Oefententamens Staatsrecht - UL
- 3604 reads
In 1879 wees de Hoge Raad het zogenoemde Meerenberg-arrest, dat een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van het legaliteitsbeginsel.
Geef aan of en in hoeverre de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid van de regering strookt met het door de Hoge Raad in het Meerenberg-arrest geformuleerde uitgangspunt. (5 punten)
Hoe verhoudt de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid van de regering zich met de meer materiële benadering van het legaliteitsbeginsel, zoals die naar voren komt in het Fluorideringsarrest? (5 punten)
U bent bekend met de reikwijdte van het toetsingsverbod zoals die valt af te leiden uit de diverse arresten die hierop betrekking hebben. Stel dat inmiddels wel ‘in brede kring overeenstemming is ontstaan over de wenselijkheid om verandering te brengen in de traditionele plaats van de rechterlijke macht in ons staatsbestel.’ Zou dit gevolgen kunnen hebben voor de rechterlijke interpretatie van het toetsingsverbod van art. 120 GW? (10 punten)
In zijn artikel ‘Diplomademocratie’ (2006) betoogt de Utrechtse hoogleraar Bestuurskunde Mark Bovens dat Nederland een zogenaamde ‘diplomademocratie’ (meritocratie) aan het worden is. Hij schrijft onder meer:
‘Burgers hebben beduidend meer politieke invloed naarmate hun opleiding hoger is. Hoger opgeleiden waren altijd al politiek actiever dan lager opgeleiden, maar in de afgelopen decennia is het verschil sterk toegenomen. Hoogopgeleide burgers gaan vaker stemmen, bezoeken vaker inspraakavonden en staan veel vaker vooraan bij interactieve beleidsvorming dan laagopgeleide burgers. En ofschoon nog ruim de helft van de bevolking alleen maar lager of middelbaar onderwijs heeft gevolgd, zijn laagopgeleide burgers in ons land inmiddels vrijwel volledig afwezig in de vertegenwoordigende organen en onder politieke bestuurders’.
Wat is volgens Bovens de (belangrijkste) oorzaak van het ontstaan van deze diplomademocratie? (5 punten)
Terwijl Bovens waarschuwt voor een Kamer vol academici, wilde Thorbecke juist zoveel mogelijk hoogopgeleide Kamerleden. Het kiesstelsel heeft tot het begin van de twintigste eeuw de laagopgeleiden buiten ‘de politiek’ proberen te houden. Tegelijkertijd bepaalt de Grondwet al sinds 1814 dat de Staten-Generaal ‘het gehele Nederlandse volk vertegenwoordigt’ (artikel 50 Grondwet).
Leg uit hoe het ideaal van een hoogopgeleid parlement toch in overeenstemming kon worden geacht met artikel 50 Grondwet. (5 punten)
Beargumenteer op welke manier de Wet raadgevend referendum de nadelen die kleven aan een ‘diplomademocratie’ kan verminderen. Geef twee argumenten. (5 punten)
De regeringsvorm van de Verenigde Staten van Amerika wordt in het staatsrecht als een ‘presidentieel stelsel’ gekwalificeerd.
Wat zijn de kenmerken van een ‘presidentieel stelsel’? (5 punten)
De recente politieke geschiedenis van de Verenigde Staten laat zien dat er regelmatig sprake is van een politieke patstelling tussen het Congres (het Amerikaanse parlement) en de president: door politieke tegenstellingen is het zeer moeilijk om over bepaalde onderwerpen tot besluitvorming te komen.
De Nederlandse regeringsvorm is anders dan die van de VS. Welke staatsrechtelijke mechanismen zijn in het Nederlandse stelsel aanwezig om politieke patstellingen te doorbreken teneinde wél tot besluitvorming te kunnen komen? (10 punten)
In het arrest Gäfgen t. Duitsland (30 juni 2008, appl. no. 22978/05) oordeelde het Europees Hof voor de Rechten de Mens (EHRM) dat Gäfgen (nog altijd) moest worden aangemerkt als een ‘victim’ .
Leg uit waarom deze vaststelling relevant is in het kader van een procedure bij het EHRM (10 punten)
In het arrest Gäfgen t. Duitsland spelen zowel artikel 3 EVRM als artikel 6 EVRM een rol. Deze artikelen hebben, vooral waar het de beperkingsmogelijkheden betreft, een ander karakter dan de artikelen 8 tot en met 11 van het EVRM.
