Samenvatting Artikelen Juridische aspecten van kindermishandeling
- 1440 reads
Het wetstelsel is belangrijk voor casussen over kindermishandeling. In Engeland hebben ze common law, wat vooral gericht is op de uitspraken van de rechters. In Nederland is het wetboek echter erg belangrijk.
Het Nederlands rechtssysteem - Voor indeling zie afbeelding in de sheets van college 1
Er zijn verschillende manieren op het recht in te delen. Een veel gebruikte methode om een systematiek te maken in het Nederlands rechtssysteem, is door onderscheid te maken tussen:
Publiek recht, waarbij de overheid in verticale verhouding staat tot de burger. De overheid staat boven de burger en kan de burger vervolgen. Dit recht betreft de inrichting van de overheid (het staatsrecht) en de wijze waarop exclusief aan de overheid toegekende bevoegdheden worden uitgeoefend (het strafrecht en het bestuursrecht)
Privaat recht, waarbij het gaat om de horizontale of onderlinge verhoudingen tussen burgers (natuurlijke personen en rechtspersonen). Een rechtspersoon is bijv. een stichting. Een voorbeeld van privaat recht is het Burgerlijk Wetboek.
Een andere indeling is het onderscheid tussen:
Materieel recht: dit zijn de rechtsregels die rechten verlenen of plichten opleggen aan personen. Voorbeelden: Wetboek van Strafrecht, Burgerlijk Wetboek, Algemene Wet Bestuursrecht. Voor kinderen zijn er geen apart strafrechtelijke wetten. De wetten voor volwassenen worden ook voor kinderen gebruikt, alleen is de strafmaat anders.
Formeel recht: hoe wordt iemand die een moord gepleegd heeft berecht? Hoe ziet de berechting eruit? Dit zijn de procedurele regels, waarmee de rechtsregels gehandhaafd kunnen worden in een proces bij de rechter. Voorbeelden: strafprocesrecht, burgerlijke rechtsvordering en bestuursprocesrecht. Een voorbeeld staat in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 809 lid 1: kinderen moeten gehoord worden, voordat de rechter een beslissing maakt.
Nog een andere hantering is aan de hand van een maatschappelijk thema, zoals archaïsch, economisch, jeugd, lucht, zee, milieu, vreemdelingen, verkeer, bouw, consumenten, gezondheid.
Jeugdrecht bestaat uit onderdelen uit verschillende wetten die betrekking hebben op de positie van jeugdigen:
Burgerlijk Recht: Boek 1 Burgerlijk Wetboek en het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de WGBO
Strafrecht: het jeugdstrafrecht en het jeugdstrafprocesrecht
Leerplichtwet: Wet Investeren in Jongeren, wet Wajong
Bestuurrecht: de wet op de Jeugdzorg
Internationaal recht: verdragsrecht
Een laatste indeling is:
Nationaal recht: Nederlandse wetgeving
Internationaal recht: internationale wetgeving. De mensenrechten en kinderrechten zoals die (onder andere) zijn neergelegd in:
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
Het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK)
Verdragen zijn opgetekend en geratificeerd. Maar ze moeten ook gehandhaafd worden. De handhaving van het EVRM wordt gecontroleerd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Staatsburg. De handhaving van het IVRK wordt gecontroleerd door het Comité voor de Rechten van het Kind in Genève.
De VS heeft het IVRK niet geratificeerd, omdat hierin de doodstraf strafbaar is en er in sommige staten van de VS nog steeds de doodstraf gegeven wordt. Somalië is een chaotisch land, zonder duidelijk staatsbestuur, waardoor zij het ook niet geratificeerd hebben. Alle andere landen van de wereld hebben het wel geratificeerd, maar de naleving is vaak ver te zoeken.
Er is een rechtstreekse werking van het internationaal recht op het nationale recht. Er is een bepaalde hiërarchie in rechten. Een verdragsregel staat boven een wetgevingsregel. Dit heet de voorrangsregel.
Er zijn verschillende bronnen van het Recht:
Wetgeving
Rechtspraak: jurisprudentie (uitspraken van rechters worden verklaard) van nationale en internationale rechters. Burgers gaan in eerste instantie naar de rechter. Als de burger het niet eens is met de uitspraak, kan hij in hoger beroep bij het Gerechtshof. Als men het dan nog niet een is, kan hij in cassatie beroep bij de Hoge Raad. Zij kijken of het recht goed is toegepast. Als de Hoge Raad zegt dat het recht niet goed is toegepast, wordt de zaak teruggestuurd naar het Gerechtshof.
Gewoonterecht
Verdragen, zoals het IVRK, Europese verdragen
Rechtsbegrippen in het jeugdrecht
Ouder en kind: dit is de familierechtelijke betrekking. Er wordt gekeken of het kind een juridische moeder en/of vader heeft. Daarna kijken wie er gezag heeft over de kinderen. Moet het gezag misschien worden beperkt of naar een ander worden verplaatst? Belangrijk om een casus op te lossen.
Je ouder is je moeder of vader. Moeder wordt je door geboorte of erkenning of adoptie.
Vader wordt je door geboorte - is dit binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap, dan wordt hij automatisch juridisch vader en krijgt je ouderlijk gezag - of erkenning of adoptie of gerechtelijke vaststelling (bijv. bij mannen die het kind niet willen erkennen, kan de moeder de man gerechtelijk laten vaststellen als vader. Dit is vooral voor alimentatie en duidelijkheid voor het kind). Mannen konden hun kind altijd al erkennen en daarnaast gezamenlijk gezag aanvragen. Maar dit kan nu ook gedaan worden door de lesbische partner van de moeder.
De moeder moet meerderjarig zijn om ouderlijk gezag uit te kunnen oefenen. Een kind kan een vader en moeder hebben, maar ook twee moeders of twee vaders.
Familierechtelijke betrekking blijft vaak, als ouderlijk gezag verdwijnt. Het gebeurt weinig in Nederland, maar vaak in de Verenigde Staten. De familierechtelijke betrekking wordt bijna nooit doorbroken in Nederland, behalve door adoptie van het kind door een andere persoon.
Financiële gevolgen zijn onderhoudsplicht en erfrecht. Een juridisch ouder kan ouderlijk gezag dragen.
Minderjarigheid: jeugdige (tot 23 jaar) en minderjarige (tot 18 jaar)
‘Minderjarig zijn zij, die de ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt en niet gehuwd of geregistreerd zijn dan wel gehuwd of geregistreerd’. Je kan dus meerderjarig worden door te trouwen of als je moeder bent geworden je als meerderjarig te laten verklaren.
Kindermishandeling: definitie in wet van Jeugdzorg (artikel 1, sub p). Per 1 januari wordt het de Jeugdwet. De transitie van de jeugdzorg houdt in dat de verantwoordelijkheid van provincies wordt overgedragen aan gemeenten over de jeugdzorg vanaf 1 januari 2015. Daarnaast komt er ook een nieuw stelsel aan kinderbeschermingsmaatregelen.
Ouderlijke gezag of voogdij: een juridisch ouder kan ouderlijk gezag dragen, maar het kan ook zijn dat het kind onder voogdij staat en dus alleen een voogd heeft, zonder ouderlijk gezag. Minderjarigen staan altijd onder één of andere vorm van gezag: ouderlijk gezag of voogdij
Ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de juridische ouder(s)
Voogdij wordt uitgeoefend door een natuurlijk persoon (oma, pleegvader, tante) of een rechtspersoon (Bureau Jeugdzorg of de William Schrikker Stichting voor - verstandelijk - gehandicapte kinderen)
Beperking van het ouderlijk gezag: In principe moeten alle kinderen onder gezag staan, dat kan ouderlijk gezag zijn of voogdij. Dat is een taak van de Raad van de Kinderbescherming. Ouderlijk gezag kan worden beperkt door kinderbeschermingsmaatregelen. Dit zijn manieren om te zorgen dat er nog iemand toezicht houdt op het kind, zoals de gezinsvoogd. Er zijn twee manieren van beperking:
Ondertoezichtstelling. Dit is een maatregel uit Burgerlijk Wetboek, die door de rechter wordt opgelegd als een minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouders blijven falen in hun opvoeding. Verzoek van ondertoezichtstelling wordt door Raad van Kinderbescherming ingediend.
Uithuisplaatsing. Dit gebeurt na de ondertoezichtstelling met gezinsvoogd. De gezinsvoogd kan dan een verzoek voor uithuisplaatsing indienen. Het liefst bij een natuurlijk persoon - familie. Andere opties zijn in een pleeggezin, opvangcentra, kindertehuizen of gesloten jeudgzorg.
Ouderlijk gezag kan worden ontnomen door: ontzetting of ontheffing van het gezag.
Ondertoezichtstelling
Een gezinsvoogd deelt het gezag met de ouders en kan (vergaande) beslissingen nemen, zoals het indienen van een verzoek uithuisplaatsing. De kinderrechter bepaalt of verzoeken van de gezinsvoogd worden uitgevoerd of niet. Onder de huidige wetgeving hebben ouders wel zeggenschap over belangrijke beslissingen, zoals medisch. Dit is echter minder bij de nieuwe wetgeving.
