Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9120 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Baybasin (HR 21 oktober 2003, LJN AH9922)
(Uit: Conclusie A-G Machielse) De vraag naar de jurisdictie dient ingevolge artikel 348 Sv te worden beantwoord ‘op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting’. Jurisdictievoorwaarden, zoals het zijn van Nederlander in artikel 5 lid 1 Sr, behoeven niet in de tenlastelegging te zijn opgenomen. De bewijs-voorschriften gelden niet voor het vaststellen van deze omstandigheden.
Als de Nederlandse rechtsmacht is gebaseerd op de plaats waar het delict zou zijn gepleegd (artikel 2 Sr) lijkt het echter onafwendbaar dat de jurisdictievoorwaarde wordt tenlastegelegd, omdat zij immers ook het verweten feit naar plaats bepaalt.
Indien de plaatsaanduiding het enige aanknopingspunt voor de Nederlandse rechtsmacht is, rijst de vraag wat rechtens de status is van deze aanduiding. Volgens de A-G wijst de plaatsaanduiding in zulke gevallen in de eerste plaats op het bestaan van rechtsmacht voor Nederland, maar dient er tevens toe het feit nader te bepalen. Omdat de plaatsaanduiding onderdeel is van de feitelijke omschrijving van het verwetene, gelden de gewone bewijsregels hier wel.
Indien de plaatsaanduiding kan worden bewezen ‘slaat men twee vliegen in één klap’:
Indien evenwel de plaatsaanduiding, die het enige aanknopingspunt voor de vaststelling van de Nederlandse rechtsmacht oplevert, niet kan worden bewezenverklaard, ligt een vrijspraak volgens de A-G niet voor de hand. Door niet bewezen te achten dat het feit in Nederland is gepleegd, trekt de rechter immers (alsnog) de grondslag onder de Nederlandse rechtsmacht vandaan. Systematisch gaan de vragen van artikel 348 Sv, waaronder die van de rechtsmacht, vooraf aan die van artikel 350 Sv.
De A-G volgt de opvatting dat een vrijspraak in zo’n geval ongepast is; daardoor geeft de rechter een inhoudelijke uitspraak die impliceert dat Nederland geen rechtsmacht heeft en dat het openbaar ministerie niet mocht vervolgen. De rechter moet in zo’n geval niet-ontvankelijk verklaren; hij komt aan een inhoudelijke beoordeling niet toe.
Voorts kan een vrijspraak door de Nederlandse rechter aan vervolging in een ander land dat wél territoriale rechtsmacht heeft, in de weg staan, indien dat land een bepaling heeft die vergelijkbaar is met artikel 68 lid 2, onder 1 Sr. Dat staat op gespannen voet met de ontwikkelingen in het internationale recht die tenderen naar een verruiming van de mogelijkheden strafvervolgingen over te dragen en daarvoor zonodig afgeleide rechtsmacht te creëren.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
589 |
Add new contribution