Analyseer de beperkingssystematiek van de artikelen 8 tot en met 11 EVRM en leg de belangrijkste verschillen met de artikelen 3 en 6 EVRM uit (10 punten).
In Nederland geldt sinds jaar en dag de zogenaamde Zondagswet. Die verbiedt het onder andere om op zondag ‘in de nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, waardoor de godsdienstoefening wordt gehinderd’ (artikel 2 lid 1 Zondagswet). Wie naast een kerk woont, wordt dus niet geacht op zondagochtend de stereo al te veel open te draaien. In het algemeen is het verder verboden om ‘zonder noodzaak’ een gerucht te verwekken ‘dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verwekking hoorbaar is.’
Het voortbestaan van de Zondagswet is al langer voorwerp van discussie. De tegenstanders, onder aanvoering van D66, zien de wet het liefste zo snel en zo definitief mogelijk verdwijnen. De voorstanders, onder aanvoering van de SGP, hechten aan het voortbestaan van de wet, zelfs als die vooral een symbolische functie heeft. Omdat het kabinet in de Eerste Kamer zowel de steun van D66 als die van de SGP goed kon gebruiken, probeerde minister Plasterk (BKZ) lange tijd om kool en geit te sparen. Plasterk meende enerzijds dat de Zondagswet zijn langste tijd wel had gehad, maar maakte anderzijds niet heel veel haast met de intrekking ervan.
Onlangs, op 20 april 2016 verscheen uiteindelijk een wetsvoorstel van minister Plasterk tot intrekking van de Zondagswet in internetconsultatie. Voor D66 ging het voorstel van Plasterk echter niet ver genoeg. Op 28 april 2016, maakte het Kamerlid Koser Kaya (D66) daarom een eigen initiatiefwetsvoorstel aanhangig. Beide voorstellen zijn inhoudelijk identiek. Alleen de zogenaamde considerans in de aanhef van het wetsvoorstel, kent een klein verschil.
De considerans van het voorstel van Plasterk luidt als volgt:
VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vergroting van de gemeentelijke beleidsvrijheid wenselijk is dat de Zondagswet wordt ingetrokken […]; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze […]
En de considerans van het voorstel van Koser Kaya luidt zo:
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het niet tot de taken van de overheid behoort om met het oog op de viering van de zondag maatregelen te nemen ter verzekering van de zondagsrust; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: […]
U werkt bij de directie constitutionele zaken en wetgeving van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De minister vraagt zich af of het verstandig is zijn eigen voorstel door te zetten, of dat hij beter eerst kan afwachten wat er met het initiatiefvoorstel van D66 gaat gebeuren. Hij vraagt u om een juridische notitie over de staatsrechtelijke aspecten van zijn politieke dilemma.
Schrijf deze juridische notitie en ga daarbij in op ten minste drie kwesties:
Een vergelijking tussen de positie van een minister in de wetgevingsprocedure van een ‘eigen’ voorstel ten opzichte van de positie van een minister in de procedure van een initiatiefwetvoorstel vanuit de Tweede Kamer. Let daarbij met name op de mogelijkheden een voorstel te wijzigen of in te trekken. (8 punten)
De mogelijkheden van de minister om het voorstel van Koser Kaya op enig moment te blokkeren. (8 punten)
Een analyse van wat de relevantie voor de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad zou kunnen zijn van het verschil tussen het voorstel van Koser Kaya en dat van minister Plasterk. (9 punten)
Voor de kwaliteit van de notitie kunt u maximaal 5 punten verdienen.