De Raad voor de Kinderbescherming is altijd de eerste verzoeker van een ondertoezichtstelling. Als rechter besloten heeft, gaat de beschikking naar Bureau Jeugdzorg gestuurd, die een gezinsvoogd toewijst aan het gezin (zie p. 91 reader Wet- en Regelgeving)
Casuïstiek en de systematiek van de readers
Pesten is geen vorm van kindermishandeling zoals gedefinieerd in de Wet op de Jeugdzorg. Er is namelijk geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Er is echter wel sprake van psychisch letsel.
Een leraar kan (vermoedens van) mishandeling of verwaarlozing melden bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, nadat het gesprek met de ouders is aangegaan. Vervolgens wordt dit onderzocht door het AMK en daarna door de Raad van Kinderbescherming. Dan kan er een ondertoezichtstellingsverzoek worden ingediend.
Civiel recht (Burgerlijk Wetboek), bestuursrecht (Wet op de Jeugdzorg), strafrecht (Wetboek van Strafrecht) en internationaal recht is belangrijk in de studie naar kindermishandeling.
Er zijn veel verschillen in de preventie maatregelen tussen gemeenten. Evaluatie hiervan gebeurt nauwelijks tot niet. Sinds 1 juli 2013 is er een verplichte meldcode ingevoerd om huiselijk geweld en kindermishandeling te melden. Het bevat de stappen die ondernomen moeten worden.
Internationale bronnen m.b.t. kindermishandeling en betekenis
Mondiaal: IVRK en gerelateerde documenten
Regionaal: EVRM (Raad van Europa) en gerelateerde documenten
Er is altijd een sprake van een spanningsveld tussen beschermingsrecht (ook in de thuissituatie) en recht op ongestoord gezinsleven (overheid mag zich niet zomaar bemoeien met het gezin). Verschillende wetten moeten gewogen worden. Wat weegt er zwaarder? Dit blijft een dilemma. Wanneer meng je je in een gezin? Vroeg of laat. Het is lastig om een balans te vinden.
Bronnen van internationaal recht
Er zijn verschillende mondiale instrumenten:
VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK) en Optionele Protocollen. De meeste landen hebben dit getekend
VN-Richtlijnen voor kinderen in alternatieve zorg (2009). Dit is een soft law, opgesteld voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen
VN-Richtlijnen ‘on Justice in Matters involving Child Victims and Witnesses of Crimes’ opgesteld voor kinderen die slachtoffer zijn geworden van geweld. Hoe ga je met het kind als slachtoffer om?
Hiernaast hebben er mondiale ontwikkelingen plaatsgevonden. Zo heeft de Algemene Vergadering VN een wereldwijd onderzoek naar Violence against Children (rapport in 2006, Pinheiro) uitgevoerd. Dit heeft geleidt tot de benoeming van een Speciale Rapporteur geweld tegen kinderen (2007; Marta Santos Pais).
VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK)
Het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) is uitgebracht op 20 November 1989. Op 2 September 1990 is het inwerking getreden. In Nederland was dit pas op 8 maart 1995. Er zijn 194 verdragsstaten (behalve Somalië - geen stabiele regering - en VS) die het ondertekend hebben. Het is hiermee het meest erkende mensenrechteninstrument. Het IVRK heeft wel invloed op de VS. Ze hebben de Optionele Protocollen wel geratificeerd.
Belangrijke bepalingen in de IVRK zijn artikelen 19 en 34 (zie p. 7 en 13 Reader Wet- en Regelgeving).
Status artikel 19
Het IVRK heeft geen volledige rechtstreekse doorwerking op de nationale rechtsorde. De rechter bepaald of er rechtstreekse werking is van de bepalingen. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de formuleringen en de bedoeling van de opstellers.
Het IVRK heeft wel een indirecte werking via het VN-Comité voor de Rechten van het Kind. Deze krijgen elke vijf jaar van elke lidstaat een rapport over de naleving van het verdrag. Het kan zijn dat het verdrag in de wet goed geregeld is, maar in de praktijk niet. Als dit is nagegaan, schrijft het Comité aanbevelingen uit aan elke lidstaat.
Naast het IVRK zijn er drie Facultatieve Protocollen. Landen kunnen zelf beslissen of ze deze wel of niet ondertekenen. Het eerste Facultatieve Protocol beschermt kinderen tegen gewapende conflicten. Het tweede beschermt kinderen tegen seksuele exploitatie, prostitutie, pornografie en mensenhandel. De derde is vrij nieuw en nog niet ondertekend door Nederland. Het gaat om een individuele klachtprocedure. Een klacht kan worden voorgelegd aan het Comité als er geen enkele mogelijkheid meer in eigen land is. Dit kan ook door minderjarigen gedaan worden en is daarom erg belangrijk.
Daarnaast zijn er verschillende General Comments uitgebracht. Hierin is uitgewerkt welke artikelen van toepassing zijn. Ze worden gebruikt als interpretatie van artikel 19. Er zijn twee General Comments die we hier verder toelichten:
General Comment nr. 8 geeft aan dat lijfstraffen niet toegestaan zijn evenals ander vernederend of onmenselijk gedrag. Hierbij is er geen ruimte voor ‘reasonable chastisment’. Dat wil zeggen dat er geen ontsnappingsclausule is voor bijvoorbeeld ouders die vinden dat slaan bij hun opvoedingsfilosofie hoort. Er zijn echter nog wettelijke aanpassingen nodig om het verbod in te voeren. Daarnaast moet het bewustzijn vergroot worden door bijvoorbeeld voorlichting en scholing. Het verbod mag niet leiden tot snelle vervolging van de ouders.
General Comment nr. 13 gaat over het geweld tegen kinderen in het algemeen. Er zijn nog een aantal maatregelen die getroffen moeten worden, namelijk preventie en bewustzijnsvergroting, identificatie en rapportage systemen, doorverwijzing en onderzoek, behandeling van slachtoffers en daders, follow-up en juridische betrokkenheid.
Regionale bronnen
Het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM) bevat de Europese Grondrechten. Er staat niets over kinderen, kindermishandeling of geweld tegen kinderen in. Bij de interpretatie wordt er echter wel rekening gehouden met de leeftijd van het kind. Elk recht is zo opgezet dat het ook voor kinderen geldt.
Het Verdrag van Lanzarote is opgezet door de Raad van Europa. Het doel was om seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en te bestrijden. De lidstaten zijn verplicht om dit soort gedragingen strafbaar te maken in hun nationale recht. Door dit verdrag heeft Nederland bijvoorbeeld het begrip grooming opgenomen in het strafrecht. Dit is het inkapselen van een minderjarige via bijvoorbeeld internet, waar je je als iemand anders voor kan doen, of door veel cadeautjes te geven, met als uiteindelijke doel seksueel contact met deze persoon te hebben. Daarnaast heeft Nederland het kijken met kinderen naar seksuele afbeeldingen ook strafbaar gemaakt door dit verdrag. Belangrijk is dat het kind-slachtoffer beschermt wordt in de strafrechtelijke procedure.
De Europese Unie heeft de EU-Richtlijn 2011/92/EU bestrijding seksueel misbruik en seksuele uitbuiting opgesteld. Dit werkt rechtstreeks door naar elk EU-lid in het nationale recht. Hierin zijn minimumstraffen opgenomen die de lidstaten in hun wet moeten opnemen. Ook Nederland moet dit doen, ook al werken ze momenteel alleen met maximumstraffen.
Het EVRM werkt rechtstreeks door in de nationale rechtsorde, anders dan het IVRK. Als iets geen rechtstreekse werking heeft kan het bijvoorbeeld om een inspanningsplicht gaan: ‘de overheid moet er alles aan doen dat…’ Dit wordt door de rechters bepaald. Zij zijn ook belangrijk voor de interpretatie van de EVRM-bepalingen. Het EVRM is een ‘living instrument’. Dit wil zeggen dat het geïnterpreteerd moet worden in de moderne tijdsfeer en daaraan moet worden aangepast. Daarnaast is ook hier een individuele klachtprocedure (ook voor minderjarigen) van toepassing. Men kan door deze procedure in hoger beroep gaan in Staatsburg.
Artikelen EVRM
Drie artikelen van het EVRM zijn van belang. Artikel 3 geeft aan dat geen enkel iemand onderworpen mag worden aan folteringen of onmenselijk of vernederende behandeling of straf. Er zijn verschillende zaken geweest die tot dit artikel geleidt hebben. De eerste zaken waren op het politiebureau, waar kinderen geslagen werden. Vervolgens kwam het voor op publieke scholen. Later op privé scholen. Hier begonnen moeilijkheden, want ouders gaven aan dat ze hun kinderen expres naar privé scholen stuurden, omdat zij het oké vonden als hun kinderen af en toe geslagen werden om ze in het gareel te houden. Ook thuis vonden mensen de bemoeienis van de overheid ongegrond. Ze mochten toch zeker zelf wel weten hoe ze hun kind opvoedden?
