Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Hoorcollege aantekeningen seksuologie 2014/2015

College 1

 

Seksuologie is een interdisciplinair onderwerp. Dit zorgt ervoor dat wetenschappelijke kennis en kunde van verschillende disciplines integreert ter bevordering van zowel de kennis rond seksualiteit als de seksuele hupvelening. Seksuologie is zowel fundamenteel gericht (gericht op begrijpen), als gericht op hulpverlening en het voorkomen en oplossen van problemen. Seksualiteit is complex gedrag bestaande uit verschillende structuren zoals biologische context, psychologische context en sociaal culturele context. De focus in het werkveld kan verschillen tussen de disciplines en met de tijd.

 

Seksuologie is belangrijk, omdat alles erom draait volgens Gazzaniga. Bij hem ligt de focus op voortplanting. Hij denkt dat we alleen seks hebben om ons voort te planten.

 

Ultimale vs. Proximale mechanismen. Ultimale mechanismen gaan over adaptieve effecten, bijvoorbeeld: zonder seks geen voortplanting. Proximale mechanismen gaan over gedragingen in het hier en nu.

 

Gazzaniga focust dus op het ultimale. Een argument dat tegen Gazzaniga’s denkbeelden spreekt is dat er na het slikken van de pil of steriliseren niet veel veranderd in iemands seksleven. Als een vrouw de pil slikt, betekent dit voor de partner niet dat hij er minder zin in heeft. In dit argument overheerst het proximale mechanisme. Dit wijst er dus op dat we niet altijd perse alleen seks hebben om ons voort te planten. Andere redenen spelen een rol.

 

Zelfs dieren vertonen seksueel gedrag dat zich niet alleen op voortplanting richt. Bv. Mannetjes giraffen die elkaar tot orgasme aan toe knuffelen. Dit is intiem contact tussen dezelfde sekse en wijst op niet voortplantingsgericht gedrag. Er is veel meer variëteit in seksueel gedrag in het dierenrijk dan vaak wordt gedacht.

 

Seks om voortplanting wordt natuurlijk gedrag genoemd en seks voor de lust wordt als onnatuurlijk beschouwd. Deze tegenstelling tussen natuurlijk en onnatuurlijk wordt vaak in relatie gebracht met homoseksualiteit. Wat hoort wel en wat hoort niet. In het christelijke geloof geloven veel mensen dat homoseksueel gedrag onnatuurlijk is en dus niet de intentie van God. De boodschappen die in de Bijbel staan kunnen ook op een andere manier geïnterpreteerd worden. Zo zeggen sommigen dat Paulus niet tegen homo’s was, maar tegennatuurlijkheid. Paulus vond dus dat seks gerelateerd moet zijn aan voortplanting, maar niet aan lust. Als je het hier niet mee eens bent, dan is er dus ook geen reden meer om homoseksualiteit af te wijzen.

 

Er zijn dus twee soorten seksueel gedrag:

  • Natuurlijk: gerelateerd aan voortplanting

  • onnatuurlijk: gerelateerd aan lust

 

Hoe ziet ons seksleven eruit? We hebben niet echt een goed idee hoe het seksleven van anderen eruit ziet. Mensen praten daar niet heel openlijk over. Ook passen zij hun verhaal aan, aan wat ze denken dat anderen acceptabel en normaal vinden. Voorbeelden van mensen van wie niemand wist hoe hun seksleven eruit zag zijn Dutrout en Clinton. Niemand had een idee van wat er in hun seksleven gebeurde, totdat het uitkwam in het nieuws.

 

Als je onderzoek wil doen naar het seksleven van mensen kun je mensen het beste anoniem interviewen. Anonieme interviews krijgen veel meer informatie uit mensen. Deze tactiek werd voor het eerst uitgevoerd in het Kinsey Report. Dit report gaf antwoord op de vraag hoe ziet jouw seksleven er uit? Veel mensen bleken seks te hebben gehad voor het huwelijk. Dit was erg shokerend in de tijd van dit onderzoek (1940’s). Er is een discrepantie tussen wat mensen normaal vinden en wat we doen.

 

The Hite report bevat een narratief verhaal gebaseerd op de anonieme interviews van duizenden vrouwen. In het Hite report wordt antwoord gegeven op hele specifieke vragen. Later heeft ze dit herhaald met mannen.

 

Tv bepaalt tegenwoordig de culturele norm. Er wordt een idee geprojecteerd waardoor mensen hun gedrag gaan veranderen en zij vaak een vertekend beeld krijgen.

 

Vroeger was masturbatie een taboe en dachten mensen dat het schadelijk was. Mensen kunnen veel misvattingen hebben over seksualiteit. Dit is tegenwoordig wel minder door de makkelijk beschikbare informatie op het internet.

 

Er zijn veel verschillen in wat mensen als ‘normaal’ accepteren tussen gemeenschappen. Enkele voorbeelden:

 

  • In Friesland en Groningen krijgen kinderen les uit een gekuiste versie van een methode over seksuele voorlichting. Een plaatje van een naakt meisje in de originele versie is vervangen door een deo spuitende jongen. Ook is er in de gekuiste versie meer aandacht voor partnertrouw, dan voor voorbehoedsmiddelen. De Paus vindt dat seks-les de religieuze vrijheid aantast. Seks-les is niet waardevrij. De vraag blijft of het goed is of slecht om seksuele voorlichting te geven.

  • Uitgeverij Noordhof geeft lesboeken uit en heeft voorbeelden opgenomen met homostellen erin. Dit werd zeer betreurd door de Christelijke gemeenschap.

  • In Litouwen is er in 2010 nog een anti-homo wet ingevoerd.

  • Putin verwart homoseksualiteit met pedofilie: Homoseksuelen zijn welkom op de winterspelen in Sochi, als ze maar bij onze kinderen weg blijven.

 

Seks ontwikkelt zich door je hele leven heen. Het laat zich al zien vanaf jonge leeftijd. Jonge kinderen vertonen wel seksueel gedrag, dit heeft te maken met het ontdekken van je eigen lichaam. Er zit nog geen gevoel van lust of opwinding achter, er zitten nog geen androgenen in het bloed van jonge kinderen, waardoor zij dit gevoel van lust nog niet ervaren.

 

Het verlangen naar seks neemt niet af met leeftijd, maar mensen krijgen gewoon andere prioriteiten. Ook treedt habituatie op. Mensen wennen aan het gevoel van steeds dezelfde aanrakingen. De eerste keer dat je wordt aangeraakt is het specialer dan de 100ste keer.

 

Er zijn ook cross-culturele verschillen in het seksleven van mensen. Een voorbeeld hiervan is Japan. In 1950 waren er veel gearrangeerde huwelijken en tegenwoordig meer vrijwillige/liefdes huwelijken in Japan. Doordat huwelijken vrijwillig zijn geworden lijkt het wel alsof steeds minder Japanners nog trouwen of een partner zoeken. Tegenwoordig heeft een kwart van de mensen tussen de 35-40 in Japan nog geen seks gehad. Het lijkt wel alsof Japanners seks te veel gedoe vinden. In Japan hebben mensen erg hoge eisen voor een eventuele levenspartner en vinden het zoeken van een partner te veel werk en tijd kosten.

 

Het merendeel van de 30-50 jarigen deelt het seksuele leven langdurig met 1 vaste partner. Dit is de leeftijd waarop veel mensen kinderen krijgen en het hebben van een vaste partner geeft zekerheid. Mensen vinden andere aspecten belangrijker dan seks. Dit is een trend van de laatste jaren, in de jaren 70 werd juist partnerruil gepropagandeerd.

 

Hoe ouder je wordt hoe meer lichamelijke veranderingen er op treden, bv. na de overgang of andere gezondheidsklachten die kunnen optreden. Lust, intimiteit en verlangen blijft echter tot op hoge leeftijd aanwezig.

 

Biologische focus: Hormonen en genen

Vrouwen hebben meer zin in seks rond de ovulatie (meer androgenen, zoals oestradiol). Dit suggereert dat hormonen bepalend zijn voor seksuele lust. Maar deze hormonen zijn niet kritisch voor seksuele lust, dit verklaart waarom vrouwen na de overgang nog steeds zin hebben in seks. In mannen daalt de testosteron level ook met de leeftijd. Er is ook sprake van geleidelijke afname van seksuele activiteit.

 

In jongere mannen geldt niet dat hoe meer testosteron je hebt hoe meer zin je hebt. Dit is wel het geval bij een tekort aan testosteron. Als dit tekort wordt aangevuld zal de seksdrive weer omhooggaan.

 

Mannen hebben XY en vrouwen hebben XX chromosomen. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van de foetus. Bij XX ontwikkelen de hersenen en genitalia zich direct i vrouwelijke richting. Masculinisatie treedt op bij XY en heeft invloed op genitalia en hersenen. Deze processen treden dus al op in het embryo.

 

Er zijn ook sociale invloeden die invloed hebben op of iemand zich tot jongen of meisje ontwikkelt. Er zijn verwachtingen van hoe je je moet gedragen als meisje en hoe je je moet gedragen als jongen. Gender wordt heel sterk gedifferentieerd. Je wordt niet geboren met het idee dat je als meisje roze mooier vindt dan blauw, maar dit komt door de omgeving en de opvoeding. Sekseverschillen zitten dus zowel in je genen als in de omgeving (Nature vs. Nurture.)

 

Sommige mensen zijn biologisch geboren als een ander geslacht dan hoe zij zich psychologisch als het andere geslacht voelen. Er zijn geen aanwijzingen voor postnatale sociale factoren. Dit is een heel complex probleem. Pubertijdshormonen kunnen worden geremd en hiermee kan de keuze worden uitgesteld of je nou een man of vrouw wil worden. Vanaf dat een kind 16 jaar is, kun je als kind hormonen toegediend krijgen en vanaf 18 jaar kan er een geslachts-veranderende operatie worden ondergaan.

 

Evolutionaire insteek in hoe we er uit zien.

  • Ouderschapsinvestering: mannen hoeven minder te investeren in voortplanting. Wie het meest investeert is het meest kieskeurig. Daarom hebben mannen vooral intra-seksuele competitie en vrouwen vooral interseksuele selectie. Deze strategieën bestaan, omdat ze ooit adaptief waren. Mannen kiezen voor een symmetrische vrouw (dit hangt samen met gezonde nakomelingen) en vrouwen kiezen voor bestaanszekerheid (sterk/rijk). Mannen zijn dus gericht op het uiterlijk en vrouwen op macht en rijkdom.

  • Promiscuïteit in vrouwen heeft ook voordelen. Als je als vrouw seks hebt met veel mannen, dan zullen de verschillende zaden van de verschillende mannen met elkaar in strijd gaan. De sterkste en beste wint en bevrucht het eitje. Dit is een tegengestelde theorie aan de ouderschapsinvestering.

 

Waarop kiezen wij onze partners uit:

  • Besmettelijke ziektes. Onze partner moet geen besmettelijke ziekte hebben. We kunnen dan niet te dicht bij iemand komen anders worden wij ook ziek

  • We kiezen partners waarmee we genetisch gezien de meest optimale nakomelingen zullen krijgen. We kiezen bijvoorbeeld geen partners die te dicht bij je staan (neef of nicht)

  • Interpersoonlijk perspectief: Kosten en baten worden tegen elkaar afgewogen. We proberen baten te maximaliseren en kosten te minimaliseren.

