Law and public administration - Theme
- 12831 reads
Welke wijze van (eigendoms)verkrijging is derivatief?
A. Boedelmenging.
Mirjam verkoopt en levert een geleende telefoon aan Kim. Kim wist ten tijde van de koop niet dat Mirjam de telefoon van een ander had geleend, maar komt daar een maand na de koop achter.
Hoe kan Kim worden gekwalificeerd ten aanzien van de telefoon?
Sander laat op zijn bouwkavel een vrijstaande woning bouwen door Edgar. De stenen worden op 10 maart door Edgar gekocht bij Steengoed B.V. In de koopovereenkomst is een beding opgenomen waaruit volgt dat Steengoed B.V. eigenaar blijft van de stenen totdat Edgar de verschuldigde koopprijs voldoet. Op 15 maart levert Steengoed B.V. de stenen af op het adres van Edgar. Op 20 maart metselt hij de stenen in de toekomstige woonkamer van het huis dat hij in opdracht van Sander bouwt. Op 24 maart betaalt Edgar de factuur.
Wat is de goederenrechtelijke positie van de hierboven genoemde personen (Sander, Edgar en Steengoed B.V.) ten aanzien van de stenen op 22 maart?
C. Bezitter te goeder trouw.
Onder eigendomsvoorbehoud (artikel 3:92 BW) zijn de stenen op 15 maart in de macht van een ander (Edgar) gebracht. Edgar is geen eigenaar, want de eigendom van de stenen verplaatst zich pas na betaling volgens het in de koopovereenkomst met Steengoed B.V. geplaatste beding. Edgar heeft de stenen wel onder zijn beheer (in zijn macht) en is dus tot betaling onmiddellijk houder. Sander heeft nog geen goederenrechtelijke positie ten aanzien van de dakpannen. Steengoed BV is gewoon eigenaar (of middelijk bezitter) totdat de koopprijs door Edgar is betaald.
Joey, die onlangs onder curatele is gesteld, verkoopt en levert, zonder toestemming van zijn curator, zijn motor aan een kennis.
Is er een onaantastbare overeenkomst tot stand gekomen?
Thom heeft 70 flessen zelfgemaakte wijn in zijn wijnkelder staan, die allemaal identiek aan elkaar zijn. Hij verkoopt en levert er 23 per constitutum possessorium aan Gerben. Na 4 weken heeft Gerben de flessen niet betaald en ook niet opgehaald.
Is Gerben eigenaar van de 23 wijnflessen geworden?
Job verkoopt zijn vliegtuigje aan Gerard, die hem snel weer doorverkoopt en levert aan Elly. Vervolgens wordt de koopovereenkomst tussen Job en Gerard ontbonden. Elly weet niets van de ontbinding af.
Wie is nu eigenaar van het vliegtuig?
Wat is het grote verschil tussen een causaal stelsel van overdracht en een abstract stelsel?
Leg aan de hand van een voorbeeld uit waarom de eigenaar van een zaak soms minder bescherming geniet in een abstract overdrachtsstelsel dan in een causaal stelsel.
Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen
Stel dat tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand is gekomen, is Peggy dan eigenaar geworden van de magnetron?
B. Nee, vanwege een gebrek in de titel.
B. Nee, omdat geen sprake is van een geslaagde levering.
B. Elly, want aan alle vereisten van art. 3:83 en 84 BW is voldaan.
Als een dief een zaak verkoopt en levert, komt ondanks de beschikkingsonbevoegdheid in een abstract stelsel de overdracht toch tot stand. De rechthebbende kan de zaak dan niet revindiceren. In een causaal stelsel is de koper geen eigenaar geworden en is revindicatie (art. 5:2) wel mogelijk.
Als een dief een zaak verkoopt en levert, komt ondanks de beschikkingsonbevoegdheid in een abstract stelsel de overdracht toch tot stand. De rechthebbende kan de zaak dan niet revindiceren. In een causaal stelsel is de koper geen eigenaar geworden en is revindicatie (art. 5:2) wel mogelijk.
Van eigendomsoverdracht is sprake zodra aan alle vereisten van artikel 3:84 lid 1 BW is voldaan: beschikkingsbevoegdheid, levering, geldige titel. Stephanie is beschikkingsbevoegd en de geldige titel is koop. Het is nog maar de vraag of op 23 november geleverd zal worden aan Peggy. Zolang levering niet heeft plaatsgevonden, is Peggy geen eigenaar geworden.
Frank heeft een vordering op Ronald. Op 1 maart verkoopt Frank deze vordering aan Pierre. Levering geschiedt door een akte en een schriftelijke mededeling daarvan aan Ronald, die per post wordt verstuurd. Ronald ontvangt deze mededeling op 3 maart. Op 2 maart verkoopt en levert Frank dezelfde vordering aan Theo. Levering geschiedt door een akte en een telefonische mededeling daarvan aan Ronald. Pierre en Theo weten niet dat Frank de vordering op Ronald twee keer heeft verkocht en geleverd.
Wie is nu schuldeiser van Ronald?
Kimberley verkoopt een dure ketting aan Lana. Levering geschiedt doordat Kimberly het sieraad aan Lana overhandigt. Lana verkoopt de ketting vervolgens aan Marieke. De levering geschiedt door middel van een constitutum possessorium. Vervolgens vernietigt Lana de koopovereenkomst tussen haar en Kimberley op grond van bedrog. Marieke wist niet van het bedrog van Kimberley.
Welke kwalificaties zijn juist ten aanzien van de ketting?
Axel is de eigenaar van een aanhanger. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.
Moet Yvonne de aanhanger afgeven aan Alex, en ja, is dat met of zonder banden?
B. Theo, omdat hij tegen de beschikkingsonbevoegdheid van Frank wordt beschermd.
C. Marieke is eigenaar en bezitter, mits zij te goeder trouw is op het tijdstip waarop zij het horloge in handen krijgt.
Heeft tussen Casper-Yvonne een overdracht plaatsgevonden zoals beschreven in artikel 3:84 BW? Er is sprake van een geldige titel en levering: artikel 3:90 en artikel 3:114 BW, d.m.v. feitelijke overgave. Casper was echter beschikkingsonbevoegd, want de aanhanger is afkomstig van diefstal. Ervan uitgaande dat Yvonne te goede trouw is en ook aan de overige vereisten van artikel 3:86 lid 1 BW voldoet, kan beschikkingsonbevoegdheid worden gerepareerd. Maar omdat de aanhanger is gestolen, kan Alex gedurende 3 jaar de aanhanger opeisen. De situatie onder artikel 3:86 lid 3 sub a BW doet zich hier niet voor, omdat Casper een particulier is, zodat Alex de aanhanger kan revindiceren: artikel 5:2 BW. Is Alex eigenaar van de banden geworden? Ja, volgens artikel 3:4 lid 1 BW moet naar verkeersopvatting een aanhanger zonder banden als onvoltooid worden beschouwd en moeten de banden worden aangemerkt als bestanddelen van de aanhanger Volgens artikel 5:14 lid 1 BW is eigenaar van de aanhanger tevens eigenaar van de bestanddelen, in dit geval de banden.
Ahmed leent zijn duikspullen uit aan Amira, die deze meeneemt op vakantie. De duikspullen bevallen haar uitstekend en dus belt zij Ahmed op om te vragen of ze de spullen van hem mag kopen. Ahmed gaat hiermee akkoord en verkoopt en levert de spullen direct aan Amira.
De levering aan Amira is een
D. Traditio brevi manu
Gert-Jan vindt een gouden ring op straat. Welke stelling is juist?
C. Als hij van de vondst geen aangifte doet bij de politie, wordt hij direct bezitter en na 20 jaar eigenaar.
Geef gemotiveerd aan of de volgende stellingen waar of niet waar zijn:
Erfdienstbaarheid (artikel 5:70 BW) is een afhankelijk recht (artikel 3:7 BW). Dit houdt in dat het recht zodanig verbonden is aan een ander recht (het eigendomsrecht in dit geval), dat het niet zonder dat recht kan bestaan. Het heersende erf heeft alleen wat aan erfdienstbaarheid als het betrekking heeft op het eigendomsrecht van het heersende erf. Volgens artikel 3:82 BW volgt het afhankelijke recht het recht waaraan het verbonden is. Het afhankelijke recht “erfdienstbaarheid” gaat dus mee naar de verkrijger van het eigendomsrecht in geval van overdracht van eigendom.
Vruchtgebruik is een beperkt recht krachtens artikel 3:8 jo. artikel 3:201 BW. Vestiging gaat eerst volgens artikel 3:98 BW (dezelfde wijze als overdracht), vervolgens naar artikel 3:84 lid 1 BW. Volgens artikel 3:84 lid 1 BW zijn de vereisten een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. Levering bij onroerende zaken gaat via artikel 3:98 BW. In dit artikel staat dat er inderdaad inschrijving van notariële akte in openbare registers moet plaatsvinden. Omdat het beperkte recht gevestigd wordt op een onroerende zaak, vindt de levering op overeenkomstige wijze plaats. De stelling is dus juist.
