Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 8080 reads
HR 7 april 2000, LJN AA5405; NJ 2000/638 m.nt. W.M. Kleijn
Wortelboer/VVE ‘Schoolstraat’
Wortelboer is eigenaar van twee boven elkaar gelegen appartementen en heeft het beneden gelegen appartement in gebruik als kantoor. Als hij in verband met ruimtegebrek het bovengelegen appartement door middel van een interne trapverbinding bij zijn kantoorruimte wenst te betrekken, rijst de vraag of deze bouwkundige verandering een wijziging in de begrenzing van de appartementen teweegbrengt, waartoe ingevolge artikel 5:139 BW een wijziging van de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening is vereist.
Volgens de Hoge Raad had het hof de juistheid van de stelling dat de veranderingen van tijdelijke aard zijn en zich lenen voor herstel, niet buiten beschouwing mogen laten, nu de enkele verandering in de constructie of de omgrenzing van een appartement niet voldoende is om aan te nemen dat wijziging van de akte van splitsing
HR 15 november 1996 (Metterwoon Vastgoed)
Casus:
Een verkoper is met de koper overeengekomen dat hij na de overdracht het verkochte appartementsrecht als huurder mag blijven bewonen. Vervolgens vestigt de koper een hypotheek waarin de huurovereenkomst wordt verzwegen en waarin een huurbeding wordt opgenomen. De hypotheekhouder verkoopt het appartementsrecht aan Metterwoon en Metterwoon vordert ontruiming van het appartement met het oog op het huurbeding. De vraag is of het huurbeding, gemaakt door de hypotheekhouder, prevaleert boven een ten tijde van de vestiging van de hypotheek bestaande huurverhouding welke huur de vorige eigenaar zich bij de verkoop en overdracht aan de hypotheekgever had “voorbehouden”.
Rechtsregel:
Een verkoper die met de koper is overeengekomen dat hij na de overdracht de verkochte woning als huurder mag blijven bewonen en vervolgens ook nog meewerkt aan een transportakte waarin uitdrukkelijk wordt vermeld, dat de woning niet vrij van huur wordt
Maatregel of straf?, BC 12 maart 2004, kenmerk: 03/2801/ GA
Rechtsregel:
Beslissing van een directeur van een penitentiaire inrichting dat de vriendin van klager de toegang tot klager voor zes weken wordt ontzegd is op grond van art. 50 lid 1 Pbw jo. art. 38 lid 3 Pbw niet onredelijk of onbillijk.
Casus:
Klager klaagt dat zijn vriendin de toegang tot hem voor zes weken ontzegd is. Hij draagt hierbij aan dat de termijn van zes weken te lang is, aangezien in de Pbw een periode van maximaal vier weken staat (art. 50 lid 1 onder b Pbw). De BC moet beoordelen of de beslissing van de directeur onredelijk of onbillijk is.
Beoordeling BC:
De directeur kan op grond van art. 38 lid 3 Pbw de toelating tot een gedetineerde van een bepaalde persoon weigeren, als dit noodzakelijk is
HR 20 mei 2011, LJN BP9997; NJ 2011/241
Stichting de Luwte/Van Velten c.s.
Het gaat in deze zaak om de vraag wie eigenaar is van een op de grens tussen twee erven staande boom. De stam van deze boom staat voor het grootste deel op het perceel van De Luwte, maar vanaf zes meter hoogte bevindt de stam zich uitsluitend nog boven het perceel van Van Velten c.s. De takken hangen ook enkel boven het perceel van Van Velten c.s. De boom stond ten tijde dat hij werd geplant geheel op het perceel van De Luwte, maar is door uitgroei mede op het perceel van Van Velten c.s. komen te staan.
Het hof oordeelt, in navolging van de rechtbank, dat de boom gemeenschappelijk eigendom is van De Luwte en Van Velten c.s.
De Hoge Raad overweegt dat het hof met zijn oordeel
HR 6 februari 1998, NJ 1999/303 m.nt. W.M. Kleijn
Winters Bouwbedrijf/Kantoor van de Toekomst (Retentierecht aannemer onroerende zaak III)
Een aannemer heeft in opdracht en voor rekening van haar opdrachtgeefster een kantorencomplex gebouwd. Zij beroept zich jegens haar opdrachtgeefster op haar retentierecht. In verband daarmee heeft zij aan een huurster van de opdrachtgeefster, die reeds enige tijd bezig was het door haar gehuurde af te bouwen en in te richten, de toegang tot het gebouw ontzegd.