  • Tit for tat- regels: ik doe wat voor jou en dan doe jij wat voor mij. Zorgen ervoor dat er een balans blijft.

Relaties kunnen stuk gaan doordat kosten en baten in disbalans liggen. Er zijn compensatiemogelijkheden, maar niet iedereen stopt er werk in om alles weer in balans te krijgen. Er is een verschil tussen prosociale mensen en defectors. Defectors denken alleen aan zichzelf en prosociale mensen willen het anderen ook graag naar hun zin maken. Bij defectors zullen relaties niet lang duren, omdat de kosten en baten uit balans raken.

 

  • Intra-individueel perspectief: Er zijn automatische en gecontroleerde processen. Stimuli kunnen leiden tot een automatische respons, dit proces gaat via het ruggenmerg. De stimulus kan ook via de thalamus de amygdala activeren. Hierna gaat het verder naar de neocortex waardoor je je ook bewust wordt van de stimulus. Als je je bewust bent van een stimulus kun je beoordelen wat je van de stimulus vindt. Dit activeert gecontroleerde processen die positief, maar eventueel ook remmend kunnen werken. Gedachten als: doe ik het wel goed? Ik moet eigenlijk nog iets anders doen? Zijn gecontroleerde processen die remmend kunnen werken.

 

 

College 2

 

Startvragen

Vraag 1: Bij het verkiezen van een seksuele partner speelt fysieke aantrekkelijkheid een relatief belangrijke rol. Dit is eerder een voorbeeld van proximale dan van ultimate factoren. Fysieke aantrekkelijkheid bij partnerkeuze hoeft niet perse te maken te hebben met adaptatie, maar heeft meer te maken met gedragingen in het hier en nu.

Vraag 2: Seksueel toenaderingsgedrag tussen twee organismen van dezelfde sekse is bij zoogdieren eerder een normaal verschijnsel dan een zeldzaamheid.

Vraag 3: Tijdens de ovulatie is er juist weinig progesteron

Vraag 4: De afwezigheid van AMH is een voorwaarde voor de gonaden om zich te ontwikkelen tot testes. Dit is onjuist. AMH voorkomt de ontwikkeling van de eileiders. Er is dus juist AMH nodig voor de ontwikkeling van testes.

Vraag 5: Seksuele dysfuncties treden vaak op als ongewenst bijeffect van medicijnen. Bloeddrukverlagers (zoals bijvoorbeeld propranolol) leiden niet tot erectieproblemen bij mannen. Dit komt doordat propranolol de sympathische sensitiviteit remt.

 

Zonder sekse verschillen zou er geen seksuologie bestaan. Sekse verschillen zorgen voor differentiatie en adaptie tussen mensen. Doordat we adapteren, zijn we erg flexibel en kunnen we ons goed aanpassen.

 

Ieder mens heeft 23 paar chromosomen. Het 23e chromosoom is het sekse chromosoom en bepaalt welk geslacht je hebt. Een persoon kan als 23 chromosomen paar XX of XY hebben. Dit bepaalt of een persoon zich tot man of vrouw ontwikkelt. Een embryo met XX ontwikkelt zich tot vrouw en een embryo met XY ontwikkelt zich tot man. Tijdens de bevruchting bepaalt de zaadcel het geslacht. De zaadcel draagt namelijk X of Y bij zich, een eicel heeft altijd X. Onder invloed van deze genetische code ontwikkelt de embryo testes of ovaria. De genetische code heeft ook al vroeg invloed op de ontwikkeling van de hersenen.

 

Iedere embryo begint ongeacht de genetische code met gonaden en buizen van Wolff. In jongetjes ontwikkelen de gonaden zich tot testes, die androgenen afgeven. De buizen van Wolff ontwikkelen zich tot zaadleiders en teelballen. Het hormoon AMH dat wordt afgegeven voorkomt de ontwikkeling van de eileiders. Bij een meisje ontwikkelen de gonaden zich tot ovaria die progesteron en oestrogeen produceren. De buizen van Wolff degenereren. In mannen is de afgifte van testosteron bepalend voor de verdere ontwikkeling. Progesteron en Oestrogeen in vrouwen zijn minder bepalend.

 

Na 8/9 weken ontwikkelen de externe geslachtskenmerken.

 

Afwijkingen tijdens de embryonale seksuele ontwikkeling:

  • Sommige embryo’s met XY zijn niet gevoelig voor testosteron. Bijvoorbeeld door het ontbreken van bepaalde enzymen. Hierdoor blijft peisontwikkeling uit en ontwikkelen de externe genitalia zich in de vrouwelijke richting, ze hebben wel inwendige testes. Deze kinderen worden vaak als meisje opgevoed, omdat hun geslachtskenmerken het meeste lijken op die van een meisje. In de pubertijd gaan hun inwendige testes testosteron produceren, waardoor zij een lagere stem en beharing krijgen. Deze kinderen dachten een meisje te zijn en ontwikkelen zich in de pubertijd ineens als een man.

  • Er zijn meerdere gevallen bekend van jongens met XY die geboren worden zonder penis. Een aantal jaren geleden werd gedacht dat de omgeving/opvoeding belangrijker was dan de biologische aspecten. Het advies was dus destijds om deze jongentjes op te voeden als meisje. Na longitudinaal onderzoek blijkt dat ongeveer de helft van de als meisjes opgevoede jongens zich man voelen. Dit gegeven laat zien dat niet alleen de omgeving invloed heeft op de seksuele ontwikkeling. Er lijkt een ingewikkelde interactie te bestaan tussen omgeving en genen.

  • Bij mensen met genetische code XX, maar teveel testosteron, ontwikkelen de genitalia zich in de mannelijke richting. De productie van teveel testosteron kan ontstaan doordat de moeder teveel testosteron produceert. Deze afwijking heet CAH. Meisjes met CAH gebruiken vaker masculien speelgoed. De onderzoeken die hiermee gedaan zijn roepen veel vragen op. Wat is nou eigenlijk mannelijk en wat is nou eigenlijk vrouwelijk speelgoed? Is het mannelijke speelgoed niet gewoon überhaupt het leukste speelgoed dat er bij was? De controle meisjes speelden in het onderzoek namelijk ook meer met mannelijk speelgoed dan met vrouwelijk speelgoed, alleen wel minder dan de meisjes met CAH.

 

Kern-gender identiteit ontwikkelt zich rond het derde levensjaar. Kinderen weten dan het verschil tussen jongens en mesjes en kunnen ook aanwijzen wie een jongen is en wie een meisje. Een gevoel van gender-constantheid ontstaat pas rond het 7e levensjaar. Dit houdt in dat kinderen zich bewust zijn van het feit dat zij altijd een jongetje of meisje zullen blijven. Rond het 8e levensjaar ontstaat genderrol gedrag. Kinderen zijn zich dan bewust van hoe zij zich ‘horen’ te gedragen als meisje of als jongetje. Rond het 12e levensjaar ontstaat er ook een seksuele oriëntatie.

 

In de sociale context zijn veel verwachtingen omtrent het gedrag dat hoort bij een meisje of bij een jongen. In een naturalistisch experiment hielden ouders de biologische sekse van hun kinderen geheim voor het kind zelf en de omgeving. Zij vinden dat als je een kind toewijst aan een bepaald geslacht een kind wordt beperkt in zijn gedragsmogelijkheden.

 

Longitudinaal onderzoek laat een relatie zien tussen het testosteron-niveau in het embryonale stadium en het uitvoeren van jongens of meisjes activiteiten rond het 10e levensjaar. Hoe hoger het testosteron-niveau, hoe meer jongensachtig gedrag werd gezien rond het 10e levensjaar. Hoewel dit resultaat gemiddeld genomen klopt, is er weinig verschil te zien als de spreiding ook wordt meegenomen. De verschillen in testosteron niveau blijken dan ineens miniem.

 

 

Sommige onderzoeken suggereren dat seksuele oriëntatie al ontstaat vlak voordat iemand geboren wordt. Er is volgens hen sprake van een kritiek moment waarop het paringscentrum in de hypothalamus gevoelig is voor testosteron, wat ervoor zorgt hoe je je seksueel oriënteert. Dit is onderzocht met dieren experimenten. De vraag is dus of dit bij mensen ook zo is. Wat wel bekend is, is dat postnatale hormonen geen invloed lijken te hebben op waar de seksuele voorkeur ligt. De seksuele voorkeur ligt dus aan wat je hebt geleerd of aan een proces dat voor de bevalling plaats vindt.

 

Tegenwoordig wordt seksuele-oriëntatie gezien als dimensioneel. Heteroseksualiteit en homoseksualiteit zijn niet twee onafhankelijke dimensies. Het is meer een dimensioneel continuüm. Mono-zygote tweelingen hebben vaker dezelfde seksuele oriëntatie, dit wijst op een genetische aanleg voor seksuele-oriëntatie. Het kan echter ook liggen aan de opvoeding. Ouders reageren meer hetzelfde op een mono-zygote tweeling, dan op een di-zygote tweeling.

 

Seksuele-oriëntatie kent drie verschillende aspecten: verlangen, gedrag en identiteit. Deze drie aspecten verschillen van elkaar. Het kan dus voorkomen dat iemand wel verlangt naar het vrouwelijke geslacht, maar zich hier niet naar gedraagt en mee identificeert. Dit verschil is van belang in het afnemen van vragenlijsten. Hoe je iets vraagt heeft invloed op in welke categorie iemand wordt geplaatst.

 

Gender-disforie is het onweerlegbare gevoel te behoren tot het andere geslacht en het verlangen ernaar volledig en permanent als zodanig te leven. Deze mensen hebben vaak een afkeer tegen hun lijf, cross-seksueel gedrag en proberen hun gevoelens te uiten door middel van kleding. Gender-disforie kan te maken hebben met toevalligheden. Op sommige plekken gedragen jongens zich bijvoorbeeld anders dan op andere plekken, misschien voel je je niet hetzelfde als jongens op jouw plek, maar wel hetzelfde als jongens op een andere plek. Bij kinderen met gender-disforie worden tot het 16e levensjaar pubertijdsremmers toegediend. Dit geeft een kind de tijd om na te denken over zijn/haar definitieve keuze om een man of vrouw te willen zijn. Na hun 16e kunnen ze beginnen aan de cross-sekshormonen, na hun 18e kunnen zij een geslachts-veranderende operatie ondergaan.

 

Mannen die zich vrouw voelen hebben een hypothalamus kern die er hetzelfde uitziet als die van vrouwen. Deze mannen zijn wel blootgesteld aan testosteron in de baarmoeder. Het lijkt er dus op dat genderidentiteit onafhankelijk is van genetische sekse.

 

De menstruele cyclus is een cruciaal onderdeel van de geslachtelijke voortplanting. De vrouw bereidt zich op deze manier voor op de voortplanting. Te weinig oestrogenenzorgt voor de proliferatie van follikels, die groeien totdat er een wordt losgelaten. De losgelaten follikel produceert oestrogenen. Dit zorgt dan weer voor een piek in de productie van LH, waardoor de ovulatie in gang wordt gezet. Na de ovulatie verandert het follikel in het gele lichaam en na bevruchting eventueel in de placenta. Het gele lichaam degenereert bij gebrek aan zwangerschapshormoon HMC. Productie van progesteron en oestrogeen gaat weer omlaag en dan begint de cyclus weer opnieuw. De pil zorgt ervoor dat oestrogeen en progesteron stabiel zijn, hierdoor gaat er geen follikel rijpen.

 

Enkele decennia geleden werd het middel DES tegen miskramen veel toegediend. Bij een miskraam produceren vrouwen zelf te weinig oestrogeen, waardoor de bevruchte eicel wordt af gestoten, doordat er weer een nieuwe cyclus begint. DES dient extra oestrogeen toe, waardoor de zwangerschap in stand blijft. Later bleek dat DES voor moeders meer kans op borstkanker veroorzaakte en voor hun kinderen verminderde vruchtbaarheid.

 

Bij vrouwen in de overgang stopt de productie van oestrogenen en progesteron, hierdoor zit er geen rem meer op de productie van FSH en LH. Na de menopauze zijn de ovaria niet langer responsief voor FSH en LH. Hierdoor krijgen vrouwen opvliegers, verandering in de structuur van de huid en borsten en eventueel stemmingswisselingen.

De stemmingswisselingen kunnen bijvoorbeeld optreden door het verlies van de mogelijkheid om kinderen te krijgen, of het gevoel minder aantrekkelijk te zijn voor mannen. Er is geen directe relatie tussen progesteron/oestrogenen en seks drive bij de vrouw. Dit is ook waardoor seksdrive blijft na de overgang.

 

Bij mannen zijn de veranderingen die gepaard gaan met ouderdom minder bruusk dan bij vrouwen. Zij hebben graduele afname van de testosteron-spiegel.

 

Na castratie produceren mannen minder testosteron, hierdoor ervaren zij minder seksdrive. Het inspuiten van testosteron heeft op deze mannen een activerend effect. Remmers in testosteron worden wel eens toegediend aan Pedoseksuelen. Testosteron speelt ook een rol in seksueel gedrag ook bij vrouwen.

 

Vrouwen hebben een hogere seksdrive tijdens de ovulatie. Zij vertonen dan ook ‘uitlokkend’ gedrag. Tijdens de ovulatie worden zij als meest aantrekkelijk beoordeeld en kleden zij zich ook het meest aantrekkelijk.

 

Er bestaan vergelijkbare mechanismen in opwinding en orgasme bij man en vrouw. Een orgasme wordt hetzelfde ervaren door mannen als door vrouwen. Bij beiden is er sprake van bloedvolume en warmte (vasocongestie). Klierafscheiding is ook bij beiden aanwezig, dit maakt geslachtsgemeenschap aangenamer en bevruchting makkelijker. Bij beiden wordt ook myotonia gesignaleerd: samentrekkingen in de anus die samen gaan met het gevoel van een orgasme.

 

Opwinding gaat stijl omhoog tot aan de plateaufase. In de plateaufase blijft de opwinding hoog en op een stabiel niveau totdat er een orgasme plaatsvindt of de opwinding weer afneemt. Bij mannen moet er na de plateaufase eerst weer herstel plaatsvinden (refactory fase) voor dat zij weer opnieuw toto een orgasme kunnen komen. Bij vrouwen is het niet nodig weer onder de plateaufase te komen.

 

College 3

 

Juist/onjuist vragen

  • De grootte en celdichtheid van de BSTc in de hypothalamus hangt eerder samen met biologische sekse dan met genderidentiteit. Juist, mensen die genetisch gezien man waren, maar zich vrouw voelen hebben dezelfde concentratie als vrouwen.

  • Het patroon van hormoon 4 komt overeen met dat van progesteron. Juist.

  • Dit is voor een belangrijk deel terug te voeren op de afname n FSH productie. Onjuist. Er is juist meer FSH na de overgang.

  • Erectieproblemen vloeien eerder voort uit een relatief sterke neo-corticale remming dan uit een relatief zwakke subcorticale excitatie/activatie.

 

Seksueel (rol) gedrag bestaat uit opvattingen, houding en passend seksueel gedrag. Dit ontstaan door:

  • Social referencing, dit heeft te maken met het leren op basis van emoties.

  • Experimenteer gedrag. Kan individueel en samen. Een voorbeeld hiervan is ‘doktertje spelen’.

  • Modelling. Je ziet mensen allerlei dingen doen (in je omgeving of op tv). Dit neem je na verloop van tijd over

  • Social learning heeft te maken met straffen en beloningen die je van andere mensen krijgt bij het vertonen van bepaald gedrag. Zo leer je wat wel en wat niet kan.

  • Informatie/educatie. Wat je op school leert of van anderen hoort. Kennis overdracht. Bijvoorbeeld door middel van boeken.

 

Tijdens het ontwikkelen van seksueel rol gedrag ontstaan er individuele verschillen:

  • Eerste ervaringen hebben enorme impact. Zowel als ze positief als dat ze negatief zijn. Bij negatieve ervaringen probeer je iets daarna te vermijden. Bij positieve zoek je het juist nog een keer op.

  • Labelling. Hoe label je dingen. Dit heeft invloed op hoe je dingen ziet.

  • Sociale omgeving. Belonen en bestraffen van gedrag door bijvoorbeeld familie of leraren.

 

Liefdesschema (lovemaps). Je voelt je jongetje of meisje, weet wat je fijn of niet fijn vindt, door hiermee te spelen ontstaat er een ideaal beeld van wat voor jou een ideale partner is. De kritische leeftijd hiervoor ligt tussen de 5 en 10 jaar. Dit beeld wordt geseksualiseerd in de puberteit (welke dingen vind je fijn op seksueel gebied?). Door bijvoorbeeld misbruik kun je een pathologische love map krijgen. Zo’n map staat vast, dus je moet dit leren accepteren en je hele leven met je meedragen. Het liefdes-schema is dimensioneel (niet zwart-wit, maar zit veel tussenin). Dit is niet de enige reden waarom iemand een pathologische love map heeft. Bv niet alle pedo’s hoeven te zijn misbruikt, maar dit komt wel vaak voor.

 

Na een bepaald gewicht (pubertijd: 12-13 jaar) gaat de hypothalamus genadotrophin hormoon (GnRH) afgeven, waardoor de hypofyse LH en FSH gaat afgeven. Dit zorgt er dan weer voor dat de gonaden progesteron en oestrogenen (ovaria) of testosteron (testikels) gaan produceren. Dit gebeurt in het begin alleen ‘s avonds. Dit zorgt voor de vorming van secundaire geslachtskenmerken, de groeispurt en lust gemotiveerd seksgedrag.

 

Door veranderend lichaam gaan pubers letten op het veranderen van hun lichaam. Ze zijn veel bezig met of ze er goed uit zien en of ze het wel goed doen. Dit leidt af van plezier. Variatie in seksuele ontwikkeling wordt door leeftijdgenoten niet geaccepteerd (Bijvoorbeeld als je nog geen schaamhaar hebt is dat vreemd, of als je je oksels niet scheert is dat raar.) Dit kan leiden tot disfunctionele ideeën over lichamen en seksualiteit.

 

Op steeds jongere leeftijd gaat het steeds meer over seks. Er ligt veel nadruk op het meisje als sekssymbool. Bv. Kleine meisjes met blote buik truitjes.

 

Leerprocessen gaan gepaard met het leren van seksueel gedrag. In het begin weet je niet zo goed wat je moet doen en hoe, maar oefening baart kunst. Na een tijdje treedt automatisatie op. Je weet dan wat je moet doen bij bepaald seksueel gedrag. Dit leer je doordat sommige gedragingen bekrachtigd worden en anderen juist genegeerd of afgezwakt. Dit zijn natuurlijke feedback mechanismen die ervoor zorgen dat competent seksgedrag ontstaat.

 

Seksueel gedrag moet dus ook geoefend worden. Ratjes worden er steeds beter in (tot op een bepaalde hoge natuurlijk, na een paar keer is de leercurve stabiel.) Dieren leren d.m.v. een feedbackmechanisme. Een fijn gevoel bij een orgasme werkt als beloning van seksueel gedrag. Als het beloningscentrum bij ratten is geblokkeerd wordt het gedrag ook niet meer herhaald. Als de leercurve is bereikt hebben zich tijdens het leren veranderingen in het cerebellum voorgedaan. Dit is een motorisch gebied en dit betekent dat seksuele bewegingen zich hebben geautomatiseerd.

 

Bij het waarnemen van een voedsel cue reageert je lichaam met het genereren van speeksel om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op het eten dat straks zal worden ingenomen. Deze reactie komt automatisch vrij. Een soort gelijk proces speelt een rol bij seks. Seksuele cues zorgen voor een erectie, zodat het lichaam goed voorbereid is op seksuele gratificatie. Seksuele cues zijn heel erg context afhankelijk. Voorbeeld: Als er een geurtje aan de vagina van een rat is toegevoegd, gaat de mannetjesrat na verloop van tijd al reageren als hij alleen dat geurtje ruikt. Er kunnen ook associaties ontstaan tussen een locatie en seks. Als een vrouwtjes rat zelf bepaald wanneer de seks plaatsvindt (self-pacing) door naar een bepaalde locatie te lopen, zal deze locatie worden geassocieerd met seks. Seks werkt belonend, dus het vrouwtje zal uiteindelijk vaker op de plek zijn waar zij seks heeft dan op de plaats waar zij alleen is. Seksuele leerprocessen gaan dus via conditioneringsprocessen.

 

Processen van associatie werken op dezelfde manier bij mensen (experiment: schoen--> seksplaatje --> erectie, na een tijdje alleen de schoen nodig om een erectie te krijgen.) Er ontstaat hier een voorspellende relatie. Een voorspellende relatie kan ook weer worden uitgedoofd door middel van extinctie. Affectief leren kan weerstand bieden tegen extinctie. Je kunt een seksuele stimulus koppelen aan iets akeligs (bijvoorbeeld een schok of een vies plaatje) Hier kun je last van behouden, tenzij die stimulus wordt gepaard met een leuke herinnering of emotie.

 

Er is grote plasticiteit en diversiteit in het leren van seksueel gedrag. Er kunnen grote verschillen zijn tussen mensen en ook seksueel gedrag bij jezelf kan veranderen. Seksuele ontwikkeling is een levenslang proces. Het ligt er aan welke ervaringen iemand heeft op wat voor manier hij/zij zich ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is dat in westerse landen een lipje of bh worden geassocieerd met seksuele opwinding en dus gelden als seksuele cue. Deze stimuli zijn echter geconditioneerd, omdat men weet wat er onder die bh zit. Een borst als stimulus is een natuurlijke stimulus en roept universeel over de wereld dezelfde reactie op.

 

Geur heeft een grote invloed op seksuele activiteit. In een experiment waren er 2x zo veel activiteiten als de vrouw een feromoon geurtje droeg. Het kan dus averechts werken om je lichaamsgeur te verbergen met behulp van deodorant en parfum. Hoewel parfum na verloop van tijd als geconditioneerde stimulus kan optreden.

 

Geur is gekoppeld aan seksuele activiteiten. Als je dit geurtje na afloop weer ruikt doet dit je denken aan seksuele activiteiten en dit leidt tot voorbereiding van seksuele activiteit (erectie of vocht). Mannen beoordelen een geurtje ook lekkerder als ze het associëren met seks. Wat als opwindend wordt ervaren is gekoppeld aan je ervaringen.