Artikel 8 geeft iedereen het recht op respect voor zijn privé, familie- en gezinsleven. Belangrijk hierbij is dat bij uithuisplaatsing geprobeerd moet worden om het contact met de ouders te onderhouden, zover als dit haalbaar is. Artikel 2 geeft iedereen het recht op een leven dat beschermd wordt door de wet. In deze artikelen worden kinderen niet apart genoemd, maar is de wet wel op hen van toepassing.
Soms zijn er specifiekere verdragen over kinderrechten dan bijvoorbeeld de IVRK. Daarvoor is een artikel opgenomen in de IVRK, die aangeeft dat gedetailleerde verdragen voorgaan op het IVRK.
De zaak van O’Keeffe die seksueel misbruikt werd door haar leraar op haar school in 1973 is jaren later pas aan het licht gekomen. De leraar heeft gevangenisstraf gekregen, maar O’Keeffe klaagde ook Ierland aan, omdat ze niet eerder het misbruik hebben ontdekt en er wat aan gedaan hebben. Op basis van artikel 3 is besloten dat Ierland inderdaad gefaald had om het kind te beschermen. Het probleem is echter dat de standaarden van deze tijd zijn toegepast op een zaak van jaren eerder.
In het Verdrag van Lanzarote en de EU-richtlijn wordt veel aandacht besteed aan preventie van kindermishandeling en het trainen van professionals voor het signaleren van kindermishandeling. Dit valt voor een belangrijk deel onder bestuursrecht.
Tegenwoordig moeten professionals die met volwassenen werken ook een kindcheck doen. Dit houdt in dat ze door moeten vragen of ze kinderen hebben. De kinderen kunnen namelijk onder de psychische problemen van hun ouders lijden.
Preventie
Kind uit huis: commissie Samson en follow-up
Commissie Samson heeft onderzoek gedaan naar kinderen die seksueel misbruikt zijn en uit huis geplaatst zijn in een pleeggezin of instellingen op initiatief van de overheid. Er zijn enkele bevindingen uit het onderzoek van commissie Samson naar voren gekomen:
Door de overheid uit huis geplaatste kinderen zijn niet altijd beschermd tegen seksueel misbruik
De overheid is bekend geweest met seksueel misbruik van uit huis geplaatste kinderen. Ze hadden hier dus wat tegen moeten doen.
Kinderen in instellingen melden 2,5 keer zo vaak misbruik dan thuis. Ze zijn uit huis geplaatst omdat het daar niet veilig genoeg was, maar het werd alleen maar erger.
Kinderen in de pleegzorg werden niet vaker misbruikt dan thuis.
Licht verstandelijke beperkte kinderen worden drie keer vaker slachtoffer.
Plegers waren in 50% van de gevallen leeftijdsgenoten.
Maar 2% wordt door de professionals waargenomen.
Aanbevelingen van commissie Samson aan de regering zijn:
Sector van zorgaanbieders en jeugdsector moet geprofessionaliseerd worden
Er moet meer aandacht zijn voor seksualiteit in de basisopleiding. Dit moet doorgaan door bijscholing en training van de professionals
Er moet meer duidelijkheid komen over de rolverdeling van de gezinsvoogd en de pleegzorgwerker. De pleegzorgwerker begeleid de pleegouders en de gezinsvoogd het kind en de ouders waarvan het kind gescheiden is. Het is onduidelijk wie er primair voor het kind is. Daarnaast is er onvoldoende 1-op-1 contact met het kind, maar gaat het voornamelijk via de pleeg- of biologische ouders
Toezicht op residentiële zorg/pleegzorg moet verbeteren. De overheid heeft de inspanningsverplichting om kinderen te beschermen tegen kindermishandeling en voldoende toezicht te houden als kinderen onder toezicht geplaatst worden of bijv. op school zitten
Jeugdzorg Nederland reageerde op de resultaten van het onderzoek met welgemeende excuses. Ze stelden direct Commissie Rouvoet op om kindermishandeling te bestrijden. Daarnaast ontwikkelden ze kwaliteitsstandaarden de jeugdzorg, om seksueel misbruik te voorkomen.
De regering heeft uiteindelijk ook hun excuses aangeboden. De ministers laten weten dat er een commissie is aangesteld (Commissie Rouvoet), ook al is dit eigenlijk op initiatief van de Jeugdzorg en niet door de overheid. Daarnaast is Commissie Van der Laan opgesteld met een taskforce Kindermishandeling en is er een kwaliteitskader jeugdzorg ontwikkeld.
Kabinetsstandpunt en juridische acties
De beleidsinzet is het aanbieden van hulp aan slachtoffers en ook het voorkomen van toekomstig seksueel misbruik. Voor de hulp aan slachtoffers is er een financiële tegemoetkomingsregeling opgesteld. Hier zijn twee juridische documenten voor:
Statuut voor buitengerechtelijke afdoening van civiele vorderingen tot schadevergoeding: hier kunnen slachtoffers een beroep op doen, als er een verdachte/dader is aan te spreken (zoals leidinggevenden van een instelling). Het is echter moeilijk aan te tonen dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, en dat die specifieke persoon echt aan te spreken is en deze vergoeding moet betalen.
Tijdelijke regeling uitkeringen seksueel misbruik minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen: hier kan men terecht als men niet direct iemand wil aanspreken. In deze procedure is het makkelijker om een schadevergoeding te verkrijgen
Deze twee regelingen zijn alleen bedoeld voor kinderen in residentiële zorg (instellingen) en pleegzorg, niet als ze thuis misbruikt zijn.
Het aanvragen gebeurt tot 31-12-2014 bij Schadefonds Geweldsmisdrijven (hulp door Slachtofferhulp Nederland). Daar is een tijdelijke commissie ingesteld die over de verzoeken oordeelt.
Daarnaast is een professionaliseringstraject gestart om seksueel misbruik te voorkomen. Twee beroepsgroepen, Jeugdzorgwerker en gedragsdeskundigen, moeten aan bepaalde eisen voldoen en staan geregistreerd. Dit wordt gekoppeld aan de tuchtrecht. Deze testen of de jeugdzorgmedewerker zich aan de voorwaarden gehouden heeft. Dit was er nog niet in de zaak van Savanna, waarbij de gezinsvoogd voor de rechter moest verschijnen. Als er een tuchtrechter was geweest had de gezinsvoogd zich bij de tuchtrechter kunnen verdedigen, zonder dat een strafzaak gestart werd. Uiteindelijk is de gezinsvoogd niet veroordeeld.
Hiernaast worden de Bureaus Jeugdzorg gecertificeerde instellingen en moeten ze aan allerlei kwaliteitseisen voldoen.
Kind thuis: verbod op slaan in de opvoeding
Het verbod op slaan is in 2007 ingegaan (boek 1 van Burgerlijk Wetboek). Nederland was al meerdere keren aangesproken op het feit dat er geen verbod op slaan als opvoedmiddel bestond, zowel door het VN-Comité Rechten van het Kind, het Europees Comité Sociale Rechten, als door lobby wetenschappers en nationale en internationale NGO’s. Artikel 1:247 lid 2 BW is hierin belangrijk.
Maar is een pedagogische tik wel toegestaan? Dit is niet toegestaan mits het om bestraffing gaat. Het stevig vastpakken van een kind met de intentie om een gevaar of ongeluk te voorkomen mag wel. De discussie over de pedagogische tik blijft echter bestaan. Kinderen worden wellicht gewelddadiger als ze thuis met agressie en slaan in aanraking komen. Ouders zouden andere opvoedingsmethoden moeten gebruiken.
Er bestond in de wet nog een ouderlijk tuchtigingsrecht (‘reasonable chastisement’). Dit is een rechtvaardigingsgrond van geweld, omdat ouders vinden dat slaan soms hoort bij de opvoeding. Door deze ontspanningsclausule wordt er geen strafrechtelijke procedure gestart. Deze ouderlijke tuchtigingsrecht bestaat niet meer sinds de bepaling in het Burgerlijk Wetboek. Het is meer een normatieve bepaling.
Signalering
Wanneer melden? Verplichte methode
Er is een verplichting voor professionals (organisatie of zelfstandig) tot het opstellen en gebruiken van een meldcode. Het doel is om sneller en adequater hulp te bieden bij signalen van kindermishandeling en om professionals houvast te bieden.
Een discussie in de Tweede Kamer gaat over of we niet over moeten stappen naar een meldplicht van professionals. Bij een Meldcode ligt de verantwoordelijkheid voor de invulling van die code bij de beroepsgroepen. Bij een Meldplicht is iedereen, die beroepsmatig met kinderen werkt, verplicht om vermoedens van kindermishandeling te melden.
Deze meldcodes zijn al sinds 10 jaar in opkomst. De overheid vond dat de beroepsgroepen zelf een meldcode moesten invoeren, maar dat gebeurde niet. Het gebruik van de meldcode daalde zelfs tussen 2008 en 2010. Dat terwijl er drie keer zoveel meldingen, oftewel betere signalering, binnenkomen met een meldcode. Professionals kunnen het wellicht niet zelf opstellen, omdat ze daar geen kennis van hebben. Daarom is het beter om het te implementeren vanuit de overheid zelf. Het is nu verplicht om de meldcodes in te voeren.
