Samenvatting van de verplichte artikelen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

Artikel 1 -
 Mediatization van politiek: een uitdaging voor democratie? Mazzoleni & Schulz.

De vergrootte inbraak van media in het politieke domein in een groot aantal landen heeft ertoe geleid dat critici zich zorgen maken over een media-gedreven republiek, waarin massamedia de functies van politieke instituties in de liberale staat overweldigen. Inspectie van dichtbij toont aan dat het politieke instituties in verschillende landen dezelfde functies hebben behouden in het opzicht van vergrootte mediamacht. 

De conclusie van John Zallers (1998) analyse over de impact van mediadekking van de Lewkinsky en Clinton affaire is: Amerikaanse politici lijken minder gedreven door politieke inhoud dan door de capriolen van media politiek. Bennet (1998) concludeert dat televisie en gerelateerde media van politieke communicatie worden verward met verschillende politieke criminele daden, maar denkt niet dat de media hiervoor de schuld moet krijgen.
            Stemmers en publieke opinie worden verre van diep beïnvloed in politieke visies en gedragingen door de media zijn handeling van politieke realiteit. Ze zijn constant bezorgd om vrede, vooruitzicht en moderatie. Aldus Zaller en Bennet.
            Het idee van de onweerstaanbare macht van de massamedia en of van mediamacht en de negatieve consequenties hiervan wordt vaak gedeeld door academici door de wereld. De bezorgdheid van critici van de media die de grenzen van de traditionele overgaan in democratieën focust zich meestal op de ‘onberaden natuur’ hiervan. Politieke partijen zijn verantwoordelijk voor het beleid dat ze voeren, de media wordt eigenlijk nooit verantwoordelijk gehouden voor de acties die uitgevoerd worden. Het niet nemen van verantwoordelijkheid van de media kan grote risico’s veroorzaken voor de democratie, omdat het de klassieke regel van balans van macht in het democratische spel schendt. De media is dan een beïnvloedbare en oncontroleerbare macht die wordt beschermd doordat iedereen er behoefte aan heeft.
            Critici beweren dat media het politieke proces hebben misvormd, omdat ze politiek hebben veranderd in een marktspel dat de waardigheid en de rechten van burgers beschaamd en de woorden en daden van politieke leiders belachelijk maakt.
            Verder zijn critici bezorgd over de nieuwe media die nu gaan participeren in de politieke communicatie. Het biedt grote mogelijkheden van directe en constante ‘elektronische democratie’. De angsten van verschillende critici is hierdoor vergroot: traditionele democratische instituties van representatie worden nu nog nauwelijks gebruikt of irrelevant gemaakt door directe, constante elektronische communicatie tussen stemmers. Daarnaast zal de nieuwe media de electoraten fragmenteren, de traditionele sociale en politieke banden verdraaien, politieke partijen zullen hun functie als culturele mediatoren tussen de burgers en de overheid verliezen en tot slot kan de nieuwe media meningen en attitudes van populisten verspreiden.
            In het kort: critici zien massacommunicatie en nieuwe communicatie technologieën als een ‘mutagenic’ impact op politiek. Dit wil zeggen dat ze de mogelijkheid hebben om politiek te veranderen en politieke acties te maken in iets totaal anders.
            Dit artikel staat ervoor dat ondanks de positie van verschillende critici, de mening hierbij is dat de vergrootte inbraak van media in het politieke proces niet per se synoniem is met media die de totale politieke instituties overneemt. Daarnaast kan media inbraak niet worden aangenomen als een globaal fenomeen, omdat er significante verschillen zijn tussen landen in dit aspect.

Mediatization

Mediatization is een fenomeen dat vrijwel in elk politiek systeem van democratische landen voorkomt. Het heeft wel verschillende vormen en is ontstaan in verschillende snelheden. De massamedia is niet slechts een passief kanaal voor politieke communicatoren en politieke inhoud. De media zijn organisaties met hun eigen doelen en regels, die niet altijd even goed overeenkomen met politieke communicatoren. Door de macht van de media, worden politieke communicatoren gedwongen te reageren op de media’s regels, doelen, productie logistiek en randvoorwaarden (Altheide & Snow, 1979). Een van de meest significante resultaten is dat politici die tot het publiek willen komen wel moeten overleggen met de timing, formats, taal en de inhoud van de politieke communicatie die de media prefereert.
            Het proces van mediatization bestaat al zeer lang, sinds de eerste jaren “First age” van de politieke communicatie. Toen waren communicatie systemen gebaseerd op weinig pers en elektronische kanalen. Kanalen pasten bij het politieke systeem. In het derde stadium “third age” van het multikanaal communicatie, de mediatization van de publieke sfeer is geaccelereerd tot het punt dat de subordinatie van het mediasysteem tot het politieke systeem in de ‘first age’ verandert is in de media met een grotere macht in de publieke sfeer en publieke arena. Deze macht is echter verrijkend en plaatst het mediacomplex in de plaats van de politieke partijen en narcotiseert het publiek.
            Critici beweren dat de media politieke actoren in het politieke proces overnemen. De vraag is nu of de trend inderdaad is dat we tot een ‘media gedreven republiek’ komen, of toch zoals hier gezegd wordt slechts een ‘mediatized democratie’ zijn.

