Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 8220 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Overslag: HR 22 juni 2010, NJ 2010, 476
De feiten
Verdachte heeft een haventerrein gehuurd van de gemeente Amsterdam. Op dit terrein exploiteert zij haar inrichting, een op- en overslagbedrijf van bulkgoederen. Ten behoeve van die inrichting zijn aan haar twee milieuvergunningen verleend, één op grond van de Wm en één op grond van de Wvo. Verdachte verhuurt delen van het gehuurde terrein onder aan twee andere vennootschappen, te weten A, die een schroot- en overslagbedrijf exploiteert en B, die een kolenveredelingsbedrijf exploiteert. Op het terrein zijn verscheidene milieudelicten gepleegd die aan de verdachte onder A, B en C zijn tenlastegelegd. Zaak A betreft een overtreding van de Wvo (handelen zonder vergunning), zaak B betreft vier overtredingen van de aan de Wm-vergunning verbonden voorschriften en zaak C betreft een overtreding van de aan de Wvo-vergunning verbonden voorschriften. De overtreding onder A is gepleegd op het deel van het terrein dat door B is gehuurd, de overtredingen onder B zijn deels gepleegd op het deel van het terrein dat door A is gehuurd. Het Hof heeft de verdachte voor alle drie de feiten veroordeeld.
Rechtsvraag:
Door verdachte wordt van het gemeentelijk havenbedrijf Amsterdam een stuk bedrijventerrein gehuurd in het westelijk havengebied van die gemeente. Aan verdachte zijn ten behoeve van het gebruik daarvan verschillende vergunningen verleend. Verdachte verhuurt op haar beurt een gedeelte van het bedrijventerrein onder aan twee andere bedrijven, te weten [A] BV en [B] BV. Is verdachte verantwoordelijk te houden?
Hoge Raad
A – Het hof heeft niet doen blijken of aan HR 21 oktober 2003, NJ 2006, 328 (Drijfmest), r.o. 3.4 is voldaan. Dat daaraan is voldaan kan ook uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer worden afgeleid. De bewezenverklaring is in dit opzicht dus ontoereikend gemotiveerd.
B – Dat de verdachte (feitelijk) zeggenschap had over (alle) onder B bewezenverklaarde gedragingen, althans het in haar macht had de desbetreffende overtredingen van de vergunningsvoorschriften te beëindigen, kan uit de bewijsvoering niet zonder meer volgen. De in dat verband door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn daartoe ontoereikend. Daarbij springt in het oog dat het hof niets heeft vastgesteld omtrent de tussen de verdachte enerzijds en X BV anderzijds gesloten privaatrechtelijke overeenkomst en de daarin overeengekomen verplichtingen en afspraken.
C – Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof vastgesteld dat de verdachte ‘een probleem [had] met de waterzuiveringsinstallatie’, dat (de vertegenwoordiger) van de verdachte zich verantwoordelijk achtte voor het feit dat er op de desbetreffende datum afvalwater is geloosd en dat hij de zekering eruit had moeten halen. Daaruit heeft het hof kunnen afleiden dat de verdachte de vereiste (feitelijke) zeggenschap toekwam, nu zij de desbetreffende overtreding kon voorkomen en ook beëindigen.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder A en onder B tenlastegelegde en de strafoplegging; wijst de zaak terug naar het opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan; verwerpt het beroep voor het overige.
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution