Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9125 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
In deze zaak heeft (de rechtsvoorgangster van) het Hoogheemraadschap in 1972 een stuk grond en water gekocht voor het uitvoeren van het plan tot verbetering van de waterbeheersing. Uit hoofde van de koopovereenkomst is het gekochte direct na het aangaan van de overeenkomst in gebruik genomen voor de uitvoering van het plan. De levering van het gekochte perceel heeft nimmer plaatsgevonden.
Het perceel is in 1998 door de verkoper (opnieuw) verkocht en in 2002 doorverkocht aan (de rechtsvoorganger van de inmiddels gefailleerde) Leune Bouw B.V. aan wie het perceel vervolgens in 2004 is geleverd. Zij stelt eigenaar te zijn van het bewuste perceel, nu het Hoogheemraadschap of haar rechtsvoorganger, die nooit eigenaar van het perceel zijn geworden, dit nooit uit hoofde van een vermeend eigen recht (bezit) hebben gehouden maar het slechts met toestemming van de eigenaar en dus als houder hebben gebruikt. Het Hoogheemraadschap stelt daarentegen door extinctieve verjaring eigenaar te zijn geworden.
Met de rechtbank oordeelde het hof dat (de rechtsvoorganger van) het Hoogheemraadschap het gekochte stuk grond voor zichzelf is gaan houden zodat sprake was van bezit dat vervolgens twintig jaar heeft voortgeduurd. Het hof overwoog verder dat de aankoop van het perceel, direct gevolgd door ingebruikneming van het perceel met toestemming van verkopers en door de daadwerkelijke realisering van het plan, objectief bezien dient te worden aangemerkt als uiterlijk zichtbare inbezitneming en ‘het houden van een goed voor zichzelf’, als bedoeld in artikel 3:107 lid 1 BW en naar de maatstaf van artikel 3:1 08 BW. Daarbij verwierp het hof het standpunt dat slechts sprake was van houderschap van het Hoogheemraadschap, omdat als de koop niet wordt gevolgd door juridische levering de koper, behalve in de in artikel 3:111 BW genoemde gevallen van bezitsinterversie, ‘nooit’ bezitter kan worden.
De rechtsklacht tegen dit oordeel van het hof faalt volgens de Hoge Raad, omdat wordt uitgegaan van een opvatting die in haar algemeenheid niet kan worden aanvaard. Het miskent dat er zich gevallen kunnen voordoen dat de koper krachtens de rechtsverhouding met de verkoper jegens deze gerechtigd is, vooruitlopend op de levering van het verkochte, zich over het verkochte daarover de feitelijke macht te verschaffen en deze op een zodanige wijze uit te oefenen dat naar de in het verkeer geldende opvattingen de koper moet worden beschouwd als bezitter van het verkochte.
Het oordeel van het hof, dat tegen deze achtergrond moet worden begrepen, komt erop neer dat onder de gegeven omstandigheden sprake was van verkrijging van het bezit van het verkochte perceel door (de rechtsvoorganger van) het Hoogheemraadschap door inbezitneming
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1151 |
Add new contribution