Mediatization proces

Het proces van mediatization van politieke actoren, politieke events en politieke gesprekken zijn een grote trend in politieke systemen sinds 1990. Het is een fenomeen dat dateert uit de introductie van de televisie, maar zeker groter is geworden met de vergrootte commercialisering van de mediasystemen en de modernisering van politiek.
            Het woord mediatization komt af van mediation: dit zijn alle manieren van ingrijpen, aankondigen of verzoening tussen verschillende actoren, collectieven of instituties. Massamedia kan worden opgevat als een mediating agent waarvan de functie is het aankondigen van de betekenis van de communicator naar het publiek of tussen communicatie partners en daardoor soms bijdraagt aan interpersoonlijke uitwisselingen.  Massamedia heeft de potentie een brug te leggen tussen de afstand tussen actoren op zowel een fysieke als psychologische manier.
            Communicatie, waaronder de massa gemedieerde communicatie, is een voorwaarde voor het functioneren voor elk politiek systeem (Almond & Powell, 1966). Inputs van het politieke systeem en de wensen van burgers moeten vertaald worden in communicatie, gekanaliseerd naar de politieke arena door middel van massamedia. Daarnaast moeten politieke acties en keuzes gecommuniceerd worden naar het publiek, en tegenwoordig is de massamedia hier essentieel voor. Sommige geleerden stellen zelfs dat politiek communicatie is. politiek wordt steeds meer gevormd door communicatiepatronen. Natuurlijk blijft veel inhoudelijke politiek buiten de media spotlights, maar eerder of later moet het toch gepubliceerd worden. Hiervoor is de media natuurlijk nodig.
            Mediatized politiek is politiek dat zijn autonomie heeft verloren, afhankelijk is geworden bij de centrale functies van massamedia en continu gevormd wordt door interacties met massamedia. Dit is gebaseerd op de hypotheses van observaties van hoe massamedia politieke inhoud produceren en omgaan met politieke processen. Dit komt af van onderzoek van Lipmann. Hierbij is belangrijk:

  1. In het vertellen van nieuws, toont de massamedia alleen een hoog selectief gedeelte van nieuwswaardige events. Wanneer events voldoen aan een aantal regels, worden ze als nieuwswaardig gezien. Het selectieproces wordt bepaald door journalistieke wereldbeelden en door  media productie routines. Maar wanneer dit gekozen wordt, blijkt deze selectie de enige realiteit voor de meeste burgers en de politieke elite te worden. Nieuwswaarde criteria als nabijheid, conflict, drama en personalisatie bepalen niet slechts de aandacht van de media, maar creëren ook een vertekend beeld bij het publiek.
  2. In contrast met het oude Griekse ‘polis’, waarbij elke burger in de samenleving kon participeren in het publieke leven, de agora, worden moderne democratische staten gekarakteriseerd als mediatized participatie. Massamedia construeren de publieke sfeer van informatie en mening en controleren de termen van de uitwisseling hiervan. Het differentieert de rol van actoren en toeschouwers. Politici staan op het media podium en worden getoond voor een passief publiek en klanten van politici. Het wordt aan de media overgelaten om te beslissen welke politici toegang krijgen tot het publiek. Op dezelfde manier dat media events framet en selecteert, selecteert de media ook welke actoren aandacht krijgen en kunnen ze de publieke imago’s hiervan framen. Dit is een aspect van mediatization van politici door een door media geconstrueerde publieke sfeer. Daarnaast bestaan agenda-building en agenda-setting functies van de massamedia. Als toevoeging aan status geven aan politici door ze aandacht te geven, kan media politieke relevantie en belang van sociale problemen bekijken door het te selecteren, en naar de buitenwereld te brengen. Bepaalde issues worden benadrukt, andere genegeerd.
  3. Medialogica. Dit is het frame waarin de media de betekenis van events structureert. Een implicatie hiervan is de ‘spectacularisatie’ van politieke communicatie formats en politieke onderhandelingen zelf. Soundbite syndroom: in de US gingen journalisten spreken voor de politici door parafrases te presenteren en samenvattingen te geven van wat een politicus gezegd zou hebben. De toon van journalisten werd hierbij heel negatief. (Hallin, 1992). De taal van politici is getrouwd met die van adverteren, public relations en showbizz. Wat is nieuwswaardig, wat haalt de kop van de krant, wat telt in de publieke sfeer of in de verkiezingscampagne zijn communicatieskills.
  4. Sinds de massamedia aandachtsregels, productieroutines, selectiecriteria en vormingsmechanismen bekend zijn in de politieke wereld, weten politieke actoren wat ze moeten doen en kunnen ze hun gedrag veranderen tot wat de media van ze wil. Wanneer politieke actoren een event verzinnen om aandacht te krijgen van de media, kan je zeggen dat er sprake is van mediatization van politiek. Dit zijn wederkerige effecten: dit geldt ook voor de media die beïnvloed wordt door de politiek. De relatie wordt ook wel een symbiotische relatie genoemd.
  5. De massamedia heeft een oprechte en legitieme politieke functie in het aannemen van een bepaalde positie in een issue. Ze moeten optreden als een waakhond (watchdog role) wanneer dat nodig is.

