Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

BulletPointsamenvatting Introduction to Personality, Clinical and Health Psychology - 1e Custom UL druk

Wat houdt abnormaliteit in? - BulletPoints 1

  • De studie van abnormal psychology is de studie van mensen die lijden aan mentale, emotionele en vaak fysieke pijn. Dit wordt vaak psychopathologie genoemd.

  • Cultureel relativisme stelt dat gedrag alleen abnormaal kan zijn volgens de heersende culturele normen en dus niet volgens universele standaarden.

  • Het distress-criterium stelt dat gedrag als abnormaal gezien kan worden wanneer een persoon distress (ongemak) ervaart als gevolg van het gedrag.

  • Moderne beoordelingen van abnormaliteit zijn niet gebaseerd op een enkel criterium, maar worden beïnvloed door een samenspel van vier dimensies, de vier D’s: Dysfunction, Distress, Deviance en Dangerousness.

  • Er bestaan drie typen theorieën die de oorzaken van abnormaal gedrag proberen te beschrijven: de biologische, bovennatuurlijke en psychosociale theorieën.

  • Een psychische epidemie is een verschijnsel waarbij groete hoeveelheden mensen ongewoon gedrag vertonen, dat een psychologische oorzaak lijkt te hebben.

  • Franz Anton Mesmer ontwikkelde mesmerism, een methode gebaseerd op animal magnetism. Zijn behandelingen brachten de patiënt in een vorm van trance, die later hypnose genoemd werd.

  • Klassieke conditionering heeft te maken met het verbinden van een geconditioneerde respons aan een stimulus die eerst een andere respons opriep. Operante conditionering stelt dat gedrag dat gevolgd wordt door positieve consequenties vaker herhaald zal worden dan gedrag dat gevolgd wordt door negatieve consequenties.

Welke theorieën en behandelingen van abnormaliteit bestaan er? - BulletPoints 2

  • Een theorie is een set ideeën die een framework bieden op basis waarvan vragen gesteld kunnen worden over een bepaald fenomeen en op basis waarvan informatie verzameld en geïnterpreteerd kunnen worden over dat fenomeen.

  • Een therapie is een behandeling, vaak gebaseerd op een theorie over een stoornis, die ingaat op de factoren die volgens de theorie de stoornis veroorzaken.

  • Er zijn verschillende benaderingen voor het verklaren van psychologische klachten: de biologische, psychologische en socioculturele benadering. Daarnaast is er de biopsychosociale benadering, die erkent dat een stoornis vaak niet verklaard kan worden vanuit één enkele benadering en dus de eerste drie samenneemt.

  • Drie mogelijke biologische oorzaken van abnormaliteit zijn hersendisfunctie (schade aan een deel van de hersenen), biochemische onbalans (onbalans in de neurotransmitters) en genetische abnormaliteiten (afwijkingen veroorzaakt door genen, zoals syndroom van down). Behandeling van biologische abnormaliteit kan met medicatie of psychochirurgie.

  • Behandeling vanuit psychosociale benaderingen gaat uit van conditionering, gedragstherapieën en cognitieve therapieën, soms van psychotherapie.

  • Psychoanalyse (van Freud) is zowel een theorie van persoonlijkheid en psychopathologie, als een methode om de geest te onderzoeken, als een vorm van behandeling van psychopathologie.

  • Volgens Freud is er een aantal psychoseksuele fasen waar ieder kind doorheen moet. Dit zijn: orale fase, anale fase, fallische fase, latente fase en genitale fase.

  • Primaire preventie probeert stoornissen tegen te gaan voordat ze beginnen, secondaire preventie probeert de stoornis in een hele vroege fase te remmen en tertiaire preventie probeert terugval te voorkomen bij mensen die al een stoornis hebben.

Hoe kun je abnormaliteit beoordelen en diagnosticeren? - BulletPoints 3

  • Een assessment (beoordeling) is het proces van symptomen verzamelen en kijken wat de oorzaken ervan kunnen zijn. Een diagnose is een label voor een aantal symptomen die vaak samen voorkomen.

  • De juistheid van een test is de validiteit: de test moet daadwerkelijk datgene meten waarvoor hij ontworpen is. Er zijn verschillende soorten validiteit: face validity, content validity, concurrent validity, predictive validity en construct validity.

  • De betrouwbaarheid is de zekerheid dat de uitkomst van de meting gelijk blijft. Ook hier zijn meerdere vormen: test-hertest betrouwbaarheid, alternate form betrouwbaarheid, interne betrouwbaarheid en interrater/interjudge betrouwbaarheid.

  • Diagnose kan plaatsvinden met behulp van verschillende technieken: symptoomvragenlijsten, persoonlijkheidsinventarisaties, gedragsobservatie, intelligentietesten, neurologische testen, brain imaging technieken en projectieve testen.

  • Taalproblemen tussen culturen kunnen zorgen dat iemand onder- of overgediagnosticeerd wordt. Ook kan er sprake zijn van culturele bias, waardoor symptomen kunnen verschillen per cultuur.

  • Een diagnose is een label dat we geven aan symptomen die vaker samen voorkomen. Een set van symptomen noemen we een syndroom, dat is een observeerbare manifestatie van een onderliggende biologische stoornis.

