Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 8113 reads
HR 25 februari 1983, NJ 1983, 696 m.nt. E.A.A. Luijten
(Schaaphok/Schilder)
Casus:
Geldt het in artikel 1:88 en 89 BW bepaalde ook voor een woning die bestemd is tot echtelijke woning, maar die in feite nog niet als zodanig in gebruik is genomen?
Hoge Raad:
De opvatting dat een woning die bestemd is tot echtelijke woning, maar in feite nog niet als zodanig in gebruik is genomen, niet onder de werking van de artikel 1:88 en 89 BW valt is ‘in haar algemeenheid’ onjuist. Naar de strekking van genoemde artikelen zal met een door echtgenoten tezamen bewoonde woning op een lijn moeten worden gesteld de woning die door hen als de ‘in de nabije toekomst’ te betrekken woning is bestemd.
Wel zal in dat geval aan de omstandigheid dat de woning niet in feitelijk gebruik is bij de echtgenoten een vermoeden
HR 28 februari 2003, LJN AF0131; NJ 2003/272
Steiger
Inzet van dit geding is de steiger die ligt naast het aan de Vecht grenzende perceel van Winter en die wordt gebruikt door (onder anderen) het echtpaar Keja. Winter claimt de eigendom van de steiger, daartoe stellende dat deze steiger moet worden beschouwd als een bestanddeel in de zin van artikel 3:4 BW van het aan hem in eigendom toebehorende perceel. In cassatie wordt opgekomen tegen het oordeel van het hof dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de steiger geen wezenlijk onderdeel van de naastgelegen grond vormt en ook niet zodanig met de grond is verbonden dat zij niet zonder beschadiging van betekenis van de grond kan worden verwijderd, zodat de steiger geen bestanddeel is van de onroerende zaak van Winter.
Het betoog dat een steiger volgens verkeersopvatting altijd onderdeel
Mariënwaerdt/Van Grunsven, HR 13 februari 2009, NJ 2009, 242
Casus
Mariënwaerdt en Van Grunsven hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Van Grunsven als cateraar gebruik mag maken van ruimtes van Mariënwaerdt ‘in ruil waarvoor’ Van Grunsven een bepaald percentage van de omzet moet afdragen. Na een tijd zegt Mariënwaerdt de contractuele relatie met Van Grunsven op. Op het moment dat Van Grunsven een verzoek indiende tot verlenging van de termijn waarbinnen ontruiming plaats moest vinden, was hij niet meer in het bezit van het gehuurde.
Hoge Raad
Het hof heeft zich gefocust op art. 7:230a lid 2 BW, dit lid bepaalt dat de ontruimingsbevoegdheid niet geldt in een paar gevallen. Het geval in casu, de ontruimingsbevoegd geldt niet indien de huurder niet meer in het bezit is van het gehuurde, staat hier niet tussen. Van Grunsven is ontvankelijk in het verzoek tot verlenging. Daarnaast
ABRvS 13 april 2011, LJN BQ1081; JM 2011, 51 m.nt. K.J. de Graaf
(Belanghebbende omgevingsvergunning)
In deze uitspraak gaat de Afdeling in op het belanghebbendebegrip bij milieu- en omgevingsvergunningen.
Ingevolge artikel 1:2 lid 1 Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Wanneer op grond van de Wm een vergunning voor het veranderen van een inrichting wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van het in werking zijn van de inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden.
Hoe dient de kring van belanghebbenden bij een omgevingsvergunning te worden bepaald ingeval die vergunning meer dan één van de toestemmingen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 Wabo bevat?
Volgens de Afdeling dient per toestemming bepaald te worden of degene die een rechtsmiddel heeft aangewend belanghebbende
Stork
OK 17 januari 2007, LJN AZ 6440
Casus
Stork is een beurs-genoteerde vennootschap met een structuurregime die (middellijk) ondernemingen in stand houdt. Zij wordt onderscheiden in vier groepen. In de loop van 2004 hebben Centaurus c.s. aandelen in Stork genomen. Centaurus en Paulson zijn zogenaamde hedge fondsen. Zij trekken gelden aan van (institutionele) beleggers en beleggen deze gelden vervolgens nagenoeg uitsluitend in beursgenoteerde effecten, waarbij zij hun markt- en valutarisico's hebben gehedged. Zij hebben een verzoek ingediend tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Stork en tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen in haar verzoekschrift ten grondslag gelegd dat sprake is van wanbeleid van Stork, althans van gegronde redenen om aan een juist beleid van Stork te twijfelen.
Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer oordeelt dat niet valt te ontkomen aan de vaststelling dat tussen het bestuur
HR 11 juni 1993, NJ 1993, 713
Casus
Het gaat in deze zaak om de uitleg van het wettelijk vermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW.
Hoge Raad
Is de jaarrekening slechts enkele dagen te laat gedeponeerd, dan is sprake van een ‘onbelangrijk verzuim’.
Onjuist is dat indien geen verlengingsbesluit in de zin van artikel 2:210 lid 1 BW is genomen, de voor de openbaarmaking voorgeschreven termijn zo aanzienlijk is overschreden dat van een onbelangrijk verzuim in voormelde zin niet kan worden gesproken. Bij de beantwoording van de vraag of een niet tijdig voldoen aan de in artikel 2:394 BW neergelegde publicatieverplichting al dan niet een onbelangrijk verzuim oplevert een overschrijding van de termijn voor openbaarmaking buiten beschouwing wordt gelaten voor zover die overschrijding het gevolg is van het ontbreken van een geldig besluit tot verlenging van de termijn voor het opmaken
In deze zaak ging het om de vraag of een Commanditaire Vennootschap met één beherend vennoot een afgescheiden vermogen had. Hovuma Magazijninstellingen BV had hier cassatie ingesteld tegen Spreeuwenberg Beheer BV.
Spreeuwenberg was beherend vennoot bij commanditaire vennootschap Spreeuwenberg Magazijninrichting. Deze commanditaire vennootschap verkocht al haar activa aan Hovuma. Roggeveen, een verkoper, had een belangrijke rol in de CV en hij weigerde na de overdracht bij Hovuma in dienst te treden. In verband hiermee werd de verkoopprijs van genoemde transactie van ƒ 400 000 verminderd tot ƒ 100 000. Aan die vermindering van de koopprijs werd in de overeenkomst in art 11 een door Hovuma verschuldigde boete ad ƒ 300 000 verbonden voor het geval dat Roggeveen binnen twee jaren na 'heden' voor Hovuma of een daarmede verbonden vennootschap werkzaam zou zijn. De boete werd niet voor matiging vatbaar verklaard.
Roggeveen trad in november
ABRvS 30 november 2011, LJN BU6363
(Milieuvergunning RWE-centrale)
De Afdeling heeft eerder in deze zaak HvJ verzocht om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op (onder meer) de vraag naar de verhouding tussen Richtlijn 2008/1/EG (IPPC-richtlijn) en Richtlijn 2001/81/EG (NEC-richtlijn), meer bepaald, of de verplichtingen van IPPC-richtlijn zodanig kunnen en moeten worden uitgelegd dat bij de beslissing op de aanvraag om een milieuvergunning het nationale emissieplafond voor SO2 van de NEC-richtlijn ten volle in acht moet worden genomen.
In deze uitspraak oordeelt de Afdeling in het licht van hetgeen HvJ voor recht heeft verklaard dat het college van B&W bij de uitleg van hoofdstuk 8 van de Wet milieubeheer, in het bijzonder artikel 8.8, 8.10 en 8.11, de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen niet tot de voorwaarden voor de verlening van de milieuvergunning behoefde te rekenen.