Bank X heeft een vordering op Mollema van € 400.000 uit hoofde van een geldlening. Als zekerheid is ten behoeve van bank X een hypotheekrecht gevestigd op de woning van Mollema. De vordering/schuld is vermeld in de hypotheekakte. Mollema blijft in gebreke: hij betaalt het verschuldigde bedrag niet terug. Bank X verkoopt daarop zijn huis executoriaal op basis van het hypotheekrecht. De executieopbrengst bedraagt € 250.000. Bank X wilt nu de deurwaarder de opdracht geven om beslag te leggen op de collectie oldtimers van Mollema die minstens € 150.000 waard zijn. Zij zijn echter niet bezwaard met hypotheek.
Kan bank X hiervoor gebruik maken van de hypotheekakte?
Geef gemotiveerd aan of de volgende stelling waar of niet waar is:
"Indien de pandhouder van een later gevestigd vuistpand niet op de hoogte was en ook niet op de hoogte hoefde te zijn van een eerder gevestigd stil pandrecht, dan gaat het eerdere pandrecht teniet."
VoetjesvandeVloer B.V. start met de voorbereidingen van een aantal dance-feesten. Voor het eerste feest dat op 25, 26 en 27 augustus zal plaatsvinden wordt onder ander Armin van Buuren ingehuurd. Om alles te financieren heeft VoetjesvandeVloer een lening gekregen van € 90.000 van bank OBN Omro. Tot zekerheid voor de nakoming van de terugbetalingsverplichting vestigt VoetjesvandeVloer een pandrecht ten behoeve van de bank op een flink aantal roerende zaken waaronder een geluidsinstallatie en partytent. Wat is de vereiste vestigingshandeling voor het hier beoogde zekerheidsrecht?
VoetjesvandeVloer B.V. start met de voorbereidingen van een aantal dance-feesten. Voor het eerste feest dat op 25, 26 en 27 augustus zal plaatsvinden wordt onder ander Armin van Buuren ingehuurd. Om alles te financieren heeft VoetjesvandeVloer een lening gekregen van € 90.000 van OBN Omro. Tot zekerheid voor de nakoming van de terugbetalingsverplichting vestigt VoetjesvandeVloer een pandrecht ten behoeve van de bank op een flink aantal roerende zaken waaronder een geluidsinstallatie en partytent. De kaartverkoop valt erg tegen en VoetjesvandeVloer krijgt het financieel moeilijk. Diverse schuldeisers zitten met onbetaalde factureren. Alex, die de lichtshow verzorgt als zzp’er, is een van die schuldeisers. Hij krijgt nog € 1.000,- Het ingehuurde bedrijf dat verantwoordelijk is voor het geluid heeft een factuur van € 2.000 openstaan. Omdat VoetjesvandeVloer niet aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen, wordt zij failliet verklaard. Er zijn een aantal schuldeisers: Bank X, Bank OBN, Alex en het geluidsbedrijf. Op welke goederen kunnen vermelde schuldeisers zich verhalen en in welke rangorde?
Ja, een hypotheek wordt gevestigd bij notariële akte (art. 3:260 BW). Een notariële akte is een authentieke akte. De grosse van een authentieke akte is een executoriale titel (art. 430 Rv). Gegeven is dat de schuld in de akte vermeld staat, dus aan de eisen die de Hoge Raad in het arrest Rabobank/Visser stelt, is voldaan. Door de grosse van deze akte de deurwaarder ter hand te stellen geeft de bank hem daarmee de opdracht om, na betekening en betalingsbevel, executoriaal verhaalsbeslag te leggen (art. 430, 434 en 439 Rv). Verhaalsbeslag kan op alle goederen van Mollema (art. 3:276 BW, 435 lid 1 Rv), dus ook op diens collectie oldtimers.
Het gaat hierbij om de eventuele bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid van de pandgever, wat een vereiste is voor een geldige vestigingshandeling (krachtens artikel 3:89 jo. artikel 3:84 lid 1 jo. artikel 3:236 lid 1 BW). Als er een nieuw pandrecht (vuistpand) op een goed is gevestigd, terwijl er eigenlijk al een stil pandrecht op zat, is er geen sprake van de pandgever als eigenaar, dus is hij niet beschikkingsbevoegd krachtens het vereiste bevoegd om te beschikken (artikel 3:84 lid 1 BW). De 'nieuwe pandhouder' (die dus eigenlijk geen pandhouder is, maar wel in deze veronderstelling verkeerd) kan zich beroepen op artikel 3:328 BW (bescherming). Daarvoor moet hij wel te goeder trouw zijn krachtens lid 1. Volgens artikel 3:11 BW betekent dit niet op de hoogte zijn en niet op de hoogte hoeven te zijn. De stelling is dus juist.
Het beoogde zekerheidsrecht is pand (artikel 3:227 jo. artikel 3:236 BW). Het rust op een roerende zaak, dus vestiging verloopt via artikel 3:98 BW (de vestiging is overeenkomstig de overdracht van de zaken), artikel 3:83 BW (overdraagbaar, want het betreft een beperkt recht) en 3:84 lid 1 BW. Hoe het pandrecht wordt gevestigd volgt uit artikel 3:236 lid 1 BW (vuistpand): door de zaken in de macht van VoetjesvandeVloer B.V. te stellen.
Volgens artikel 3:276 BW kan een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar verhalen en heeft elke schuldeiser een evenredig recht op de netto-executieopbrengst, artikel 3:277 lid 1 BW. Er zijn bepaalde schuldeisers die voorrang genieten. Dit vloeit voort uit pand, hypotheek, voorrecht en wet (artikel 3:218 BW). Pand en hypotheek gaan boven voorrecht.
Schenking is een
Welke stelling is waar?
Bespreek of de volgende stelling waar of niet waar is.
‘Afstand van recht (art. 6:160 lid 1 BW) betreft een eenzijdige rechtshandeling’.
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
“In het arrest Quint/ Te Poel heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk gekozen voor een gesloten stelsel van bronnen waaruit verbintenissen kunnen ontstaan.
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Een onrechtmatige daad is een rechtshandeling.’
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Een schenking is een overeenkomst.’
Is de opzegging van de huur door de huurder aan te merken als een rechtshandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kwalificeer de rechtshandeling nader.
Paulien leent haar laptop voor een week uit aan Bryan. Bryan verkoopt hem na 2 dagen aan Michel voor € 300. Michel is te goeder trouw en neemt hem mee naar huis. Van welke drie bronnen van verbintenissen is sprake, en welke verbintenissen zijn hieruit ontstaan?
D. Een overeenkomst is altijd een rechtshandeling.
D. Een overeenkomst is altijd een rechtshandeling.
Art. 6:160 lid 1 BW beschrijft dat er een overeenkomst nodig is om afstand te doen van een vorderingsrecht. Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling op grond van art. 6:213. Afstand van recht is dus een meerzijdige rechtshandeling.
Onjuist, precies andersom. In Quint/ te Poel heeft de Hoge Raad juist geoordeeld dat verbintenissen niet alleen kunnen ontstaan uit overeenkomst of uit de wet, maar dat in gevallen die niet bepaaldelijk door de wet zijn geregeld, de oplossing moet worden aanvaard, die in het stelsel van de wet past en aansluit bij de wel in de wet geregelde gevallen.
Onjuist. Krachtens art. 3:33 BW is een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Bij een onrechtmatige daad is hiervan geen sprake. Het intreden van het rechtsgevolg van een onrechtmatige daad (= de verplichting tot schadevergoeding) is onafhankelijk van de wil van de handelende persoon.
Juist. Zie art. 7:175 BW. Het is een eenzijdige overeenkomst, want er moet sprake zijn van aanbod en aanvaarding, art. 6:217 BW. Een schenking kan niet aan een ander worden opgedrongen.
Opzegging van de huur is een rechtshandeling (artikel 3:33 BW). Het beoogde rechtsgevolg is de beëindiging van de huurovereenkomst. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling.
Bron 1: de leenovereenkomst, daaruit ontstond een verbintenis tot teruggave. Bron 2: de koopovereenkomst, waaruit wederkerige verbintenissen zijn ontstaan (Bryan moet de laptop leveren, Michel moet de koopprijs betalen). Bron 3: toerekenbare tekortkoming, art. 6:74 (wanprestatie), hieruit ontstaat een verbintenis tot schadevergoeding van Bryan jegens Paulien omdat hij de laptop niet terug kan geven.
Naar aanleiding van een online advertentie stuurt Maarten een e-mail aan Bob met de vraag of zijn camera nog te koop is. Bob stuurt een e-mail terug waarin staat: “Je mag de camera voor € 200,- overnemen, als je vandaag nog akkoord gaat.” Een paar minuten later krijgt Bob spijt en stuurt aan Maarten een e-mail waarin hij aangeeft af te zien van zijn aanbod. Maarten stuurt hierna een e-mail aan Bob dat hij akkoord gaat met het aanbod.
Welk antwoord is juist? De overeenkomst is
Bart biedt een speedboot te koop aan aan Jelle, een professionele handelaar op het gebied van watervoertuigen, voor € 25.000,-. Jelle vindt dat te duur, maar Bart geeft aan de vraagprijs vaststaat. Een tijdje later komt Jelle Bart tegen in het dorpscafé. Ze drinken een biertje en Bart zegt opeens dat hij de motorboot ook wel voor € 7.000,- wil verkopen, omdat hij Jelle zo’n leuke gozer vindt. Jelle gaat hiermee direct akkoord. Als Jelle een dag later het bedrag overmaakt, is Bart enorm verbaasd en geeft hij dat hij de boot helemaal niet voor dit bedrag wilde verkopen.