  • De DSM-IV bestaat uit vijf assen: 1.) Klinische stoornissen, 2.) Persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie, 3.) Algemene medische condities, 4.) Psychologische problemen en problemen in de omgeving en 5.) Globale beoordeling van functioneren. In de DSM-V wordt gebruik gemaakt van een non-axiale benadering. Het assensysteem wordt dus niet meer gebruikt. De DSM-V maakt nog slechts gebruik van drie assen: op as 1 worden klinische syndromen en andere medische condities genoteerd. Op as II worden psychosociale en omgevingsstressoren genoteerd. Op as III wordt het algemene niveau van functioneren van een individu genoteerd.

Welke angststoornissen bestaan er? - BulletPoints 4

  • Tijdens de vecht- of vluchtreactie worden het autonome zenuwstelsel en het adrenal-corticale systeem geactiveerd, dit zorgt voor de psychologische veranderingen die ontstaan als reactie op gevaar. Hierbij komt ook cortisol vrij, een indicator voor stress.

  • Er wordt gesproken van een angststoornis, wanneer men continu met angst leeft en het normale functioneren daardoor wordt belemmerd. Angst bestaat uit somatische, emotionele, cognitieve en gedragssymptomen.

  • Posttraumatische stressstoornis en acute stressstoornis komen beide voor als gevolg van een ervaring van extreme stress. Trauma’s die tot PTSD leiden zijn vaak: natuurrampen, oorlog, terroristische aanslagen, marteling en misbruik.

  • Een belangrijk element van Cognitieve gedragstherapie is systematic desensitization (systematische desensitisatie). Hierbij identificeert de cliënt gedachten en situaties die angst veroorzaken en leert deze te confronteren en ermee om te gaan.

  • Als medicijnen worden voor angst vaak selective serotonin reuptake inhibitors (SSRI's) en benzodiazepines gebruikt. Deze zijn vooral effectief bij slaapproblemen, nachtmerries, etc. Mensen die SSRI's nemen, hebben vaak binnen vijf maanden geen symptomen meer.

  • Paniekaanvallen zijn korte, intense aanvallen van angst, waarbij de persoon veel verschillende symptomen van angst ervaart. Men spreekt van een paniekstoornis wanneer de aanvallen vaker voorkomen in een zelfde soort situatie en de persoon zich als gevolg hiervan zorgen gaat maken en zijn gedrag gaat veranderen.

  • Specifieke fobieën zijn angsten die betrekking hebben op specifieke objecten of situaties. Er zijn vier typen: animal type, natural environment type, situational type en blood-injection-injury type phobias. Een sociale fobie valt niet onder de specifieke fobieën.

  • Verschillende behandelwijzen voor fobieën zijn systematische desensitisatie, modeling en flooding. Cognitieve gedragstherapieën gebruiken vaak deze methoden in combinatie met technieken om verkeerde denkwijzen te identificeren en veranderen.

  • Mensen met GAD (Gegeneraliseerde Angststoornis) maken zich zorgen over veel dingen in hun leven, zoals hun gezondheid, hun kinderen of te laat komen voor een afspraak. Het zorgen maken wordt vergezeld door een aantal lichamelijke symptomen zoals moeheid en spanning in de spieren.

  • De scheidingsangststoornis vangt vaak al aan in de kindertijd. Het is normaal dat kinderen overstuur raken wanneer zij door de primaire verzorgers worden verlaten, maar wanneer kinderen extreem angstig en gespannen blijven is dit een teken van de scheidingsangststoornis. Vaak wordt de stoornis met cognitieve gedragstherapie behandeld.

  • OCD: Obsessies zijn hardnekkige, terugkerende gedachten of beelden waar iemand niet vanaf kan komen. Deze gedachten of beelden geven de persoon angst en stress Compulsieve handelingen (compulsies) zijn dwanghandelingen die iemand van zichzelf uit moet voeren omdat hij het idee heeft dat er anders iets ergs gebeurt.

Welke somatische symptoomstoornissen en dissociatieve stoornissen bestaan er? - BulletPoints 5

  • Bij somatische symptoomstoornissen hebben mensen lichamelijke klachten, zonder dat daar een organische oorzaak voor is. Vaak hebben deze mensen ook last van een depressie of angststoornis. Bij dissociatieve stoornissen ontwikkelen mensen meerdere onafhankelijke persoonlijkheden, waardoor zij lijden aan geheugenverlies. Mensen met psychosomatische stoornissen hebben een lichamelijke ziekte, die wordt verergerd door hun psychische toestand.

  • Bij factitious disorder by proxy (of Münchhausen by proxy) doen ouders alsof hun kind ziek is, of ze creëren een ziekte bij hun kind, om daardoor zelf aandacht te krijgen.

  • Er zijn 5 soorten somatische symptoomstoornissen: somatische symptoomstoornis, illness anxiety disorder, conversiestoornis en factitious disorder. De laatste diagnose is psychological factors affecting other medical conditions (soms psychosomatische stoornis genoemd).

  • Bij een dissociatieve stoornis kunnen verschillende soorten persoonlijkheden (alters) voorkomen: child alter, persecutor personality en/of helper personality. Doordat de alters vaak niet met elkaar communiceren, is er sprake van geheugenverlies.

  • Iemand met een dissociatieve fugue kan ineens verhuizen naar een andere stad en kan een nieuw leven gaan beginnen, zonder dat hij zich herinnert dat hij ooit een ander leven heeft gehad.

  • Organische amnesie is amnesie die wordt veroorzaakt door hersenbeschadiging als gevolg van bijvoorbeeld een ziekte, het gebruik van drugs of een ongeluk. Meestal is dit anterograde amnesie. Psychogene amnesie heeft een psychologische oorzaak. Anterograde amnesie komt bijna nooit voor bij psychologische oorzaken.