In cassatie bestrijdt de huurster dat de aannemer een retentierecht op het gebouw toekomt en de aannemer dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door met een beroep op haar retentierecht aan de huurster de toegang tot het gebouw te ontzeggen.
De Hoge Raad overweegt dat door afgifte van de zaak aan toekomstige gebruikers die geen contractuele wederpartijen van de schuldeiser zijn, de contractuele schuldenaar de macht over de
Mobiele telefoon, BC 17 maart 2005, kenmerk: 04/3218/ GA
Rechtsregel:
Oplegging van een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende weekendverlof is in strijd met de wet, als op geen enkele wijze aannemelijk wordt dat huisregels overtreden zijn.
Casus:
De klager heeft een disciplinaire straf van intrekking van het eerstvolgende weekendverlof gekregen, omdat er een mobiele telefoon is gevonden in de gezamenlijke ruimte van het appartement. De beoordelingscommissie moet beslissen of deze beslissing rechtens juist is geweest.
Klager geeft aan dat de directeur afgegaan is op het opgemaakte rapport. Bij het opmaken van het rapport is niet aan klager gevraagd of de gevonden mobiele telefoon van hem was. Volgens de raadsman van klager is de disciplinaire straf in strijd met de wet, nu zijn schuld aan het overtreden van de huisregels niet is komen vast te staan. Het opleggen van eenzelfde straf
HR 16 maart 1977 (Erfpachtverhouding)
Casus:
Het geschil gaat over de vraag of de tegenprestatie die bij de uitgifte van een stuk grond in erfpacht door een erfverpachter werd bedongen, in zijn geheel als canon beschouwd moet worden. De vraag is namelijk of de verplichtingen van de gemeente Rotterdam om de kademuur te onderhouden en ervoor te zorgen dat het water in de haven op de overeengekomen diepte zal worden gehouden, een onderdeel van het erfpachtrecht uitmaakt of een afzonderlijke obligatoire overeenkomst is. De inspecteur heeft namelijk voor een aangifte op grond van art. 11 Wet Belastingen Rechtsverkeer, ook de vergoeding die de erfpachter aan de erfverpachter betaalt voor het onderhouden van de kademuur en het onderhouden van een bepaalde diepte van het vaarwater tot de canon gerekend.
Rechtsregel:
Het Hof en de Hoge Raad kiezen voor de “legistische” methode: partijen zijn volgens art. 782
Derksen/Rabobank
HR 16 juni 2000, NJ 2000, 733
Casus
Een vrouw is eigenaar van een perceel. Zij sluit een overeenkomst met een aannemer om dit perceel voor 275'000 gulden te laten verbouwen. Later sluit haar man, waarmee ze buiten iedere gemeenschap van goederen is getrouwd, een aanvullende overeenkomst met de aannemer, op basis van een open begroting.
Wanneer de kosten op grond van de aanvullende overeenkomst onbetaald blijven, oefent de aannemer een retentierecht op het huis uit. In cassatie gaat het erom of de bank een ouder (hypotheek)recht op het perceel had, en aan de aannemer dus geen retentierecht toekwam. Ook was het de vraag of de bank voorrang zou toekomen bij eventuele achterstallige rentebetalingen.