Welk alternatief is correct ten aanzien van het tweede aanbod?
Een bekende interieurwinkel plaats een advertentie in een folder waarin een bank wordt aangeboden voor € 30,-. Sjoerd gaat direct langs bij de winkel om de bank te kopen, waar hij te horen krijgt dat het om een drukfout gaat en de bank voor € 300 kan worden gekocht.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen?
Het echtpaar Hoekstra wilt een talentvol springpaard kopen voor hun dochter Elise. Op ehorses.nl komen ze een beeldopname tegen van een veelbelovend zevenjarig springpaard, dat wordt aangeboden voor € 27.500. De verkoper heeft erbij gezet dat een goede stal vereist is. Ook is de stamboom in te zien en staan de prestaties van het paard vermeld.
Is er sprake van een aanbod, en zo ja, om wat voor soort aanbod gaat het dan?
Het echtpaar Hoekstra wilt een talentvol springpaard kopen voor hun dochter Elise. Op ehorses.nl komen ze een beeldopname tegen van een veelbelovend zevenjarig springbaard, dat wordt aangeboden voor € 27.500. De verkoper heeft erbij gezet dat een goede stal vereist is. Ook is de stamboom in te zien en staan de prestaties van het paard vermeld. Neem aan dat sprake is van een aanbod. Het echtpaar Hoekstra wilt het paard eerst bekijken voordat ze een besluit nemen. Ze maken een afspraak met de verkoper die in Friesland woont. Het paard wordt opgezadeld zodat Elise een stukje kan rijden. Elise is tevreden, maar de verkoper vraagt zich stiekem af of zij wel vaardig genoeg is om het talentvolle paard hogerop te brengen. Het echtpaar belooft de verkoper dat diezelfde dag nog contact zal worden opgenomen. ’s Avonds sturen ze hem een e-mail waarin zij aangeven akkoord te gaan met het bedrag van € 27.500, mits het paard voor het weekend bij hen thuis in Limburg zal worden afgeleverd. De dag erna stuurt de verkoper terug dat de koop niet doorgaat en het paard niet wordt gebracht.
Dhr. Hoekstra vindt dat de verkoper dit niet kan maken. Heeft hij gelijk?
Op de website van NOS staat het volgende bericht:
‘Op de site van Ikea stonden gisteren kinderbedden voor bijzondere prijzen. Deze werden aangeboden met 90% korting. In plaats van honderden euro’s ging het nu om een paar tientjes. Jolanda bestelde er direct twee voor haar kinderen, ze kon haar ogen niet geloven omdat het “te mooi om waar leek te zijn”, vertelde ze aan NOS. Ikea laat na alle ophef weten dat het om een fout gaat. De bedoeling was 20% korting te geven, maar het systeem maakte er om onduidelijke redenen 90% van.
Is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen Jolanda en Ikea? Bespreek mogelijke argumenten van beide partijen.
Diederik koopt bij Gamma een boekenkast. Hij pakt deze van het schap en rekent af bij de kassa. Op welk moment komt de overeenkomst tot stand? Laat de bepalingen uit Boek 7 BW buiten beschouwing.
Is de volgende stelling waar of niet waar?
“De verklaring van de aanbieder dat hij zijn aanbod herroept heeft altijd effect als het om een herroepelijk of vrijblijvend aanbod gaat.”
Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen.
Is tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand gekomen, en zo ja: op welk moment (dag/tijd)?
Heleen is manisch-depressief en heeft tijdens een manisch moment een erg kostbare designertas besteld bij Bijenkorf. Als het weer wat beter met haar gaat, beseft ze zich dat ze de tas helemaal niet kan betalen. Ze belt naar Bijenkorf om de bestelling te annuleren. Bijenkorf geeft aan dat de tas al gekocht is en dat annuleren van de bestelling niet kan.
Kan Heleen haar bestelling ongedaan maken? Schenk aandacht aan het verweer van Bijenkorf.
A. Geldig.
C. Bart kan het aanbod vernietigen op grond van art. 3:34 BW.
A. Nee, want de winkel heeft haar aanbod geldig kunnen herroepen.
Er is sprake van een uitnodiging tot onderhandelen. In principe is voldoende informatie over het paard gegeven dat een ‘simpel’ ja voldoende is om tot een overeenkomst te komen. Echter gaat het in dit geval om een groot bedrag en is aangegeven dat van belang is wie het springpaard koopt. Dit komt ook naar voren in het arrest Hofland/Hennis, waar de verkoper van het huis de persoon van belang vindt die het huis van hem gaat kopen. Het is goed voor te stellen dat de verkoper een band heeft opgebouwd met het paard of hoopt dat hij het ver gaat schoppen en hem niet zomaar aan de eerste de beste wil verkopen.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (6:217 BW). De aanvaarding door de koper wijkt af van het aanbod. Hoofdregel is dan dat er sprake is van een nieuw aanbod (6:225 lid 1 BW). Dat is slechts anders wanneer de aanvaarding slechts op ondergeschikte punten afwijkt (6:225 lid 2 BW): dan geldt het aanbod als zijnde aanvaard tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen (6:225 lid 2, laatste volzin). Vraag is dus of de voorwaarde dat het paard gebracht moet worden een ondergeschikt punt is. Daarover kun je van mening verschillen. Naast reiskosten en te investeren tijd speelt daar ook het vervoersrisico een rol. Als je opteert voor ondergeschikte wijziging lijkt de koper alsnog achter het net te vissen omdat de verkoper de volgende dag bezwaar maakt (beargumenteren dat binnen een dag onverwijld is, i.c. is daarvan sprake nu er binnen één dag gereageerd is door de verkoper).
Jolanda is blij met haar aankoop en de hoge korting die zij heeft gegeven. Volgens haar is er sprake van een overeenkomst volgens art. 3:33 jo. 6:217. Zij zal aangeven dat zij erop heeft vertrouwd dat de bedden ook werkelijk zo goedkoop was. Hiervoor zal zij zich beroepen op art. 3:35. Ikea geeft aan dat het ging om een fout, waardoor er volgens hen geen sprake is van een op rechtsgevolg gerichte handeling, omdat zijn wil en verklaring niet overeenstemden. De wil was om korting te geven op de bedden, maar niet zo’n hoge korting als 90%. Hierdoor is er volgens Ikea geen overeenkomst volgens art. 6:217 gesloten.
Als Jolanda een geslaagd beroep wilt doen op art. 3:35 is er gerechtvaardigd vertrouwen nodig. Jolanda zal proberen te motiveren dat zij het aanbod met de hoge korting heeft opgevat als een tot haar gerichte verklaring van een bepaalde strekking. Om een geslaagd beroep op gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen doen, moet er ook worden getoetst aan art. 3:11. Gerechtvaardigd vertrouwen houdt namelijk goede trouw in als omschreven in art. 3:11. In dit artikel wordt omschreven dat zij niet alleen de feiten moest kennen, maar ook de in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Het is logischerwijs erg onwaarschijnlijk dat een bed ineens voor 90% korting wordt verkocht. Jolanda twijfelde zelf ook al aan het aanbod, omdat het te mooi om waard te zijn was. Door middel van dit aanbod, is het voordeel voor Jolanda heel groot en het nadeel van Ikea heel groot. Hierdoor zal Jolanda geen geslaagd beroep op 3:35 kunnen doen, waardoor er volgens art. 3:33 geen overeenkomst tot stand is gekomen.
Naar Nederlands recht wordt een overeenkomst gesloten op het moment dat iemand iets in zijn winkelmandje plaatst: het aanbod van de winkel wordt zo aanvaard. Dit komt overeen met het pakken van een item uit de schappen.
Artikel 6:219 lid 2 BW: herroeping is alleen mogelijk zolang het aanbod niet is aanvaard en geen mededeling van aanvaarding is verzonden. In geval van een vrijblijvend aanbod kan herroeping nog onverwijld na aanvaarding plaatsvinden. Conclusie: de stelling is niet waar.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding: artikel 6:217 BW. Het aanbod van Stephanie op 14 november is een herroepelijk aanbod artikel 6:219 lid 1 BW. Herroeping is mogelijk tot moment van aanvaarding of de verzending daarvan: artikel 6:219 lid 2 BW. Herroeping vindt plaats op 21 november. Echter Peggy heeft al op 20 november aan Stephanie een mail gestuurd dat ze het aanbod accepteert. De ontvangsttheorie van artikel 3:37 lid 3 BW is van toepassing en de omstandigheid dat Stephanie pas 2 dagen later haar mail bekijkt, voor haar rekening moet blijven. Dat betekent dat herroeping niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat er dus op 20 november om 15:32u een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
Heleen kan een beroep doen op het ontbreken van haar wil; een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil: artikel 3:33 BW. Voor het ontbreken van de wil als gevolg van een geestelijke stoornis kan Heleen zich beroepen op artikel 3:34 lid 1 BW. Als Heleen de stoornis ten tijde van het bestellen van de tas kan aantonen, alsmede het causale verband tussen stoornis en rechtshandeling, is de rechtshandeling vernietigbaar. Een verklaring wordt vermoed onder invloed te zijn gedaan indien de rechtshandeling voor Heleen nadelig was. Is hiervan geen sprake, dan moet Heleen aantonen dat de rechtshandeling onder invloed van haar stoornis heeft plaatsgevonden. Indien dit beroep slaagt, is de rechtshandeling vernietigbaar en wordt de overeenkomst geacht nooit tot stand te zijn gekomen. Vernietiging heeft terugwerkende kracht: artikel 3:53 BW. Bijenkorf zou zich kunnen verweren door te stellen dat het in gerechtvaardigd vertrouwen op de wens van Heleen om de tas te bestellen is ingegaan: artikel 3:35 jo. artikel 3:11 BW. Van gerechtvaardigd vertrouwen zal sprake zijn indien van Bijenkorf niet kan worden gevergd dat nader onderzoek naar de wil van Heleen had moeten plaatsvinden. Als dit beroep van Bijenkorf slaagt, blijft de rechtshandeling en daarmee de overeenkomst in stand.