Bij de beslissing
ABN AMRO
HR 13 juli 2007, LJN BA7970
Casus
In april 2007 gaat het niet goed met ABN AMRO. Een aantal aandeelhouders zijn het niet eens met het gevoerde beleid. Deze aandeelhouders geven aan dat zij van mening zijn dat het bestuur een andere strategie moet volgen. ABN AMRO besluit haar Amerikaanse dochtervennootschap te verkopen en gaat op zoek naar een partner. Het bestuur ziet in Barclays Bank een goede partner. Barclays wil alle aandelen overnemen van de zittende aandeelhouders voor een bedrag van 60 miljoen euro. Barclays heeft echter een financieringsprobleem. Vervolgens komt de Bank of America in beeld. Deze bank wil het onderdeel LaSalle kopen voor 16 miljoen euro. LaSalle wordt vervolgens binnen drie dagen verkocht. Er is echter ook nog een vereniging van drie banken die de Amerikaanse dochtervennootschap wel wil kopen voor 70 miljoen euro, maar alleen indien LaSalle nog
Bodam Jachtservice BV gaat failliet, en niet alle schuldeisers kunnen voldaan worden. Vaststaat dat het bestuur van de BV niet aan haar boekhoud- en publicatieverplichtingen heeft voldaan (art. 10 resp. 394).
Daarmee staat op grond van art. 2:248 lid 2 tevens vast dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Bestuurder Br. stond weliswaar de laatste twee jaar in het Handelsregister als bestuurder ingeschreven, maar de AVA heeft hem reeds na enkele weken eervol ontslag gegeven. Hij is toen tot commissaris benoemd, speciaal belast met toezicht op de financiële administratie. Een zekere B. is gedelegeerd commissaris, dat wil zeggen: een commissaris die de RvC mag vertegenwoordigen. De curator spreekt beiden ex art. 2:259 aan voor de voldoening van de schulden van de BV, voor zover die niet uit de baten van de boedel voldaan kunnen worden.
Artikelen 2:248
Stichting de Thuiskopie – appellant, Afdeling Bestuursrechtspraak 03-05-2006, nr. 200507682 Onderwerp Wie is er bestuursorgaan? (art. 1:1 lid 1 Awb) Casus Op 29 september 2004 krijgt de appellant een brief thuisgestuurd van de Stichting Thuiskopie, waarin staat dat hij in strij...
SenterNovum, ABRVS 12-06-2006, nr. 63. Onderwerp Mandaat bevoegdheid te beslissen op bezwaarschrift. Casus Aan appellante is ex artikel 4:29 e.v. Awb een subsidie verleend op grond van de Subsidieregeling milieugerichte technologie. Nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht,...
Vernietiging Archiefbescheiden, ABRvS 03-07-2002. Nr. 200106119/1 Onderwerp Het besluitbegrip Casus Op 25 september 2000 hebben B&W van Epe een verzoek om vernietiging van een op appellant betrekking hebbend dossier afgewezen. Bij besluit van 25 januari 2001 hebben burgerme...
Select any filter and click on Search to see results
Search via countries, clubs, goals, studies, topics or working fields
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
In een civiele procedure oordeelt de rechter in een geschil tussen twee burgerlijke partijen over een norm van privaatrecht. Als partijen kunnen optreden natuurlijke of rechtspersonen (bijv. een stichting, vereniging of BV). Let op: ook de overheid kan als burgerlijke partij optreden, bijvoorbeeld bij het aanbesteden van een bouwproject aan een aannemer. In kleine zaken oordeelt de sector kanton van de rechtbank. Het gaat dan om vorderingen tot 5.000 Euro of huur- en arbeidszaken.
De civiele procedure kent twee vormen: de dagvaardingsprocedure (over geschillen) en de verzoekschriftprocedure (over administratieve zaken als aanwijzing van een voogd). Een dagvaardingsprocedure speelt zich af tussen eiser en gedaagde en eindigt in een vonnis. Een dagvaarding bevat een vordering (petitum) en de grondslag ervoor (fundamentum petendi). Bij een verzoekschriftprocedure zijn een verzoeker (of rekwestrant) en verweerder (of gerekwestreerde) betrokken. De procedure eindigt in een beschikking.
Een civiele procedure kan tot verschillende uitkomsten leiden: de rechter kan zich onbevoegd verklaren, de eiser niet ontvankelijk vanwege redenen die buiten het eigenlijke geschil zijn gelegen als verloop van een termijn, de vordering afwijzen danwel geheel of gedeeltelijk toewijzen.