Trends in de samenleving en veranderende politieke culturen

Zelf gemobiliseerde burgers en zwevende kiezers

Het proces van de transformatie die Westerse industriële samenleving zijn ondergaan in recente decennia zijn gekarakteriseerd door een verandering van waarde oriëntaties en vergroting van politieke kennis in de populatie. Ingleharts post modernisatie hypothese: de groeiende economie en het verkrijgen van een welvarend systeem hebben de waarde voorkeuren veranderd van een bepaald segment in de populatie. Mensen gingen vanaf nu meer prioriteit leggen op postmateriële waarden als individuele vrijheid, zelfuitdrukking en participatie. Politieke issues als economische groei, criminaliteit preventie en nationale bescherming werden minder saillant.
            Sociale waarden zijn de basisstructuur principes van menselijk gedrag, daarom moeten politieke processen zich hier aan aanpassen. De waarde oriëntaties moeten dan veranderd worden, zodat het politieke systeem stabiel blijft.
            Een tweede trend is de verandering in waarde voorkeuren en tegelijkertijd een onafhankelijk effect op politieke cultuur. Alle industriële samenlevingen zijn enorm vergroot qua hoge educatie. Een resultaat hiervan is dat meer mensen hogere cognitieve vaardigheden hebben en een hogere mate van politieke verfijning. Politieke verfijning bepaald een capaciteit om informatie te verwerken en betekenis te geven aan politieke issues in massamedia. Daarnaast vergroot het de horizon van de interesses van mensen en verhoogt het hun mate van aandacht aan publieke zaken en participatie in politiek.
            Enerzijds is de mate van het hebben van politieke informatie niet per se vergroot, dit is gemeten door feitelijke vragen aan een representatief deel van de US populatie. Anderzijds blijkt uit metingen dat interesses in politiek bleken te groeien, net als publieke participatie.
            Naast politieke vaardigheden krijgen mensen nu informatie via massamedia. Dit is een belangrijke bron geworden die zelfgemobiliseerde burgers gebruiken voor het ontwikkelen van hun politieke oriëntatie en partij ideologie. De pers, radio en televisie geven een stabiele vergrootte overvloed aan politieke relevante informatie.   De diffusie van internet: internet wordt toegevoegd aan de ‘oude media’, hierdoor wordt een nieuwe publieke sfeer gevormd. Het vergroot een kans op een elektronische democratie.
            Ondanks de sociale veranderingen en het groeiende segment van zelfgemobiliseerde burgers, blijft er nog een grote groep over. Deze groep zijn slecht geïnformeerd en weinig geïnteresseerd in politiek: chronische know-nothings.  Ze hebben lage educatie en motivatie, daarnaast hebben ze ook geen cognitieve bronnen om meer actief te worden in politiek. Met de huidige trend dat de partijen geen duidelijke identificatie meer hebben, snappen ze het nog minder. Hierdoor voelen ze zich nog minder betrokken bij een bepaalde politieke partij. Daarom gaan ze zich maar naar de massamedia keren voor politieke oriëntatie. Er is empirisch bewijs gevonden dat massamedia (vooral televisie) de hoofdbron is geworden voor politieke informatie en voor meningvorming gedurende verkiezingen.
            Publieke opinies en verkiezingen zijn hierdoor meer vluchtig, meer gevoelig voor huidige issues en imago’s van politieke leiders. Het doel van partijen tijdens verkiezingen is dan ook om naast de traditionele kiezers ook de zwevende kiezers te bereiken. Bij elke verkiezing moeten de stemmers weer overgehaald worden aan de hand van subtiele communicatiebetekenissen en boodschappen. Daardoor zijn polls heel belangrijk geworden voor partijleiders en overheidsmensen. Ze dienen als een basis voor het vormen van de politieke agenda en het framen van campagne issues.
            Schudson: “informationele burgers”: deze burgers hebben niet alleen informatie, maar ook een point of view en voorkeuren om er logica in te zien. Deze komen voor in een samenleving waarin geïnformeerd zijn logisch is, een functie van een individu is niet nieuws media performance maar politieke cultuur.

De crisis van politieke partijen

Een duidelijke consequentie van het veranderen van waarde voorkeuren en het opkomen van zelfgemobiliseerde burgers is een verandering in politieke oriëntatie en stemgedrag van grote gedeeltes van de populatie. Klasse gebaseerde partij keuze is bijna niet meer. Ondanks alle veranderingen in de oriëntaties van de burgers ten opzichte van politiek en politieke instituties, is de traditionele verdeling van rechts-links gebleven. Het blijft de dominante dimensie waarbij partijen zich proberen te differentiëren van anderen. US: het prototype van het systeem waarbij kandidaten de partijen niet meer nodig hebben om de stemmers te bereiken, maar compleet op massamedia richten. Duitsland/EU: lokale institutionele settings laten wat accommodatie van het partijsysteem tot veranderingen in de samenleving toe. In Europese partijsystemen is er veel crisis van legitimiteit. Vooral in Italië, waarbij een stabiele structuur gezocht wordt en constant wordt uitgedaagd door Berlusconi’s populistische bewegingen. Anti partij sentimenten komen steeds meer op. Het blijkt dat het vertrouwen van mensen in politieke partijen lager is dan hun vertrouwen in andere politieke instituties.
            De crisis/ondergang van de politieke partijen wordt ook wel zo omschreven (US): “stemmers hoeven niet langer op partijen te leuken om erachter te komen wie waarvoor staat en om hen te vertellen waar ze voor of tegen zouden moeten zijn. Mensen zoeken niet naar partijen om ze te voorzien van parades en Thanksgiving kalkoenen. Deze rol heeft de televisie overgenomen”.
            In de typische Europese campagne speelt de partij nog best een rol. Maar de massamedia heeft wel een aantal functies overgenomen, traditionele partij campagnes zijn veranderd in media campagnes. Het verdwijnen van sterke ideologische grondbeginselen van het politieke debat heeft de partijen gedwongen om te veranderen, zoals symbolen, namen en gewoontes.

Trends in de nieuwe handel en professie

De media industrie maakt drastische veranderingen door zowel op het globale niveau als in individuele landen. De snelle verspreiding van de nieuwe informatie en communicatie technologieën (ICT’s) en de industriële en financiële interesses van de media en telecommunicatie verzekeringen drukken een revolutie door, ook in de traditionele media.
            1. De nieuws industrie in Europa werd eerst gekarakteriseerd door sterke publieke omroep zenders. Dit betekende dat er overheidscontrole was (direct of indirect) over het hele nieuwsproces. Na 1970 kwamen er nieuwe lokale, private en commerciële radio en televisie kanalen. Hier werden veel nieuwe dingen aangeboden, die vaak succesvol werden. Tegenwoordig is dit proces veel breder en dramatischer: nieuwe informatie  uitingen, zoals satelliet en de kabel, worden steeds groter en krijgen grotere competitie met de publieke kanalen. Een belangrijke bijwerking hiervan is dat het gehaaste van de gecommercialiseerde communicatie en nieuws een vermindering van de voorafgaande hoge mate van politisering van de publieke media organisaties heeft bewerkstelligd.
            2. Het proces van commercialisering van het publiek en private nieuwsmedia wordt gezien als een meer sensationele dekking van nieuws over politieke events en leiders. Het ‘spelschema’, verkiezingen als paardenrace, is een voorbeeld hiervan. Dit wordt ook wel infotainment genoemd: een ontgoochelde, oppervlakkige behandeling van politiek.
            3. Wijdverspreide journalistiek wordt steeds meer opgejaagd, waardoor politieke realiteit wordt geframed. Er is groeiend bewijs dat een aantal nieuwsmediaorganisaties proberen om te concurreren met de politieke partijen en politieke actoren voor publieke instemming en legitimatie in dezelfde politieke arena. Een voorbeeld hiervan is Bill Clinton’s “sexgate” affair.
            4. De nieuwe media, internet en de informatie snelweg zijn revolutionair. Het maakt het moeilijk voor de nieuws industrie om daar in te overleven. Ze kunnen de traditionele manier van journalistiek ondermijnen en cruciale fases van media selectie zo overslaan. Het grootste gedeelte van de informatie dat om het internet komt, is niet geproduceerd door journalisten en nieuwsmedia. Politieke actoren kunnen hun boodschappen hierdoor direct doorgeven aan het publiek, zonder dat het gecontroleerd wordt.
            Trends in de nieuwsmedia zorgen een gemengd plaatje waarin enerzijds tekenen van politieke activisme is en een zoek voor grotere media onafhankelijkheid van politieke instituties qua commercialisering en anderzijds is er bewijs van de traditionele media zijn afnemende invloed en macht over politiek.