Welke stelling is niet waar?
Scholier Marco, 12 jaar, heeft van zijn opa een smartphone van het merk Samsung gekregen, inclusief geheugenkaarten en dure oordopjes met een superieure geluidskwaliteit. Vlak daarvoor had hij al een Iphone van zijn ouders gekregen. Hij besluit de Samsung met toebehoren te verkopen. Hij hangt een briefje op in de kantine van zijn middelbare school. Silke, 18 jaar, leest het briefje en heeft direct interesse. Tijdens een tussenuur komen Marco en Silke mondeling overeen dat Silke alles kan overnemen voor € 500,-. Een dag later levert Marco alles in de originele doos aan Silke, waarop zij het afgesproken bedrag betaalt. De ouders van Marco horen later van de koop en zijn woedend, omdat hij het geschenk van opa niet had mogen verkopen.
Is tussen Marco en Silke een geldige koopovereenkomst tot stand gekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen de ouders van Marco in dat geval de koopovereenkomst ongedaan maken?
Bespreek of onderstaande stelling waar of niet waar is.
“Volgens de Hoge Raad komt in het algemeen het verstrekken van een onjuiste mededeling voor rekening van de dwalende partij, omdat deze gehouden is onderzoek te verrichten naar de mededelingen van zijn wederpartij”.
Thom is een fervent karpervisser. Bas verkoopt gemotoriseerde bootjes vlakbij de visroute waar Thom altijd vist. In april 2019 koopt Thom daar een klein bootje om mee te gaan vissen. Thom vraagt nog of hij met het bootje ook op het water in de regio mag en Bas geeft aan dat alle kleine bootjes hier zijn toegestaan. Thomas maakt in juni 2019 voor het eerst gebruik van het bootje, wanneer blijkt dat gemotoriseerde bootjes sinds maart 2019 niet meer toegestaan zijn ingevolge een gemeentelijke verordening. Thom wil af van de overeenkomst met Bas. Welke rechtsgrond is hiertoe het meest succesvol? Maakt het voor het antwoord verschil als de verordening vlak na aanschaf van het bootje werd ingevoerd en de inhoud hiervan op het moment van het aangaan van de overeenkomst nog onbekend was?
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Een onder curatele gestelde is beschikkingsonbevoegd met betrekking tot zijn zaken.’
Anne is onder curatele gesteld en heeft een luxe vakantie geboekt. Een paar dagen later krijgt ze spijt, omdat ze zich de vakantie helemaal niet kan veroorloven. Ze neemt contact op met het reisbureau om de boeking te annuleren, maar deze geeft aan dat de vakantie al geboekt is en dat annuleren niet kan.
C. Een geslaagd beroep op dwaling kan in de overeenkomst niet worden uitgesloten.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (art. 6:217 BW) – dat zijn beide rechtshandelingen. Een rechtshandeling vereist een op rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW). In dit geval willen Marco en Silke beiden dat de koopovereenkomst, bestaande uit levering van de smartphone met oordopjes en geheugenkaarten tegen betaling door Silke van een bedrag van EUR 500, tot stand komt. De vraag in dit geval is echter of Marco bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling. Art. 3:32 lid 1 BW bepaalt dat een natuurlijk persoon bekwaam is tot het verrichten van een rechtshandeling, voor zover de wet niet anders bepaalt. Art. 1:233 lid 1 BW jo. Art. 1:234 lid 1 BW bepaalt dat minderjarigen, kinderen onder de achttien jaar, alleen bekwaam zijn om rechtshandelingen te verrichten mits zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s) handelen. Dat Marco hier toestemming heeft van zijn ouders is niet waarschijnlijk. Toestemming wordt ook niet verondersteld te zijn verleend, aangezien het voor een twaalfjarige niet gaat om een rechtshandeling die in het verkeer voor die leeftijd gebruikelijk is (art. 1:234 lid 3 BW). Conclusie: de ouders kunnen de koopovereenkomst vernietigen (art. 3:32 lid 2 BW). Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 BW) en dus is er nooit sprake geweest van een koopovereenkomst tussen Marco en Silke.
Het eerste deel van de stelling is juist. Wanneer een onjuiste mededeling wordt gedaan, ontstaat er een onjuiste voorstelling van zaken. Dit kan vervolgens leiden tot dwaling van de andere partij. De dwalende partij is diegene die de onjuiste voorstelling van zaken geeft en dus de dwaling als het ware veroorzaakt. Z’n foutieve mededeling komt dus in het algemeen voor rekening van de dwalende partij. Het tweede deel van de stelling onjuist. De dwalende partij heeft namelijk een mededelingsplicht en niet een onderzoekplicht. Dit is ook duidelijk naar voren gekomen in het arrest Booy/Wisman. De dwalende partij doet immers de onjuiste mededeling die hem kan worden toegerekend. De onderzoekplicht berust op de wederpartij van de dwalende. Door vooraf onderzoek te doen kan zij ervoor zorgen dat dwaling wordt voorkomen.
Thom wilt van de koopovereenkomst af. Hij heeft het meeste kans op slagen als hij zich beroept op dwaling. De vereisten voor dwaling zijn, zoals omschreven in art.6:228:
Thom koopt het bootje om daarmee tijdens het visseizoen te gaan vissen. In deze casus is Thom de dwalende. Met deze voorstelling koopt hij het bootje, maar achteraf blijkt dat hij met zijn net gekochte bootje hier niet mag varen. Er is dus sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Met de kennis van de gemeentelijke verordening had hij het bootje niet gekocht. Er is dus een sprake van een causaal verband. In dit geval geeft Bas een foute inlichting verstrekt, art. 6:228 lid 1 sub a. Uit de casus blijkt dat Thom heeft nagevraagd of hij met het bootje mocht varen op het water in de regio, waarna Bas verkeerde informatie verschaft. Aangezien Bas bootjes verhuurt en de gemeentelijke verordening al in februari maart 2019 is uitgevaardigd, kunnen we er hier ervanuit gaan dat Bas wel op de hoogte was van de situatie, dit sluit aan bij de kenbaarheid. (Als dit niet zo is, betreft het wederzijdse dwaling volgens sub c.) Vervolgens betreft het niet enkel een toekomstige omstandigheid, omdat Thom heeft aangegeven waarom hij het bootje kocht en al voor die tijd had kunnen blijken dat dit sinds maart al niet meer mogelijk was.
Nu gaat het hier om de vraag of dit voor rekening moet komen voor de dwalende of voor dat van verkoper Bas. De vraag draait erom op welke rechtsgrond Thom de meeste kans op succes biedt, daarom sluit deze casus aan bij het arrest Booy/Wisman. Ook in dit arrest werd verkeerde informatie gegeven, waar de Hoge Raad de rechtsregel formuleerde dat de mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, wanneer iemand verkeerde informatie geeft. Hierdoor is er ook in dit geval geen sprake van dat de schuld voor rekening van de dwalende moet komen. Dit brengt dat Thom op dwaling een geslaagd beroep zou kunnen doen, waardoor hij de overeenkomst kan vernietigen.
Als de verordening ten tijde van de het sluiten van de overeenkomst nog niet bestond en ook niet ter sprake is gekomen, dan sluit dit een beroep op dwaling uit. Het gaat dan om een toekomstige omstandigheden, zie art. 6:288 lid 2.
Onjuist. Een onder curatele gestelde is handelingsonbekwaam, art. 1:381 lid 2 BW. Hij is bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator, art. 1:381 lid 3 BW. Hij is wel beschikkingsbevoegd ten aanzien van de aan hem toebehorende zaken.
Als Anne onder curatele is gesteld, is zij handelingsonbekwaam: artikel 3:32 jo. artikel 1:381 BW. De rechtshandeling is dan vernietigbaar zonder dat de wederpartij daartegen verweer kan voeren.
De vraag of een overeenkomst een leemte bevat, moet worden beantwoord aan de hand van
Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
Welke optie is juist?
‘Onvoorziene omstandigheden’ als bedoeld in art. 6:258 BW zijn omstandigheden die:
B. Uitleg op grond van het Haviltex-arrest.
D. Beide stellingen zijn onjuist.
B. Niet in de overeenkomst zijn vastgelegd
Celine steelt een armband van Jolijn en leent deze vervolgens uit aan Carla, die niet dat Celine de armband heeft gestolen. Hoelang kan Jolijn haar ketting nog terugeisen van Carla?
Pieter (10 jaar) wint een prijs van € 950,- Welke stelling met betrekking tot uitbetaling van de prijs is waar?