 

 

Opwinding wordt via het centrale zenuwstelsel geregeld. Autonome reacties ontstaan vanuit wat je voelt, hoort of ziet. Sympathische neuronen zijn belangrijk bij het uitstoten van bijvoorbeeld zaadcellen bij mannen. Sympathische neuronen zitten bij thoracaal 10 en lumbaal 3. De parasympaticus is belangrijk bij de doorbloeding van geslachtsdelen en is vooral van belang in de beginfase. De sympathicus (voor glad-gestreept spierweefsel) doet mee aan het orgasme, maar het orgasme is vooral sensorisch geregeld (contracties van bijvoorbeeld de anus en bekkenbodemspieren).

 

Bij sterilisatie worden de zaadleiders afgebonden. Dit heeft geen effect op de opwindbaarheid, er wordt namelijk gewoon nog testosteron afgescheiden.

Bij castratie worden de testikels verwijderd. Wordt tegenwoordig vaak farmacologisch gedaan, dan kun je de castratie nog terugdraaien door te stoppen met de medicatie. Het doel van castratie is dat er geen testosteron meer wordt geproduceerd. De hele zin in seks is dan meteen verdwenen.

 

Op reflexniveau kan een erectie tot stand komen, kan worden geremd of juist gestimuleerd door corticale respons (Wat je denkt). Een reflex heeft een korte boog en gaat dus niet via de hersenen. Dit betekent dat mensen met een hoge dwarslaesie nog wel reflexmatig een erectie kunnen krijgen, bijvoorbeeld door stimulatie met de hand. Het gevoel is echter niet hetzelfde en de erectie is vaak niet toereikend voor penetratie.

In de fases voorafgaand aan het orgasme ben je veel met elkaar bezig, om een orgasme te kunnen krijgen ben je echter erg op je zelf gericht. Bij een orgasme ben je de controle even kwijt. Sommige mensen vinden het moeilijk om alleen op zichzelf te richten of richten juist te veel aandacht op zichzelf (Wat vindt de ander van mij? Zij beleven seks door een spectator view, hoe zou de ander dit vinden?).

 

Duaal control model van seksuele opwinding: Opwindende processen en inhiberende processen bestaan parallel aan elkaar. Er moet meer opwinding dan inhibitie zijn om opgewonden te kunnen raken.

 

Een voorbeeld van hoe een mal-adaptief seksueel patroon kan ontstaan: bang zijn voor bijvoorbeeld pijn. Angst werkt remmend op opwinding. Minder opwinding leidt dan weer tot meer pijn. Misschien ontstaan er wel echte pijnlijke ‘verwondingen’, waardoor seks nog meer pijn doet. In het vervolg nog banger en minder zin in seks wat kan leiden tot vermijdend gedrag. Di

 

Walging: f (physical contact)+(sense of inclusion)

Vagina is meest walgingsgevoelig. Een penis van een onbekende man kan veel walging oproepen. Dit kan leiden tot defensieve reacties, die seks tegengaan. (bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen of kots neigingen raak je niet echt van in de mood).Er bestaat een dunne lijn tussen seksuele opwinding en gevoel van walging. (bv. Zoenen en elkaars tandenborstel gebruiken). Er is een balans tussen het overdragen van genen en het voorkomen van ziektes. Walging reduceert als je iemand erg aantrekkelijk vindt/seksuele opwinding ervaart. Je wil dan het risico nemen om ziek te worden.

 

Van seksuele opwinding wordt je dus minder walgend. Je vindt dingen dan minder vies, meer bereid om vieze taakjes te doen als mensen seksueel opgewonden zijn. Heeft weer te maken met risico nemen. Opgewonden mensen achten de kans dat zij seks zullen hebben met vieze of rare personen groter dan niet opgewonden mensen. Opgewonden mensen gaan in tegen regels die ze van te voren wel voor zichzelf hebben gesteld. Iemand kan dus naderhand spijt hebben van seksuele daden die hij/zij heeft begaan.

 

College 4

 

Seksuele problemen kunnen door verschillende oorzaken ontstaan:

  • Als er sprake is van een discrepantie tussen biologische sekse en genderidentiteit. (transgender)

  • Een afwijkende seksuele oriëntatie

  • Fysieke klachten

  • Subjectieve klachten

  • Ongewone focus

  • Seksueel geweld -->trauma (PTSS)

 

Seksuele problemen kunnen ontstaan naar aanleiding van problemen vanwege oriëntatie.

Dit wordt ook wel homoseksualiteit genoemd.

Het gaat hier om een exclusieve voorkeur voor seks met iemand van hetzelfde geslacht. De prevalentie is 0.3% bij vrouwen en 3,6% bij mannen. Deze gegevens blijven vrij constant over de tijd. Homoseksuelen zitten dus echt in een minderheidsgroep, ze voelen zich anders en hierdoor is het voor sommigen moeilijk om uit de kast te komen. Sommige mensen komen er pas laat achter dat zij homoseksueel zijn, zij willen het eerst niet toelaten.

Er zijn verschillende stadia in het ontdekken van homoseksuele identiteit
* Verwarring: mensen raken verward, omdat ze niet goed weten waar ze het gevoel van ‘anders’ zijn moeten plaatsen.
* Vergelijking met anderen: mensen gaan zich vergelijken met zowel hetero- als homoseksuelen om te kijken war zij het best tussen passen.
* Tolerantie: Mensen zijn er voor zichzelf uit dat ze homo zijn. Ze raken vaak in een experimentele fase.
* Aanvaarding: In dit stadium is de homoseksualiteit een deel van hen geworden. Het hoort bij hun identiteit, maar beseffen zich dat ze nog veel meer dingen zijn. Voorbeeld: ‘Ik ben meer dan alleen homo, ik hou ook van muziek en ben een technicus.’
* Trots
* Synthese: Na een experimentele en onzekere fase voelen homoseksuelen zich nu zekerder en keren vaak terug naar hun oude omgeving. Soms wordt homoseksualiteit binnen families niet geaccepteerd. Dan treedt deze fase soms niet op.
 

Een centrale vraag in de behandeling van mensen met problemen vanwege oriëntatie is: Moet je in een behandeling helpen bij verwarring of inhaken op verandering. Vroeger werd er ingezet op verandering, hulpverleners probeerden de seksuele oriëntatie van patiënten te veranderen. Er is niet eens bewijs dat het kan om seksuele oriëntatie te veranderen binnen een persoon. Tegenwoordig wordt er daarom ingezet op het verminderen van verwarring.

 

Seksuele problemen kunnen ook ontstaan naar aanleiding van fysieke problemen, zoals Soa’s. Soa’s zijn flink toegenomen na de seksuele revolutie. Chlamydia is de meest voorkomende soa met 70.000 gevallen per jaar. Opgevolgd door Genitale herpes met 18.000 gevallen. Genitale herpes verschilt van andere soa’s omdat het een virus is. Virussen blijven bestaan en blijven terugkomen. (hetzelfde principe als bij een koortslip.)
Hoe komt het nou dat deze soa’s nog steeds toenemen? Door onwetendheid of schaamte? Als dit eerste het geval is, is het belangrijk om er de educatie op aan te passen. Soa’s voorkomen op samenlevings-niveau kan op primair en secundair niveau.
* Primaire preventie: Door middel van voorlichting zorgen dat mensen condooms gaan gebruiken. Dit is gericht op voorkomen van het probleem.
* Secundaire preventie: Zorgen dat mensen waarmee iemand geïnfecteerd met een soa seks heeft gehad worden geïnformeerd. Op deze manier voorkom je overdracht van soa’s en probeer je het probleem niet erger te maken dan dat het al is.

Om te zorgen dat iemand gedrag gaat uitvoeren is de stap hiervoor dat iemand de intentie heeft om gedrag uit te voeren. Hier hebben meerdere factoren invloed op, zoals de attitude (vind je soa’s bijvoorbeeld vies?), sociale invloed (wat vindt je omgeving? Denk aan geloofsovertuiging), identiteitsoverwegingen en de eigeneffectiviteit (denkt iemand dat hij dit gedrag kan toepassen, is hij capabel.)
Dit model gaat ervanuit dat wij overal heel goed over nadenken, maar als je seksueel opgewonden bent ben je bereid bent meer risico te nemen en laat je je rationaliteit vaak varen. Het is dus de vraag of dit model op deze manier werkt.
Ook moet de motivationele toestand van een persoon juist zijn om ertoe te leiden dat mensen zich op en bepaalde manier gaan gedragen. Er zijn verschillende stadia van motivatie, waarbij mensen in verschillende mate openstaan voor gedragsverandering. Motivationele stadia:

  • Precontemplatie: In deze fase hebben mensen vaak nog niet eens over hun gedrag en de eventuele consequentie daarvan nagedacht.

  • Contemplatie: Als mensen zich bewust zijn van hun gedrag en de eventuele gevolgen en gedragsverandering wordt overwogen. (Binnen 6 maanden)

  • Voorbereiding: In deze fase wordt de gedragsverandering gepland en voorbereid. Een voorbeeld is bijvoorbeeld het kopen van condooms met de intentie ze later te gaan gebruiken.

  • Actie: Dit is de fase waarin de gedragsverandering wordt uitgevoerd. Ook al is de gedragsverandering nog zo goed voorbereid, het kan toch nog zijn dat bijvoorbeeld de gekochte condooms tijdens de actie toch niet worden gebruikt.

  • Gedragsbehoud: In deze fase wordt de gedragsverandering al minstens 6 maanden volgehouden.

Het is belangrijk om rekening te houden met de fase van de doelgroep aan wie je voorlichting wil geven. Alle fasen vergen een andere aanpak.

 

Fysieke problemen kunnen leiden tot subjectieve klachten. Deze subjectieve klachten ontstonden vroeger door een restrictieve seksuele moraal, waarin mensen maar minimaal werden voorgelicht. De oorzaak van subjectieve klachten was hier dus onwetendheid. Subjectieve klachten worden tegenwoordig geïnterpreteerd als gevolg van disfunctionele gedachten. Mensen krijgen tegenwoordig juist te veel informatie, die eigenlijk niet klopt. Dit komt voornamelijk door het internet, waar informatie en bijvoorbeeld porno voor iedereen beschikbaar is. Dit zorgt voor nadruk op prestatie en afname van plezier Hierdoor kunnen mythische gedachten ontstaan. Een interventie om dysfunctionele gedachten tegen te gaan kan CBT zijn. Met een ABCDE schema: Situatie schetsen, gedachten beschrijven (hoe veel geloof je het?), gevoelens die bij de situatie horen, de gedachte toetsen aan de realiteit en ten slotte het vormen van reëele gedachten. De vraag in deze behandeling is: Wat zijn belemmerende gedachten en wat is de realiteitswaarde?
Masters en Johnson: Terechtkomen in een negatieve loop.
 

Duale proces modellen spelen een rol in het vormen van disfunctionele associaties:
* Automatisch proces, spontaan/reflexief gedrag
* Overwogen proces, zelfreflectie en kennis toepassen (Kan negatieve invloed hebben op de seksuele activiteit.)

Mal-adaptieve gedachten kunnen zowel automatisch als bewust worden geïnitieerd.

Zowel automatische als meer overwogen associaties en gedachten zijn belangrijk bij seksueel gedrag, maar verwijzen naar te onderscheiden processen. Zo kan een expliciete gedachte iets als positief en fijn ervaren en een automatisch proces dezelfde stimulus als vies.

