McKeown – Verenigd Koninkrijk EHRM 11 januari 2011, appl. Nr 6684/05 - Arrest

McKeown – Verenigd Koninkrijk EHRM 11 januari 2011, appl. Nr 6684/05

Artikelnummer

art. 6 lid 1 EVRM

Onderwerp

Recht op inzage van processtukken

Casus

McKeown wordt door de politie gezien in een auto, met een M. als bijrijder. De politie volgt de auto en ziet dat er voorwerpen uit het raam worden gegooid, wat vuurwapens blijken te zijn. De auto wordt staande gehouden en doorzocht. Twee bivakmutsen, donkere handschoenen en munitie worden in de auto gevonden. McKeown verklaart dat hij M. een lift heeft gegeven en dat hij niets wist over de spullen die M. bij zich had. Hij had M. geen lift willen geven omdat hij er van overtuigd was dat de politie hem op de huid zat, maar hij had uiteindelijk toch toegegeven aan de wens van M. M. zou een tas bij zich hebben gehad, waar de wapens in zouden hebben gezeten. Kennelijk heeft M. die uit de auto gegooid, nadat de politie hen had klemgereden. McKeown stelt dat hij in de val is gelopen; M. zou naar zijn huis zijn gekomen met de wapens en het zou geen toeval zijn geweest dat zij door de politie werden staande gehouden.

De vervolgende partij stelt McKeown in kennis van het feit dat zij om een bevel tot afscherming van materiaal zal vragen. De disclosure-judge (een soort rechter-commissaris) besluit, na het horen van de verdediging omtrent haar te voeren verweer, dat bepaald materiaal mag worden afgeschermd wegens zwaarwegende redenen.

Rechtsgang

Nationaal

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting probeert de verdediging aannemelijk te maken dat de politie over meer informatie heeft beschikt dan zij bij het onderzoek naar voren heeft gebracht. De rechter is hiervan echter niet overtuigd en verklaart de zaak om die reden niet-ontvankelijk. Hij veroordeelt McKeown tot 12 jaar gevangenisstraf wegens het hebben van vuurwapens en munitie en tot 2 jaar gevangenisstraf wegens het bezitten van terroristische voorwerpen.

Het beroep van McKeown wordt door het Hof van Beroep afgewezen. Het Hof formuleert als uitgangspunt dat bij uitzondering kan worden afgeweken van het beginsel van full disclosure. De rechter die zich uitlaat over de afscherming moet voortdurend alle aspecten van het lopende proces in de gaten houden en in het bijzonder moet hij acht slaan op de koers van de verdediging. Dit is in deze zaak gebeurd. Nota bene staat het oordeel van de disclosure-judge bij de hoge beroepsrechter niet ter discussie.