Claire verkoopt en levert door feitelijke overgave een roerende zaak aan Donald. Er zijn 2 gevallen mogelijk: 1) Claire vernietigt de overeenkomst met Donald en 2) Claire ontbindt de overeenkomst met Donald. Wat is het verschil met betrekking tot de eigendom van de zaak tussen beide situaties?
D. Twintig jaar.
D. Betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger van Pieter is in elk geval bevrijdend.
Vernietiging heeft terugwerkende kracht, artikel 3:53 BW. Aan de overdracht ontbreekt de geldige titel waardoor Claire in situatie 1 eigenaar is gebleven van de roerende zaak. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, artikel 6:269 BW. In situatie 2 is Donald na ontbinding nog eigenaar. Op hem rust een ongedaanmakingsverbintenis tot levering van roerende zaak aan Claire, artikel 6:271 BW.
Wat volgt niet uit het Endlich/Bouwmachines-arrest?
Om een vordering tot nakoming van een verbintenis in te kunnen stellen
Helene koopt van Nikki een nieuwe jurk, uiterlijk te leveren op 1 augustus. Op 2 augustus is de jurk nog niet geleverd. In de nacht van 2 op 3 augustus wordt de jurk gestolen.
Welke stelling is juist?
Hugo de Wit vertrekt voor 10 maanden naar het buitenland. Hij spreekt met zijn nichtje Sharon af dat zij tijdens zijn afwezigheid zijn bestelbusje mag gebruiken tegen een kleine vergoeding. Tijdens een feestje vertelt zij over de afspraak en laat het busje aan haar genodigden zien, waarbij ze vergeet de sleutels uit het contactslot te halen. Het minderjarige zoontje van een vriend is weg alles wat rijdt, hij is zelfs jeugdkampioen karten. Als niemand oplet, stapt hij in het busje en rijdt wat rondjes. Op een gegeven moment gaat hij iets te hard en komt tegen een boom tot stilstand. Hijzelf mankeert niets, maar de auto heeft enorme schade. Op welke grond kan Hugo zijn nichtje Sharon aansprakelijk stellen voor de schade aan zijn busje? Bespreek alle vereisten.
De firma SpetterPret BV houdt zich bezig met georganiseerde wateractiviteiten. Zij wil graag op een perceel dat aan haar toebehoort een opslagloods laten bouwen, waarin onder meer duikspullen en surfplanken kunnen worden opgeslagen. Zij geeft in maart 2019 opdracht aan aannemer Hamertjeklop om deze loods te bouwen. In de uiteindelijke overeenkomst wordt geen melding gemaakt van een precieze datum waarop de loods klaar moet zijn. Hamertjeklop start in mei 2019 met de bouw. De loods is eind augustus 2019 gereed. Hamertjeklop stuurt een factuur naar Spetterpret. Bij een nacontrole blijkt dat wanden van de loods grote kieren vertonen en dat er te weinig lichtplaten in het dak zijn aangebracht. Spetterpret verhelpt deze gebreken zelf met behulp van een bevriende timmerman. Vervolgens laat Spetterpret aan Hamertjeklop weten niet tevreden te zijn met de vervulling van de opdracht door Hamertjeklop, omdat de schuur niet voldeed aan de eisen.
Spetterpret stelt dat zij de gehele rekening enkel zou moeten betalen indien de overeenkomst correct zou zijn uitgevoerd. Daarom stelt zij schade te hebben geleden op basis van de hierboven genoemde reden. Spetterpret betaalt 75% van het bedrag en houdt de rest in (het gaat om een resterend bedrag van EUR 2500). Hamertjeklop stelt dat zij helemaal niet wist dat Spetterpret niet tevreden was en dringt dus aan op betaling van het restant. NB: Laat de bepalingen uit Boek 7 BW buiten beschouwing.
Heeft de schadevergoedingsvordering van Spetterpret kans van slagen?
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Voor een vordering tot nakoming is een ingebrekestelling vereist.’
Noem vier rechten die de schuldeiser mogelijk heeft in geval van niet-nakoming door zijn schuldenaar.
Is onderstaande stelling waar of niet waar?
‘Als iemand toerekenbaar tekortkomt in de nakoming van een verbintenis, is voor een recht op schadevergoeding altijd verzuim vereist, maar niet altijd een ingebrekestelling.’
Stephanie wil af van haar magnetron. Ze weet dat haar vriendin Peggy interesse heeft en stuurt haar op 14 november een briefje waarin ze de magnetron te koop aanbiedt voor € 25. Op 16 november komt het briefje aan bij Peggy. Ondertussen meldt de broer van Stephanie dat hij de magnetron graag wilt hebben. Stephanie sms’t op 21 november aan Peggy dat ze de magnetron ’s avonds aan haar broer cadeau wilt geven. Stephanie spreekt met haar broer af dat hij de magnetron krijgt en dat ze deze in het weekend komt afleveren bij hem. Op 20 november om 15:30 had Peggy al een e-mail gestuurd, welke Stephanie heeft bereikt om 15:32. Daarin geeft Peggy aan het aanbod te aanvaarden en dat ze de magnetron op 23 november zal komen ophalen. De e-mail wordt door Stephanie pas op 22 november gelezen.
Stel dat tussen Stephanie en Peggy een overeenkomst tot stand is gekomen, maar Stephanie weigert om de magnetron aan Peggy te geven. Welke juridische actie kan Peggy ondernemen?
Axel is de eigenaar van een aanhangwagentje. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.
Is Leendert aansprakelijk voor de schade jegens Alex?
A. Soms is verzuim op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid niet vereist.
A. Is geen ingebrekestelling vereist
D. Omdat sprake is van een resultaatsverbintenis, speelt overmacht geen rol.
Hugo kan zijn nichtje Sharon aansprakelijk stellen voor de schade aan zijn busje op grond van art. 6:74 BW. Om tot een succesvol beroep op schadevergoeding te komen zal aan een aantal vereisten moeten worden voldaan. Ten eerste moet er sprake zijn van een tekortkoming. In dit geval is het wel duidelijk aangezien Sharon de afspraak met Hugo over het teruggeven van het busje niet kan nakomen. Bovendien is er sprake van schade, want het busje van Hugo heeft flinke schade opgelopen door de botsing. Bovendien kan Sharon het busje niet op tijd teruggeven door de schade hieraan dus ook is er sprake van een causaal verband. Ten vierde is de schade toe te rekenen aan Sharon. Zij is immers onvoorzichtig geweest door de sleutels in het contact te laten zitten. Een vergelijking met het arrest Spuit/Tichelaar is mogelijk waar sprake was van diefstal van de auto door een derde toen de sleutels te goeder trouw waren overhandigd aan deze derde door diegene die de auto had gehuurd. In dat arrest was sprake van overmacht omdat het de huurder niet viel toe te rekenen dat de auto gestolen zou worden. In dit geval zorgt de onvoorzichtigheid van Sharon ervoor dat zij geen beroep kan doen op overmacht. Er is in dit geval geen verzuim nodig, want nakoming is blijvend onmogelijk.
Spetterpret is van mening dat de loods niet voldeed aan de eisen die zij bij Hamertjeklop hadden vermeld. Spetterpret wilt de overige 25% van de rekening hierdoor niet betalen. Spetterpret wilt dus een schadevergoeding van 2500 euro.
Hier moet gekeken worden naar het art. 6:74 betreffende wanprestatie. De vereisten voor wanprestatie zijn:
In dit geval is er sprake van een tekortkoming, omdat de loods niet voldoet aan de eisen die Spetterpret eraan had gesteld. De tekortkoming houdt het niet correct nakomen van de overeenkomst in. Hierdoor hebben zij een andere timmerman in moeten schakelen om de loods toch aan de eisen te laten voldoen. Dit is de schade die Spetterpret heeft geleden met eventuele vertragingsschade. Door de tekortkoming is de schade ontstaan, als Hamertjeklop in 1x de nakoming geheel had voldaan en de eisen hierin meegenomen, dan had Spetterpret geen schade geleden. Om te kijken of de schade toerekenbaar is aan Hamertjeklop moet gekeken worden naar art. 6:75 om vast te stellen of hier sprake was van overmacht. Is de schade de wijten aan zijn schuld/wet/rechtshandeling/verkeer geldende opvattingen? In dit geval is er sprake van schuld (bewuste roekeloosheid of schuld), dus de schade is toerekenbaar aan Hamertjeklop.
Aangezien aan de vereisten van art. 6:74 lid 1 is voldaan, moet gekeken worden lid 2 die het vereiste van verzuim hieraan toevoegt in de gevallen dat nakoming niet blijvend onmogelijk is. Aangezien de ingehuurde timmerman de gebreken heeft doen verhelpen, is nakoming op dit punt onmogelijk voor Hamertjeklop. Hierdoor hoeft er niet aan het vereiste van verzuim voldaan te zijn. Dit brengt met zich mee dat Spetterpret Hamertjeklop verantwoordelijk kan stellen voor de schade die zij hebben geleden op grond van art. 6:74.
Dit komt overeen met het arrest Multi Vastgoed/Nethou. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat in beginsel de crediteur de keuze heeft tussen nakoming voor zover mogelijk, en schadevergoeding in enigerlei vorm. De crediteur is evenwel. Niet geheel vrij in deze keuze, maar daarbij gehouden aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, waarbij mede de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij een rol spelen. In deze casus betreft het een aanzienlijke tekortkoming, namelijk kieren tussen de wanden en te weinig lichtplaten aangebracht. Hierdoor is de schade van 2500, het bedrag dat Spetterpret niet wilt betalen, evenredig volgens de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Onjuist. De vordering tot nakoming berust rechtstreeks op de verbintenis zelf, art. 3:296 BW.
