Metten - Arrest

Metten, ABRS 07-07-1995, AB 1997, 117.
 

Casus

Metten (appellant) verzoekt de minister van financiën (verweerder) om hem op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) inzage te verschaffen in de notulen van vergaderingen van de Raad van de EG. Verweerder wijst dit verzoek af. Appellant heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend op 23 oktober 1992. Bij besluit van 9 december 1992 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellant op 7 januari 1993 beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 1 juni 1995 is het geschil behandeld.

Appellant wil voor de vervulling van zijn taak als lid van het Europees Parlement de notulen van vergaderingen van de Ecofin-raad kunnen inzien en stelt dat verweerder op grond van het bepaalde in de Wob deze inzage moet verschaffen. Verweerder stelt dat de Wob niet van toepassing is op de notulen van de vergaderingen van de Ecofin-raad omdat de beraadslagingen van de Raad van de EG op grond van art. 18 van het Reglement van orde voor de Raad aan geheimhouding zijn onderworpen.

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

De voorzitter overweegt dat de Raad van de EG in het leven is geroepen met het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie van de EG (Fusieverdrag). Op grond van art. 5 van dit verdrag stelt de Raad zijn reglement van orde vast. Op grond van art. 18 van dit reglement zijn de beraadslagingen van de Raad aan geheimhouding onderworpen voor zover de Raad niet anders beslist.

De Afdeling kijkt naar de jurisprudentie van het HvJEG en haalt daaruit dat het beginsel van de voorrang van het gemeenschapsrecht ook geldt voor niet-rechtstreeks werkende bepalingen. Volgens de afdeling is de geheimhoudingsplicht van art. 18 een bindend besluit omdat het niet de bedoeling kan zijn dat afhankelijk van het recht van de lidstaat van de indiener van een verzoek om openbaarmaking, al dan niet inzage wordt verleend in de documentatie. De bepaling zou dan niet nuttig zijn. Aangezien de Afdeling heeft vastgesteld dat het beginsel ook geldt voor niet-rechtstreeks werkende bepalingen geldt deze ook voor het Reglement.

De Afdeling oordeelt dat verweerder terecht het verzoek heeft afgewezen.

Rechtsregel

Het beginsel van voorrang van gemeenschapsrecht geldt ook voor niet-rechtstreeks werkende bepalingen.