 

Walging wordt tijdens de pubertijd onderdrukt door androgenen. Ten gevolge van androgenen de weg walging geremd en de weg naar opwinding gestimuleerd. Hoe meer androgenen, hoe minder seksuele dingen je vies vindt. Seksuele opwinding zorgt ervoor dat je iets of iemand wil naderen en walging zorgt er juist voor dat je iets of iemand wil vermijden. Als je pas op latere leeftijd seksueel actief wordt, moet je je meer over je walging heen zetten, omdat de androgeen level dan alweer is gezakt.

Interventies en behandeling van seksuele problemen ziet er over het algemeen als volgt uit:

  • Start seksuele anamnese. Beide partners worden apart op gesprek gevraagd, zodat ze meer durven te vertellen. De rest van de sessies zullen wel gezamenlijk worden gehouden. In deze fase worden de klachten en problemen dus individueel uitgevraagd.

  • Vaststelling van problemen

  • Functionele analyse is een hypothese van factoren die het probleem in stand houden. Deze factoren ga je in de behandeling aanpakken.

 

Secundaire seksuele problemen kunnen ontstaan onder invloed van ziektes/somatische klachten, stoornissen of medicijnen.

Iets is een disfunctie als mensen er problemen door ervaren of merkbaar leiden.

 

Mannen hebben het meeste last van te snel klaarkomen en vrouwen van laag verlangen en opwindingsproblemen. Er zijn veel meer mensen die er last van hebben, dan mensen die in behandeling zijn. Er eerst dus toch nog een taboe op dit onderwerp of mensen weten niet dat ze ervoor in behandeling kunnen gaan. Vaak zijn deze klachten niet lichamelijk, maar gaat het over hoe iemand seks ervaart. Seksuele problemen zijn vaak het gevolg van stress, van hoe iemand zich over zichzelf voelt of van dat een persoon niet op de juiste manier wordt gestimuleerd.

 

Seksuele problemen:

  • Verminderd verlangen. Dit is de meest frequente klacht in de 1e lijns psychiatrie. Het vertoont comorbiditeit met opwindings- en orgasmestoornissen. Dit komt omdat het, het gevolg kan zijn van overbelasting of depressie. Verminderd verlangen werd in het verleden aangeduid als seksuele aversie, maar dit begrip is uit de DSM gehaald. Het is een trans-diagnostisch gevoel dat bij veel andere seksuele stoornissen een rol kan spelen. PTSS heeft niet zoveel met seksuele dysfunctie te maken, maar mensen kunnen seksuele aversie hebben ten gevolge van bijvoorbeeld seksueel misbruik. Behandeling is vaak in de vorm van seksuele educatie en huiswerk opdrachten met expliciete aandacht voor adequate seksuele stimulering. {artners moeten apart va elkaar hun lijf ontdekken.

  • Seksuele opwindingsstoornis. Dit is vaak context afhankelijk, door adequate prikkels kunnen deze mensen wel opwinding ervaren. Seksuele opwindingsstoornis is meestal niet al iemands hele leven aanwezig. Het is vaak situatief en verworven. De interventie is dan om allerlei barrières weg te nemen (bijvoorbeeld angst voor pijn, gebrek aan aandacht).

    • Erectieproblematiek, is een onderdeel van opwindingsstoornissen. Komt ook vaak door overbelasting, depressie, faalangst of HartVaatProblematiek. Deze problematiek is vergelijkbaar met opwindingsstoornis bij de vrouw. De therapie is gebaseerd op aandacht regulatie, seksuele educatie en het bijstellen van verwachtingen en denken voor een ander via cognitieve gedragstherapie.

  • Orgasme stoornis. Dit probleem is vaak eerder een opwindings- dan een orgasme probleem. Het kan context afhankelijk zijn (bijvoorbeeld alleen bij een partner.)Het kan worden veroorzaakt door angst voor controle verlies of een kennisprobleem (Hoe kun je een orgasme krijgen?)

    • Orgasme stoornis bij een man kan ook betekenen dat hij te snel klaar komt. Er kunnen dan start-stop oefeningen en knijptechnieken worden aangeleerd. Als mannen niet kunnen klaar komen moeten vaak de ideeën over seksualiteit worden bijgesteld, omdat ze te erg beïnvloedt zijn door niet reële ideeën.

  • Dispareunie, pijn bij het vrijen. Is met name tweede lijns. Volgehouden en terugkerende pijn voor, tijdens en/of na de penetratie. Bij dispareunie ligt de focus op pijn. Het is bij de behandeling belangrijk om de cirkel van pijn, angst voor de pijn, defensieve reactie en nog meer pijn, te doorbreken. Dit kan door het gebruik va lokale pijnstillers of ontspanningsoefeningen.

  • Vaginisme. Vrouwen die wel graag geslachtsgemeenschap willen, maar het niet kunnen. Angst voor ongewenst contact. Specifieke fobie van penetratie. Exposure therapie toegepast. Proberen vermijding tegen te gaan, concreet betekent dit gewoon door te gaan als het bij de partner niet wil. Dit is even vervelend, maar is juist helpend voor de toekomst. De huidige behandeling is erg verschillend van de eerdere behandeling. Hierbij werden er steeds grotere glazen staafjes naar binnen gebracht. Deze behandeling werkte niet, omdat glazen buisjes te veel verschillen van een penis.

 

 

College 5

 

Al vanaf heel lang geleden is de mens bezig met zijn seksualiteit. In een monnikenboek dat rond 1200 werd uitgegeven werd gezegd dat het belangrijk was voor een man zijn gezondheid als hij regelmatig seks had met een vrouw. Ook tegenwoordig wordt deze denkwijze nog vaak aangehouden. Seks is belangrijk om gezondheid te behouden en het leven te verlengen. Seks verminderd bijvoorbeeld het risico op:

  • Hart en vaat ziekten

  • Prostaat kanker

  • Depressie in mannen

  • Vaginale atrofie in vrouwen

Het frequent voorkomen van orgasmes bij mannen resulteert in 50% minder doden tussen de 45 en 59 jaar. Ook zorgt seks ervoor dat mensen tevredener zijn over hun relatie.

 

Seksualiteit is belangrijk voor iedereen, maar voor mensen met ziekten en handicaps in het bijzonder. Seksualiteit vormt een onderdeel van de kwaliteit van leven. Het is een vanzelfsprekend onderdeel. Je wordt de hele dag geconfronteerd met prikkels die inspelen op gevoelens van seksualiteit.

 

Mensen vrijen om lust te ervaren, genegenheid te voelen en eventueel om zich voort te planten. Er zijn vele stadia die uiteindelijk leiden tot intimiteit. Deze stadia kunnen worden weergegeven in de vorm van een piramide.

 

Betrokkenheid vormt dus de basis voor het vormen van relaties.

 

Intimiteit heeft fysieke en psychologische kenmerken. (opwinding vs intimiteit). Deze twee kunnen onafhankelijk van elkaar functioneren. Bijvoorbeeld mensen met dwarslaesie kunnen wel een zaadlozing krijgen, met min of meer een orgasme gevoel. Dit komt omdat de nervus vagus nog wel intact is, deze zorgt voor een reflexmatige respons.

The Psychosomatic circle of sex van Bancroft: Je kunt opgewonden raken door externe en interne stimuli, aanrakingen (via ruggenmerg), dit neem je waar en draagt bij aan gevoelens van opwinding. Deze gevoelens kunnen dan weer zorgen voor een orgasme. Normen en waarden bepalen hoe iemand dit proces ervaart.

 

Masters en Jonson’s fasen van opwinding zijn opwinding, plateaufase, orgasme en herstel. Fase van verlangen is later toegevoegd door iemand anders. De seksuele reactie van mannen en vrouwen lijken op elkaar. Dezelfde seksuele respons cyclus geldt voor zowel mannen als vrouwen. De fase van verlangen en orgasme zijn solo-fases, hierin ben je met jezelf bezig. De opwindings- en herstel fase ben je juist op de ander gericht en beleef je meer samen.

De zin om te vrijen komt niet uit de lucht vallen. De theorie van Freud stelt dat verlangen niet te vermijden is. Volgens hem heeft iedereen heeft een seksuele drift, waar die persoon op moet reageren. Dit idee is tegenwoordig achterhaald. Dit komt mede door de uitvinding van de plethysmograph. Hiermee wordt gemeten hoe opgewonden iemand fysiek is. Lubricatie (nat worden) verloopt acuut en is een automatisch mechanisme dat optreedt ongeacht het gevoel van opwinding. De mate van lubricatie hoeft niet samen te hangen met hoe iemand de ervaring beleeft. Er is dus een verschil tussen fysieke en psychische opwinding. Dit komt doordat de lichamelijk respons automatisch optreedt en de emotionele en cognitieve respons via een andere weg worden verwerkt. De cognitieve respons gaat via het langzame gedeelte van de respons-cyclus. Hierin wordt besloten hoe je gaat reageren op de stimulus. Context is hierin belangrijk. Verlangen ontstaat dus pas in tweede instantie. Er is een zwakke relatie tussen genitale reactie en subjectieve opwinding. Deze mechanismen werken onafhankelijk van elkaar. Het hangt af van de bereidheid om aan stimuli toe te geven.

 

Het seksuele respons mechanisme werkt op dezelfde manier is het angst respons mechanisme. Hier treedt ook acuut en onbewust een angst/vlucht reactie op, voordat de stimulus ook cognitief is geëvalueerd. Het kan bijvoorbeeld dat je heel erg schrikt en wegrent van een touw, omdat je denkt dat het een slang is en als je langzame cognitieve respons dan intreedt weer rustig wordt omdat de slang een touw bleek te zijn.

 

Er zijn biologische motieven waardoor iemand niet goed opgewonden kan raken, zoals bijvoorbeeld hormonale dysfuncties. Er zijn ook psychologische motieven waardoor iemand niet op seksuele stimuli wil ingaan, zoals cognitieve processen die negatieve gedachten bevatten.

 

Hoewel er stimuli zijn die op een natuurlijke wijze seksuele respons en plezierige gevoelens uitlokken, zoals het aanraken van de genitaliën, zijn de meeste seksuele stimuli ontstaan door leerprocessen. Door leerprocessen kunnen zowel positieve als negatieve associaties met bepaalde seksuele stimuli ontstaan. Je moet gemotiveerd zijn om op een stimuli te reageren met een seksuele respons. Voorbeelden van psychologische motivaties kunnen zijn:

  • Om intimiteit te tonen

  • Om gevoelens van passie te beleven

  • Om zich vrouwelijk/mannelijk te voelen

  • Om zich ‘normaal’ te voelen

  • Om iets waardevols samen te delen

  • Om de partner als seksueel aantrekkelijk te ervaren

  • Om de partner tevreden te stellen

  • Uit sympathie

  • Gevoelens van eenzaamheid tegen te gaan

  • Voor je carrière

  • Voor het geld

  • Om ruzies tegen te gaan

 

Vrouwen vinden relationele motieven belangrijker en mannen vinden de fysieke motieven belangrijker in het hebben van gemeenschap. Verder komen de top tien motieven redelijk overeen.

 

Motieven van mensen die een operatie hebben ondergaan hebben andere motieven: Seks verlicht de pijn, is relaxerend, geeft zelfbevestiging dat je nog mee doet, en biedt de mogelijkheid om met emoties om te kunnen gaan.