Conclusie

Het blijkt dat er geen bewijs is gevonden voor slechts een “media gedreven democratie”of dat er slechts sprake is van “mediatization”, maar beide interpretaties worden ondersteund. Trends in Europa tonen aan dat het media systeem en het politieke systeem proberen interactie te vinden, waardoor ze beide beschermd worden van te veel invloed van de ander.
            Daarnaast is er geen overtuigend bewijs gevonden van het bestaan van een globale partij van de media. Hiermee wordt echter niet ontkend dat toestemming plaatsvindt door de media. Verder is de groeiende vijandigheid van veel nieuwsmedia tot politieke leiders en partijen niet universeel. Ook hebben bepaalde politieke culturen de capaciteit om mediadruk in hand te houden en centraalheid die de politiek traditioneel had in stand te houden.
            Dus: de politieke systemen in de meeste liberale democratieën ondergaan veel veranderingen die een uitdaging zijn. Er is sprake van mediatization van politieke leiderschap en politieke uitvoering, burgers worden geforceerd om klanten en toeschouwers te zijn en fragmentatie van politiek participatie door nieuwe informatie- en communicatietechnologieën kunnen het goed functioneren van een democratie vervormen. Het gaat echter te ver om te zeggen dat we richting een media gedreven democratie gaan. Mediapolitiek betekend niet politiek door de media.

 

Artikel 2 -
 Vier fases van mediatization: een analyse van de mediatization van politiek. Strömbäck.

Twee concepten die veelvuldig zijn gebruikt om de veranderingen in de media en politiek in de laatste 50 jaar te beschrijven zijn mediaton en mediatization. Het doel van dit artikel is het analyseren van deze concepten aan de hand van een proces-georiënteerd perspectief. In het artikel wordt onderscheid gemaakt tussen vier fases van mediatisatization. Politici worden meer gemediatiseerd, de belangrijke vraag is dan ook of politiek nog onafhankelijk is van de samenleving van de media.

Mediation en mediatization

Tegenwoordig is media de meest belangrijke bron van informatie voor de meeste mensen in moderne democratieën in de wereld. Dit geld vooral voor televisie: overal is televisie het vooraanstaande, misschien zelfs wel een dominante, bron van nationaal en internationaal politiek nieuws voor een groot deel van de populatie.
            Wanneer mediation en mediatization van politiek wordt bediscussieerd, zijn veel observeerders kritisch. Drie tijden van politieke communicatie:
Voorbeeld 1950: mensen waren weinig politiek geïnteresseerd en stemden op basis van groepsloyaliteit. Ze volgden het politieke debat minder, waardoor het ook minder door de politiek naar buiten werd gebracht
            Een definitie van mediaton en mediatization moet niet normatief zijn. Mediated politiek: een situatie waarin de media de meest belangrijke bron van informatie zijn geworden en overbrenger van communicatie tussen overheid en burgers. Mensen zijn afhankelijk van de media voor informatie over politiek en maatschappij, net zoals politici en andere elites afhangen van de media voor informatie over de meningen van burgers en trends in de maatschappij. Politici moeten burgers bereiken door de media. De media bemiddeld tussen enerzijds de burgers en de overheid anderzijds.
            Tijdens het opkomen van de kranten en door de democratiseringsprocessen tijdens de 19e eeuw kwam mediation op. Lippmann vertelde dit over de burger: de burger leert door vaste porties van de wereld te zien, die hij nooit in realiteit te zien, horen, voelen, of herinnert krijgt. Dit kwam, natuurlijk, door het ontstaan van de media.
            Het enige dat uitmaakt is dat de massamedia de meest belangrijke kanalen bezit voor het uitwisselen van informatie en communicatie tussen burgers en politieke actoren. Mediated politiek moet daarom begrepen worden als totaal iets anders dan politiek ervaren door inter-persoonlijke communicatie of direct naar mensen toe.
            De intensiteit van mediated ervaringen is vergroot en de relevantie van instituties, events, en processen buiten het bereik van de mensen om is vergroot. Verder zijn er natuurlijk meer ontwikkelingen die hier mee te maken hebben, zoals de vergrote welvaart, het opkomen van de industrie en de informatie economie. Hierbij heeft de media een zeer grote rol gespeeld, door burgers bewust te maken hiervan.

 