Rechtsvragen
Mag, in het licht van 3:291 lid 2 BW, een retentierecht worden uitgeoefend tegen een derde, de bank die een hypotheekrecht heeft, of moet men meewegen dat
Perspectief in de longstay?, Penitentiaire kamer Gerechtshof Arnhem, 5 maart 2007, LJN, AZ9806
Beslissing:
De longstayvoorzieningen nemen een bijzondere plaats in binnen de tenuitvoerlegging van de tbs. Plaatsing in de longstay betekent een koerswijziging in de benadering van de tbs-gestelde: immers op verandering gerichte behandeling wordt niet langer zinvol geacht. In plaats daarvan wordt overgegaan tot beveiliging, stabiliteit en zorg. Deze koerswijziging kan ingrijpende consequenties hebben voor de duur van de tbs-maatregel. Er moet rekening mee worden gehouden dat het verblijf op de longstay een eindstation betekent; niet alleen in het kader van de tenuitvoerlegging van de tbs, maar ook in het leven van de terbeschikkinggestelde. . Het is de taak van de verlengingsrechter telkens naar aanleiding van een vordering tot verlenging te beoordelen of de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden, omdat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen die
HR 11 maart 1981 (Opstalrecht)
Casus:
A verkocht aan B een oppervlakte grond met daarop verspreid staande gebouwen, onder het voorbehoud van het recht van opstal van het gekochte. Het ging dus om de overdracht van bloot-eigendom. Bovendien was het de bedoeling dat bij de overdracht ook de gebruiksrechten van de grond gedurende de opstaltermijn aan de opstalhouder zouden toekomen. De inspecteur legt een aanslag tot naheffing van overdrachtsbelasting op. De waarde van het overgedragen bloot-eigendom is namelijk verschillend al naar gelang het gebruiksrecht van de grond als een zakelijk onderdeel van het opstalrecht is te beschouwen (dit vermindert de omvang van het bloot-eigendom en maakt de heffing dus lager) of als een afzonderlijke obligatoire huurverhouding moet worden gezien. De vraag is dus of een opstalrecht een gebruiksrecht en een recht van vruchttrekking kan omvatten, waardoor de heffing van de overdrachtsbelasting lager zou zijn, omdat de
Marbeth Van Uitregt, HR 31 mei 1991, NJ 1991, 721. Rechtsartikelen Art. 185 WVW jo. 6:101 BW Onderwerp Vestiging van aansprakelijkheid; beroep op overmacht bij kinderen jonger dan 14 jaar Casus Marbeth (10 jaar) is betrokken geraakt bij een ongeluk door zonder uit te kijken een uitrit ...
Iza/Vrerink, HR 28 februari 1992, NJ 1993, 566 Relevante artikelen Art. 185 WVW jo. 6:101 BW Onderwerp Omvang aansprakelijkheid; eigen schuld bij ouderen Casus Mevrouw Van Duiven, 67 jaar, wordt in het donker aangereden door Vrerink. De verzekeraar van Van Duiven, IZA, wil vervolgens d...
Tromp - Regency Residence, HR 24 november 1995, NJ 1996, 160 Rechtsartikelen Art. 6:265, 267 BW Samenvatting Een alternatief dat nadeel van de schuldeiser voorkomt staat een ontbinding na wanprestatie niet in de weg. Feiten Tromp c.s. verkopen grond op Aruba aan Van Droogenb...
Select any filter and click on Search to see results
Search via countries, clubs, goals, studies, topics or working fields
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.
De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.
Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
Vaardigheden (juridische): instrumenten die nodig zijn voor het op systematische wijze oplossen van casus.
Bestuursprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving betreffen van de regels van het bestuursrecht.
Bestuursrecht: de rechtsregels die de verhouding tussen overheid en burger betreffen.
Burgerlijk recht: de rechtsregels die de betrekkingen tussen burgers onderling regelen.
Burgerlijke rechtsvordering: het burgerlijke procesrecht.
Procesrecht: de rechtsregels die de handhaving regelen van de regels van materieel recht.
Staatsrecht: de rechtsregels die de organisatie en inrichting van de staat betreffen.
Strafprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving van het materiële strafrecht bepalen.
Strafrecht: de rechtsregels die bepaalde handelingen strafbaar stellen en daaraan een sanctie verbinden.
Verdrag: overeenkomst tussen staten.
Alternatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval slechts aan één voorwaarde hoeft te voldoen.
Constructie: een rechtsregel waarin de wetgever uiteenlopende verschijnselen onder één noemer vat.
Cumulatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval moet voldoen aan alle voorwaarden.
Enuntiatieve of niet-limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval ook aan andere dan de genoemde alternatieve voorwaarden kan voldoen.
Fictie: een rechtsregel die een situatie behandelt alsof hij een ander soort situatie is.
Kwalificatieregels of definitiebepalingen: een rechtsregel die een omschrijving omvat van begrippen.
Limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval slechts aan één van deze genoemde alternatieve voorwaarden behoeft te voldoen.
Normatieve rechtsregels: rechtsregels die zich richten op het sturen of beoordelen van gedrag.
Rechtsregel: een algemeen verbindend voorschrift.
Verwijzingsregels of schakelbepalingen: deze rechtsregels verklaren een rechtsregel van toepassing buiten de wettelijke regeling waarvan zij deel uitmaken.
Dit boek bespreekt de belangrijkste vaardigheden die nodig zijn voor het beantwoorden van een juridische vraag. Deze vaardigheden zijn van belang om te voorkomen dat feiten verkeerd worden weergegeven, de juridische selectie van de feiten onjuist is, de rechtsvraag onjuist is geformuleerd of de rechtsregel verkeerd is geïnterpreteerd. Andere fouten kunnen de weergave van de argumenten van de wederpartij betreffen of de structuur van het juridisch betoog. Het boek sluit aan op de theoretische visie die is uiteengezet in Recht in Context. Kernvisie van dat boek is dat men het recht moet beschouwen in zijn context. Men moet niet alleen de rechtsbronnen kennen, maar ook letten op de wijze waarop juristen er onder invloed van de omstandigheden van een geval mee omgaan bij het argumenteren en het schrijven van vonnissen.
Het boek bespreekt de volgende vaardigheden als instrumenten voor het oplossen van casus. Hoofdstuk 2 richt zich op het opzoeken van de relevante wetsartikelen in wettenbundels en juridische internetsites. De analyse van rechtsregels komt aan de orde in hoofdstuk 3. Inzicht in de structuur van een rechtsregel vergemakkelijkt het opzetten van een betoog en bevordert een juiste inschatting van de argumentatie van de wederpartij. Hoofdstuk 4 richt zich op de opzet van een argumentatie en het inspelen op de argumentatie van de wederpartij. In hoofdstuk 5 tot en met 7 komt de analyse van rechterlijke uitspraken aan bod. Het gaat daarbij om vonnissen, arresten van het Gerechtshof en van de Hoge Raad. Daaraan vooraf gaat een inleiding op het juridische proces met aandacht voor de procespartijen, de rechterlijke instanties en enige belangrijke wettelijke bepalingen. De bespreking richt zich op de civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke uitspraken. Bij de bespreking van het bestuursrecht wordt ook aandacht gegeven aan het belangrijke begrip ‘belanghebbende.’
De wijzen waarop een rechtsregel kan worden uitgelegd (geïnterpreteerd) komt aan de orde in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 tenslotte richt zich op het argumenteren en het schrijven van een betoog.
Voor het oplossen van casusposities gaan juristen te rade bij rechtsbronnen, de vindplaatsen van het recht. Deze zijn: internationale
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Leren, studeren en kennis delen op het gebied van juridische zaken en bestuur Artikelen, oefenmateriaal, samenvattingen, buitenlandse stages en studiehulp, voor rechten, bestuurskunde, politicologie en internationale studies
Een arrest is een uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad in een civiele dagvaardingsprocedure of van een strafzaak. Andere rechters kunnen eerdere uitspraken van collega's in deze procedures of zaken gebruiken als rechtsbron, jij kunt arresten dus ook gebruiken in je onderbouwingen. Ieder (Ne...
APV Schiermonnikoog (HR 23-12-1980, NJ 1981, 171) ⇧ Casus De gemeente Schiermonnikoog had in zijn APV opgenomen dat het verboden was om zich met een motorvoertuig of bromfiets op het eiland te bevinden, behoudens ...
Ronde Klip (HR 03.01.1978 - NJ 1978, 627) Casus Verdachte werd kwaad en kneep gedurende enige tijd de keel van zijn vriendin dicht. Dit heeft fatale gevolgen gehad. Toen verdachte dit inzag, werd hij bang en liet het slachtoffer los. Hij probeerde zijn vriendin nog bij bewustzijn te krijgen, maar m...
⇧ Onderwerp Mededingingsrecht, overheidsmaatregelen en diensten van algemeen economisch belang. ⇧ Relevante wetsartikelen en beginselen Artt....
For a sustainable and safe travel or emigration insurance you can check JoHo's Expatinsurances.org