Voorrangsregel kinderalimentatie - Arrest

HR 24 juni 2011, LJN BQ0002; NJ 2011, 502 (Voorrangsregel kinderalimentatie)

Casus

Het gaat in deze zaak om een echtscheidingsconvenant waarin partner- en kinderalimentatie zijn vastgelegd. In het convenant is ook een ‘beding van niet-wijziging’ als bedoeld in artikel 1:159 BW opgenomen ten aanzien van de partneralimentatie. De man beroept zich op dwaling met betrekking tot dit beding, stellende dat hij over de betekenis en de strekking ervan ‘gebrekkig’ is voorgelicht door de advocaat/mediator die het convenant heeft opgesteld. Hij verzoekt vermindering van de door de rechter vastgestelde bedragen aan alimentatie, mede vanwege een verkeerde draagkrachtberekening en gewijzigde omstandigheden. Daarbij voert hij subsidiair aan dat, wanneer de rechtbank geen gronden aanwezig zou oordelen voor de verzochte vermindering van de partneralimentatie, er verdere vermindering van de kinderalimentatie zou moeten volgen vanwege zijn beperkte draagkracht. De rechtbank heeft aan het primaire verzoek van de man in beide opzichten gevolg gegeven. In hoger beroep liet het hof de beslissing van de rechtbank aangaande de kinderalimentatie ongewijzigd, maar vernietigde het hof de beslissing wat betreft de partneralimentatie. De rechtbank heeft het niet-wijzigingsbeding vernietigd op grond van dwaling en de partner- en kinderalimentatie gewijzigd. Het hof heeft het verzoek tot wijziging van de partneralimentatie alsnog afgewezen. Als verweerster in cassatie betoogt de vrouw dat het hof het subsidiaire verzoek van de man terecht buiten beschouwing heeft gelaten, gelet op de in artikel 1:400 lid 1 BW toegekende voorrang van kinderalimentatie. Dit verweer strekt ertoe dat de man geen belang heeft bij zijn klacht.

Hoge Raad

De wetgever is bij het opstellen van deze voorrangsregel kennelijk ervan uitgegaan dat de diverse alimentatieverplichtingen op elkaar worden afgestemd met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de voorrang van de kinderalimentatie en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Nu deze afstemming in het onderhavige geval niet heeft kunnen plaatsvinden, rechtvaardigt de voorrangsregel niet dat een gemotiveerd subsidiair verzoek als hier bedoeld, bij gebrek aan belang buiten behandeling wordt gelaten.