Het concept van mediatized politiek

 Het concept van mediatization is een proces-georiënteerd concept. Schulz zegt hierover: mediatization hangt samen met veranderingen geassocieerd met communicatie media en hun ontwikkeling. Hjarvard zegt hierover: mediatization verondersteld een proces door de kernelementen van een sociale of culturele activiteit die media vormen vooropstellen. Jansson: mediatization van cultuur is het proces dat het rijk van de media cultuur versterkt en vergroot. Tot slot is de definitie van Mazzoleni en Schulz ook proces-georiënteerd: mediatization staat voor problematische consequenties van de ontwikkeling van moderne massamedia.
            Enerzijds toont literatuur op media effecten dat de media grote invloed op het publiek heeft, bijvoorbeeld door processen van agenda-setting, framing en cultivatie. Aan de andere kant tonen deze dingen vooral effecten op individuele percepties en meningen. Daarnaast nemen ze aan dat media effecten gebaseerd zijn op de inhoud van mediaboodschappen, in plaats van de media of communicatie format. Als consequentie hiervan, voldoen de media-effect theorieën niet aan dingen als interacties en transacties op een level waarin media de politiek, cultuur en politiek vormen. Deze theorieën voldoen ook niet aan herkenning van de wederkerige effecten van de massamedia op de onderwerpen van mediadekking. Met andere woorden, de literatuur over media-effecten is belangrijk, maar niet dekkend voor het begrijpen van mediatization. Wat wel dekkend zou zijn is een conceptualisatie  van media invloed dat gevoelig is voor en de interacties en afhankelijkheden van het mediasysteem herkend, instituties en actoren, politieke systemen, cultuur en betekenisgeving en wederkerige effecten van de media begrijpen. Er moet gekeken worden naar zowel inhoudseffecten als het individuele level.
            Hierbij is het onderscheiden van medialogica versus politieke logica essentieel. Medialogica: bestaat uit een vorm van communicatie, het proces waardoor media aanwezig is en informatie doorspelen. Elementen van deze vorm bezitten de verschillende media en formats gebruikt door deze media. Format bestaat uit hoe materiaal is georganiseerd, de stijl waarin het is gepresenteerd, de focus of nadruk op  bepaalde karakteristieken van gedrag en de taal van mediacommunicatie. Format is een framewerk of een perspectief dat wordt gebruikt wordt voor het interpreteren van het fenomeen.
            Het concept van politieke logica is minder ontwikkeld, meer conceptueel werk is hier dan ook voor nodig. Het feit dat politiek gaat over collectieve en gezaghebbende keuzes maken en de implementatie van politieke keuzes staat vast. Politieke macht wordt gebruikt, door verkiezingen bijvoorbeeld, “wie krijgt wat, wanneer en hoe?”. Meyer zegt: politieke logica bestaat uit een beleidsdimensie, de moeite om oplossingen voor politiek gedefinieerde problemen te vinden door betekenissen van programma’s voor actie. Daarnaast bestaat er een procesdimensie, de moeite om officiële acceptatie te verkrijgen voor iemands programma van actie. De belangrijkste actoren hierbij zijn partijen en politici. De grootste focus hierbij is op issues; maatschappelijke problemen en suggesties tot hoe deze aangepakt kunnen worden.
            Dus: het eerste aspect van mediatization van politiek is de mate waarin de media de meest belangrijke of dominante bron van informatie voor politiek en maatschappij zijn. Een tweede aspect is de mate waarin de media onafhankelijk zijn van politieke instituties. Een derde aspect is de mate waarin de media inhoud bepaald wordt door politieke- of medialogica. Het laatste, vierde aspect, is de mate waarin politieke actoren worden beïnvloed door politieke- of medialogica.
            Sommige aspecten zijn belangrijker dan anderen en sommige aspecten overlappen erg.

4 fases van mediatization

  1. In de eerste fase van mediatization gaat over wanneer de massamedia in een bepaalde setting de meest belangrijke informatiebron en kanaal van communicatie tussen de burgers en politieke instituties en actoren (zoals politieke partijen) zijn. Dit is ook wel de mediated politiek. Het is een voorwaarde voor andere niveaus van mediatization. Het is ook een voorwaarde voor de mediamacht over het publiek in termen van percepties, attitudes en meningen. De media-invloed zou veel kleiner zijn als mensen gewoon stopten met kranten kopen, radio luisteren op televisie kijken.
                Bij de eerste fase is er sprake van een impact op hoe mensen realiteit zien en de meningen hiernaar vormen. Dit zet politici onder druk om via de media de publieke opinie te bereiken.
  2. In de tweede fase van mediatization is de media meer onafhankelijk van de overheid of andere politieke actoren en zijn zich gaan gedragen naar media logica, in plaats van een politieke logica. De invloed van media op institutioneel level vergroot, dus de medialogica wordt groter voor de mensen die proberen de media te bereiken en de media inhoud probeert te beïnvloeden. De media maakt eigen keuzes waarover zij denken dat het gepaste boodschappen zijn om naar buiten te brengen, vanuit hun eigen perceptie. Mensen die media willen beïnvloeden moeten zich aanpassen aan het perspectief van het medium, het format, normen en waarden en het publiek. De zelfstandigheid van de media is vergroot vergeleken met de eerste fase van mediatization. Deze fase is ontstaan door de vergrote professionalisering van journalisten, een meer pragmatische kijk ten opzichte van politiek en vergrote commercialisering.
                Hierbij wordt echter niet beweert dat media totaal losstaat van politieke invloed. De relatie tussen media en politiek kan gezien worden als een interactieve relatie, gekarakteriseerd als afhankelijkheid van elkaar. Politieke actoren en instituties hebben misschien nog steeds de meeste macht, maar ze kunnen de media niet controleren en ze slechts gebruiken voor hun eigen voordelen. De media heeft niet slechts invloed over het publiek, maar ook onafhankelijke macht over het beeld dat het publiek beïnvloed.
  3. In de derde fase van mediatization blijven de media de dominante bron van informatie en kanaal van communicatie tussen de verschillende secties van de maatschappij. Wat het verschil is tussen de tweede en de derde fase is dat de onafhankelijkheid van media is vergroot. De media zijn zo onafhankelijk en belangrijk dat politici en andere sociale actoren zich moeten aanpassen (adapt) aan de media, in plaats van andersom. De media logica is dan belangrijker dan de politieke logica, politieke actoren moeten accepteren dat ze niet kunnen bouwen op de media om zich aan te passen aan hen. In de tweede fase was het nog de politiek die de upper hand had, nu is dit de media. Daarom moeten politieke actoren nog beter worden in nieuws management en spinning.
                De belangrijkheid van media gaat in deze fase verder dan bepaalde interacties met politieke actoren. Het gaat ook verder dan agenda-setting effecten en framing effecten op het publiek. Media is zo belangrijk geworden, dat hun totale format, inhoud, taal en ritme (de medialogica) moet worden overgenomen. Geen enkele actor kan dit nog ontkennen, de macht van de media is de enige duidelijke macht.
                Altheide en Snow: tegenwoordig zijn alle sociale instituties media instituties. Hierbij zeggen ze dat georganiseerde journalistiek dood is. media logica is zo belangrijk, met de consequentie dat media schrijft over de politiek en sociale actoren zoals zij willen, vanuit hun eigen logica. Conflict en personalisatie zijn technieken die de media gebruikt bij het tonen van politieke zaken.
                Op dit punt is er een groot verschil tussen de in de media getoonde wereld (de medialogica) en de echte wereld. De gemedieerde realiteit wordt belangrijker dan de echte realiteit, want de gemedieerde realiteit wordt op gereageerd en daar hebben mensen toegang toe. Lippman noemde dit een pseudo-omgeving.
                Politieke actoren moeten zo veel mogelijk aanpassen aan de medialogica, maar ze proberen de politieke logica niet meer te schenden dan nodig is. Daarnaast vinden veel politieke actoren dat de vergrote belangrijkheid van de media niet legitiem is.
  4. Vierde fase van mediatization