Recht op nakoming (artikel 3:296 BW); opschorting (artikel 6:262 BW); ontbinding (artikel 6:265 BW); en schadevergoeding (artikel 6:74 BW).
Op grond van artikel 6:74 lid 2 BW is verzuim alleen vereist als nakoming niet blijvend onmogelijk is. Als verzuim wel vereist is, is in beginsel een ingebrekestelling vereist, echter niet altijd, zie artikel 6:83 BW. De stelling is dus gedeeltelijk waar.
Peggy kan nakoming van de koopovereenkomst vorderen, artikel 3:296 BW.
Grondslag van de aansprakelijkheid is artikel 6:74 lid 1 BW. Is er sprake van een tekortkoming door Leendert? Het gaat hier om een huurovereenkomst tussen Alex en Leendert. Leendert huurt de aanhanger tegen vergoeding voor 1 dag. Hij heeft de verplichting de aanhanger onbeschadigd terug te brengen. Omdat deze wordt gestolen, kan Leendert niet meer aan die verplichting voldoen. Leendert stelt dat hij er niets aan kon doen en beroept zich daarmee op overmacht: artikel 6:75 BW. Leendert laat op een vreemde locatie de sleutels op tafel liggen, terwijl hij een broodje eet. Dat is nalatig/verwijtbaar handelen. Dus er is sprake van een tekortkoming die kan worden toegerekend krachtens schuld. Artikel 74 lid 2 BW vereist geen verzuim – dus ook een ingebrekestelling is niet vereist - want nakoming is niet meer mogelijk. Aan de overige eisen wordt ook voldaan (schade en causaal verband), dus Leendert is aansprakelijk.
Johan heeft voor zijn kinderboerderij een aantal varkentjes besteld bij Knorretjes.com. Vanwege een varkenspest-uitbraak wordt door de overheid een tijdelijk vervoersverbod met directe werking ingesteld, waardoor de varkentjes tijdelijk niet geleverd kunnen worden.
Welke optie is juist? Johan kan de overeenkomst
Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
l. Voor een geslaagd beroep op opschorting is verzuim vereist.
ll. Voor een geslaagd beroep op opschorting is een toerekenbare tekortkoming vereist.
Welke optie is juist?
Marjolein koopt een tablet van Eric, die een week later in brand vliegt tijdens het opladen. Hierdoor is schade ontstaan aan haar nieuwe kast.
Welke stelling is waar? Marjolein kan direct
Scholier Marco, 12 jaar, heeft van zijn opa een smartphone van het merk Samsung gekregen, inclusief geheugenkaarten en dure oordopjes met een superieure geluidskwaliteit. Vlak daarvoor had hij al een Iphone van zijn ouders gekregen. Hij besluit de Samsung met toebehoren te verkopen. Hij hangt een briefje op in de kantine van zijn middelbare school. Silke, 18 jaar, leest het briefje en heeft direct interesse. Tijdens een tussenuur komen Marco en Silke mondeling overeen dat Silke alles kan overnemen voor € 500,-. Een dag later levert Marco alles in de originele doos aan Silke, waarop zij het afgesproken bedrag betaalt.
Stel, tussen Marco en Silke is een geldige overeenkomst tot stand gekomen. Als Silke thuiskomt en in de doos kijkt, ziet ze dat de geheugenkaarten en oordopjes hier niet in zitten. Silke wil de overeenkomst Marco ongedaan maken. Is ongedaanmaking mogelijk? Zo ja, kan dit meteen of is daarvoor nog een actie nodig? (Ga ervan uit dat Silke’s wil niet gebrekkig tot stand is gekomen).
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
‘Voor een geslaagd beroep op art. 6:265 BW is een ingebrekestelling vereist.’
Axel is de eigenaar van een aanhangwagentje. Vrienden lenen de aanhanger geregeld voor allerlei klussen. Ook anderen weten Axel te vinden voor het gebruik van de aanhanger. Als Alex deze persoon niet kent, vraagt hij om een vergoeding. Zo heeft Leendert de aanhanger voor een dag gehuurd. Als Leendert onderweg een broodje eet bij een eetcafé worden zijn autosleutels van de tafel gepakt. Voordat hij het doorheeft, is de dief er allang met auto en aanhanger vandoor. Als Leendert dit aan Alex vertelt, stelt Alex zich op het standpunt dat Leendert zijn schade moet vergoeden omdat de aanhanger niet tegen diefstal is verzekerd. Leendert weigert omdat hij er niets aan kon doen. De aanhanger wordt na een half jaar gevonden. Hij is dan in het bezit van Yvonne. Yvonne heeft de aanhanger onlangs gekocht van particulier Casper via een advertentie in een dagblad. Yvonne verbaast zich als ze hoort dat het om een gestolen aanhanger gaat. Ze heeft de papieren gecontroleerd en daar leek niets mis mee. De aanhanger heeft ze inmiddels voorzien van nieuwe banden. Yvonne weigert de aanhanger terug te geven als Alex daarom vraagt.
Stel, Yvonne moet de aanhanger afgeven. Kan Yvonne dan haar geld terugkrijgen van Casper?
A. Direct ontbinden, omdat verzuim van rechtswege intreedt.
B. Beide stellingen zijn onjuist.
D. Aanvullende schadevergoeding vorderen. Ontbinding kan pas gevorderd worden als Eric in verzuim is
Ingevolge art. 6:265 BW geeft iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de wederpartij (hier Silke) het recht om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het niet-leveren van de oordopjes en geheugenkaarten is een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis, en is gezien de waarde van de oordopjes, niet van dusdanig geringe betekenis dat die de ontbinding niet rechtvaardigt. Nakoming is niet blijvend of tijdelijk onmogelijk (art. 6:265 lid 2 BW), Marco kan immers nog de oordopjes en geheugenkaarten leveren. Silke kan daarom pas ontbinden wanneer Marco in verzuim is. Silke dient Marco nog de gelegenheid te bieden om na te komen, door een ingebrekestelling te sturen (art. 6:82 BW). Geen van de uitzonderingen van art. 6:83 BW is namelijk van toepassing op deze casus. Als Silke Marco een redelijke termijn biedt voor nakoming en hij alsnog niet nakomt, dan kan zij de overeenkomst ontbinden. Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht. Als gevolg van ontbinding ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen (art. 6:271 BW). Op Marco rust dan een verbintenis om het geld aan Silke terug te betalen en op Silke rust de verbintenis om de smartphone terug te leveren.
Dat is alleen het geval als nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is (en verzuim dus vereist is) en als niet één van de uitzonderingen van art. 6:83 BW zich voordoet.
Yvonne kan haar geld terug krijgen als zij een geslaagd beroep kan doen op artikel 6:265 lid 1 BW. Er is sprake van een tekortkoming die ernstig genoeg is om de ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen, want er heeft geen overdracht van de aanhanger van Casper plaatsgevonden. Artikel 6:265 lid 2 BW vereist geen verzuim, want nakoming is blijvend onmogelijk. Volgens artikel 6:269 heeft ontbinding geen terugwerkende kracht. Op grond van artikel 6:271 BW wordt Yvonne bevrijd van haar verplichting tot betaling. Als zij al heeft betaald, kan zij dit bedrag van Casper terugvorderen op grond van de verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestatie.
Erik (13 jaar), Henco (14 jaar) en Richard (17 jaar) gedragen zich baldadig: ze brengen ’s avonds krassen aan op geparkeerde auto’s, vernielen brievenbussen en steken vuurpijlen af. Wanneer voorbijganger De Graaf hen hierop aanspreekt, gooit een van de drie een vuurpijl zijn kant op. De Graaf krijgt deze in zijn rechteroog en verliest het zicht hierin volledig. Hij weet niet wie de vuurpijl heeft gegooid en spreekt Erik, Henco en Richard aan tot vergoeding van de geleden schade.
Wie is/zijn aansprakelijk jegens De Graaf?
Stefan, werkzaam voor PakketjesNL, rijdt tijdens zijn dienstrit met opzet de kat van zijn overbuurman aan, omdat hij altijd in zijn tuin komt poepen.
Welke stelling is correct?
Jan laat de dakplaten van zijn schuur vervangen door een aannemer. Deze doet zijn werkzaamheden keurig, maar gebruikt hiervoor per ongeluk de verkeerde schroeven. Een tijdje later stormt het hevig: veel regen en krachtige windstoten. De dakplaten laten los en raken de toevallig langsfietsende Cynthia. Zij raakt hierdoor gewond.
Welke stelling is correct? Jan is
Welke bepaling bevat geen risicoaansprakelijkheid?
Evert trapt de deur van zijn buren in om hun dochter te redden uit de brand die in de woning woedt. Waarom is Evert onder deze omstandigheden niet aansprakelijk?