De melcode is integraal, oftewel niet alleen kindermishandeling, maar ook voor huiselijk geweld. Het geld voor alle vormen van geweld.
Minimale eisen aan meldcodes:
Het in kaart brengen van signalen
Collegiale consultatie en raadplegen SHG of AMK (kan voor advies)
Een gesprek met cliënt
Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling
Beslissen: hulp organiseren of melden bij een SHG of een AMK
Meldcode moet ook bevatten:
Toebedeling van verantwoordelijkheden. De organisatie moet hebben vastgelegd hoe de route bij melden verloopt. Wie beslist in de organisatie dat er melding gedaan wordt? Mag een beroepsmedewerker dit zelf doen of moet hij het eerst bespreken
Specifieke aandacht voor:
Bijzondere vormen van geweld, zoals meisjesbesnijdenis
Mogelijkheid tot melden in Verwijsindex Risicojongren (VIR)
Omgaan met vertrouwelijkheid gegevens
De meldcode geldt voor:
Gezondheidszorg
Onderwijs/kinderopvang/peuterspeelzaalwerk
Maatschappelijke ondersteuning
Langdurige zorg
Jeugdzorg
Justitie
Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Waar melden? AM(H)K en Verwijsindex risicojongeren
AMHK
Per 1 januari 2015 (i.w.tr. Jeugdwet) wordt Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK)
In de Jeugdwet is een meldrecht ingevoerd. Dit betekent dat degenen met beroepsgeheim inlichtingen mogen verstrekken aan de AMHK zonder toestemming van de degene die het betreft, wanneer dit als noodzakelijk wordt gezien om huiselijk geweld of kindermishanddeling te stoppen of een vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken (p. 205 art. 12c lid 3 Wmo, zie Jeugdwet in reader). Hierin zijn nog wel verschillende interpretaties mogelijk, want wanneer acht je het noodzakelijk om informatie te verstrekken?
De AMHK’s hebben verschillende taken, ook te lezen in art. 12a lid 3 Wmo:
Fungeren als meldpunt of om advies te geven
Meldingen van vermoedens onderzoeken
Onderzoeken welke stappen nodig zijn voor die melding
Naar passende instantie verwijzen en overdragen van een zaak
Justitiële autoriteiten (politie/Raad voor de Kinderbescherming) in kennis stellen en daarbij de melder informeren
Veel professionals wilden hun vermoedens niet melden, omdat hun identiteit dan bekend zou worden. Tegenwoordig is anoniem melden bij de AMHK mogelijk (p. 232 art. 6.4 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; zie Besluit Jeugdwet reader). Hierbij is onderscheid tussen professionals en derden, zoals een tante oma of buurvrouw. Derden mogen altijd anoniem melden. Professionals mogen anoniem blijven, als het zeggen van hun naam (lid 3):
Een bedreiging vormt of kan vormen voor het slachtoffer
Een bedreiging vormt of kan vormen voor de melder zelf
Een ernstige verstoring in de relatie tussen de professional en het slachtoffer zou kunnen ontstaan
Het AMHK bepaalt of men anoniem blijft of niet.
Er mag maximaal vier weken onderzoek naar gedaan worden, eventueel met verlenging indien noodzakelijk, zonder dat degene die het betreft er vanaf weet (art. 12e lid 1 Wmo). Na vier weken moet deze persoon op de hoogte gesteld worden. Na onderzoek wordt er doorverwezen als dit nodig is, naar:
De gemeente voor vrijwillige hulp
De Raad van de Kinderbescherming, als ouders hulp weigeren en wanneer een jeugdbeschermingsmaatregel moet worden ingevoerd
De politie voor een strafrechtelijk onderzoek (kan samen gaan met vrijwillige hulp of een maatregel). AMHK is erg terughoudend met doen van aangifte bij politie.
De bewaartermijn van dossiers is 15 jaar of tot het jongste kind van het gezin meerderjarig is geworden (art. 12i Wmo).
Verwijsindex risicojongeren (Jeugdwet hoofdstuk 7)
Het doel van de Verwijsindex risicojongeren is vroegtijdige en onderlinge afstemming tussen meldingsbevoegden te bewerkstelligen, opdat zij jeugdigen tijdig passende hulp, zorg of bijsturing kunnen verlenen om daadwerkelijke bedreigingen van de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te nemen. (art. 7.1.2.1 lid 2 Jeugdwet)
Professionals kunnen melding doen van vermoedens of zorgen in dit systeem. Ze krijgen te zien of andere professionals ook melding gedaan hebben. In dat geval krijgen ze er contactgegevens van. Het type vermoeden wordt niet gemeld. Alleen de naam, het adres en de woonplaats worden genoemd. Het bestaat om het contact tussen hulpverleners te faciliteren.
Het gaat om jongeren jonger dan 23 jaar. Bij twee of meer meldingen gaat er een signaal naar de meldingsbevoegden en ook naar de betrokken gemeentelijke regievoerder, die de match van de meldingen volgt. Art. 7.1.4.1 van de Jeugdwet geeft aan wanneer een meldingsbevoegde mag melden zonder toestemming.
Er zijn sinds 2010 450.000 meldingen binnengekomen. Niet ieder signaal leidt tot informatie uitwisseling. De meerwaarde wordt niet duidelijk voelbaar volgens de professionals. Het draagvlak is onvoldoende aanwezig. De implementatie is een moeizaam proces geweest. Als middel om bovenregionaal in contact te komen, bijvoorbeeld als minderjarigen verhuizen, is het wel een goed middel. Aanbevelingen zijn uitbreiding van het aantal melders en het toevoegen van een gezinsmodaliteit
In Jeugdwet (i.w.tr. 1 januari 2015) is een gezinsmodaliteit opgenomen (art. 7.1.2.3. onder d en e Jeugdwet). Gegevens van jeudigde gezinsleden wordt aan elkaar gekoppeld bij een melding. Er ontstaan nu ook matches wanneer er meldingen van (stief-)broers of zussen in het systeem staan. Dit betekent verdergaande inmenging privéleven.
Daarnaast geeft art. 7.3.11 lid 4 Jeugdwet (niet in de reader!) het volgende aan: ‘Indien derde beroepshalve beschikt over informatie die noodzakelijk is voor uitvoering OTS, dient aan gezinsvoogd (gecertificeerde instelling) deze informatie desgevraagd of uit eigen beweging te verstrekken zonder toestemming en indien nodig met doorbreking beroepsgeheim.’ De gezinsvoogd krijgt dus meer recht op informatie, ook als hiervoor het beroepsgeheim moet worden doorbroken.
Hoe melden?
Professionals hebben als eerste zicht op hoe het met een kind gaat. Melden is afhankelijk van recht op privacy van kinderen en beroepsgeheim en meldplicht. Professionals zijn bang voor de tuchtrecht te moeten komen als ze hun beroepsgeheim geschonden hebben. De privacy van de kinderen is niet absoluut. Verschillende grondrechten moeten hierbij afgewogen worden.
Er is een Kaderwet (Wet bescherming persoonsgegevens) opgesteld en sectorale wet- en regelgeving en beroepscodes zoals: wet politiegegevens, wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, WGBO, Wet op de Jeugdzorg
Het medisch beroepsgeheim is bedoeld voor onbelemmerde toegang tot de zorg. De professionals hebben een geheimhoudingsplicht of zwijgplicht, ook wel verschoningsrecht genoemd. Soms mag dit doorbroken worden, afhankelijk van de rechten van het kind. Normaal wordt er gezegd dat het alleen mag bij een conflict van plichten, maar dit moet wel beargumenteerd worden.
Als een professional voor de tuchtrechter moet komen, maar hij zich wel aan het stappenplan gehouden heeft, valt hem niets te verwijten. De professional is wel verantwoordelijk voor de hoeveelheid informatie hij uitgeeft en of dat daadwerkelijk allemaal nodig is.
De overige sheets zijn in het college niet besproken en zijn terug te vinden op Blackboard.
Er gaat veel veranderen in de jeugdhulp met de nieuwe Jeugdwet die op 1 januari 2015 ingaat. De basis van de jeugdbeschermingsmaatregelen blijft redelijk hetzelfde.
De Jeugdhulp is sinds 2005 geregeld via de Wet op de Jeugdzorg en gaat in beginsel om een vrijwillig kader. Met de Jeugdwet wordt hierbij ook een gedwongen kader opgenomen, als de ouders hulp niet aanvaarden. Dit gaat via een bestuursrechtelijk orgaan. Met een jeugdbeschermingsmaatregel vindt er inbreuk plaats op het gezag van de ouders of verzorgers met gezag of voogd. Dit is een vorm van privaatrecht, beschreven in boek 1 BW. In het uitvoeren van deze maatregelen moet er aan de bepalingen uit internationale verdragen (IVRK en EVRM) gehouden worden. Hierbij zijn twee begrippen belangrijk:
Subsidiariteit: kijken of er een andere vorm van hulp mogelijk is, die minder ingrijpend is in het gezinsleven
Proportionaliteit: er moet goed bedacht worden op welke manier de maatregel ingezet wordt. Hierbij moet bijvoorbeeld nagedacht worden over de duur van de maatregel, over het contact tussen ouders en kinderen en of er wel of niet uithuisplaatsing zal volgen
Er zijn vele wetsherzieningen per 1 januari 2015. Dit betreft vier wetten (Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, Aanpassingswet herziening kinderbeschermingsmaatregelen, Jeugdwet en Invoeringswet Jeugdwet) en daarnaast het Besluit Jeugdwet.