In de derde fase zien politieke actoren de media nog steeds als extern, maar zien de noodzaak zich aan te passen aan de medialogica. De vierde fase is bereikt wanneer politieke en andere sociale actoren zich niet alleen aanpassen aan de media logica, maar deze ook overnemen en internaliseren. In deze fase kan gezegd worden dat media de politiek koloniseren. Je kan het verschil tussen politieke- en medialogica niet eens meer goed zien.
            Er is dan ook geen verschil meer te zien in momenten waar er wel of geen verkiezingen zijn. Er is dan sprake van constante campagnes. Het nieuws wordt gevormd door het aanpassen aan wat de media wil, nodig heeft en de standaarden van nieuwswaardigheid van de media. Cook: politici kunnen een dagelijkse battle winnen met de nieuwsmedia, door in het nieuws te komen zoals ze willen, maar standaarden van nieuwswaardigheid worden hierbij de belangrijkste criteria bij het evalueren van issues, beleid en politiek.
            Politiek en de samenleving worden zo doordrongen door de media, waardoor hun communicatieve output bijna niet meer genegeerd kan worden. De media zijn zo onafhankelijk van politieke instituties als ze maar kunnen zijn.

Conclusie

Het proces van mediatization van politiek kan beschreven worden als een proces waardoor de belangrijkste vraag is wat de onafhankelijkheid van de media van politiek en samenleving is. De vier fases die beschreven zijn, zijn lichtelijk geïdealiseerd, de grenzen lijken duidelijker als dat ze in realiteit zijn.
            De fases zijn dan ook niet lineair, een samenleving kan van fase 1 naar fase 4 naar fase 3 gaan.
            De oorzaken achter mediatization van politiek zijn complex. Hierbij moet de mate van mediatization van politiek niet alleen een effect zijn van een mediagedrag en dat als de mediatization van politiek als problematisch wordt opgevat er misschien oplossingen zijn die niet slechts gericht zijn op het veranderen van de media, maar ook de situaties waaronder de media handelt verandert kunnen worden.

Internet

Het is belangrijk om hierbij te herinneren dat het internet veel verschillende media formats heeft en veel verschillende makers van internet inhoud; waaronder gewone burgers, traditionele massamedia en politieke actoren. Het internet heeft niet een logica, maar meerdere logica’s. De cruciale vraag is dan of in de context van mediatization in politiek internet de media meer of minder afhankelijk maakt van politieke instituties, media inhoud meer of minder geregeerd wordt door politieke- of medialogica en of politieke actoren meer of minder geregeerd wordt door politieke- of medialogica. Op dit moment kunnen er echter nog geen conclusies over getrokken worden, daar is het te vroeg voor.

 

Artikel 3 -
 Wat is kwaliteit televisie nieuws? Een pleidooi voor het vergroten van het professionele repertoire van nieuwsmakers. Costera Meijer.

Kwaliteit versus populariteit

Gedurende het laatste decennium is er een hernieuwde bezorgdheid over de kwaliteit van nieuwsjournalistiek. Verschillende mediaonderzoekers hebben hun bezorgdheid over verschillende veranderingen en neigingen in journalistieke handelingen uitgesproken. Zo is de significantie van de journalistieke rol als de waakhond van de democratie heroverwogen.
            Het grootste argument van de critici tegen nieuws popularisatie is de corrosie van de nieuwsinhoud, een proces dat het voor burgers moeilijker maakt om zich te gedragen in overeenstemming met hun rechten en verantwoordelijkheden. Het bekijken van de nieuwskwaliteit als steeds meer afnemend wordt vooral gebaseerd op de perceptie van een scheiding tussen populaire journalistieke en kwalitatieve journalistiek. Critici geloven vaak dat er een een-op-een relatie is tussen verlies van kwaliteit in nieuwsreportages en popularisatie van nieuwsreportages. Toch kan het zijn dat de journalistiek zelf hier niet het probleem is, want is niet elke media professional zich bewust van de tegenstelling tussen soft nieuws en hard nieuws?
            De schrijver van het artikel vraagt zich af of een groot gedeelte van onze bezorgdheid over de vermoedde verarming van journalistiek indicatoren zijn van ons onvermogen om waarden buiten de dichotomie van kwaliteit versus populair nieuws te identificeren. Als dit zo is, kan ons grote probleem zijn dat we weinig ruimte nemen om te praten over nieuwskwaliteit.

De kwaliteit van NOS nieuws

In de jaren 1990 verloor NOS de monopolie in de Nederlandse markt als nieuwszender.  Meer televisie zenders kregen toegang tot het uitzenden van nieuws, vooral commerciële zenders: RTL-4, RTL-5 en SBS6. Tegenwoordig wordt zelfs de NOS, die altijd de serieuze nieuwstelevisie vertegenwoordigde, bekritiseerd dat ze zouden toegeven aan populair sentiment. Ondanks dat commerciële zenders toegaven dat ze niet voldeden aan alle nieuwsfunderingen, werden de nieuwsprogramma’s door de jaren heen steeds populairder.
            Een voorbeeld van de popularisering van NOS is dat ze heel veel aandacht gaven aan de eerste Big Brother show. Zo werden deelnemers hiervan geïnterviewd, alsof ze heel belangrijke personen waren. Hierdoor werd door burgers ook gezien dat NOS aan het toegeven was aan populaire smaak. Dit werd ook binnen de organisatie niet gewaardeerd, meerdere mensen stapten op.
            De nieuwe uitvoerende producer is vaak gevraagd de verschillen van de inhoud van het programma en het format van het programma te verklaren, om NOS nieuws meer aantrekkelijk te maken voor een groter publiek zijn deze elementen aangepast: minder (politieke) agenda nieuws, meer originele items en feitjes, een breder bereik van onderwerpen, meer aandacht voor de publieke sfeer en interesses, meer items waarbij een gewaagde attitude wordt gevraagd, meer visuele beelden dan mensen die aan het praten zijn en minder fouten. Dit werd beschreven als een hogere kwaliteitsstandaard voor het NOS nieuws. De interpretatie van het publiek was tweezijdig. Enerzijds werden verandering in de selectie, grootte en framing van nieuwsitems omhelsd als origineel. Het trok meer kijkers. Anderzijds werden deze veranderingen afgewezen als een vorm van dramatisering van informatie.