In de nazomer van 2019 geeft Mirjam in haar tuin een feestje ter ere van haar veertigste verjaardag. Gerard is samen met zijn vrouw Agnes aanwezig. Hij loopt nog wat lastig door een voetbalblessure. Wanneer het buiten wat afkoelt, besluiten ze binnen door te feesten. De woonkamer van Mirjam is vanuit de tuin te bereiken via een zijdeur. Vlakbij deze deur is een dag daarvoor een boom weggehaald, waardoor een (onafgedekt) gat is ontstaan. Omdat het al donker is, merkt Gerard het gat te laat op, valt in het gat en breekt beide benen.
Bespreek of Mirjam aansprakelijk is voor de door Gerard geleden schade.
Bespreek of de volgende stelling waar of niet waar is.
“Ondanks de verschillende bewoordingen van art. 6:170 lid 1 en art. 6:171 wordt de aansprakelijkheid in beide artikelen hetzelfde beoordeeld. Er bestaat maar één verschil, namelijk dat art. 6:170 ziet op aansprakelijkheid voor een ondergeschikte en art. 6:171 op aansprakelijkheid voor een niet-ondergeschikte.”
Noem uit de lijst van verplicht voorgeschreven arresten een arrest waarin de Hoge Raad anticipeert op toekomstig recht, en bespreek op welke wijze de Hoge Raad dit doet.
In Amsterdam ontstaat ruzie tussen twee groepen voetbalfans. Er zijn ongeveer 20 agenten aanwezig. Een groep richt zich vervolgens tot de politie. De agenten worden bekogeld met stenen en vuurwerkbommen. Agent Lars raakt gewond. De politie pakt verschillende personen op, waaronder Klaas (17 jaar) en zijn neefje Steven (13 jaar). Agent Lars stelt de jongens aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden. Klaas en Steven geven aan dat zij niets hebben gegooid, maar alleen hebben staan schelden. Kunnen de jongens aansprakelijk worden gesteld voor de schade?
Richard is timmerman in dienst van Jansma Timmerwerken. Jansma wordt door aannemer Van Ginkel ingeschakeld bij de bouw van het huis van Margriet. Tijdens het plaatsen van de voordeur schiet de hamer uit de handen van Richard en komt tegen het hoofd van Margriet die net was komen kijken, zij lijdt schade. Kan Margriet Richard, Jansma Timmerwerken en/of aannemer Van Ginkel aanspreken voor de schade? Zo ja, op welke grondslag? Zo nee, waarom niet?
Stel dat Margriet Richard aansprakelijk stelt. Richard betaalt Margriet. Kan Richard zich dan nog wenden tot Jansma? Geef in uw antwoord aan hoe de begrippen ‘aansprakelijkheid’ en ‘interne draagplicht’ zich tot elkaar verhouden.
Tijdens de gymles op school laat gymleraar Danny zijn leerlingen oefeningen doen op de trampoline. Een van de leerlingen is de dertienjarige Thomas, die door een visuele beperking slecht diepte kan zien. Thomas heeft nog nooit gesprongen op een trampoline en vindt het heel eng. Als laatste is hij aan de beurt om te springen. Gymleraar Danny moedigt hem aan, hij krijgt een Marsreep en een voldoende als hij de oefeningen doet. De andere leerlingen beginnen te klappen en Thomas wil zich nu niet laten kennen. Hij begint fanatiek te springen, maar heeft niet door hoe hoog hij gaat. Op een gegeven moment belandt hij naast de trampoline en breekt zijn been. Leraar Danny wist van Thomas’ beperking. De ouders stellen Danny en zijn werkgever – de middelbare school – aansprakelijk voor de door Thomas geleden schade (medische kosten en gederfde levensvreugde).
B. Alleen Henco en Richard.
A. Zowel Stefan als PakketjesNL zijn aansprakelijk voor de gehele schade.
C. Aansprakelijk op grond van art. 6:174.
D. Art. 6:169 lid 2 BW
B. Omdat sprake is van overmacht.
De aansprakelijkheidsvraag moet worden beoordeeld aan de hand van art. 6:162 BW. Volgens dat artikel is vereist: (i) een onrechtmatige gedraging (ii) toerekenbaarheid (iii) schade, (iv) causaal verband en (v) relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW). Er is in dit geval sprake van een onrechtmatige gedraging, want in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid is er een groot gat in de tuin achtergelaten. Aangezien er sprake is van gevaarzetting, dient aan de Kelderluik-criteria te worden getoetst. De kans dat mensen (i) niet de vereiste oplettendheid in acht nemen bij het betreden van een woning in de avond tijdens een feestje is redelijk groot; (ii) de kans dat daaruit ongevallen ontstaan kan groot zijn, zeker als het ouderen betreft die struikelen; (iii) de kans dat bij een val ernstig letsel ontstaat is ook groot; (iv) de te nemen maatregelen waren niet bezwaarlijk: een lamp kunnen plaatsen, het gat kunnen afdekken, de mensen kunnen waarschuwen, etc. Conclusie: op grond van de kelderluikfactoren kan geconcludeerd worden dat sprake is van handelen in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Aan de relativiteitsnorm wordt voldaan aangezien de zorgvuldigheidsnorm strekt tot bescherming van een ieder die zich in de tuin bevindt, tegen letselschade die zij lijden doordat ze in het niet afgedekte gat vallen. Er is sprake van schade, namelijk letselschade. Er is sprake van een causaal verband, aangezien de schade niet zou zijn ontstaan indien Mirjam het gat adequaat had afgedekt (conditio sine qua non). De onrechtmatige gedraging is toerekenbaar aan Mirjam op grond van schuld (6:162 lid 3 BW) aangezien zij verwijtbaar heeft gehandeld door het gat niet af te (laten) dekken voordat zij een feestje in haar tuin gaf.
Onjuist. Voor aansprakelijkheid op grond van art. 6:170 BW en 6:171 BW is een vorm van functioneel verband vereist. Bij art. 6:171 BW wordt het vereiste ‘ter uitoefening van de werkzaamheden’ restrictief uitgelegd (HR Delfland/De Stoeterij). Bij art. 6:170 BW wordt dit vereiste evenwel ruim uitgelegd (HR Groot Kievitsdal). Er wordt bij art. 6:171 BW nog een nader vereiste gesteld: er moet sprake zijn van een zekere eenheid van onderneming.
Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Bijvoorbeeld: in het arrest Lindenbaum/Cohen roept de Hoge Raad een derde categorie voor onrechtmatigheid in het leven, nl. ook het ‘ indruischen van het handelen of nalaten, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijk verkeer betaamt ten aanzie van eens anders persoon of goed’. De Hoge Raad ging, anticiperend op een wetsvoorstel, uitleggen naar de nieuwe formulering van het wetsvoorstel toe zodat de uitspraak vast in overeenstemming zou zijn met de komende wet (wetsvoorstel 1911 (Regout) en 1913 (Heemskerk)).
Steven is niet aansprakelijk, hij is 13 jaar. Aan de eis van toerekenbaarheid is niet voldaan (art. 6:162 lid 3 jo 6:164 BW). Of Klaas aansprakelijk is moet worden beoordeeld op grond van art. 6:162 BW jo 6:166 BW. Gooien met stenen en vuurwerkbommen is in strijd met de zorgvuldigheidsnorm dat je niet met vuurwerk naar anderen mag gooien (juist ook ter bescherming van deze mensen, ook aan relativiteit voldaan) dit is toerekenbaar aan Klaas, want te wijten aan zijn schuld, er is causaal verband tussen het gooien en de schade, en de agent heeft letselschade opgelopen waarmee kosten zijn gemoeid. Het beroep ‘ik gooide niet’ gaat niet op, want Klaas was lid van de groep van waaruit werd gegooid en hij heeft zich niet van de groep gedistantieerd (art. 6:166 BW). Alleen Klaas kan aansprakelijk worden gesteld. (NB. Ouders van Steven kunnen waarschijnlijk wel op grond van art. 6:169 lid 1 BW aansprakelijk gesteld worden, maar daar wordt niet naar gevraagd!).
Richard ex art. 6:162 BW (is het handelen van Richard onrechtmatig c.q. in strijd met de zorgvuldigheidsnorm?). Jansma Timmerwerken ex art. 6:170 BW (voldoende functioneel verband tussen de fout en de dienstbetrekking?). Van Ginkel ex 6:171 BW (vallen de timmerwerkzaamheden ook onder de bedrijfsvoering van Van Ginkel?)
Richard kan zich wenden tot Jansma, art. 6:170 lid 3 BW. De enige relevante maatstaf om te beoordelen of Richard jegens Margriet aansprakelijk is, is art. 6:162 BW. Hij moet dus betalen aan Margriet. Daarna is de vraag of Richard zijn werkgever hem schadeloos te stellen, zodat hij dat niet in zijn vermogen voelt. Dit is een vraag van interne draagplicht. Dat kan, zolang Richard niet opzettelijk of bewust roekeloos handelt.
Jasper ziet dat het keukenraam van zijn buurvrouw Martine ingeslagen is. Omdat Martine op cruise is en er slecht weer voorspeld is, besluit hij het keukenraam te laten vervangen. Omdat hij niet wilt dat het opnieuw wordt ingeslagen, laat hij anti-inbraakglas plaatsen.
Welke optie is juist? Martine hoeft de extra kosten voor het anti-inbraakglas niet te vergoeden wegens het ontbreken van
Robbie heeft een nieuw vogelhuisje gekocht voor in haar achtertuin. Als zij de auto uitlaadt, roept iemand haar naar binnen en zet ze het vogelhuisje zolang even bij de voordeur. Wanneer ze het huisje naar de tuin wil brengen, ziet ze dat hij niet meer bij de voordeur staat. Een week later ziet Robbie het vogelhuisje bij Alan, die verderop in de wijk woont, staan. Het huisje is aan een boom bevestigd en van voer voorzien.