Het ‘uitgangspunt van het Meerenberg-arrest’: de ‘uitvoerende macht’ van Koning/Kroon/regering brengt als zodanig geen wetgevende bevoegdheid met zich mee/geen regelgevende bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet/geen regelgevende bevoegdheid zonder specifieke grondslag in wet of grondwet. (1 punt)
De ‘huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid’: inmiddels staat artikel 89 lid 1 in de Grondwet. (2 punten)
Dit strookt WEL met elkaar, omdat dus inmiddels is voorzien in een Grondwettelijke grondslag voor de (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid van de regering/Dit strookt NIET met elkaar, omdat de grondslag in de Grondwet algemener is dan het Meerenberg-arrest vereist. (2 punten)
De ‘meer materiele benadering van het legaliteitsbeginsel’ : de (aanvullende) overweging van de Hoge Raad dat niet alleen de formele grondslag van een AMvB in orde moet zijn, maar dat ingrijpende maatregelen bij AMvB eigenlijk alleen kunnen op basis van een (specifieke) wettelijke grondslag. (2 punten)
Dit strookt NIET met de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid, omdat de Grondwet op dit moment het nemen van ingrijpende maatregelen bij zelfstandige AMvB niet verbiedt/Dit strookt WEL met de huidige (zelfstandige) regelgevende bevoegdheid omdat artikel 89 lid 2 Grondwet eigenlijk hetzelfde doet als waar het Fluorideringsarrest op aandringt (‘voorschriften door straffen te handhaven’ staat ongeveer gelijk aan ‘maatregelen van ingrijpende aard’) (3 punten)
De overweging is afkomstig uit het Harmonisatiewetarrest (2 punten)
De Hoge Raad gebruikt de ‘in brede kring heersende opvatting dat het onwenselijk is om de traditionele plaats van de rechter in het staatsbestel te wijzigen’ in dat arrest als argument tegen toetsing van formele wetten aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen (3 punten)
Als de ‘in brede kring heersende opvatting’ de traditionele plaats van de rechter inmiddels wel wil wijzigen, dan neemt de kans dat de Hoge Raad formele wetten aan ongeschreven rechtsbeginselen toe/dan neemt de kans dat het artikel 120 Grondwet minder ruim zal worden uitgelegd toe (5 punten)
de transformatie van politieke partijen van massapartij naar kartel- of kaderpartij / het afnemen van de rol van politieke partijen in de articulatie van belangen en opinies. Deze rol is overgenomen door professionele (hoogopgeleide) belangengroepen en single-issueorganisaties. (5 punten)
Historische reden: artikel 50 Grondwet gaat over het breken van de Staten-Generaal als provinciale belangenbehartiging en schreef/schrijft dus geen ‘ afspiegeling’ van de bevolking voor (5 punten)
Interpretatief: onder ‘vertegenwoordigen’ kunnen verschillende representatie-idealen worden verstaan. Zo ging het bij Thorbecke om de uitwisseling van argumenten, waar hoogopgeleiden beter toe in staat zijn dan laagopgeleiden. (5 punten)
Aan de ene kant kunnen thema’s/wetsvoorstellen referendabel worden gemaakt die de belevingswereld van laagopgeleiden raken (denk aan EU Grondwet, Oekraïne), bij stemmen geen onderscheid tussen laag- en hoogopgeleiden; kracht van sociale media ook door laagopgeleiden te gebruiken.
Aan de andere kant: als laagopgeleiden over het algemeen minder mondig zijn, zullen zij niet zelf gemakkelijk 300.000 handtekeningen weten te verzamelen; hoogopgeleiden bepalen de agenda in de politieke organen, referendum is daar afhankelijk van (afhankelijk van aangenomen wetsvoorstellen); beslissingsmacht blijft bij hoogopgeleiden.