 

Er moet aan bepaalde voorwaarden voldaan zijn om bereid te zijn om aan stimuli toe te geven. De context, biologische en psychologische factoren moeten in orde zijn. De bereidheid om in te gaan op seksuele stimuli resulteert in seksuele en niet seksuele beloning (orgasme en intimiteit). Deze beloningen zorgen er voor dat iemand de volgende keer weer in gaat op de stimuli. Dit is een circulair model dat niet orgasme focussed is, in tegenstelling tot de seksuele respons cyclus die lineair en orgasme focussed is.

 

Condities voor het kunnen optreden van een seksuele respons:

  • Intact systeem (hormonen, transmitters)

  • Stimuli moeten een seksuele betekenis hebben

  • De omstandigheden moeten er naar zijn (context)

 

Seksueel verlangen is de seksuele opwindbaarheid en de seksuele motivatie. Het woord libido is uit de tijd. Er wordt tegenwoordig uitgegaan van een eigen beslissing om verder te gaan met seksuele opwinding.

Vrouwen met Female seksual interest/araousal disorder, (FSAID) hebben geen zin meer in seks, geen seksuele fantasien, reageren niet op de pogingen tot seks van de partneren voelen geen genitale sensaties tijdens de seks. Deze vrouwen denken dat ze hun partner in de steek laten, ze voelen zich inadequaat, minder vrouwelijk en gefrustreerd.

 

Seksuele satisfactie hangt af van de mate waarin seksuele activiteiten overlappen met iemands ideaalbeeld van seksuele activiteiten. Iedereen heeft bepaalde wensen, maar de vraag is of deze ook kunnen worden gerealiseerd in de praktijk met een partner? Seksuele tevredenheid hangt verder samen van de cultuur, ideeën over relaties, iemands eigen wensen, sociale variabelen, psychologische variabelen, fysieke gedeelte. Mensen kunnen nog tevreden zijn over hun seksleven ook al zijn niet al deze gebieden ideaal. Zoals bijvoorbeeld fysieke ongemakken.

 

Controle op seksuele gedrag vindt plaats in de prefrontale cortex. Dit is de schakel in of je je kunt laten gaan in een seksuele situatie of niet. In temporale cortex vindt vooral de opwinding plaats en worden de bekkenbodem spieren aangestuurd. In orgasme speelt de neocortex een rol, deze zorgt voor de bloedtoevoer.

 

We spreken van een seksueel probleem als er een discrepantie is tussen wat je wil en wat je hebt. Dit hoeft dus niet perse een dysfunctie te zijn. Waar in de seksuele responscyclus gaat het mis? Dit kan een goede indicator zijn voor de behandeling.

 

Een seksuele dysfunctie hoeft ook niet perse als probleem te worden ervaren. Op hogere leeftijd krijgen meer mannen last van een erectiestoornis, maar ervaren minder mannen dit als een probleem. Ze vinden het niet zo erg meer.

 

1 op de 5 vrouwen heeft problemen met seksueel functioneren. Dit zijn vaak hoger opgeleide vrouwen of vrouwen die in aanraking zijn geweest met seksueel geweld. De meest voorkomende dysfuncties bij een vrouw zijn: Geen zin of lubricatiestoornis.

 

1 op de 6 mannen heeft problemen met seksuele functioneren. Premature ejaculatie of ejaculatiestoornis zijn bij hen de meest voorkomende.

 

Wanneer moet je over seks beginnen in een therapeutische situatie?

  • Als een ziekte direct invloed heeft op seksueel (dis)functioneren.

  • Als er tekenen (verbaal of non verbaal) zijn dat er hier problemen mee zijn> Als therapeut mag je niet zomaar naar iemands seksleven vragen, dit is voyeuristisch. Een therapeut mag hier ooi naar vragen om zijn eigen nieuwsgierigheid te bevredigen.

  • Als er klachten over seksueel disfunctioneren zijn.

Als je er als therapeut achter wil komen of iemand seksuele problemen heeft, moet je er gericht naar vragen. Mensen zullen niet snel zelf beginnen over dit onderwerp, maar zijn vaak wel erg opgelucht dat er eindelijk iemand over begint. Artsen vragen niet genoeg naar seksueel functioneren. Dit komt doordat ze zich schamen, niet genoeg kennis hebben en het tijd kost.

 

Binnen de sekuele hulpverlening zijn er verschillende instanties waar iemand bij terecht kan:

  • Sense noord Nederland voor eenvoudige seksuele problemen. (ook eerstelijns seksuologen, huisarts).

  • Voor ingewikkelde lichamelijke problematiek naar het UMCG

  • Voor meer psychische problemen naar PsyQ (voor bijvoorbeeld seksverslaving).

 

Internethulpverlening is erg in opkomst. Het is minder eng en laagdrempelig. Een grote doelgroep kan hiermee worden bereikt en ook veel jongens en laagopgeleiden doen mee.

 

Hormonen

Casus: Claire had op 8-jarige leeftijd een tumor in de hypofyse. Er is toen een deel van de hypofyse weggehaald. Om eventuele tekorten in hormonen tegen te gaan kreeg Claire FSH, LH, schilklierhormoon, cortisol en groeihormonen toegediend. Zij kreeg echter geen androgenen en geen testosteron toegediend. Hierdoor had zij geen fantasieën, nooit opgewonden geweest, nooit verliefd geweest en nooit gemasturbeerd. Na testosteron substitutie was dit probleem opgelost.

 

Mensen met een oestrogenen tekort krijgen opvliegers, slaapproblemen, stemmingswisselingen. Dit heeft negatieve effecten op seksueel functioneren. Bij vrouwen in de overgang gaat de oestrogeenlevel omlaag. Door een tekort aan oestrogenen neemt op vaginaal niveau de bloeddoorstroom af (atrofisch). Door seksueel actief te blijven kan het systeem toch nog op gang gehouden worden. Als dit niet gebeurt wordt de atrofie steeds erger. Als men aan vrouwen in de overgang oestrogenen geeft krijgen ze minder blaasproblemen, minder vaginale dyspareunie en meer zin in seks. Eigenlijk herstel van wat er achteruit is gegaan. Oestrogenen bevorderen de seksuele gezondheid. Een nadeel van het toedienen van oestrogenen is dat er een zeer verhoogde kans op baarmoederkanker mee gepaard gaat.

 

Door het ouder worden neemt de sensitiviteit voor bijvoorbeeld aanrakingen af, ouderen moeten dus meer tijd uittrekken voor seksuele activiteit. Alles gaat wat langzamer. Hoe ouder je wordt hoe minder een seksueel probleem als probleem wordt ervaren.

 

Dichotomie tussen androgenen en oestrogenen is volstrekt onterecht. Androgenen komen ook voor bij vrouwen en oestrogenen komen ook voor bij mannen. Mannen op hoge leeftijd hebben zelfs meer oestrogenen dan vrouwen op hoge leeftijd.

Eierstokken blijven bij vrouwen na de overgang actief androgenen produceren. Het zijn dus geen dode structuren na de overgang.

Iemand zonder androgenen voelt zijn/haar genitaal niet meer. Androgenen bevorderen de seksuele opwinding en zin. ’s Nachts hebben vrouwen en mannen opwindingsperioden. Androgenen zorgen voor sterkte van de spieren en maken het lichaam en de hersenen klaar voor seksuele stimuli.

 

Vrouwen zijn gevoeliger voor testosteron, daarom hebben ze ook minder hoge levels. Testosteron hangt ook samen met sociaal gedrag. Mannen met veel testosteron vertonen haantjesgedrag. Macht doet wat met je testosteron. Een tekort aan testosteron lijkt op de symptomen van een depressie. (meer depressies bij vrouwen dan bij mannen, correlatie??)

 

Op 7-jarige leeftijd beginnen de bijnieren androgenen te produceren. In de puberteit komt er een bijdrage van testosteron vanuit de eierstokken. Als je heftig verliefd bent als man daalt je testosteron en als vrouw stijgt je testosteronlevel. Ten tijde van de ovulatie komt er LH vrij en ook meer testosteron, hierdoor hebben vrouwen meer zin in seks rond de ovulatie. In de zwangerschap gaat LH en testosteron ook omhoog. Ook alcohol kan tot op een bepaalde hoogte stimulerend werken, er komt dan meer testosteron vrij. Bij mannen die teveel alcohol drinken wordt de lever aangetast, dit kan leiden tot meer oestrogeen en borstvorming.

 

Oestrogenen dalen in de overgang erg abrupt. Testosteron levels blijven nog wat jaren op pijl en dalen vervolgens geleidelijk.

 

Door chemotherapie vallen oestrogenen en testosteron allebei abrupt weg. Bij het verwijderen van de eierstokken op jonge leeftijd is er geen productie meer van oestrogenen en minder productie van testosteron. Dit gaat dus een stuk minder geleidelijk dan in de natuurlijke overgang.

 

Als je de pil slikt heb je meer oestrogeen, meer SGHB, waardoor minder testosteron. Dit kan leiden tot minder zin in seks. In de hersenen wordt gezorgd voor een balans tussen stimulerende en remmende factoren van testosteron. Als er een disbalans ontstaat tussen remmende en stimulerende factoren ontstaat er een testosteron tekort, dit kan leiden tot verminderd seksueel verlangen. Dit heet een neuroendocriene disbalans. Kan verschillende oorzaken hebben: Geen eierstokken meer, geen hypofyse meer, Turner syndroom, hersenschade, depressie, medicatie, enzovoorts.

De pil kan ook invloed hebben op seksuele verlangen door andere bijwerkingen zoals acne, gewichtstoename, hoofdpijn, stemmingswisselingen. Door deze uiterlijke veranderingen voelt de vrouw zich minder aantrekkelijk. De pil is eigenlijk een chemische castratie. Pil onderdrukt androgeen productie van de eierstokken, dit wordt al of niet gecompenseerd door de bijnieren. Als het niet wordt gecompenseerd hebben vrouwen minder zin in seks.

 

Het androgeen insesitiviteit syndroom, houdt in dat een persoon is geboren met XY, maar een vrouwelijk fenotype heeft. De mensen hebben een (ondiepe) vagina en borstvorming, maar geen uterus. Deze mensen hebben vaak wel een gewoon seksleven. Androgeen is dus niet perse bepalend voor seksueel functioneren.

 

Behalve voor mannen, in de vorm van viagra, worden er tegenwoordig steeds meer medicijnen om de zin in seks te verhogen voor vrouwen op de markt gebracht. Een voorbeeld hiervan is de intrinsa pleister, deze geeft op een fysiologisch niveau testosteron af bij vrouwen. De pleister was bedoeld voor vrouwen met een medische indicatie. De fabrikant wilde het ook voor normale vrouwen produceren, anders niet genoeg afzetmarkt. Je kon er kaal van worden, heftige acne van krijgen, zweet, leverfunctiegestoord, beharing, kanker. Het was dus niet een onschuldig middel, zonder lange termijn indicaties. Hierdoor was het niet geschikt voor de markt van ‘normale’ vrouwen. De productie is hierdoor gestopt, er was te weinig markt voor.

 

Livial/timolon, heeft zowel een androgeen, oestrogeen als een progesteron effect. Dit is niet een echt hormoon en men weet niet precies hoe het werkt.

 

Markten van farmacologische behandeling zijn in beweging, maar de mogelijkheden zijn erg beperkt. Vaak hebben de medicijnen veel bijwerkingen en risico’s, waardoor ze echt alleen voor personen gebruikt zouden moeten worden die het nodig hebben als medische indicatie.

