemen, neemt toe in frequentie en wordt complexer.
- Emotieregulatie: strategieën om eigen emotionele toestand te reguleren en er balans in te brengen.
- Overcontrole: kan leiden tot internaliserende problemen
- Ondercontrole: kan leiden tot externaliserende problemen
Vormen van psychopathologie
- Tests..
- Depressie neemt toe naarmate het kind ouder wordt (vooral pubertijd).
- Hechtingsstoornis ontstaat in de eerste 5 levensjaren.
- ODD/CD: 5-10%, vooral bij jongens. Gedrag is erg situatie-afhankelijk.
- ADHD: ook erg situatie-afhankelijk. Ouders en leerkracht zijn nodig om te weten hoe het in die situatie gaat.
Onderzoeksinstrumenten en discussie
Onderzoeksinstrumenten
- Vragenlijsten (CBSA/CBSK, CDI-2, SSAT)
- Kwantificeerbaar, efficiënt, transparant, gestandaardiseerd.
- Expressietests en projectiemateriaal: psychoanalytische benaderingen > goed beeld van het kind. Een soort gestandaardiseerde opdrachten die het kind moet afmaken, die dan worden gezien als aspecten van de belevingswereld van het kind. Normatieve interpretaties zijn lastig.
- Vertelplaten (CAT, Columbus)
- Zinaanvultesten (ZALC)
- Tekeningen (HTP, FID)
- Spel
- Observaties
- Alledaagse situaties/ spelsituatie. Je let op gedrag, uiten van emoties.
- Gesprekken en interviews
- Discrepantie in onderzoeksinstrumenten: gedrag kan in situaties verschillen, gedrag kan anders zijn buiten het zicht van een volwassene, ouders kunnen over- of onder-rapporteren, leeftijd (ontwikkelingsniveau): kan het kind wel reflecteren?, hebben ouders zelf psychopathologie?, als professional is er verschil in visie.
Discussie instrumenten
- NIP: Cotan
- Onbetrouwbaar-psychometrische kenmerken niet onderzocht
- Screeningsinstrumenten
Discussie projectiemateriaal
- Zicht op beleving en gevoelens
- Inzicht geven aan anderen
- Cross-validering
Kindertekeningen en speldiagnostiek
Tekeningen en spel geven zicht op:
- Centrale belevingshouden (gevoelens, waar het kind mee bezig is). Wees voorzichtig met interpretatie.
- Coping- en afweersmechanismen: hoe hanteert het kind zijn gevoelens? Wegstoppen of juist agressie? Weerstand op uitvoeren van opdracht.
- Relatie tussen gevoelens en realiteit: hoe komen gevoelens van het kind aan bod in hier-en-nu relaties?
Interesse in kindertekeningen
- Ontwikkelingslijn door de tijd heen. Je kan iets zeggen over het ontwikkelingsniveau van kinderen.
- Overeenkomsten in kindertekeningen. Overeenkomst in wat er wordt getekend.
- Universaliteit: overal hetzelfde?
Vijf stadia
- 18 maanden tot 2 jaar (krabbelstadium)
Vanaf 1 ½ jaar merkt het kind dat er een relatie is tussen motorische bewegingen en tekeningen. Het kind wil iets tot stand brengen > meer gemotiveerd > ouders geven complimenten > kind nog meer gemotiveerd.
- 2 tot 3 jaar
Veel gedifferentieerder tekenen. Niet het hele blad wordt meer gebruikt. Dingen op de tekeningen worden door het kind benoemd.
- 3 tot 4 jaar (kopvoeters)
Kind houdt zich aan een plan/opdracht. Objecten zweven nog los in de ruimte. 4 jaar: kind is zich meer bewust van beperkingen, zal dingen op de tekening vaker beschrijven. Meer kleurgebruik om lading te geven aan de tekening.
- 5 tot 7 jaar (intellectueel realisme)
Het lichaam wordt nu vaak volledig getekend. Benen en lijf van elkaar onderscheiden. Veel meer natuurgetrouw. Kinderen worden kritisch op hun producten.
- > 8 jaar (visueel realisme)
Werkelijkheid zo goed mogelijk tekenen.
Voorbeelden
- House, Tree, Person (HTP)
- Gezinstekeningen: familie in Dieren (FID) en Dynamische gezinstekening
Spelniveaus- Vermeer: door spel kunnen kinderen de wereld ontdekken, en komt het spel op een hoger plan.
- Sensopathisch spel
- Sensorische kwaliteiten van het speelgoed. Voelen, ruiken, proeven van het materiaal.
- Vormloos materiaal: klei, zand, water.
- Vroegste spelvorm
- Handelend spel
- Functie van het spel ontdekken. Bijv. het laten rondrijden van een treintje.
- Dynamisch: het laten rijden van een trein
- Statistisch: neerzetten van dieren in boerderij of inrichten huis
- Esthetisch spel
- Het gaat om het uiteindelijke resultaat. Het moet mooi worden. Het gaat om de esthetische kwaliteit.
- Voorbeeld: ridders mooi op een rijtje zetten.
- Illusief spel (=doen alsof)
- Meest gedifferentieerde spelvorm
- Dynamisch: verhaal dat gespeeld wordt
- Statisch: compositie (de scène)
Speldiagnostiek
- Rondleiding in spelkamer. Kind weet wat overal te vinden is, wennen.
- Meespelen, betrokken bij het spel, aan de andere kant de hele tijd reflecteren op wat je ziet.
- Kinderen kunnen snel wisselen tussen de spelniveaus
Interpreteren van de gegevens
- Analyseren per onderdeel: wat gebeurde er? Motoriek, tempo, relatie met onderzoeker.
- Synthetiseren van de informatie: zijn er overeenkomsten (bijv. thema) in de tekeningen/het spel?
Individueel testonderzoek
Domeinen ITO
- (psycho)motorisch en neuro(psycho)logisch functioneren
- Cognitieve functioneren en taalvaardigheid
- Sociaal-emotioneel functioneren
- Aanwezigheid van symptomen van psychopathologie
Overzicht onderzoeksinstrumenten
- Ontwikkelingsschalen en tests voor intelligentie
- Instrumenten voor onderzoek naar taalontwikkeling
- Tests voor overige specifieke vaardigheden
- Tests voor schoolrijpheid, leervoorwaarden en leervorderingen
- Vragenlijsten
- Expressietests en projectieve methoden
- Observatieschalen en vragenlijsten, in te vullen door opvoeders of verzorgers
Analyse van mogelijkheden voor onderzoek bij het kind
- Leeftijd/ontwikkelingsniveau (chronologische vs. Mentale leeftijd)
- Culturele achtergrond
- Zintuiglijke of motorische beperkingen
- Ernstige gedragsproblemen of psychopathologie
Aandachtspunten testafname
- Samenstellen van de testbatterij en praktische voorbereidingen
- Introductie van de testsituatie bij het kind
- Het contact in de onderzoekssituatie
- Nadere structurering van de testsituatie
Add new contribution