  • Depersonalisatiestoornis is een toestand waarbij mensen vaak het idee hebben dat ze losgekoppeld zijn van hun gedachten en van hun lichaam.

Wat is de relatie tussen stemmingsstoornissen en zelfmoord? - BulletPoints 6

  • Bipolaire stoornis is een stoornis met perioden van manie en perioden van depressie. Iemand met een unipolaire stoornis heeft alleen maar last van depressie (dus niet van manie). Symptomen van depressie kunnen zijn: anhedonia, veranderingen in manier van bewegen, eetpatroon, slaap en activiteit, cognitieve symptomen zoals gedachten over hopeloosheid, schaamte en zelfmoord. Een persistente depressieve stoornis is een vorm van depressie die minder intens is, maar langer aanhoudt.

  • Er zijn verschillende subtypes van depressie: depressie met angstige stress, depressie met gemengde kenmerken, depressie met melancholische kenmerken, depressie met psychotische kenmerken, depressie met catatonische kenmerken, en depressie met atypische kenmerken. Verder zijn er nog de seasonal affective disorder (SAD), depressie met peripartum onset en tot slot de premenstrual dysphoric disorder. Symptomen van manie zijn: gevoel van grandiositeit, vermindering van slaap, meer praten, het gevoel dat ideeën vliegen of gedachten racen, snel afgeleid, meer doelgerichte activiteit, roekeloos gedrag. Mensen met een cyclothyme stoornis hebben gedurende minstens twee jaar afwisselend hypomane en gematigde depressieve episodes.

  • Er zijn aanwijzingen dat genetische factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van depressie en manie, maar genen spelen een grotere rol bij een bipolaire stoornis dan bij depressies. Neurotransmitters die mogelijk een rol spelen bij stemmingstoornissen zijn vooral de monoaminen: norepineprhine, serotonine en dopamine. Hersendelen die van belang zijn: prefrontale cortex, anterior cingulate, hippocampus en amygdala.

  • De theorie van learned helplessness (aangeleerde hulpeloosheid), stelt dat depressie meestal voortkomt uit gebeurtenissen die de mens niet kan beïnvloeden. Hierdoor gaan mensen geloven dat zij de belangrijke dingen ook niet kunnen beïnvloeden.

  • SSRI’s (Selective Serotonin Reuptake Inhibitors) worden vaak gebruikt om depressieve symptomen te behandelen. Ze zijn niet meer effectief dan andere beschikbare antidepressiva, maar hebben wel veel minder ernstige bijwerkingen en zijn veiliger wanneer er een overdosis genomen wordt. Verder zijn er ook nog bupropion, tricyclische antidepressiva, monoamine oxidase inhibitors (MAOIs) en lithium.

  • Bij cognitieve gedragstherapie worden behavioristische technieken om nieuwe vaardigheden aan te leren gecombineerd met cognitieve technieken. De twee doelen zijn: negatieve denkpatronen doorbreken, en helpen bij het oplossen van problemen in het leven van de patiënt, zodat de patiënt minder reden heeft om depressief te zijn. Verder bestaat er: psychodynamische therapie en interpersoonlijke therapie. Voor de behandeling van een bipolaire stoornis bestaan er twee aparte therapievormen: interpersoonlijke en sociale ritme therapie (ISRT) en family-focused therapy (FFT).

  • Suïcide (zelfdoding) is het zich doelbewust van het eigen leven beroven door schade aan het lichaam aan te richten, of door vergiftiging of verstikking. Er kan ook sprake zijn van niet-suïcidale zelfbeschadiging, waarbij iemand niet als doel heeft om te sterven.

Hoe zien het schizofrene spectrum en gerelateerde psychotische stoornissen eruit? - BulletPoints 7

  • Iemand lijdt aan een psychose als hij hallucinaties en waanideeën heeft en niet met zekerheid kan zeggen of zijn waarnemingen echt zijn of niet.

  • Bij schizofrenie wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën symptomen, de positieve en de negatieve symptomen. Positieve symptomen zijn waanbeelden, hallucinaties, ongeorganiseerde spraak en gedachten, ongeorganiseerd of catatonisch gedrag. Negatieve symptomen houden het verlies van bepaald normaal gedrag in, bijvoorbeeld het niet meer tonen van emoties of interesse.

  • Andere psychotische stoornissen zijn: schizoaffective disorder, schizophreniform disorder, brief psychotic disorder, delusional disorder en schizotypal personality disorder

  • Het blijkt dat genen een invloed hebben op het krijgen van schizofrenie. Er zijn afwijkingen in de hersenen gevonden bij mensen met schizofrenie. Heel vaak blijken zij vergrote ventrikels hebben. Bij de prefrontale cortex is vaak gebleken dat deze kleiner is en minder activiteit vertoont. Ook zijn er vaak afwijkingen in de hippocampus.

  • Er wordt ook gedacht dat er te veel dopamine in de hersenen is, vooral in de frontale kwab en in het limbisch systeem. Een nieuwe hypothese is dat er te veel dopamine is in het mesolimbisch systeem, wat leidt tot de positieve symptomen van schizofrenie en te weinig dopamine in de frontaalkwab, wat leidt tot de negatieve symptomen van schizofrenie.