 

Een lust pil voor vrouwen ligt in de toekomst. Mensen die volstrekt normaal zijn gaan dit soort pillen ook gebruiken, dit is een groot risico. Daarnaast zijn medicijnen chemische antwoorden op problemen die eigenlijk ook psychologische en sociale aspecten hebben. Alleen een medicijn geven voor seksueel dysfinctioneern lost dus niet het hele probleem op.

Soms kan alleen de dingen bespreekbaar maken al helpen en is medische interventie niet eensnodig.

 

College 6

Enkele voorbeelden in het thema van parafilie:

Met kennelijke instemming heeft een volwassen man seksueel contact met een meisje van 15 jaar. Dit gedrag van de man geldt als ontucht (en is dus strafbaar). Dit ligt er wel aan hoe oud de jongen is en misschien is morgen het meisje wel 16. In de rechtszaak wordt meestal rekening gehouden met een range van 2 jaar leeftijdsverschil.

 

Man die zich aangetrokken voelt tot jongetjes van 12. Hij heeft hier nog niks mee gedaan en zoekt hulp. Hoe kan hij het beste met deze gevoelens om gaan?

 

Man die vrouwenkleding aantrekt en hier opgewonden van raakt. Zijn vrouw ontdekt dit, zij is boos en schaamt zich. Zij vindt dit veel erger dan overspel. Man heeft deze gevoelens nooit met vrouw. Vraag voor de seksuoloog: Hoe kunnen zij nu nog weer met elkaar door?

 

Man die masturbeert op openbare plekken, vooral dat anderen hem dan misschien kunnen zien vindt hij spannend. Hij masturbeert vaak in de auto op parkeerterreinen. Hij is hiermee andere mensen potentieel tot last. Het is strafbaar om in het openbaar te masturberen.

 

De vraag die bij iedere casus gesteld kan worden is: Moeten deze mensen wel of niet worden behandeld?

 

Parafilia is de afwijkende focus van verlangen. Deze definitie is erg normerend, wat vinden wij afwijkend en wanneer is iets juist normaal. De definitie van een parafilie verschilt ook per tijd en cultuur. Een parafilia is in ieder geval een seksueel verlangen dat niet veel voorkomt. In de DSM 5 is er een onderscheid gemaakt tussen paraphilia en paraphilic disorder. Men spreekt pas van een disorder als iemand er erg veel stress door ervaart of als iemand zijn impulsen omzet in gedrag dat schadelijk is voor anderen.

Het ligt er dus bijvoorbeeld aan of de ander ook met de paraphilia instemt, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij sadisme en masochisme (SM) het geval kan zijn.

 

Er zijn veel verschillende soorten paraphilia. Veel verschillende dingen waar mensen opgewonden van kunnen worden. Enkele voorbeelden zijn: exhibitionisme, fetisjisme, frotteurisme, pedofilie en voyeurisme.

 

Seksuele deviantie is een risico voor grensoverschrijdend gedrag. Carne’s escalatie model laat een progressief verloop zien van grensoverschrijdend gedrag. Doordat er habituatie ontstaat aan de eerste stap van het grensoverschrijdende gedrag, moet het gedrag steeds extremer om nog steeds dezelfde opwinding te ervaren. Dit verloop is te zien in het geval van Williams. Hij begon met het stelen van damesondergoed, ging over op verkrachting van vrouwen, waarna hij ze later ook vermoorde.

 

Er bestaan grote verschillen tussen pedofielen die het tegenovergestelde geslacht misbruiken en die hetzelfde geslacht misbruiken. Beide pedofiel-typen laten andere profielen zien:

Opposite-sex pedophiles

Same sex-pedophiles

Minder slachtoffers

Veel slachtoffers (kan oplopen tot honderden)

De dader kent het slachtoffer

De pedofiel kent zijn slachtoffers niet goed

Gebruikt voor lange tijd hetzelfde slachtoffer

Gebruikt meerdere slachtoffers voor kortere tijd

Gemiddeld jongere slachtoffers

Gemiddeld al wat oudere slachtoffers

De dader voelt zich ook aangetrokken tot volwassenen

De dader voelt zich niet aangetrokken tot volwassenen

De dader is vaak getrouwd

De dader is vaak vrijgezel

Het misbruik begint vaak in de volwassenheid

Het misbruik begint vaak in de adolescentie.

De seksuele activiteit is vaak impulsief

De seksuele activiteit is zorgvuldig gepland

De dader is vaak van lagere socialeeconomische status en heeft een laag IQ. De dader heeft vaak ook andere impuls-controle problemen.

De dader heeft vaak een stabiele baan, is van hogere sociaaleconomische status, heeft een hoger IQ, is sociaal onvolwassen en vindt het fijner om met kinderen om te gaan dan met volwassenen

 

Deze verschillen suggereren ook dat er sprake is van een differentiële etiologische route. Opposite seks-pedofielen misbruiken het slachtoffer alsof het ook een volwassene zou kunnen zijn geweest. Same-sex pedofielen vallen juist heel erg alleen op kinderen en willen niks te maken hebben met volwassenen, zij vinden secundaire geslachtskenmerken vies. Same-sex pedofielen zijn het meest parafiel.

 

Parafilie kan de norm van vereiste instemming overtreden door onwil of onmacht. In het geval van onwil is er sprake van agressie en opzet. In het geval van onmacht kan de overtreder er niet veel aan doen en ordt de parafilie gezien als een stoornis.

Een vraag die beantwoord moet worden tijdens een rechtszaak is: Is parafilie een psychopathologie (een afwijking in de seksuele ontwikkeling) of is het een overtreding (sociaal conflict, ontstaan in de omgeving)? Dit heeft invloed op de uitspraak.

 

Parafilie kan worden gezien als een dimensioneel begrip. Iemand kan in meer of mindere mate de neiging hebben opgewonden te raken voor een bepaald object/persoon.

 

Een trek die parafiel gedrag tegen gaat is impuls controle. Een trek die gedrag juist faciliterend is psychopathie. Mensen met psychopathie kan het niet veel schelen dat anderen last hebben van hun gedrag. Impuls controle bepaalt of de neiging tot parafilie ook wordt omgezet in gedrag.

 

 

Sommige stoornissen houden verband met een gebrekkige impuls controle. Mensen met ADHD hebben relatief weinig impuls controle en mensen met OCD hebben juist veel impulscontrole. Middelenmisbruikers hebben vaak minder impulscontrole. Zwakzinnigen hebben vaak niet door dat het niet kan wat hij/zij doet. Zij hebben dus ook weinig inhibitie.

 

Parafilia kunen egodystoon of egosyntoon zijn. Is de parafilie onderdeel van jouw identiteit(egosyntoon) of staat het buiten je (egodyntoon). Sommige parfilia obsessief/compulsief ervaren, zij moeten bepaald gedrag van zichzelf uitvoeren, dit vereist een ander soort behandeling dan als de parafilia niet obsessief is.

 

Mensen met parafilien zijn meestal mannen (30:1). Dit zou misschien te maken kunnen hebben met de rol die mannen hebben in seksuele voortplanting. Biologische plasticiteit is voor hun belangrijk. Verder zijn mannen meer visueel ingesteld. Bij masochisme zijn als enige parafilia vrouwen in de meerderheid.

 

Verklaringen voor het ontstaan voor parafilia:

- Leer theorie

  • Klassiek leren. Eerste orgasme heeft een sterke belonende ervaring op verdere seksuele leven. Men probeert na deze eerste ervaring weer een nieuwe ervaring waarbij ook zoveel opwinding ontstaat op te zoeken. Mensen gaan opzoek naar bepaalde stimuli die per persoon verschillen.

  • Operante bekrachtiging, beloningen houden het gedrag in stand

  • Ontbreken van sociale sancties. Mensen die niet worden gestraft voor hun gedrag, blijven dit doen.

  • Inbedding in identiteit. Als parafilia wordt gezien als onderdeel van de identiteit zal er ook mee doorgegaan worden.

  • Bepaalde mensen zijn kwetsbaarder dan anderen om bepaald gedrag op te zoeken dan anderen. Bijvoorbeeld door hechtingsproblematiek of sociale isolatie.

 

Een eerste seksuele ervaring is erg belangrijk in het ontwikkelen van het verdere seksuele leven. Dit laat een onderzoek met ratjes zien: Ratjes die hun eerste seksuele ervaring met een jasje aan hadden, worden voortaan alleen nog maar opgewonden als ze een jasje aan hebben.

 

- Love maps die zijn gecreëerd dragen bij aan het ontwikkelen van bepaalde opwindingscues. Pathologische maps zijn vaak rigide, hier moet je mee leren leven. De eerste ervaringen zijn ook erg belangrijk in het vormen van love maps. De kritische leeftijd voor het vormen van maps is tussen de 5-10 jaar. Love maps worden geseksualiseerd in de pubertijd. Een pathologische map kan ontstaan door bijvoorbeeld repressie of misbruik.

 

Biologische verklaringen voor parafilia:

  • Verstoringen van neurotransmitter huishouding.

  • Meer broers/laag IQ/links. Met deze factoren zijn correlaties gevonden. Causaliteit is dus niet duidelijk. Het zijn dus meer factoren die kwetsbaarder kunnen maken en niet perse oorzaken.

 

Interventies in parafilia zijn vaak het leren omgaan met en leren hoe grensoverschrijdend gedrag kan worden voorkomen. Men moet leren herkennen wanneer het parafile gedrag gaat gebeuren en dan maatregelen treffen.

Aversietherapie is ene in het verleden veel gebruikte therapie tegen bijvoorbeeld pedofilie. Akelige beelden of prikkels worden hierin gekoppeld aan parafile stimuli. Ze hoopten dat deze beelden dan terug zouden komen als men bijvoorbeeld een kind in het echt zou zien. Deze therapie heeft echter maar weinig opgeleverd.

 

Tegenwoordig worden medicijnen zoals anti-androgenen gebruikt, om opwinding tegen te gaan en parafilien te behandelen. Deze interventie helpt alleen voor mensen die moeite hebben hun impulsen te controleren, maar niet bij mensen die meer pathologisch georiënteerd zijn. Medicijn gebruik moet vrijwillig worden ingenomen.

 

In CGT en zelfregulatie wordt gekeken naar in stand houdende factoren en uitlokkende stimuli. In deze therapie worden stimuli gedetecteerd en wordt de reactie hierop vervangen door het aanleren van alternatief gedrag. Het verhogen van zelf regulatie is ook een belangrijk aspect.

 

Seksueel geweld

Seksueel wordt geweld meestal gepleegd door mannen. Onder seksueel geweld worden verschillende dingen verstaan:

  • Verkrachting

  • Aanranding

  • Ontucht

  • Schennis van de eerbaarheid

  • Pornografie

  • Ongewenste seksuele intimiteit

 

Wat vaak voorkomt is dat na seksueel geweld het slachtoffer de schuld krijgt. We leren vrouwen hoe ze verkrachting moeten voorkomen, maar niet de jongens dat ze niet moeten verkrachten. Hier moet verandering in komen.

Mensen die seksueel geweld plegen hebben vaak te maken gehad met ouderlijk geweld of seksueel misbruik. Zij hebben vaak opvattingen die geweld ondersteunen en denken dat mannen beter zijn dan vrouwen. Zij denken dat zich agressief gedragen hen mannelijker maakt en geloven in verkrachtings-mythes.