5 punten waren hierbij belangrijk:

  1. Alle relevante reports en onderzoeksprojecten moesten bestudeerd worden van Nederlandse televisie tussen 1997 en 2000
  2. Kwalitatieve concepten van goede journalistieke uitvoering op basis van internationale media geleerdheid moest bekeken worden
  3. Bekijken, bestuderen en analyseren al het NOS nieuws van 8 uur gedurende heel 2000
  4. Te bekijken, bestuderen en analyseren de uitzenders van NOSnieuws en de grote commerciële concurrenten.
  5. Participeren in belangrijke meetings en interviews verkrijgen met 30 werknemers van NOS nieuws. Alle levels van de organisatie moeten hierin gerepresenteerd worden.

De beperkingen van kwalitatief nieuws gesprekken

Journalisten bij de interviews waren niet altijd even open over de kwaliteit van het nieuws binnen de NOS. Dit kan uitgelegd worden door de journalistieke routines en organisatiecultuurbij de NOS. Enerzijds zeggen reporters dat nieuws is nieuws, daarom zou nieuws niet kunnen worden getroffen door framewerken. Editors, die van zichzelf zeggen dat ze creatief zijn en een originele aanpak prefereren. Veel reporters bleven bij hun journalistieke code, de objectieven van NOS: feitelijk, betrouwbaar en als mogelijk aantrekkelijk. Maar altijd onafhankelijk.
            De interviews toonden aan dat het reflecteren op nieuws selectie ongemakkelijk was voor sommige personeelsleden. Wederom was de beredenering hiervan: nieuws is nieuws. Nieuwsselectie werd gezien als een individuele inspanning, individuele sturing en individuele creativiteit. Relevant voor velen bleek de vraag of een bepaald nieuws item wel of niet door een redactioneel selectieproces kwam. Wat bleek, zoals in vele nieuwsorganisatie, dat nieuwsselectie was een geval van ongeschreven regels. De meeste reporters maakten slechts onderscheid in ‘echt’ nieuws (belangrijk nieuws) en ‘ander’ nieuws (human interest).

Popularisatie of democratisering?

 Veel mediaonderzoekers zijn overtuigd dat nieuws moet wordt gezien als een cultureel artefact en dat de rol van journalistiek moet opgevat worden in brede culturele termen. Het overbrengen van kennis of informatie is slechts één aspect van nieuws. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat nieuws belangrijke rituele, entertainment en symbolische functies heeft. Voor velen is het gevoel van geïnformeerd zijn belangrijker dan de informatie zelf.
            Vaak worden de makers van kwaliteitsnieuws en de kijkers hiervan gezien als een relatieve elite van de samenleving, het wordt gezien als de groep ‘goede burgers’.
            De politieke inhoud van nieuws zou niet moeten tellen als de enige kwaliteitsstandaard voor nieuws. Culturele impact bijvoorbeeld, is net zo goed deel van de kwaliteit. Uiteindelijk is democratie niet alleen een zaak van politieke rechten en zijn sociale verantwoordelijkheid. Een effectieve democratie wordt vooral geproduceerd door een vitale democratische cultuur. Hierbij is de media zeer belangrijk. Televisie is de grootste bron voor algemene kennis.
            Burgerlijkheid wordt niet alleen behaald door het kijken of lezen van nieuws. participatie kan ook in andere manieren behaald worden. Zo kunnen mensen door het kijken van soaps ook inzicht krijgen in hoe een goede burger te zijn.
            Het meeste nieuws in Amerika is een commercieel product, dit betekend echter niet dat nieuws op Amerikaanse televisie sensationeel is per definitie. Het blijkt dat burgers juist dit soort journalistiek fijn vinden. Dit betekend echter ook niet dat het in Europa ook zo gaat.
            Wat blijkt is dat het publiek populaire journalistiek even potentieel vinden voor de democratie als gewone journalistiek.

Wat is publieke kwaliteit? Zoeken naar een derde journalistieke dimensie.
 

Hoe representeert en adresseert nieuws de democratie als een set van waarden, rechten en verantwoordelijkheden, als iets dat deel is van een identiteit van een persoon? Hoe kunnen burgers een democratische identiteit krijgen en hoe  kan deze identiteit worden vastgelegd in een bepaalde samenleving? Publieke kwaliteit kan en indicator zijn van de mate waarin televisienieuws hun kijkers in de democratie betrekt, door ze meer inzicht te geven in de werkingen als een cultureel en politiek systeem van normen, waarden en uitvoeringen. Er zit een verschil tussen toehoorders als publiek en toehoorders als markt. Journalisten denken vaak over toehoorders als een markt, die ze moeten overwinnen door nieuws te geven.

Publieke kwaliteit zien in termen van toehoorders als publiek:
“We willen functioneren als een soort ‘agora’, een site waar alle groepen in de Nederlandse samenleving elkaar kunnen ontmoeten. Hier kunnen alle meningen gerepresenteerd worden en meningen kunnen worden uitgewisseld. De ambitie is om bij te dragen aan de formatie van een publieke opinie, het vechten voor vooroordelen en de functionering voor onze democratie.”
            Televisieprogramma’s moeten burgers meer betrekken in het democratische functioneren van de samenleving. Dit zal ook de publieke omroep apart houden van commerciële zenders.
“Door geen enkele groep uit te sluiten, maakt de publieke omroep zijn onderscheid van de commerciële omroep. Geen enkele groep moet zich tenietgedaan voelen.”