Regering en volksvertegenwoordiging/parlement hebben een eigen (doorgaans directe) democratische legitimatie. (3 punten)
Ministers zijn niet afhankelijk van steun/vertrouwen van het parlement (2 punten)
Nederland heeft een ‘parlementair stelsel’/in Nederland geldt de vertrouwensregel/de Nederlandse ministers zijn wel afhankelijk van steun en vertrouwen vanuit de volksvertegenwoordiging. (5 punten)
Politieke conflicten tussen Kamer en regering leiden in parlementaire stelsels tot vallende kabinetten en daarna, via het ontbindingsrecht ex artikel 64 lid 1 Grondwet, tot nieuwe verkiezingen. Conflicten tussen de uitvoerende macht en de volksvertegenwoordiging worden dus meteen aan de kiezer voorgelegd. (5 punten)
Het slachtofferschap van Gäfgen is ontvankelijkheidsvereist voor een klacht bij het EHRM/hierdoor kan het EHRM toekomen aan het inhoudelijk beoordelen van de klachten (5 punten) Zie artikel 34 EVRM (5 punten)
Analyse van de beperkingssystematiek 8 tot en met 11 EVRM:
Beperkingsclausule bevat drie elementen: voorzien bij wet, noodzakelijk in een democratische samenleving/proportioneel in ruime zin en doelcriteria (2 punten)
Uitwerking van deze criteria via EHRM jurisprudentie: proportionaliteit in ruime zin bevat drie vereisten: noodzakelijk/pressing social need, subsidiair en proportioneel in enge zin (3 punten). (Hier eventueel ook punten voor het uitwerken van het ‘ voorzien bij wet’ –criterium)
Onderlinge verschillen
De artikelen 8-11 EVRM zijn ‘relatieve grondrechten’/kennen een beperkingsclausule terwijl de artikel 6 en 3 EVRM die niet hebben en dus absoluut zijn. ( 2 punten)
Artikel 3 EVRM is bovendien notstandfest, krachtens artikel 15 EVRM. (3 punten)
Bij een initiatiefwetsvoorstel beschikt de minister ‘vanwege de regering’ niet over een amendementsrecht, waar hij eigen voorstellen wel bij Nota van wijziging kan wijzigen. Vergelijk daarvoor de leden 1 en 2 van artikel 84 Grondwet. (theorie: 3 punten)
Bij een initiatiefvoorstel beschikt de minister ook over minder mogelijkheden om het voorstel in te trekken. Wetsvoorstellen worden door of vanwege de indiener ingetrokken (artikel 86 lid 1 Grondwet), dus of door de Tweede Kamer of ‘door of vanwege de Koning’ (artikel 82 lid 1 Grondwet). Bij een eigen wetsvoorstel beschikt de minister daarmee over de mogelijkheid om de regering voor te stellen het wetsvoorstel in te trekken, zolang het nog niet door de Eerste Kamer/Staten-Generaal is aangenomen. Die mogelijkheid heeft een minister bij het initiatief voorstel van Koser Kaya niet. (theorie: 3 punten)
Conclusie: de positie van de minister (de mogelijkheden om inhoudelijk te sturen) is bij een initiatiefvoorstel is zwakker dan bij een eigen voorstel. (deelconclusie: 2 punten)
Het miskennen van de positie van de individuele minister voor wie de notitie uiteindelijk bedoeld is binnen de teksten van de Grondwet ‘vanwege de regering’ en ‘door of vanwege de indiener/door of vanwege de Koning’ kost maximaal 2 punten.
Een initiatiefvoorstel zal uiteindelijk door de regering moeten worden bekrachtigd, zie artikel 87 lid 1 of artikel 47 Grondwet. Zoiets is een zaak van de ministerraad, zie artikel 4 lid 2 sub a ten vierde RvO MR. (theorie: 3 punten)
De minister kan dus aan de ministerraad voorstellen om de Koning voor te stellen om het voorstel niet te bekrachtigen. Daarmee wordt het voorstel van Koser Kaya geen wet. (deelconclusie: 3 punten)
In die situatie zal de regering echter tegenover een (kennelijke) meerderheid in de Staten-Generaal komen te staan. Dat is een risico, want als de meerderheid in de Tweede Kamer de zaak hoog genoeg opneemt, kan een motie van wantrouwen volgen. (consequentie zien: 2 punten)
Het relevante verschil in de formulering van de considerans ‘lokale beleidsvrijheid’ vs. ‘niet de taak van de overheid’ , maakt de intrekking van de Zondagswet via het voorstel van Koser Kaya ‘uitputtender’ dan de intrekking in de eigen formulering van de minister/een lokale Zondagsverordening op basis van de autonome bevoegdheden ‘doorkruist’ eerder het voorstel van Koser Kaya dan dat van de minister (theorie: 5 punten)
Zie: artikel 121 Gemeentewet/regel hiërarchie/APV Schiermonnikoog (bronnen: 2 punten)
Het accepteren van het voorstel van Koser Kaya maakt de resterende autonomen regelgevende bevoegdheid voor de gemeenten om vervangede regels voor de zondagsrust te stellen (waarschijnlijk) kleiner (conclusie 2 punten)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat verschillende oefententamens voor het vak Staatsrecht zoals gegeven aan de Universiteit van Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1797 |
Add new contribution