  • Tegenwoordig worden vaak atypische antipsychotica gebruikt. Een voorbeeld is clozapine. Deze drug werkt op de dopaminereceptor D3. Atypische antipsychotica hebben ook invloed op de negatieve symptomen, terwijl eerdere medicatie alleen effect had op de positieve symptomen.

  • Psychologische interventies worden vooral gebruikt in combinatie met medicijntherapieën. Ze zijn er vooral op gericht om mensen sociale vaardigheden aan te leren en om ze uit hun isolement te krijgen.

Welke persoonlijkheidsstoornissen bestaan er? BulletPoints 8

  • Persoonlijkheid is de verzameling van kenmerken die de persoon heeft of vertoont en die hem of haar van anderen onderscheidt. Het is de manier waarop we ons gedragen, denken, geloven en voelen.

  • De ‘big five’-theorie stelt dat er vijf verschillende factoren van persoonlijkheidstrekken zijn, waar iedereen in meer of mindere mate aan voldoet. Dit zijn: negatieve emotionaliteit, extraversie, openheid voor nieuwe ervaringen, meegaandheid en nauwgezetheid.

  • Een persoonlijkheidsstoornis is een langdurig patroon van onaangepast gedrag, gedachten en gevoelens. Er zijn drie clusters persoonlijkheidsstoornissen: A) odd or eccentric behaviors and thinking (paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis), B) dramatic, erratic and emotional behavior and interpersonal relationships (antisociale, borderline, histrionische en narcistische persoonlijkheidsstoornis) en C) anxious and fearful emotions and chronic self-doubt (afhankelijke, vermijdende en obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis).

  • Het verschil tussen obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis en obsessief-compulsieve stoornis, is dat de persoonlijkheidsstoornis meer algemeen is, terwijl OCD meer specifiek is.

  • Er is heel veel overlap in persoonlijkheidsstoornissen. Waarschijnlijk zijn er minder stoornissen dan in de DSM staan.

  • In de DSM-5 is een continuüm-model ingevoegd. Dit is gedaan omdat veel persoonlijkheidsstoornissen extreme vormen van karaktereigenschappen zijn. Daarnaast zijn persoonlijkheidsstoornissen nu geen stoornissen meer van As-II, maar behoren ze ook bij As-I.

Welke eetstoornissen bestaan er? - BulletPoints 9

  • Mensen met een eetstoornis ontwikkelen heel vaak ook een andere stoornis, bijvoorbeeld een major depressie of angststoornis.

  • Mensen met anorexia nervosa hongeren zichzelf uit, terwijl ze al ver onder een gezond gewicht zitten. Ze doen dit door gedurende een lange tijd niet of weinig te eten. Door de gewichtsafname stopt de menstruatiecyclus bij meisjes en vrouwen met anorexia, dit wordt amenorrhea genoemd. 5 tot 8 procent van de mensen met anorexia zal er ook aan overlijden.

  • Er zijn twee typen anorexia nervosa. Mensen met het restricting type van anorexia nervosa weigeren te eten, of eten maar hele kleine beetjes, om te voorkomen dat ze in gewicht aankomen. Mensen met het binge/purge type van anorexia nervosa hebben eetbuien (binges) die worden afgewisseld met handelingen om gewichtstoename te voorkomen (purge). Dit laatste type lijkt op boulimia, met als verschil dat het lichaamsgewicht bij anorexia onder het gezond gewicht zit, terwijl dit bij boulimia niet het geval hoeft te zijn. Vaak is er zelfs sprake van licht overgewicht bij boulimia.

  • Belangrijke kenmerken van boulimia nervosa zijn de ongecontroleerde eetbuien, gevolgd door handelingen die gewichtstoename moeten voorkomen. Mensen die hun gewicht proberen kwijt te raken door middel van braken of ongepast laxeermiddelen slikken, vallen onder het purging type van boulimia nervosa. Mensen die hun gewicht proberen kwijt te raken door extreem veel te trainen of te vasten, vallen onder het nonpurging type van boulimia nervosa.

  • Mensen met Binge-eating disorder lijken in gedrag op mensen met boulimia nervosa maar vertonen niet de handelingen om de eetbuien te compenseren en te voorkomen dat ze aankomen.

  • Partial-syndrome eating disorder is een eetprobleem waarbij het gedragspatroon sterk op anorexia of boulimia lijkt, maar toch niet geheel voldoet aan de criteria. Een andere stoornis is other specified feeding or eating disorder, voorheen eating disorder not otherwise specified (EDNOS), waarbij mensen ernstige symptomen hebben van anorexia of boulimia, maar niet aan alle criteria voldoen om de diagnose te ontvangen. Deze stoornis is net zo ernstig en persistent als boulimia of anorexia nervosa.

  • Obesitas wordt gedefinieerd als een BMI van 30 of meer (gewicht/lengte2). Het is geen eetstoornis die in de DSM staat, maar het is wel een risico voor je gezondheid.

  • Er zijn bewijzen dat de aanleg voor zowel anorexia als boulimia nervosa erfelijk is, 33-84% zit in de genen. Het probleem zit vooral in de hypothalamus, die eetgedrag reguleert.

  • Cognitieve gedragstherapie blijkt het meest effectief voor de behandeling van boulimia nervosa. Verkeerde cognities worden in kaart gebracht en de patiënt wordt daarmee geconfronteerd. Daarnaast wordt met behulp van gedragstherapeutische methodes gezonde eetpatronen aangeleerd.