Robbie kan met succes een vordering instellen op grond van:
De familie Janssen wint naar aanleiding van een prijsvraag een prachtige cruisereis. Omdat zij de volgende dag al moeten vertrekken, worden de koffers haastig gepakt en vergeten zij in hun blijdschap een tijdelijke verzorger te regelen voor kater Garfield. Buurman Hans ziet de kater geregeld langskomen en steeds dunner worden. Hij geeft het beestje vervolgens dagelijks eten en drinken. Wanneer het gaat sneeuwen, neemt hij Garfield in huis en koopt een kattenbak en mandje voor hem. Wanneer de familie Janssen thuiskomt, verzoekt Hans om een vergoeding voor alle kosten die hij heeft gemaakt (voer, kattenbak, mandje). Zal de vordering Hans succesvol zijn?
Arnold vordert € 4.800 van Emiel op grond van onverschuldigde betaling. Hij stelt dat hij het bedrag bij vergissing aan hem heeft overgemaakt. Emiel verweert zich door te stellen dat het gaat om de terugbetaling van een geldlening. Moet Arnold bewijzen dat hij bij vergissing heeft betaald of moet Emiel bewijzen dat hij een vordering op Arnold had uit hoofde van een geldlening?
C. het naar behoren behartigen van Martines belang
C. Onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking.
Het gaat in dit geval om zaakwaarneming (art. 6:198 BW). Zaakwaarneming is het (i) willens en wetens en (ii) op redelijke grond inlaten met (iii) de behartiging van de belangen van iemand anders, zonder dat (iv) de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt. Hans heeft bewust (i) en op een redelijke grond (ii), immers anders zou Garfield waarschijnlijk dood zijn gegaan, de belangen van de eigenaren van Garfield behartigd (iii). Het verzorgen van Garfield is ook in overeenstemming met de waarschijnlijke wil van de verzorgers van Garfield. Van een situatie dat de bevoegdheid aan een rechtshandeling of de wet ontleend wordt is geen sprake (iv). Op grond van art. 6:200 lid 1 BW is de familie Janssen gehouden om de schade te vergoeden die Hans heeft geleden voor zover het belang van de familie Janssen naar behoren is behartigd. Vallen de genoemde schadeposten onder het vereiste ‘voor zover het belang van de familie Janssen naar behoren is behartigd’? Dat is zo wat betreft het voeren van Garfield. Voor de kattenbak en het mandje is dit minder voor de hand liggend. Enerzijds zijn deze kosten niet strikt noodzakelijk voor het overleven van de kater – zo kan Hans ook een oude deken of doosje gebruiken, of de kater af en toe naar buiten laten – maar anderzijds kan betoogd worden dat op deze manier schade wordt voorkomen aan de eigendommen van Hans, in de vorm van beschadigingen aan haar meubilair. Deze kosten kunnen dus voor vergoeding in aanmerking komen.
Arnold moet bewijzen. Arnold legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij aan Emiel geld heeft overgemaakt zonder dat hiervoor een rechtsgrond aanwezig was. Hieraan verbindt hij het rechtgevolg van onverschuldigde betaling en dus de verbintenis van Emiel om aan hem terug te betalen wat hij ontvangen heeft. De rechtscheppende feiten door Arnold gesteld worden door Emiel betwist (er is geen sprake van een bevrijdend verweer). Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv volgt dan dat Arnold bij betwisting door Emiel, de voor toewijzing van de vordering uit onverschuldigde betaling benodigde feiten moet bewijzen. Emiel hoeft niet te bewijzen dat Arnold een verplichting tot terugbetaling uit geldlening had.
Welk vereiste voor de aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad staat centraal in het Taxibus-arrest? Het vereiste van
Barry is bezig met werkzaamheden aan een elektriciteitsmast en maakt een fout door een verkeerde kabeltekening. Hierdoor valt de stroom in de hele regio uit en zit ook Milou ineens zonder licht. Omdat het aardedonker is, kan zij de trap niet goed zien en valt naar beneden. Ze breekt haar been.
Kan Milou haar schade verhalen op Barry?
In de nazomer van 2019 geeft Mirjam in haar tuin een feestje ter ere van haar veertigste verjaardag. Gerard is samen met zijn vrouw Agnes aanwezig. Hij loopt nog wat lastig door een voetbalblessure. Wanneer het buiten wat afkoelt, besluiten ze binnen door te feesten. De woonkamer van Mirjam is vanuit de tuin te bereiken via een zijdeur. Vlakbij deze deur is een dag daarvoor een boom weggehaald, waardoor een (onafgedekt) gat is ontstaan. Omdat het al donker is, merkt Gerard het gat te laat op, valt in het gat en breekt beide benen. Gerard moet na het ongeval meerdere operaties ondergaan. Hij krijgt te maken met (blijvende) beperkingen. Nu hij niet meer in zijn moestuin kan werken en voetballen uitgesloten is, komt hij in een ongewoon langdurige depressie terecht. Gerard vordert van Mirjam vergoeding van alle schade die hij heeft geleden: de ziekenhuiskosten voor het herstel van zijn benen, de therapiekosten in verband met zijn depressie en de immateriële schade.
Stel dat Mirjam aansprakelijk is. Komen bovenstaande schadeposten dan in aanmerking voor vergoeding?
Bespreek de (on)juistheid van de volgende stelling:
“De rechter kan in het geval van eigen schuld van de benadeelde partij uitsluitend op grond van de billijkheid de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij verminderen.”
Tijdens de gymles op school laat gymleraar Danny zijn leerlingen oefeningen doen op de trampoline. Een van de leerlingen is de dertienjarige Thomas, die door een visuele beperking slecht diepte kan zien. Thomas heeft nog nooit gesprongen op een trampoline en vindt het heel eng. Als laatste is hij aan de beurt om te springen. Gymleraar Danny moedigt hem aan, hij krijgt een Marsreep als hij de oefeningen doet. De andere leerlingen beginnen te klappen en Thomas wil zich nu niet laten kennen. Hij begint fanatiek te springen, maar heeft niet door hoe hoog hij gaat. Op een gegeven moment belandt hij naast de trampoline en breekt zijn been. Leraar Danny wist van Thomas’ beperking. De ouders stellen Danny en zijn werkgever – de middelbare school – aansprakelijk voor de door Thomas geleden schade (medische kosten en gederfde levensvreugde). Welke schade komt in aanmerking voor vergoeding?
Wat is de verhouding tussen het causaal verband als bedoeld in artikel 6:162 BW ("dientengevolge") en het causaal verband van artikel 6:98 BW?
C. Relativiteit.
B. Nee, want de schade kan redelijkerwijs niet aan Barry worden toegerekend.
Of alle schadeposten voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden beantwoord aan de hand van art. 6:98 BW. Ingevolge dat artikel komt slechts die schade voor vergoeding in aanmerking die in zodanig verband staat met de gebeurtenis dat zij in redelijkheid aan de aansprakelijke partij kan worden toegerekend. Daarvoor dienen we te kijken naar de aard van de aansprakelijkheid (i), de aard van de schade (ii), de lengte van de causale keten (iii), voorzienbaarheid van de schade (iv) en mate van schuld (v) – cf. de deelregels van Brunner. De aard van de aansprakelijkheid is een schuldaansprakelijkheid, hetgeen voor een ruime toerekening van de schade pleit. Ook dat het hier gaat om letselschade pleit voor een ruime toerekening van de schade. De schade, zijnde de ongewoon langdurige depressie van Gerard en daardoor gemaakte therapiekosten, zijn niet echt voorzienbaar en zitten verder in de causale keten. Dit pleit tegen een ruime toerekening. De mate van schuld van Mirjam pleit voor een ruime toerekening – een gat achterlaten zonder waarschuwing en/of afzetting is zeer verwijtbaar. Verder is er sprake is van een verkeers- of veiligheidsnorm, en dat pleit ook vóór een ruime toerekening. De kans is groot dat zowel zijn behandelkosten van het ziekenhuis, als ook de behandelkosten voor de depressie (zie ook HR Renteneurose) en de immateriële schade (art. 6:106 BW) voor vergoeding in aanmerking komen.
Onjuist, de wettelijke maatstaf is hier art. 6:101 BW. Die werkt volgens een ‘tweetrapsraket’. Eerst kijken wat de causale bijdrage van aansprakelijke partij en benadeelde partij is. Daarna bezien of de billijkheid deze verdeling nog moet corrigeren.
Vermogensschade: artikel 6:95, artikel 6:96 en artikel 6:106 BW. De medische kosten vallen onder vermogensschade en de gederfde levensvreugde valt onder artikel 6:106 lid 1 sub b BW
Voor de vaststelling van aansprakelijkheid is in ieder geval conditio-sine-qua-non verband vereist; dit is het causaal verband als bedoeld in artikel 6:162 BW. Voor de omvang van de schadeplicht geldt het causaliteitscriterium van artikel 6:98 BW. Dit artikel geeft gezichtspunten om te bepalen of het redelijk is om de schade op de aansprakelijke persoon af te wentelen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1051 |
Add new contribution