Daarnaast zal er een zeer grote decentralisatie plaats gaan vinden. De gemeenten worden verantwoordelijk voor jeugdzorg en zorg aan gezinnen. Hun verantwoordelijkheden:
Preventie (Wet maatschappelijke ondersteuning). Momenteel zijn gemeenten hier ook al verantwoordelijk voor. Ze moeten hulp bieden, wat voorkomt dat er zwaardere vormen van hulp nodig zijn
Jeugdhulp. Dit includeert de jeugd-ggz, jeugd-lvb (hulp aan verstandelijk beperkten), gespecialiseerde zorg en gesloten jeugdzorg
Zorgmeldingen aan Raad voor de Kinderbescherming
Uitvoering maatregelen van kinderbescherming
Uitvoering van jeugdreclassering (in kader van jeugdstrafrecht)
Tot 1 januari is het nog anders geregeld. De jeugd-ggz en de jeugd-lvb zijn nu nog apart. Ze maken 45% op van de totale jeugdhulp. Daarnaast is 10% preventiezorg, die al bij de gemeente ligt. Het rijk is verantwoordelijk voor de gesloten jeugdzorg (5%). Jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering vallen tot 1 januari onder de provincies.
Wat zijn de taken van de gemeenten (art. 2.6 Jeugdwet):
Laagdrempelige, herkenbare toegang
Voldoende aanbod van ‘gecertificeerde instellingen’. Jeugdbescherming en jeugdreclassering gaat vallen onder een gecertificeerde instelling. Dit certificatie traject, dat de instellingen doorlopen, is belangrijk voor de extra kwaliteitseisen die eraan gesteld zijn
Voldoende jeugdhulp aanbieden. Gemeenten moeten plekken inkopen in de pleegzorg, de residentiële jeugdzorg, etc. Dit is lastig, omdat ze nog niet weten hoeveel plekken er nodig zijn en de gemeenten nog maar slecht op de hoogte zijn
Consultatiefunctie professionals: professionals moeten een aanspreekpunt hebben bij vragen over zorg en opvoeden/opgroeien
Kindertelefoon : financiering moet van gemeente afkomstig zijn
Maatregelen voor de bestrijding van kindermishandeling
Vertrouwenspersoon aangesteld worden
Jeugdhulp toegankelijk na verwijzing (huis)arts. Dit is een uitzondering op de Jeugdwet, waarbij de huisarts jeugd zelf door kan verwijzen naar jeugdhulp. Dit hoeft dus niet via de gemeente te gebeuren. Het geldt vooral voor de jeugd-ggz en jeugd-lvb
Welke gemeente verantwoordelijk is voor het kind is afhankelijk van het woonplaatsbeginsel (art. 1.1 Jeugdwet). De gemeente waarin het kind woont en waar het kind is ingeschreven, is verantwoordelijk voor het kind. In art. 2.8 staat waar men lokaal, regionaal en bovenregionaal voor verantwoordelijk is:
Lokaal: eerstelijnszorg, ambulante zorg
Regionaal: pleegzorg, crisisopvang, residentiële jeugdzorg
Bovenregionaal: specifieke jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering, AMHK, jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)
Het uitgangspunt is hulp in een vrijwillig kader ofwel zelfredzaamheid. Men vindt dat we nu teveel ingrijpen in het gezinsleven en ook met te ernstigere maatregelen. De Jeugdwet moet er voor zorgen dat dit weer af gaat nemen. Het sociale netwerk is hierbij ook belangrijk. De zorg wordt dus deels teruggelegd bij de gezinnen. Dit is natuurlijk ook een bezuinigingsgedachte. Er moet wel eerder ingegrepen worden bij kinderen die zware hulp nodig hebben.
Jeugdhulp kan op twee manieren worden aangeboden door gemeente. Dit kan via individuele voorzieningen. Dit zijn alle vormen van jeugdhulp voor kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel. Daarnaast zijn er overige voorzieningen, die(vrij toegankelijk zijn. De gemeente mag zelf bepalen wat er onder de individuele en vrij toegankelijke voorzieningen valt. Art. 2.3 lid 1 Jeugdwet stelt dat jeugdhulp alleen wordt erkend als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Daarnaast is waar je terecht kan ook afhankelijk van de gemeente. Dit kunnen wijkteams zijn, centra voor Jeugd en Gezin, etc.
Gemeenten hebben jeugdhulpplicht (art. 2.3 lid 1). Daarnaast hebben ze een ‘leveringsplicht’ bij hulp in gedwongen kader (art. 2.4 lid 2). Gecertificeerde instellingen bepalen welke maatregelen voor een kind nodig zijn en de gemeente moet dit regelen. De gemeente kan hier niet zelf over beslissen.
De gemeente besluit wel over de individuele voorzieningen. Als ouders het hier niet mee eens zijn, kunnen ze bezwaar maken (bij college van B&W, art. 7:1 Awb) bij de gemeenten. Dit gaat via de Algemene wet bestuursrecht. Als de gemeente bij hun beslissing blijft, kan je bij de kinderrechter in beroep gaan. De kinderrechter moet wel als bestuursrechter toetsen (Awb bijlage 2). Als ook de kinderrechter bij de beslissing van de gemeente blijft, kan je in hoger beroep gaan bij de Centrale Raad van Beroep (Awb bijlage 2). Deze route is vaak niet bekend bij ouders en daardoor wordt er maar weinig gebruik van gemaakt.
De jeugdhulp is bedoeld voor minderjarigen tot 18 jaar en jeugdigen van 18-23 jaar als voor hun 18e jaar de jeugdhulp al is gestart of geïnitieerd.
Instellingen zijn verplicht voordat ze jeugdhulp aanbieden, om de ouders de kans te geven om een familiegroepsplan te maken (art. 4.1.2 Jeugdwet). De regie wordt dus neergelegd bij het gezin zelf. Er zijn wel uitzonderingsgronden. Vervolgens kijkt de jeugdhulpaanbieder of bij het plan de belangen van het kind goed uitkomen en of ze dit plan gaan volgen. Het kan zijn dat het plan wordt afgewezen, omdat het de belangen van het kind niet goed in acht neemt.
Een andere verandering in de wet is dat als kinderen uit huis geplaatst worden(art. 2.3 lid 6 Jeugdwet), dit bij voorkeur gebeurt bij een pleegouder of gezinshuis (gezinsvervangende omgeving).
Verschillen Jeugdwet en Wet op de jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg verdwijnt. Hun taken als toegang voor de zorg en het AMK vervallen. Hun taken van jeugdbescherming en jeugdreclassering worden onderdeel van gecertificeerde instellingen. Het indicatiebesluit van Bureau Jeudzorg vervalt, maar wordt het verleningsbesluit jeugdhulp. Hier verandert dus niet veel aan. De GI moet dus voor extra kwaliteitseisen een certificeringstraject door.
Er zijn vele organisaties betrokken bij jeugdhulp. Allereerst de eerstelijnszorg, die afhankelijk is van de gemeenten, zoals Centra Jeugd en gezin en wijkteams. Daarnaast zijn er jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen (GI) , het AMHK, de Raad voor de Kinderbescherming, de kinderrechter, de politie en het Openbaar Ministerie (art. 1:256 lid 2 BW).
Hulp in gedwongen kader
Hiervoor zijn twee routes: (1) meldingen van kindermishandeling bij het AMHK of (2) inschakeling van de Raad voor de Kinderbescherming. Zij kunnen verzoek indienen tot onderzoek naar noodzaak van een maatregel van kinderbescherming van (art. 3.1 Jeugdwet).
Een AMHK melding kan tot verschillende routes leiden. Dit kan naar de politie gaan. Het kan ook vrijwillige hulp bieden via college van B&W. De jeugdhulpaanbieder biedt deze hulp aan. De AMHK kan ook naar de Raad voor de Kinderbescherming gaan. Zij bepalen of er een jeugdbeschermingsmaatregel wordt ingesteld of niet. Zo ja, dat gaat via gecertificeerde instellingen. De eindverantwoordelijkheid van gedwongen jeugdhulp ligt bij de GI. GI mag niet zelf hulp aanbieden, maar dit doen de jeugdhulpaanbieders.