Wat houdt gezondheidspsychologie in? - BulletPoints 10

  • Dit is waar gezondheidspsychologie zich mee bezighoudt: ontdekken hoe biologische, psychologische en sociale/omgevingsfactoren interacteren met fysieke gezondheid.

  • Factoren die bepalen of iemand veerkrachtig is (snel herstelt van stress) of gevoelig, zijn: appraisal, pessimisme en coping. Ook gender, cultuur, psychologische stoornissen en fysieke gezondheid spelen een rol.

  • Chronische stress vermindert het functioneren, doordat het immuunsysteem als onderdeel van de vecht- of vluchtrespons wordt onderdrukt. In tijden van stress worden mensen dan ook vaak verkouden.

  • Stress is onder andere van invloed op het ontstaan en verloop van verschillende soorten kanker, HIV/AIDS en hartziekten en hoge bloeddruk.

  • De persoonlijkheidsfactor die het meest gerelateerd lijkt te zijn aan hartziekten is type A gedragspatroon. Deze mensen voelen vaak een sterke tijdsdruk, worden snel vijandig en zijn vaak competitief en streberig. Ze stellen onnodige deadlines voor zichzelf en proberen meerdere dingen tegelijk te doen.

  • Guided mastery technieken geven mensen expliciete informatie over hoe ze positieve gezondheidsgerelateerde gedragingen moeten uitvoeren.

  • Het sterftecijfer onder mensen die minder dan zes uur per nacht slapen is 70% hoger dan onder mensen die minimaal zeven of acht uur slaap per nacht krijgen. Slaap is dus essentieel voor gezondheid.

  • Dyssomnia’s zijn primaire slaapstoornissen waarbij mensen niet voldoende slaap krijgen, of waarbij de slaap niet van goede kwaliteit is, of niet op het juiste moment gebeurt. Insomnia is de meestvoorkomende. Er bestaat ook hypersomnia, narcolepsie, slaapapneu,slaapstoornis in het circadiaan ritme en arousal stoornissen, REM-stoornissen, nachtmerriestoornis en het restless leg syndrome.

Welke theorieën zijn er over persoonlijkheidskenmerken? - BulletPoints 11

  • Innerlijke motieven ofwel een innerlijke wens, kunnen leiden tot bepaalde gedragingen. Een karaktereigenschap is dan ook een belangrijke oorzaak van gedrag. De karaktereigenschap is echter niet allesbepalend voor gedragsuiting; ook de motivatie en de situatie spelen hierin een rol.

  • De act frequency approach gaat er vanuit dat een eigenschap bestaat uit een aantal handelingen en verloopt volgens drie stappen: act nomination, prototypicality judgement en recording of act performance.

  • Er zijn drie manieren waarop belangrijke kenmerken kunnen worden geïdentificeerd, namelijk via de lexicale, statistische en theoretische benadering.

  • Volgens Eysenck zijn er drie hoofdeigenschappen waaronder we persoonlijkheidskenmerken kunnen onderverdelen: extraversie-introversie, neuroticisme en psychoticisme.

  • De relatie tussen eigenschappen in een circumplex-model kan op drie manieren beschreven worden. Nabijheid geeft aan dat eigenschappen naast elkaar positief zijn gerelateerd, bipolariteit geeft aan dat eigenschappen tegenover elkaar liggen en negatief gecorreleerd zijn en orthogonaliteit geeft ongerelateerde eigenschappen aan die op een hoek van 90 graden van elkaar liggen.

  • Het meest geaccepteerde persoonlijkheidsmodel is The Big Five. Het betreft de volgende vijf eigenschappen: extraversie, vriendelijkheid, consciëntieusheid, emotionele stabiliteit en openheid en intellect.

Wat is de relatie tussen persoonlijkheid en genetica? - BulletPoints 12

  • Onder het menselijk genoom wordt de complete set van genen van een organisme verstaan. Mensen hebben tussen de 30.000 en 40.000 genen, die zich op de 23 chromosomenparen bevinden.

  • In 2000 hebben wetenschappers voor het eerst het hele menselijke genoom in kaart weten te brengen. Nu moet nog worden uitgezocht wat de functies van de verschillende genen zijn.

  • Onderzoekers proberen vast te stellen in hoeverre verschillen in de persoonlijkheid worden veroorzaakt door ofwel de verschillen in genen, ofwel door de omgeving. Verder onderzoeken ze hoe genen en omgeving met elkaar interacteren.

  • Erfelijkheid is de proportie fenotypische variantie die toe te schrijven is aan genotypische variantie bij een mens.

  • Het nature-nurturedebat is de discussie over wat belangrijker is bij het bepalen van persoonlijkheid: de genetische invloeden (nature) of de omgevingsinvloeden (nurture). Dit kan onderzocht worden door: selectief fokken, familiestudies, tweelingstudies of adoptiestudies.

  • Ieder mens is uniek in zijn attitudes en voorkeuren, maar deze blijven wel vaak stabiel over lange periodes. Er is een aantal attitudes, waaronder traditionalisme, baankeuze en geloof in God tijdens de volwassenheid, die in gemiddelde mate erfelijk zijn.

  • De genotype-omgevingsinteractie gaat over de verschillende reacties van individuen met verschillende genotypes op dezelfde omgeving. De genotype-omgevingscorrelatie gaat over de verschillende blootstelling van individuen met verschillende genotypes aan verschillende omgevingen, deze kunnen positief of negatief zijn en actief, reactief of passief.

