Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9115 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De republiek Moldavië (HR 25 mei 2004, LJN AO8387; NJ 2005, 243 m.nt. A.H. Klip)
Aan de Minister van Justitie is voorbehouden het oordeel omtrent de vraag of de gevraagde uitlevering moet worden geweigerd wegens een gegrond vermoeden dat bij inwilliging van het verzoek de opgeëiste persoon zal worden blootgesteld aan een inbreuk op zijn fundamentele rechten.
Daarvoor is steun te vinden in het systeem van de Uitleveringswet, zoals daarvan blijkt uit artikel 8 en 10 van die wet en de geschiedenis van de totstandkoming van die wet.
Wat dit laatste betreft, gewezen kan worden op de Memorie van Antwoord die ten aanzien van het huidige artikel 10 het volgende inhoudt:
‘De vraag of de opgeëiste persoon door uitlevering wordt blootgesteld aan discriminatoire vervolging is niet geheel aan beoordeling door de rechter onttrokken. Bij de behandeling van het uitleveringsverzoek zal de rechter zeker, hetzij naar aanleiding van door de opgeëiste persoon uitgesproken vrees voor zodanige vervolging, hetzij op eigen initiatief aan dit punt aandacht schenken. Het rechterlijk advies op dit punt is ongetwijfeld voor de door de Minister te nemen beslissing van groot belang. Dat niettemin het definitieve oordeel aan de Minister is voorbehouden, vloeit voort uit de omstandigheid dat de regering de beschikking heeft over informaties omtrent de politieke situatie en de strafrechtspleging in andere landen, die voor de rechter ontoegankelijk zijn. Indien de regering zou worden gebonden aan het oordeel van de rechter, zou zij niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor de te nemen beslissing. Een eventuele interventie van de Nederlandse regering in geval tegen de verwachting in toch discriminatoire vervolging plaatsvindt, zou daardoor aan kracht inboeten.’
Het verdient opmerking dat de Overleveringswet geen verandering heeft gebracht in dit systeem. Bij die wet is de overlevering aan lidstaten van de Europese Unie geregeld, maar voor het uitleveringsverkeer met andere staten blijven de desbetreffende uitleveringsverdragen en de Uitleveringswet van kracht, met inbegrip van de in laatstgenoemde wet neergelegde verdeling van bevoegdheden tussen de uitleveringsrechter en de Minister van Justitie.
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat tot de Overleveringswet heeft geleid, houdt omtrent de voorschriften met betrekking tot de overlevering in:
‘Inpassing van die voorschriften in de Uitleveringswet, waarvan de regels onverkort gehandhaafd dienen te blijven voor de relatie met niet EU-landen, zou niet hebben geleid tot een heldere regeling’.
Indien de uitlevering is verzocht teneinde de opgeëiste persoon (verder) te vervolgen, in het geval waarin zowel de verzoekende staat als de aangezochte staat is toegetreden tot het EVRM, de rechter die moet oordelen over de toelaatbaarheid van de gevraagde uitlevering in het algemeen niet toekomt te beslissen over de vraag of in het kader van die strafvervolging enig in het EVRM gegarandeerd recht van de opgeëiste persoon is of dreigt te worden geschonden, omdat in beginsel moet worden uitgegaan van het vertrouwen dat de verzoekende staat de bepalingen van dit verdrag zal eerbiedigen.
Dit beginsel kan, wat artikel 6 EVRM betreft, evenwel uitzondering lijden indien blijkt dat
zodat de ingevolge artikel 1 EVRM op Nederland rustende verplichting om rechten voortvloeiend uit artikel 6 EVRM te verzekeren in de weg staat aan nakoming van de verdragsrechtelijke verplichting tot uitlevering.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
697 |
Add new contribution