Jurisprudentie wordt op twee manieren gepubliceerd: ten eerste als ‘kale’ uitspraken (zonder toevoegingen, de uitspraak die u aantreft op rechtspraak.nl) of in de vorm van bewerkte uitspraken (met toevoegingen, de uitspraak in jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen).
Publicatie in een jurisprudentietijdschrift betekent dat de uitspraak wordt bewerkt voordat deze in het tijdschrift wordt opgenomen. In eerste instantie wordt door de redactie van het tijdschrift bepaald welke uitspraken worden opgenomen.
Daarna worden, afhankelijk van het tijdschrift, de uitspraken voorzien van een samenvatting, trefwoorden, relevante wetsartikelen en een annotatie. Bij belangrijke uitspraken van de Hoge Raad kunnen annotaties gevonden worden. Een ervaren jurist is annotator bij een jurisprudentietijdschrift van een uitgever. Het belang van een noot is dat de feiten voorafgaande aan de uitspraak worden samengevat, de rechtsvraag wordt besproken, dat verwijzingen naar literatuur en andere uitspraken worden opgenomen en het belang van het arrest voor de rechtsontwikkeling wordt aangegeven.
De annotator geeft in zijn commentaar het belang van het arrest aan. In een annotatie wordt er ook vak kritiek op de overwegingen van de Hoge Raad gegeven. Een uitspraak wordt meestal op de volgende manier geciteerd: HR 16 september 2011, NJ 2012, 155
Jurisprudentie is vanouds verzameld in jurisprudentiebundels (over een bepaald rechtsgebied). De bundels zijn echter niet up-to-date. Jurisprudentietijdschriften van uitgeverijen zijn dit wel. Het is altijd de redactie die bepaalt welke uitspraken belangrijk zijn. De tijdschriften zijn op papier en digitaal te raadplegen.
Een jurisprudentietijdschrift kan gericht zijn op een bepaald rechtsgebied of op uitspraken van een bepaalde gerechtelijke instantie.
Deze zijn te vinden in bibliotheken van universiteiten, hogescholen en in de openbare bibliotheken. Via online catalogi valt te achterhalen of de bibliotheek het gezochte tijdschrift in bezit heeft. Wanneer de bibliotheek niet over het jurisprudentietijdschrift beschikt, wordt PiCarta gebruikt. Het voordeel van deze catalogus is dat per gevonden jurisprudentietijdschrift wordt aangegeven waar het zich bevindt en of het uitleenbaar is.
Sinds 1913 worden in het tijdschrift 'de Nederlandse Jurisprudentie (NJ)' alle belangrijke uitspraken in burgerlijke en strafzaken gepubliceerd. Er zijn ook nog andere jurisprudentietijdschriften waarin uitspraken worden gepubliceerd.
Via de portalen van de bibliotheek of mediatheek van de hogeschool of universiteit zijn de digitale versies te vinden. Voorwaarde is wel dat de onderwijsinstelling een abonnement heeft op deze digitale bronnen.
Via de zoekmachines van grote uitgeverijen als Kluwer en Sdu, maar ook van kleinere uitgeverijen als Boom, Den Hollander en Paris, zijn vervolgens uitspraken te vinden.
Verder zijn de volgende sites belangrijk bij het digitaal raadplegen van jurisprudentie:
rechtspraak.nl: geeft gratis toegang tot uitspraken vanaf december 1999 van alle rechtbanken, gerechtshoven, de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van beroep voor het bedrijfsleven. Er zijn uitspraken geselecteerd en gepubliceerd die juridisch of publicitair belangrijk zijn. Aan alle uitspraken wordt een landelijk jurisprudentienummer toegekend (LJN). Een uitspraak op Rechtspraak.nl wordt op de volgende manier geciteerd: Rb. Utrecht 21 April 2010, LJN BM1744.
Eur-Lex it is de databank voor jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Gerecht van ambtenarenzaken.