Hoe verhouden fysiologie en persoonlijkheid zich tot elkaar? - BulletPoints 13

  • Hersenletsel kan leiden tot persoonlijkheidsveranderingen. De meest voorkomende verandering is een afname van impuls- en zelfcontrole. Dit wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door letsel aan de frontaalkwabben.

  • De meestgebruikte biologische meetmethoden zijn: electrodermale activiteit (huidgeleiding), cardiovasculaire activiteit en EEG en fMRI.

  • Eysenck beweerde dat introverte mensen hogere activiteit in het ascending reticular activating system (ARAS: controleert corticale arousal) van de hersenen hebben dan extraverte mensen.

  • De reinforcement sensitivity theory stelt dat de menselijke persoonlijkheid gebaseerd is op twee biologische systemen in de hersenen, namelijk het behavioral inhibition system (BIS) en het behavioral activation system (BAS).

  • Sensation seeking houdt in dat mensen over een bepaalde mate van sensatie zoeken beschikken, denk hierbij aan het nemen van risico, het vermijden van verveling en het ondernemen van hele spannende activiteiten. Als er te veel arousal is, wil men dit verminderen en andersom.

  • Sommige onderzoekers zeggen dat neurotransmitters verantwoordelijk zijn voor bepaalde individuele verschillen. Mensen kunnen verschillende hoeveelheden dopamine en/of serotonine hebben dan ook verschillende persoonlijkheden.

  • Mensen kunnen een ochtend- of avondmens zijn. Dit is een stabiele eigenschap waarbij vooral de circadiane ritmes en endocriene afscheidingsniveaus van belang zijn.

  • De linker frontale hemisfeer is actiever dan het rechter gedeelte wanneer een persoon plezierige emoties ervaart, terwijl rechts meer actief is bij onplezierige emoties. Het blijkt dat asymmetrie een stabiele individuele eigenschap is.

Wat zijn de psychoanalytische benaderingen van persoonlijkheid? - BulletPoints 14

  • Freud geloofde dat de hoeveelheid psychische energie die een individu bezit constant blijft gedurende zijn of haar leven. Persoonlijkheidsverandering beschouwde hij als een herverdeling van psychische energie.

  • Libido stond voor de behoeftebevredigende, levensondersteunende en op plezier gerichte driften. Thanatos werd gebruikt voor driften die te maken hadden met het toebrengen van letsel, vernietiging en agressie.

  • Volgens Freud bestaat de menselijke geest uit drie componenten: de conscious mind, de preconscious mind en de unconscious mind. Deze laatste beslaat volgens Freud het grootste deel van de geest.

  • Volgens Freud ligt aan alle handelingen een onbewuste drijfveer ten grondslag. Een verspreking (slip of the tongue) is dus niet toevallig, maar een uiting van het onbewuste.

  • Het blijkt dat onbewuste informatieverwerking helpt bij het maken van complexe beslissingen. Dit wordt deliberation-without-awareness genoemd.

  • De psychoanalytische persoonlijkheidstheorie beschrijft hoe mensen binnen de beperkingen van de beschaafde samenleving omgaan met hun driften. Een deel van de geest creëert deze driften (de id), een ander deel bezit kennis over de verwachtingen van de maatschappij (superego) en nog een ander deel probeert deze driften binnen de beperkingen van de samenleving te bevredigen (ego).

  • Freud onderscheidde drie soorten angst: objectieve anxiety, neurotische anxiety en morele anxiety.

  • Verdedigingsmechanismen tegen angst volgens Freud: repressie, ontkenning, displacement, rationalisatie, reaction formation, projectie en sublimatie.

  • Freud geloofde dat iedereen een aantal fases doorloopt in zijn ontwikkeling: orale fasie, anale fase, fallische fase, latente fase en genitale fase.

  • Het Oedipus conflict bestaat uit de onbewuste wens van klein jongetje om zijn moeder helemaal voor zichzelf te hebben, de vader wordt hier gezien als rivaal. De vader dient daarom te worden geëlimineerd en uit deze gedachte ontstaat een conflict.

  • Psychoanalyse is een psychotherapeutische methode waarmee onder anderen mensen met een mentale stoornis geholpen konden worden. Het doel van de psychoanalyse is mensen bewust te maken van hun onbewuste. Technieken hierbij waren: vrije associatie, droomanalyse en projectieve technieken.

Wat is de relatie tussen emoties en persoonlijkheid? - BulletPoints 15

  • Een emotie kan gedefinieerd worden door drie aspecten: associatie met subjectieve gevoelens, verschillende actieneigingen en lichaamsveranderingen in het zenuwstelsel.

  • Een emotionele staat is tijdelijk en heeft meer te maken met de situatie waarin een persoon verkeert dan met de persoon zelf. Een emotionele trek is een consistent patroon van emotionele reacties dat een persoon laat zien in allerlei verschillende situaties.

  • Emotionele content is een emotionele ervaring van een individu. Emotionele content kan worden onderverdeeld in plezierige en onplezierige emoties. De emotionele stijl van een persoon is afhankelijk van hoe diegene emoties ervaart.

  • Het causale verband tussen geluk en bepaalde levensuitkomsten gaat beide kanten op. Dit wordt reciprocal causality genoemd.

  • Zij vonden dat extraversie en neuroticisme positieve en negatieve emoties in het leven voorspelden en dat het zich goed voelen grotendeels subjectief was.

  • Neuroticisme ontstaat volgens Eysenck doordat het limbische systeem in de hersenen snel geactiveerd wordt. Dit limbische systeem is verantwoordelijk voor emoties en vlucht- of vechtreacties.