Raad voor de Kinderbescherming (art. 1:238 e.v. BW, art. 3.1 Jeugdwet)
De RvdK heeft een beschermingstaak. Hieronder valt het onderzoek doen van meldingen van kindermishandeling en verzoeken voorbereiden voor kinderrechter. Daarnaast geven ze advies in scheiding en omgang, adoptie en strafzaken. Het is een tweedelijnsorganisatie. Als burger kan je de Raad niet raadplegen, maar dit gaat via het AMHK of College van B&W.
Jeugdbeschermingsmaatregelen
Momenteel zijn er ongeveer 30.000 kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel. Hierin was een stijging tot 2010. De laatste jaren is er sprake van een voorzichtige daling. Het aantal voogdijregelingen neemt wel langzaam toe vanaf 2008. Dat kan ermee te maken hebben dat voogdij misschien sneller wordt uitgesproken i.p.v. gebruik te maken van langdurige ondertoezichtstelling. Dit kan ook de daling van de ondertoezichtstellingen verklaren.
Er zijn verschillende maatregelen:
Ondertoezichtstelling (OTS) 1:255 BW, evt. met machtiging uithuisplaatsing (1:256 b BW)
Gezagsbeëindiging (1:266 BW). Deze regel is gevormd door het samenvoegen van ontheffing en ontzetting uit gezag, wat momenteel nog geldt.
Twee tijdelijke maatregelen: voorlopige OTS (gaat meestal samen met spoeduithuisplaatsing - 255, 256b BW) en voorlopige voogdij (241, 268, 331 BW)
Bij OTS houd je als ouder gezag over je kind, maar wordt dit beperkt. Bij gezagsbeëindiging ben je het gezag kwijt en worden de kinderen onder voogdij gesteld.
Wat nieuw is aan de ondertoezichtstelling vanaf 1 januari is de gedeeltelijke gezag overheveling, de geschillenregeling bij geschillen tussen de gezinsvoogd en de ouders of de minderjarige, en de rechterlijke toetsing van de verplaatsing van het pleegkind. Dit laatste is het geval als de gezinsvoogd van plan is het kind, na minstens een jaar in een pleeggezin gezeten te hebben, te verplaatsen. Dit kan terug naar huis zijn, naar een ander pleeggezin of residentieel. De rechter moet toetsen of dit in het belang van het kind is. Eerder mocht dit door de gezinsvoogd besloten worden. De Raad van de Kinderbescherming krijgt daarnaast een toetsende taak bij de gezagsbeëindiging, maar deze treedt nog niet in werking.
Voorlopige voogdij kan ingesteld worden op grond van feiten die tot gezagsbeëindiging kunnen leiden, of bij een medische behandeling van minderjarige van jonger dan 12 jaar of ouder dan 12 jaar, maar niet in staat tot redelijke waardering van belangen, als dit noodzakelijk is vanwege ernstig gevaar voor gezondheid. Het kan ook worden ingesteld als voorziening in gezag, als ouders bijv. verongelukt zijn. De vervaltermijn is 12 weken (art. 1:268 lid 5 BW). In die tijd moet er nagedacht worden over volgende maatregelen. Het mag ingesteld worden zonder voorafgaand verhoord (800 lid 3, 809 lid 3 Rv). Het kan dus op dezelfde dag gebeuren als het verzoek hiertoe. De betrokkenen moeten wel binnen twee weken worden gehoord. Hoger beroep is mogelijk.
Voorlopige OTS (art. 1:257 BW) heeft een maximale duur van 3 maanden (1:257 lid 2 BW). Het kan worden ingesteld zonder voorafgaand verhoor indien dringend en onverwijld noodzakelijk. De kinderen en ouders moeten wel binnen twee weken gehoord worden. Het gaat meestal samen met een spoeduithuisplaatsing. Er is geen hoger beroep mogelijk, echter wel bij een machtiging uithuisplaatsing.
Ondertoezichtstelling (art. 1:255 BW)
Ondertoezichtstelling wordt vaak als een tijdelijke maatregel gezien. Het duurt een jaar, en kan maximaal met een jaar worden verlengd. Na twee keer verlengen moet de kinderrechter beslissen of het opnieuw verlengd mag worden. Het doel van een ondertoezichtstelling is het toezicht houden, het bieden van hulp en steun en de gezinsband bevorderen (art. 1:262 BW). De verzoeker (art. 1:255 lid 2, 3 BW) is de RvdK of het Openbaar Ministerie. Indien de RvdK niet wil verzoeken, maar een ouder of verzorger of het college van B&W het wel nodig vindt, kan dit via een gedwongen verzoek door de RvdK voor de kinderrechter worden gelegd.
De kinderrechter vermeldt de concrete bedreigingen in ontwikkeling minderjarige en daarop afgestemde duur OTS (art. 1:255 lid 4 BW) in zijn beslissing. Hij kan ook broertjes of zusjes ambtshalve onder toezicht stellen (art. 1:255 lid 5 BW).
Een ondertoezichtstelling eindigt wanneer de gecertificeerde instellingen, de ouder met gezag of de minderjarige ouder dan twaalf jaar dit verzoeken of wanneer er geen verzoek tot verlenging is van de gecertificeerde instellingen. Je kan daarnaast in hoger beroep tegen de ondertoezichtstelling.
Bureau Jeugdzorg kan een schriftelijke aanwijzing indienen (art. 263 BW). Deze inhoud is gericht op verzorging en opvoeding van de minderjarige en gericht aan de ouder met gezag en/of de minderjarige. Het moet concreet zijn en mag niet gaan om omgang, medische behandeling, uithuisplaatsing, omdat er hiervoor speciale regelingen zijn (art. 1:265 f, 265 g BW, art. 1:265 h BW, art. 1:265a BW).
Binnen twee weken na de schriftelijke aanwijzing kan men een vervallenverklaring aanvragen bij de kinderrechter (art. 1:264 BW). Hierna kan een verzoek tot intrekking van de aanwijzing bij de GI (art. 1:265 BW) aangevraagd worden. Bij weigering van de GI kan je naar de kinderrechter stappen. Een nieuwe regeling is dat de GI de kinderrechter kan verzoeken de aanwijzing te bekrachtigen. Dit kan in combinatie met een dwangmiddel (art. 1:263 lid 3 BW). Er is geen hoger beroep mogelijk (art. 807 Rv).
De geschilregeling is geïntroduceerd via een amendement Tweede Kamer. Men kan nu alle geschillen voorleggen aan de kinderrechter. Indien er een klachtprocedure gaande is, over bijvoorbeeld de gedragingen van de gezinsvoogd, is er geen geschillenregeling van toepassing. In dit geval moet je naar de klachtencommissie. Bij een geschillenregeling is een procureurstelling verplicht. Dit betekent dat je een advocaat moet aannemen. Dit is echter erg duur, dus waarschijnlijk zullen weinig mensen aanspraak doen op deze regeling. Geschillen kunnen worden voorgelegd door een ouder met gezag, een minderjarige vanaf twaalf jaar, de GI, een pleegouder, zorgaanbieder of aanbieder van jeugdhulp. De kinderrechter moet eerst bemiddelden, en daarna een beslissing nemen in het belang van het kind.
Verzoekers van een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing zijn GI, de RvdK en het Openbaar Ministerie (art. 1;256b BW). Het geldt voor max. 1 jaar met verlenging mogelijk van max. 1 jaar. Nieuw in de wetgeving is dat de RvdK en GI de plicht hebben om relevante feiten in rapportages en verzoekschriften volledig en naar waarheid aan te voeren (art. 3.3 Jeugdwet), oftewel waarheidsvinding. Bij de gesloten jeugdzorg geldt een bijzondere regeling met extra waarborgen: speciale rechtsgrond, toevoeging raadsman (eigen advocaat), verklaring gedragsdeskundige dat gesloten jeugdzorg inderdaad noodzakelijk is en de minderjarige mag in hoger beroep. Zie Jeugdwet Hoofdstuk 6. Het vervalt als het 3 maanden niet gebruikt is.
De OTS met uithuisplaatsing is te beëindigen als de termijn afloopt en de GI het niet verlengd. Daarnaast eindigt het bij een verzoek tot beëindiging of bekorting aan GI wegens gewijzigde omstandigheden. Dit kan verzocht worden door de gezagsouder, verzorger of minderjarige van twaalf of ouder (art. 1:263 BW). Als de GI het verzoek afwijst, kan je naar de kinderrechter stappen. Daarnaast is er een verplichte rechterlijke toets bij terug- of overplaatsing van een pleegkind, als deze al één jaar of langer in hetzelfde pleeggezin zit (art. 1:265i BW).
Gedeeltelijke gezagsoverdracht is mogelijk bij (art. 1:265e BW) aanmelding van een minderjarige bij een onderwijsinstelling, bij toestemming van een medische behandeling van een kind jonger dan twaalf jaar of ouder dan twaalf jaar, maar niet in staat tot redelijke waardering van belangen of bij een aanvraag verblijfsvergunning. De kinderrechter kan beslissen dat de gezinsvoogd hierover bevoegd wordt. Daarnaast heeft de gezinsvoogd recht op informatie, die noodzakelijk is te weten voor de ondertoezichtstelling, ook zonder toestemming van ouders (art. 7.3.11 lid 4 Jeugdwet).