Overige bronnen zijn te vinden bij de (juridische) organisatie zelf waarbij onderzoek gedaan wordt.
Het kan hierbij gaan om dossiers, aanvraagformulieren (voor vergunningen, bijstand, enzovoort), verslagen van vergaderingen, financiële gegevens (boekhouding, grootboekkaarten), bezwaar- en beroepsschriften, aktes van oprichting of statuten van een vereniging op stichting, jaarplannen, jaarverslagen, enzovoort.
Soms zijn deze bronnen gepubliceerd op de site van de organisatie, maar vaak zijn de medewerkers van het bedrijf nodig om de bronnen te verkrijgen (uit de kast), of moet in het archief van de organisatie gedoken worden.
Het lezen van een arrest van de Hoge Raad is wat moeilijker dan het lezen van een vonnis van een rechtbank. Dit komt o.a doordat de zaak bij de Hoge Raad wordt aangebracht als er al een procedure bij de lagere rechter is gevoerd. Ook oordeelt de Hoge Raad alleen over de juiste toepassing van het recht en de uitleg van het recht. Hij oordeelt niet over de feiten.
Bij het lezen van een arrest van de Hoge Raad moet de volgende volgorde worden aangehouden:
Begin met het lezen van de essentie of de samenvatting. Hierdoor wordt de eerste indruk verkregen over waar het arrest precies over gaat.
Lees het eigenlijke arrest van de Hoge Raad. Het eigenlijke arrest bestaat uit de hiervoor genoemde vier onderdelen. Begin met het geding in feitelijke instanties. Hierdoor krijgt men inzicht in de rol van de partijen in de verschillende procedures: eerste aanleg, hoger beroep en cassatie.
Llees de conclusie en/of de noot om een beter begrip te krijgen van de uitspraak.
De conclusie bestaat uit een overzicht van de zaak, de feiten en het procesverloop.
Aan het einde van de conclusie staat het advies van de P-G of de A-G aan de Hoge Raad. Het advies van de P-G of de A-G luidt meestal: de conclusie strekt tot verwerping van het beroep of de conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest of de conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing
Vaardigheden (juridische): instrumenten die nodig zijn voor het op systematische wijze oplossen van casus.
Bestuursprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving betreffen van de regels van het bestuursrecht.
Bestuursrecht: de rechtsregels die de verhouding tussen overheid en burger betreffen.
Burgerlijk recht: de rechtsregels die de betrekkingen tussen burgers onderling regelen.
Burgerlijke rechtsvordering: het burgerlijke procesrecht.
Procesrecht: de rechtsregels die de handhaving regelen van de regels van materieel recht.
Staatsrecht: de rechtsregels die de organisatie en inrichting van de staat betreffen.
Strafprocesrecht: de rechtsregels die de handhaving van het materiële strafrecht bepalen.
Strafrecht: de rechtsregels die bepaalde handelingen strafbaar stellen en daaraan een sanctie verbinden.
Verdrag: overeenkomst tussen staten.
Alternatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval slechts aan één voorwaarde hoeft te voldoen.
Constructie: een rechtsregel waarin de wetgever uiteenlopende verschijnselen onder één noemer vat.
Cumulatieve voorwaarden: de rechtsregel bevat meerdere voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg waarbij geldt dat een geval moet voldoen aan alle voorwaarden.
Enuntiatieve of niet-limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval ook aan andere dan de genoemde alternatieve voorwaarden kan voldoen.
Fictie: een rechtsregel die een situatie behandelt alsof hij een ander soort situatie is.
Kwalificatieregels of definitiebepalingen: een rechtsregel die een omschrijving omvat van begrippen.
Limitatieve opsomming van voorwaarden: een rechtsregel bevat meerdere alternatieve voorwaarden voor het intreden van het rechtsgevolg, waarbij geldt dat een geval slechts aan één van deze genoemde alternatieve voorwaarden behoeft te voldoen.
Normatieve rechtsregels: rechtsregels die zich richten op het sturen of beoordelen van gedrag.
Rechtsregel: een algemeen verbindend voorschrift.