 

Als mythes relatief sterk zijn binnen bepaalde culturen dan vindt er ook meer seksueel geweld plaats. Er is niet zeker of cognities een oorzaak of een gevolg zijn van gedrag.
In de puberteit is er een kritische periode waarin men leert seksuele en agressieve impulsen sociaal aanvaardbaar te reguleren of niet.

In sommige gevallen is seksueel geweld het gevolg van seksuele interactie incompetentie. Er is dan onvoldoende aandacht geweest voor het onderwerp van seksueel geweld. Dit kan ervoor zorgen dat men te weinig kennis heeft over seksueel geweld. Dit werkt plegers zonder slechte bedoelingen, maar met te weinig kennis in de hand. Dit is belangrijk om mee te nemen in het vormen van preventie programma’s.

 

Cognities omtrent seksueel geweld of parafilia worden met impliciete maten gemeten. Het is namelijk te makkelijk om als pedo seksueel te zeggen dat je cognities zijn veranderd, dit kan iedereen zeggen, maar hoeft niet waar te zijn. Een voorbeeld van een impliciete test is de IAT-test.

 

Seksueel geweld kan meerdere oorzaken hebben. De behandeling hangt af van de oorzaak. Bijvoorbeeld: Seksueel geweld door stress, oplossing is dan stressreductie, bv. Coping-gedrag aanpassen. Deze werkwijze past niet bij psychopaten. Zij gaan planmatig op zoek naar situaties waar zij seksueel geweld kunnen gaan vertonen. Zij hebben een ‘nader doel’.

 

Met de behandeling kan het beste worden ingegaan op terugval preventie en minder op het veranderen van cognities. Mensen veranderen hun voorkeur niet, maar kunt ze wel leren om te gaan met hun cognities. Zorgen dat men kan copen en alternatief gedrag kan laten zien. Nogmaals: Dit werkt alleen als mensen geen psychopathologisch perspectief hebben. Dan weten we eigenlijk zeker dat er weer een terugval komt. 

 

College 7

 

De bijnier is naast de gonaden een producent van androgenen. Als een vrouw in de menopauze komt en de ovaria stoppen, dan is de bijnier nog een reservebron die ook androgenen produceert. Hierom hoeft de menopauze niet het einde van seksuele activiteit te zijn.

 

In een bepaalde stam in Afrika, pijpen kleine jongetjes oudere mannen. Zij denken dat dit zorgt voor vruchtbaar zaad. Deze jongetjes gaan later wel met vrouwen trouwen, maar vrouwen worden vooral gezien als legbatterij voor kinderen. Mannen produceren ongeveer 17 liter zaad in hun leven. 7000 ejaculaties op een gemiddeld mannenleven.

 

De meeste dieren hebben geen idee dat ze zich door seks voortplanten. Zij hebben seks als instinct en omdat ze opzoek zijn naar beloning. Mensen zijn zich wel bewust van het voortplantingsaspect van seks en hebben er daardoor normen en waarden aan gehangen. Door voortplantingsbesef vinden ze in sommige culturen of geloven homoseksualiteit zondig. Zij kunnen zich niet voortplanten, dus zij hebben zondige seks.

 

‘Axe-effect’ : Je ruikt de axe deo, wordt verwerkt in de hersenen en hebt zin in seks. Dit willen de axe-deodorant reclames je doen geloven. Bij mensen is het niet zo simpel, maar zo werkt het bijvoorbeeld wel bij fruitvliegjes. Feromonen zijn zo gecodeerd dat vrouwtjes alleen op mannetjes lucht reageren en mannetjes alleen op vrouwtjeslucht. Dit is vastgelegd in hun hersenen al vanaf de geboorte. Als dit hersengebied door onderzoekers wordt gemanipuleerd kunnen ze de hersengebiedjes veranderen en ervoor zorgen dat mannen vliegjes ineens alleen ook op mannenferomonen reageren. Bij mensen bepaalt de hypothalamus voor een groot deel wat je geaardheid is. Maar er zijn veel andere factoren die hier ook invloed op hebben.

 

Bij kamelen en katten vindt er reflexovulatie plaats. Het vrouwtje ovuleert als ze door het mannetje gepenetreerd wordt. Het vrouwtje heeft alleen zin als haar hypothalamus haar dat ingeeft en haar lichaam klaar is voor ovulatie. Ze heeft alleen zin als ze vruchtbaar is. Mensen en ratten zijn spontane ovulatoren, zij hebben een cyclus waarbij het eitje eens in de zoveel tijd vrijkomt. Bij ratten duurt deze cyclus 4 dagen. Vrouwen ratjes hebben alleen maar zin als hun oestrogeen levels hoog zijn en ze dus gat ovuleren. Bij ratten begint het vrouwtje altijd met seks. In mensen is de ovulatie veel minder belangrijk voor het seksuele gedrag. De genitaliën staan behalve onder invloed van hormonen ook onder invloed van het centrale zenuwstelsel.

 

Bij mensen die een dwarslaesie hebben, is die verbinding tussen hersenen en genitaliën verbroken. Wel kunnen bepaalde dingen van hun geslacht het nog doen, door circuits georganiseerd in het ruggenmerg, waarmee basale reacties nog kunnen optreden. Mannen met een dwarslaesie kunnen nog wel een erectie krijgen, alleen als de dwarslaesie hoog genoeg is. Deze mannen hebben het niet door als ze een erectiekrijgen, want de gevoelsinformatie kan niet meer naar de hersenen toe. Als ze opgewonden zijn in hun hoofd is het niet mogelijk om daardoor een erectie te krijgen. Dit is alleen mogelijk door manuele stimulatie. Zaadlozingen zijn soms ook mogelijk met vibrator op de penis, wederom alleen bij hoge laesies, er kan dan nog zaad worden verzameld voor een eventuele zwangerschap.

 

Hoe komt het dat we zoveel seksuele handelingen en seksuele voorkeuren hebben die niet zoveel met voortplanting te maken hebben? Dit komt door de sterke invloed van eerste ervaringen op verder seksueel gedrag en door de leerprocessen die met seksueel gedrag gepaard gaan.

 

Als de beloningssystemen worden geblokkeerd tijdens seks, is het geen fijne ervaring en zal er de volgende keer minder toenadering gezocht worden. Seksuele ervaring is ook belangrijk om te herkennen wanneer je het weer zult krijgen. Denk aan de ratten met de jasjes. Jasje wordt een voorspeller voor de seksuele beloning. Dit proces gaat volgens associatief leren. Dit is wat je bij mensen een fetisj zou noemen. Het is wel belangrijk dat dit in de eerste seksuele ervaringen gebeurd, dus is bij mensen moeilijk te onderzoeken, want dat is niet ethisch.

 

Door beloning en ervaring een rol te laten spelen in seksuele voorkeuren, krijg je een meer gedifferentieerde genenpoel. Als alleen genetisch sterke en gewilde partners worden gekozen, dan wordt de genetische variatie veel kleiner. Genetische variatie is belangrijk, omdat er veel bacteriën en virussen zijn die zich heel snel aanpassen.

 

Seks in het brein kun je meten met een fMRI meter. De resultaten zijn dan waarschijnlijk wel beïnvloedt door de onnatuurlijke situatie waarin seksueel gedrag gaat plaatsvinden.

 

Er zijn verschillende stadia in de seksuele cyclus. Bij ieder stadium wordt een ander hersennetwerk geactiveerd:

  • Verlangen: Het salience netwerk wordt actief als je mensen seksuele plaatjes laat zien. Hiermee detecteer je dingen die belangrijk zijn. Door het detecteren van seksuele stimuli ontstaat verlangen.

  • Opwinding: Bij opwinding wordt er geswitcht naar een ander netwerk. Hierin is de amygdala minder actief. Bij het salience netwerk is de amygdala juist wel actief. Bij mensen die opwindingsstoornissen hebben is het salience systeem minder ontwikkeld. Ook laten ze geen schakeling zien naar het netwerk van seksuele opwinding. Deze mensen hebben bijvoorbeeld minder ontwikkelde seksuele hersenstructuren of grijze stof in relevante gebieden.

  • Bij orgasme worden alle hersengebieden uitgeschakeld en minder actief, behalve de motorische systemen in de kleine hersenen, die worden actief.

 

Ieder stadium van de seksuele cyclus heeft ook zijn eigen neurotransmittersystemen:

  • Willen: Dopamine, leidt tot motivatie om seks te hebben. Mensen met de ziekte van Parkinson hebben minder dopamine en hebben ook minder motivatie om dingen te doen, waaronder ook seksuele activiteit. Medicatie is erop gericht om dopamine weer een boost van te geven. Dit kan echter leiden tot seksuele hyperactiviteit.

  • Hebben en genieten van seks: Opioiden en noradrenaline. Opioiden komen vrij als je iets plezierigs doet. Om in een roes te komen is noradrenaline erg belangrijk.

  • Remmen: Serotonine remt zin in seks af. Serotonine is ook een beetje de beloning die vrij komt. Mannen met vroegtijdige zaadlozing krijgen antidepressiva met serotonine, waardoor de zaadlozing wordt uitgesteld. Ook bij het gebruik van XTC wordt zaadlozing uitgesteld.

 

Dit systeem van netwerken en neurotransmitters is onafhankelijk van de seksuele voorkeur. Ook pedofielen gaan hetzelfde proces door in hun hersenen, alleen de prikkels die tot het seksuele gedrag aanzetten zijn anders.

 

De hersennetwerken die actief zijn bij seksuele stimuli zijn ook actief bij eten of een geld beloning. Er is dus geen specifiek patroon voor seks, maar wel een specifiek voor beloningssystemen. Verder zijn dezelfde hersengebieden actief tijdens seks als tijdens het maken van moeilijke sommen. Dit netwerk is dus niet specifiek voor seks, maar specifiek voor inspanning.

 

Opwinding neemt langzamer af als het niet eindigt in ejaculatie en neemt sneller af als er wel sprake is van ejaculatie.

 

Er is een optimum in wat fijn is als seksuele prikkeling. Het maakt uit in welke snelheid je iemand aanraakt, welke lichaamsregio de aanraking is en in welke context de aanraking plaatsvindt. De huid tussen de benen en de huid op de arm is dezelfde huid, maar aanraking voelt anders. De huid op de eikel is een andere structuur, namelijk onbehaarde huid, dit werd beoordeeld als de fijnste plek om aangeraakt te worden. Het geloof of je wordt aangeraakt door iemand die je aantrekkelijk vindt of juist niet heeft veel invloed op hoe de aanraking wordt beoordeeld, ook al was het bij beiden dezelfde persoon die je aanraakte, het idee dat het iemand aantrekkelijks was maakte het verschil.

 

Mannen met spina bifida hebben geen gevoel tussen hun benen. Zenuwen naar hersenen zijn bij hen niet goed aangelegd. Door de zenuw die vlakbij de penis uitkomt aan de zenuw die niet goed is aangelegd naar de penis te verbinden, krijgen zij gevoel in hun geslacht, dit gebeurd langzaam. Eerst voelt de aanraking van de penis na de operatie nog als de aanraking van de lies, na een jaar voelt het als een aanraking van de penis, en na twee jaar voelen ze het als aanraking van de penis en voelt het ook fijn. Het is een betekenisvollere aanraking geworden voor die mannen. Hiermee is de invloed van leren goed aan te geven.

 

 

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Statistics
1601