  • Matthews kwam met de attentional theory, waarin mensen met een hoge mate van neuroticisme meer aandacht zouden schenken aan onplezierige informatie in de omgeving dan mensen met een lage mate van neuroticisme.

  • Vijandigheid wordt geassocieerd met een hoge score op neuroticisme en een lage score op vriendelijkheid. Agressieve en gewelddadige mensen hebben vaak afwijkingen in de hersenen.

Hoe kun je met stress en gezondheid omgaan? - BulletPoints 16

  • Gezondheidspsychologie richt zich op de invloed van psychologische en gedragsmatige factoren op gezondheid, vaak in combinatie met de omgeving. Het onderwerp stress staat hierin centraal.

  • Stress is een subjectief gevoel dat het gevolg is van oncontroleerbare en bedreigende gebeurtenissen (stressoren). Dit zijn vaak extreme situaties met vervelende gevolgen, die niet beïnvloedbaar zijn. Ook positieve zaken kunnen zeer stressvol zijn.

  • Er zijn verschillende soorten stress: acute stress, traumatische stress, episodische acute stress en chronische stress.

  • Het General Adaptation Syndrome (GAS) beschreven in de volgende fases: alarmfase, weerstand en uitputting.

  • Het interactionele model suggereert dat persoonlijkheidsfactoren de impact van gebeurtenissen bepalen, omdat deze bepalen hoe iemand met een situatie omgaat. Persoonlijkheid zou dus invloed hebben op coping.

  • Volgens het transactionele model heeft persoonlijkheid effect op drie verschillende factoren: coping, interpretatie van de gebeurtenis en de gebeurtenis zelf.

  • Positieve emoties kunnen stress verlichten, mensen de tijd geven om sociale relaties te herstellen en ondersteunen ook de mogelijkheid tot coping.

  • Copingstrategieën kunnen zijn: positieve herwaardering, probleem-focuscoping en creëren van positieve gebeurtenissen.

  • Van belang bij copingstijlen zijn drie belangrijke dimensies van attributiestijlen, namelijk intern versus extern, globaal versus specifiek en stabiel versus instabiel. Deze attributiestijlen bepalen hoe iemand zijn rol en mate van controle in een bepaalde gebeurtenis ziet en dus hoeveel stress dit oplevert.

  • Een geheim vertellen of het praten over een stressgerelateerd onderwerp vertellen is gezond omdat het leidt tot opluchting en het positief herinterpreteren van een gebeurtenis.

  • Type-A-gedrag kan worden beschreven met de termen prestatiedrang, gejaagdheid, vijandigheid en frustratie. Vijandigheid lijkt een sterke voorspeller te zijn voor het krijgen van hart- en vaatziekten.

Welke invloed heeft gedrag op gezondheid? - BulletPoints 17

  • Gezondheidspromotie is een algemene filosofie die het idee omvat dat goede gezondheid, of welzijn, een persoonlijke en collectieve prestatie is.

  • Gezondheidsgedragingen zijn gedragingen die uitgevoerd worden om de gezondheid te verbeteren of te behouden. Gezondheidsgewoonten zijn gezondheidsgerelateerd gedrag dat zich heeft ingenesteld in het dagelijks leven en vaak wordt uitgevoerd zonder dat iemand zich daar bewust van is.

  • Omdat de ongezonde gedragingen vaak plezierig, automatisch of verslavend zijn, zijn mensen vaak weinig gemotiveerd om ze te veranderen.

  • Omdat gezondheidsgedragingen vaak niet aan elkaar gerelateerd zijn, moeten deze één voor één aangepakt worden. Daarnaast zijn gezondheidsgewoonten vaak niet stabiel over tijd.

  • Een educational appeal gaat er vanuit dat mensen hun gezondheidsgewoonten zullen aanpassen als zij de juiste informatie hebben.

  • Fear appeals gaan er vanuit dat als mensen bang zijn dat een bepaalde gewoonte schade doet aan hun gezondheid, zij deze willen veranderen om hun angst te verminderen.

  • Message framing houdt in dat een bericht op een positieve of een negatieve manier vormgegeven kan worden: het kan de voordelen van het nemen van maatregelen geven, of de nadelen van het niet nemen van deze maatregelen.

  • De perceptie van een gezondheidsdreiging wordt bepaald door interesse in de gezondheid, overtuigingen over de gevoeligheid voor een bepaalde stoornis en overtuigingen over de gevolgen van de stoornis.

  • Cognitieve gedragstherapie (CBT) verandert de focus van het doelgedrag zelf – de condities waarin dit gedrag voorkomt en versterkt wordt en de factoren die het gedrag versterken. Technieken die hierbij gebruikt worden zijn o.a.: self-monitoring, klassieke en operante conditionering, modeling en stimuluscontrole. Ook wordt er gericht op zelfbeheersing door (zelf)straf of (zelf)beloning.

  • Terugval is één van de grootste problemen bij gedragsverandering en komt vooral voor bij verslavende gedragingen. Abstinence violation effect ontstaat wanneer iemand bijvoorbeeld één sigaret rookt en daardoor het gevoel krijgt de controle kwijt te zijn.

  • De stadia van verandering worden weergegeven en het transtheoretische model van gedragsverandering en zijn als volgt: precontemplation, contemplation, preparation, action en maintenance.