Verwijzingsregels of schakelbepalingen: deze rechtsregels verklaren een rechtsregel van toepassing buiten de wettelijke regeling waarvan zij deel uitmaken.
Dit boek bespreekt de belangrijkste vaardigheden die nodig zijn voor het beantwoorden van een juridische vraag. Deze vaardigheden zijn van belang om te voorkomen dat feiten verkeerd worden weergegeven, de juridische selectie van de feiten onjuist is, de rechtsvraag onjuist is geformuleerd of de rechtsregel verkeerd is geïnterpreteerd. Andere fouten kunnen de weergave van de argumenten van de wederpartij betreffen of de structuur van het juridisch betoog. Het boek sluit aan op de theoretische visie die is uiteengezet in Recht in Context. Kernvisie van dat boek is dat men het recht moet beschouwen in zijn context. Men moet niet alleen de rechtsbronnen kennen, maar ook letten op de wijze waarop juristen er onder invloed van de omstandigheden van een geval mee omgaan bij het argumenteren en het schrijven van vonnissen.
Het boek bespreekt de volgende vaardigheden als instrumenten voor het oplossen van casus. Hoofdstuk 2 richt zich op het opzoeken van de relevante wetsartikelen in wettenbundels en juridische internetsites. De analyse van rechtsregels komt aan de orde in hoofdstuk 3. Inzicht in de structuur van een rechtsregel vergemakkelijkt het opzetten van een betoog en bevordert een juiste inschatting van de argumentatie van de wederpartij. Hoofdstuk 4 richt zich op de opzet van een argumentatie en het inspelen op de argumentatie van de wederpartij. In hoofdstuk 5 tot en met 7 komt de analyse van rechterlijke uitspraken aan bod. Het gaat daarbij om vonnissen, arresten van het Gerechtshof en van de Hoge Raad. Daaraan vooraf gaat een inleiding op het juridische proces met aandacht voor de procespartijen, de rechterlijke instanties en enige belangrijke wettelijke bepalingen. De bespreking richt zich op de civielrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke uitspraken. Bij de bespreking van het bestuursrecht wordt ook aandacht gegeven aan het belangrijke begrip ‘belanghebbende.’
De wijzen waarop een rechtsregel kan worden uitgelegd (geïnterpreteerd) komt aan de orde in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 tenslotte richt zich op het argumenteren en het schrijven van een betoog.
Voor het oplossen van casusposities gaan juristen te rade bij rechtsbronnen, de vindplaatsen van het recht. Deze zijn: internationale
.....read moreDeze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Leren, studeren en kennis delen op het gebied van juridische zaken en bestuur Artikelen, oefenmateriaal, samenvattingen, buitenlandse stages en studiehulp, voor rechten, bestuurskunde, politicologie en internationale studies
Een arrest is een uitspraak van een gerechtshof of de Hoge Raad in een civiele dagvaardingsprocedure of van een strafzaak. Andere rechters kunnen eerdere uitspraken van collega's in deze procedures of zaken gebruiken als rechtsbron, jij kunt arresten dus ook gebruiken in je onderbouwingen. Ieder (Ne...
APV Schiermonnikoog (HR 23-12-1980, NJ 1981, 171) ⇧ Casus De gemeente Schiermonnikoog had in zijn APV opgenomen dat het verboden was om zich met een motorvoertuig of bromfiets op het eiland te bevinden, behoudens ...
Ronde Klip (HR 03.01.1978 - NJ 1978, 627) Casus Verdachte werd kwaad en kneep gedurende enige tijd de keel van zijn vriendin dicht. Dit heeft fatale gevolgen gehad. Toen verdachte dit inzag, werd hij bang en liet het slachtoffer los. Hij probeerde zijn vriendin nog bij bewustzijn te krijgen, maar m...
⇧ Onderwerp Mededingingsrecht, overheidsmaatregelen en diensten van algemeen economisch belang. ⇧ Relevante wetsartikelen en beginselen Artt....
For a sustainable and safe travel or emigration insurance you can check JoHo's Expatinsurances.org