Gezagsbeëindiging (art. 1:266 BW)
Dit is in te dienen op verzoek van de RvdK, het OM of de pleegouder. Als de RvdK geen verzoek wil indienen, kan het via de GI. Er is een mogelijkheid tot herstel (1:277 BW) als dit noodzakelijk is in belang van het kind.
[toc:menu]
Er worden maar weinig zaken van AMHK naar justitiële autoriteiten (politie) doorverwezen en daarvan leidt maar een klein percentage tot strafrechtelijke procedure.
Internationaal kader: inzet strafrecht
Art. 3 EVRM is belangrijk bij de bescherming van kinderen tegen vormen van geweld. Het Europees Hof heeft bepaald dat alle lidstaten van de Raad van Europa moeten voorzien in een effectief strafrechtelijk instrumentarium. Daarnaast moet dit strafrechtelijk stelsel daadwerkelijk gebruikt worden.
Het Verdrag van Lanzarote (Raad van Europa) en de EU-Richtlijn inzake bestrijding van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting en kinderpornografie heeft aandacht voor een aantal punten:
Hiernaat zijn er de VN-Richtlijnen ‘on Justice in Matters involving Child Victims and Witnesses of Crime (2005) en de CoE Guidelines on child friendly justice. Deze benoemen de positie van minderjarigen als getuige en als slachtoffer.
Ook belangrijk is artikel 19 van het IVRK: ‘maatregelen kunnen procedures voor opsporing, melding, verwijzing, onderzoek, inschakeling rechterlijke instanties omvatten’. Dit geeft aan dat lidstaten een strafrechtelijk systeem moeten hanteren. Het artikel is uitgewerkt in General Comment nr. 13. Het geeft aan waaraan een strafrechtelijk stelsel moet voldoen:
Strafrecht bij aanpak kindermishandeling
Aangifte en vervolging
Na aangifte start de strafrechtelijk procedure start bij de politie. Hierna gaat het naar het Openbaar Ministerie en het eindigt bij de strafrechter. Het is belangrijk dat de politie op de hoogte gesteld wordt over situaties van kindermishandeling waarbij strafrechtelijke aanpak passend is.
Politie en OM hebben met Bureau Jeugdzorg (AMK) een protocol opgesteld. Hierin wordt de afspraak gemaakt dat het AMK en de politie nauwer gaan samenwerken:
Onderzoek strafrechtelijke aanpak kindermishandeling Van Montfoort 2010 naar hoe het zit met de inzet van strafrecht. De centrale vraag is: maken professionals bij elke melding van kindermishandeling een juiste afweging om strafrecht in te zetten?
Resultaten van dit onderzoek:
Dit onderzoek is methodologisch betrouwbaarder dan het volgende onderzoek.
Nieuw onderzoek door EO ‘Dit is de dag’ (2014): hoe staat het nu met inzet van strafrecht in aanpak van kindermishandeling?
In 2012 waren er ruim 2100 aangiften van kindermishandeling bij de politie. Deze stijging kan komen door het opgestelde protocol. In ongeveer 200 keer leidde het tot vervolging. ‘Maar’ 1,3% van de meldingen over kindermishandeling bij het AMK leidt tot vervolging. Er is sprake van te vaak vrijspraak, doordat er onvoldoende bewijs is, namelijk in 32% van de gevallen. Daarnaast houdt het OM niet bij hoe vaak er sprake is van vervolging inzake kindermishandeling en waartoe dit leidt (strafrechtelijke veroordeling of niet), terwijl dit wel aanbevolen was. Verdere percentages kunnen gevonden worden in de sheets.
Waar komt de terughoudendheid van het AMK richting de politie en het OM vandaan?
Door gebrek aan vertrouwen in het strafrechtelijk traject:
Strafrechtelijke aanpak is niet in het belang van het kind, want bij het starten van een strafrechtelijke procedure stagneert de hulpverlening. Dit komt, omdat het kind anders beïnvloedt wordt door de hulpverlener, die wellicht suggestief kan zijn. Daarnaast is getuigen voor een kind belastend.
Als politie wordt ingelicht door aangifte, kan vervolging starten. De politie is verantwoordelijk voor opsporing en het OM voor vervolging. Het OM is in de laatste jaren veel meer aandacht gaan besteden aan:
Het OM besluit er tot vervolging wordt overgegaan of niet (sepot). Dit heet het opportuniteitsbeginsel. Als ze beslissen over vervolging van zedenzaken (ontucht, seksueel misbruik etc,) is hiervoor een Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ), omdat zedenzaken nog moeilijker te bewijzen zijn. Deze Expertisegroep adviseert over de betrouwbaarheid en de feiten en het bewijs en over de kans om tot vervolging te komen.
Strafbare feiten
Strafbepalingen:
Art. 300-304 Sr bevat (zware) (fysieke) mishandeling. De Hoge Raad heeft besloten dat psychische mishandeling niet strafbaar is. Het staat niet in de strafwetgeving en daardoor kan men er niet voor worden vervolgd. Er bestaat wel een strafverzwaring, die uitgebreid is in 2009. Als een ouder of verzorger de pleger is geldt deze verzwaring. Art. 287, 307-308 Sr gaan over moord, dood door schuld, zware mishandeling door schuld
De strafbepalingen over de zedelijkheidswetgeving zijn te vinden in artikelen 242-249 Sr. Deze gaan over verkrachting, aanranding, seksueel binnendringen en ontucht.
Zedenmisdrijven met lichamelijk contact:
Zedenmisdrijven zonder lichamelijk contact:
Overige strafbepalingen: in hulpeloze toestand brengen/achterlaten, namelijk verwaarlozing (art. 255-257 Sr)
Straffen zijn afhankelijk van het strafbare feit. In elke bepaling is er sprake van een maximumstraf. Deze maximumstraffen kindermishandeling zijn in de laatste jaren verhoogd.
Voor zedendelicten en recidive zaken (nogmaals delict plegen) is er sinds 2014 een verbod op de taakstraf (art. 22b Sr). De rechter mag geen taakstraf opleggen, en is dus toegelegd is op een gevangenisstraf. Rechters zijn het hier niet allemaal mee eens, omdat ze niet meer zelf de straf mogen/kunnen bepalen door inmenging van de wetgeving.
Strafverzwaring (art. 248 Sr) geldt wanneer een feit begaan is tegen een kind (met een derde), met meer personen (met een derde) of bij zwaar lichamelijk letsel/dood (met 15 of 18 jaar).
De verjaringstermijn is de termijn waarbinnen de vervolging moet zijn gestart. Normaal start deze op de dag dat het strafbare feit gepleegd is. Hierop zijn echter wat uitzonderingen:
Bewijs/minderjarige getuige
Bewijsregel in Nederland: één bewijs is geen bewijs. Dit is de unus testis regel, art. 342 lid 2 Sv. Er zijn twee onafhankelijke bronnen nodig. In elke zaak moet er steun of schakelbewijs volgen. Het Wetboek van Strafvordering regelt de procedure van een strafproces. Hierin zijn de bewijsregels te vinden. Daarnaast moet een feit wettig en overtuigend zijn bewezen. Dit houdt in dat er dus meer dan één bewijsmiddel is, en dat de rechter overtuigd is van het strafbare feit.
Bij minderjarige getuigen moet de verdachte de kans krijgen om vragen te stellen. De minderjarige getuige moet echter beschermd worden tegen ondervraging. Er moet een eerlijk proces kunnen plaatsvinden. Dit kan ook plaatsvinden zonder ondervraging van de minderjarigen, als er voldoende compensatie is voor de verdachte. Dit kan liggen in:
Positie minderjarige slachtoffer
Slachtoffer (art. 51a e.v. Sv: als rechtstreeks gevolg van strafbaar feit schade ondervonden) moet op de hoogte gehouden worden van het strafproces, mag op verzoek kennisnemen van relevante processtukken, krijgt een rechtsbijstand advocaat en het slachtoffer kan een verklaring over de gevolgen van het ernstig strafbare feit geven, om de impact op zijn of haar leven te verduidelijken.
Als slachtoffer kan je als benadeelde partij gevoegd worden in het strafproces. Als er geen sprake is van onevenredige belasting van het strafproces, dan kan er bij de veroordeling van een dader ook een schadevergoeding worden uitgesproken. Dan hoeft het slachtoffer niet naar een civiele rechter te gaan, maar kan het slachtoffer in het strafproces van de strafrechter al een schadevergoeding krijgen (art. 361 lid 3 Sv). Dit gaat om een schadevergoedingsmaatregel. Hierbij hoef je niet te wachten totdat de dader daadwerkelijk dat geld heeft, maar de staat betaalt het en gaat proberen dit terug te vorderen van de dader (art. 36f Sr).
Alleen slachtoffer zelf mag schadevergoeding vereisen, ouders mogen dit niet, ook al hebben ze zelf misschien ook kosten gemaakt. Een schadevergoeding kan niet verkregen worden als het strafrechtelijke procedure is afgerond. Dit kan alleen tijdens de procedure. Het kan echter nog wel via een civielrechtelijke procedure op grond van een onrechtmatige daad.
Spreekrecht geldt voor minderjarigen van 12 jaar of ouder en voor minderjarigen jonger dan 12 jaar, als in staat tot redelijke waardering van belangen. Ouders en verzorgers mogen spreken namens minderjarigen onder de 12 jaar en hebben daarnaast zelfstandig spreekrecht.
Staatssecretaris Teeven heeft het plan om naast spreekrecht ook adviesrecht voor het slachtoffer in te voeren. Dit wetsvoorstel ligt bij de Raad van State. Dit houdt in dat de slachtoffers de rechter mogen adviseren over de straf die de verdachte zou moeten krijgen. Er is hier wel veel discussie over, want het is de vraag wat dit voor slachtoffers oplevert. Het kan zijn dat ze teleurgesteld worden, omdat de rechter niet naar ze luistert. Daarnaast wil hij dat het voor ouders mogelijk wordt om een schadevergoeding te krijgen als kind slachtoffer is. Dit is het concept-wetsvoorstel schadevergoeding zorg en affectie schade)
Wet tijdelijk huisverbod
Ingevoerd per 1 januari 2009. Een pleger van huiselijk geweld kan uit huis geplaatst worden.
Het is een preventieve aanpak van huiselijk geweld. Het kan ook worden toegepast als er nog geen strafbare feiten zijn gepleegd (ook mogelijk naast strafrechtelijk traject).
Het is een bestuursrechtelijk kader en het doel is om hulp op gang te brengen.
Burgemeester kan ook huisverbod opleggen.
Wat houdt het in? (art. 1 sub b Wth)
Bij overtreding is dit een wettelijke overtreding (art. 11 Wth), en is de straf maximaal 2 jaar gevangenisstraf.
Burgemeester, of indien gemandateerd de hulpofficier van Justitie, beslist. Dit kan op schrift, maar bij dringende spoed kan het ook mondeling. De duur is tien dagen, eventueel met verlening van maximaal vier weken (door burgemeester). Het is dus een kortdurende maatregel. Hierna moeten er meer structurele oplossingen gevonden worden.
In die tien dagen huisverbod moet snel hulp op gang gebracht worden. Er is een crisisinterventieteam die de hulp start. Er wordt een risicotaxatie instrument ingevoerd om te kijken of er echt sprake is van huiselijk geweld. Er is een Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Als je het niet eens bent met het huisverbod, dan ga je in beroep bij de voorzieningenrechter. Er is geen bezwaarschrift nodig. En als je vindt dat er niets aan de hand is kan je ook een schadevergoeding vragen. Dit moet snel behandeld worden door de rechter. Je kan ook vragen om voorlopige voorzieningen te treffen, bijvoorbeeld voorlopige schorsing van het huisverbod om je spullen op te halen.
Wet tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling:
Bij kindermishandeling moet burgemeester contact leggen met AMK en Bureau Jeugdzorg
Maar wordt het tijdelijk huisverbod bij (voldoende) gebruikt? Het gaat vaak om geweld tussen partners, en minder vaak om kindermishandeling.
Uit een evaluatie in 2013 blijkt dat het huisverbod effectief is. Na huisverbod komt er minder vaak nieuw geweld en hulpverlening komt op gang. De dader is in 99% van de gevallen man. Er zijn 11.692 huisverboden opgelegd (40% verlengd, 23% overtreding huisverbod). In 70% van de gevallen zijn er kinderen in het gezin. In 53% van de huisverboden is er sprake van kindermishandeling. In 38% zijn de kinderen getuige van geweld en in 15% slachtoffer van geweld. De hulp wordt meestal op ouder (moeder) gericht en niet/minder op kind. Hier moet iets aan gedaan worden.
Het college start met enkele feitjes:
Waarop zijn deze cijfers gebaseerd? Niet ieder gerapporteerd geval wordt uiteindelijk bewezen, zoals bijvoorbeeld het shaken baby syndrome. Emotionele verwaarlozing komt het meeste voor van alle vormen van kindermishandleling. Vervolgens komt fysieke verwaarlozing het meest voor, fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, overig en seksueel misbruik.
Wat kunnen we doen tegen kindermishandeling?
Wat is kindermishandeling?
Er zijn verschillende definities. Ze variëren in breedte. De definitie in de Jeugdwet omvat verschillende vormen van kindermishandeling: lichamelijke mishandeling/verwaarlozing, psychische of emotionele mishandeling/verwaarlozing en seksueel misbruik. Maar moet er sprake zijn van letsel? Filmen en verspreiden van kinderpornografie leidt volgens het Europees Hof tot psychisch letsel. Het is ook aantasting van de privacy en dit geeft grond, volgens de Europese rechter, voor immateriële schadevergoeding. Maar wat nou als een man kinderpornografie bezit van een kind die hij niet kent en dit niet verspreid? Is dit ook kindermishandeling? Juridisch gezien is dit nog niet eerder als zodanig gezien. Maar soms wordt wel gezegd dat deze privacy schending schadelijk is voor het kind, waardoor ze recht hebben op een immateriële schadevergoeding.
Er werd altijd gezegd dat je je onder de twee jaar niets kan herinneren. Onderzoek heeft dit echter ontkracht en laat zien dat het DNA en de hersenontwikkeling aangetast worden door seksueel misbruik op zo’n jonge leeftijd. Het kind kan er geen woorden aangeven, maar het laat wel non-verbale imprints op het geheugen van het kind achter.
Wat valt er allemaal onder kindermishandeling? Kinderobesitas bijvoorbeeld? Dit is strafrechtelijk nog niet aan de orde gekomen. Er is nog niemand vervolgd voor dit feit. Maar is het wel verwaarlozing wanneer een kind alleen maar McDonalds voedsel voorgeschoteld krijgt? Het is lastig te beoordelen.
De wetgeving in Engeland bevat the Cinderella law. Dit zegt: parents who fail to show love could face prison. ‘Emotional cruelty’ could be crime under proposed child neglect legislation
Parents found guilty could face 10 years in jail. Hierbij kan verwaarlozing dus strafbaar gesteld worden.
Wetboek van Strafrecht
Wat is de juridische positie van de minderjarige als hij of zij mishandeld wordt door bijvoorbeeld de vader of moeder?
Rechtspositie van de minderjarige
Aansprakelijkheidsrecht (als het gaat om geld)
Gezondheidsrecht
Hoorrecht van het kind (art. 809 lid 1 Rv)
Zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd omtrent het levensonderhoud:
Maar komt dit overeen met IVRK? Moeten kinderen die jonger zijn dan 12 dan niet ook gehoord worden?
Zaken betreffende het levensonderhoud van de minderjarige:
Als kind kan je weinig doen. De enige mogelijkheid is de informele rechtsgang. Dit houdt in dat je een brief kan schrijven, waardoor de rechter een bijzonder curator aanstelt, maar meestal levert dit weinig tot niets op. Als minderjarigen hulp vragen bij een advocaat, kunnen zij het niet helpen, omdat de minderjarigen hier niet toe bevoegd zijn.
Robert M. zaak
Begon op 12 december 2010 in een pers conferentie. Mr. Korver was advocaat van vele kinderen in deze zaak.
Wat voor strategie ga je hiervoor hanteren? Richard Korver refereert naar de Wet versterking positie slachtoffers (1 januari 2011) om de slachtoffers een betere positie te geven. Helaas is deze positie nog steeds erg beroerd. Belangrijk in deze strategie zijn vier dingen:
Privacy
Zaal wordt gesloten als de verdachte minderjarig is. Maar in deze zaak waren de slachtoffers minderjarig en de ouders van de slachtoffers wilde graag dat de zaak achter de schermen bleef. Uiteindelijk zijn de kinderen als nummers behandeld in plaats van namen en zijn de ouders anoniem gebleven.
Spreekrecht
Er is sprake van een strafzaak, maar eigenlijk is spreekrecht een civiel recht. In art. 1:245 BW staat beschreven dat kinderen vertegenwoordigd worden door hun ouders. Je zou daarom kunnen stellen dat ouders ook voor kinderen mogen spreken. Helaas was dit niet zo geregeld in de wet. In september 2012 is er echter een nieuwe wetsvoorstel doorgekomen waarin kinderen spreekrecht kregen via hun wettelijke vertegenwoordiger. Richard Korver heeft hierover een boek geschreven over de slachtoffers in het Nederlands strafproces. Het heet Recht van Spreken.
Compensatie
Korver vond dat ouders ook compensatie zouden moeten krijgen. Ouders zouden ook direct slachtoffer zijn van Robert M., omdat het over zulke jonge kinderen ging. Als je direct slachtoffer bent van strafbare feit, kan je schadevergoeding vragen.
Informatie
Doel van Richard Korver is om het slachtoffer gelijkwaardig te maken als de verdachte en dit gaat gepaard met dezelfde rechten:
De reactie van ouders op de traumatische gebeurtenissen van kinderen kan nog meer impact hebben op de kinderen dan de gebeurtenis zelf.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1682 |
Add new contribution