  • Social engineering houdt het aanpassen van de omgeving in, op manieren die van invloed zijn op hoe goed iemand een bepaalde gezondheidsgedraging kan uitvoeren.

Gezondheidsbevorderend gedrag - BulletPoints 18

  • Slechts 30 minuten bewegen per dag vermindert al het risico op meerdere chronische ziektes, waaronder hartziekten en sommige vormen van kanker. Beweging in combinatie met een gezond dieet vermindert het risico op diabetes type II.

  • Met regelmaat bewegen verbetert zowel de stemming en het gevoel van welzijn direct na de workout, als in het algemeen.

  • Onder andere persoonlijke eigenschappen bepalen wie het meeste aan sport doen. Mensen die sport van huis uit hebben meegekregen, of die veel self-efficacy voor beweging hebben, of die sociale steun krijgen of hun sport heel leuk vinden zullen vanzelfsprekend meer bewegen.

  • Omdat ongelukken één van de grootste te voorkomen doodsoorzaken zijn, wordt er in de gezondheidspsychologie steeds meer gefocust op het verminderen van ongelukken door interventies.

  • Het meest bekende gevolg van dieet is de mate van cholesterol in het bloed. Dieet is ook een belangrijke voorspeller voor verschillende vormen van kanker, vooral in combinatie met stress of negatieve emoties. Dieet kan ook beschermen tegen obesitas en hart- en vaatziekten door het verlagen van de insuline-niveaus.

Door welk gedrag verslechtert gezondheid? - BulletPoints 19

  • Veel ongezonde gedragingen delen een aantal belangrijke eigenschappen. Zo is er een periode in de adolescentie waar mensen gevoelig zijn voor het ontwikkelen van gedragingen als drinken, roken, drugsgebruik, onveilige seks, etc. Dit komt vaak door peer-influence.

  • Obesitas is een overschot van lichaamsvet en wordt wereldwijd een steeds groter probleem. Daarnaast is obesitas een risicofactor voor het ontwikkelen van verschillende aandoeningen, zowel direct als indirect. Uiteindelijk leidt obesitas tot vroegtijdig overlijden.

  • Stress kan leiden tot teveel of te weinig eten (niet gezonde eetpatronen). De hongersignalen in het lichaam kunnen door stress zowel worden onderdrukt als vergroot.

  • Programma's om gewicht te verliezen zijn vaak dieetprogramma's. Andere manieren om gewicht te verliezen zijn vasten, een operatie en / of eetlustremmende medicatie. Tegenwoordig is er vaak sprake van een multimodale aanpak. Bewustwording en veranderingen van foute cognities zijn hier onderdeel van. Ook zelfmonitoren, zelfcontrole en lichaamsbeweging horen bij de multimodale aanpak.

  • De nieuwere typen cognitieve gedragstherapie werken beter dan de oudere typen om obesitas te lijf te gaan. De uitkomsten zijn echter per persoon verschillend.

  • Obesitas komt overal voor, wat het belang van public health programma's benadrukt. Onderdeel hiervan zijn preventie bij risicogezinnen en gedragstherapie bij kinderen.

  • Iemand met anorexie verhongert zichzelf, doet aan diëten en sport, net zolang tot het gewicht ver beneden het optimumniveau ligt. De behandeling is erop gericht het gewicht terug te brengen naar een normaal niveau. Wanneer dit is bereikt, kan worden gestart met aanvullende therapieën.

  • Bij boulimia is er sprake van afwisselende cycli van abnormaal veel eten en dit vervolgens weer uit het lichaam verwijderen (bijvoorbeeld door over te geven). Overmatig eten doet het individu meestal alleen. Er is vaak geen sprake van ondergewicht, maar wel van een normaal of overgewicht. Veel patiënten met anorexia hebben ook boulimia. De meest effectieve behandelmethode voor boulimia is ene combinatie van CGT en medicamenten.

  • Craving is een sterk verlangen om het middel te consumeren, dit is het gevolg van zowel fysieke afhankelijkheid als conditionering. Verslaving ontstaat wanneer iemand fysiek of mentaal afhankelijk is van het middel. Ontwenning verwijst naar de verschijnselen, fysiek en psychologisch, die ontstaan wanneer iemand stopt het middel te gebruiken.

  • Een echte alcoholist is fysiek verslaafd aan alcohol en zal ontwenningsverschijnselen krijgen als hij stopt met drinken. Probleemdrinkers hebben deze symptomen misschien niet, maar zij hebben wel andere sociale, psychologische en medische problemen als gevolg van de alcohol.

  • Ook cognitieve gedragstherapie wordt vaak gebruikt als behandeling voor alcoholisme. Daarnaast wordt soms ook medicatie gegeven om de alcohol-herseninteracties (dus het belonende effect) te blokkeren, die bijdragen aan alcoholisme.

  • Preventieprogramma’s richting zich vaak op het aanleren van technieken om drank af te slaan en op het omgaan met risicosituaties.

  • Roken versterkt ook de negatieve effecten van andere gezondheidsrisico’s. Zo interacteert roken met cholesterol, stress, depressie en ondergewicht.

  • Omdat roken zo resistent is tegen interventie, wordt de aandacht nu vooral gericht op de preventie van roken. De voordelen hiervan zijn dat het veel effectiever is en lager in kosten.

  • Er is ook nog de life-skills-trainingsbenadering, die roken slechts heel kort behandelt. Het gaat hierbij meer om het ontwikkelen van copingvaardigheden, zelfvertrouwen en sociale vaardigheden in het algemeen.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1661