            Wat de NOS hiermee zegt is dat ze benadrukken dat ze een publieke missie hebben, waarmee ze naar het publiek willen uitreiken. Het verschil tussen commerciële nieuwsprogramma’s is, dat zij vooral bezig zijn met het aantrekken van de juiste kijkers, terwijl de publieke omroep de kijkers proberen aan te trekken die ze niet kunnen bereiken.

Meer ruimte voor debat en contemplatie. Een kwaliteitsaanslag voor het NOS nieuws.

De grootste doel is dat met het ontwikkelen van perspectief op nieuws, we specifieke publieke aspecten van nieuws identificeren. Hiermee kunnen we misschien verder gaan dan de dichotomie tussen populair versus kwaliteitsnieuws. Nieuws zou vanaf nu gezien moeten worden als een drie dimensionaal domein. Het publieke aspect moet nu namelijk ook meetellen.
            Als eerst moet er in plaats van ‘echte’ of ‘kwaliteitsnieuws’ en ‘andere’ of ‘populair nieuws’ een andere onderscheiding komen. Er moet een onderscheiding komen tussen conventionele, populair en publiek nieuws. Daarnaast zijn er geen soorten nieuws (soft of hard), maar verschillende aanpakken van nieuws.
            1. Conventionele aanpak: nieuwskwaliteit wordt bepaald door het klassieke en politieke perspectief op macht en de officiële agenda, door de concurrentie en de meningen van nieuwseditors en producenten. Het heeft een afstandelijke, bedrijfachtige attitude met een focus op slecht nieuws. Alle nieuws wordt gedekt waar de kijker wat aan heeft.
            2. Populaire aanpak: de bezorgdheid en interesses van mensen zetten de agenda. Onderwerpen als pop festivals, overvolle ziekenhuizen, wachtlijsten en sport krijgen meer aandacht. Er is weinig aandacht voor nieuws dat de gemiddelde burger niet interesseert.
            3. Publieke aanpak: minst in te denken. Twee assumpties zijn hierbij significant. Als eerste zouden journalisten niet langer systematische reflectie moeten negeren voor het publiek. Ze moeten een bewustzijn creëren voor de impliciete structurele uitsluiting van specifieke groepen van kijkers. Daarnaast, wanneer het publiek meer betrokken wordt en meer inzicht krijgen in de sociale en culturele aspecten van democratie, dan wordt een bepaalde nieuwsselectie en presentatie belangrijk.

Uitleg en illustratie van de kwaliteitsinschatting

Frame van referentie

Ondanks dat het doel is van de NOS het algemene publiek te bereiken, hebben de personeelsleden wel een bepaald beeld van het publiek. Ze hebben wel een elite-aanpak. De conventionele aanpak, of de populaire aanpak, is snel en makkelijk.
            Proportionele relevatie betekend in kwantitatieve manier dat nieuws relevant moet zijn voor leden van alle sociale groepen, waarbij ze een reflectie zijn van hun proportie in de algehele populatie. Bijvoorbeeld: 10% is arm, dus moet 10% van het nieuws relevant zijn voor deze groep. Het moet dan over topics gaan die relevant zijn voor hen, maar het hoeft niet per se over armoede zelf te gaan.

Hoek: framing en interpretatie

Kwaliteitsnieuws moet interactie en samenwerking van dichtbij hebben met hoe een specifiek issue is geframed. De hoek van een nieuwsitem moet eigenlijk van te voren bepaald worden, voordat reporters beginnen met een opdracht. Een bepaalde hoek kan meer relevant zijn voor het publiek. In een feitelijke aanpak bij het nieuws, vragen mensen zich namelijk vaak af of het relevant is voor hun. Hierbij speelt ook achtergrondinformatie een grote rol. Door er een micro-verhaal van te maken: individuen tonen waarom het relevant is voor hen, loop je een risico. Je kan namelijk een issue te veel specificeren als een privé affaire. Hierdoor gaat de sociale context verloren.

Journalistieke format

Veel geïnterviewden waren het ermee eens dat NOS nieuws harder moet proberen om hun nieuwsitems aantrekkelijk te maken voor het publiek. Hiermee wordt ook visuele aantrekking bedoeld, zoals het tonen van een diagram of specifieke nummers.

Conclusie

In het artikel is geprobeerd af te stappen van het beeld dat het nieuws slechts kwalitatief of populair kan zijn. Dit is gedaan door een derde dimensie toe te voegen: publieke kwaliteit. Wanneer nieuwsmakers kunnen kiezen tussen een conventionele, populaire of een publieke aanpak tot nieuws, kan het nieuws meer fantasierijk worden en meer de dingen van het leven van burgers dekken.  

 

Artikel 4 -
 De professionalisering van politieke communicatie? Een longitudinale analyse van Nederlandse verkiezingsposters. Rens Vliegenthart.

Dit artikel geeft een analyse van Nederlandse verkiezingsposters in de periode van 1946 tot 2006. 225 posters voor 23 campagnes in 19 verkiezingen werden geanalyseerd. Resultaten toonden aan dat veranderingen in visuele elementen overeenkomen met de hypotheses: een vergroot gebruik van partijlogo, een grotere rol voor de partijleider en een mindere focus op ideologie. De tekst op de posters toont geen verschillen.

Sinds het eind van WO2 zijn er fundamentele veranderingen opgetreden in de politieke communicatie van Westerse democratieën. Een professionalisering van journalistiek en politiek, vergrotende marktdruk, en technologische ontwikkelingen als de opkomst van televisie en het internet leidden tot een nieuwe manier van politieke dekking door de massamedia. Ook de manier waarop verkiezingscampagnes worden opgesteld door politieke actoren is veranderd. Hier worden verschillende termen voor gebruikt: personalisatie, professionalisering, Amerikanisatie, entertainisering. Uiteindelijk leiden deze in politieke campagnes die worden gekarakteriseerd door een hoog level van negativiteit, weinig aandacht voor politieke issues, een hoge focus op politieke leiders, en een cruciale rol voor de politieke marketeer of spindoctor. Dit zegt echter vaak wat een journalist er van maakt en zegt weinig over of politieke actoren zelf hun communicatie veranderd. Het kan ook een consequentie zijn van veranderingen in de gatekeeping, nieuwsselectie, nieuwswaarden, en beschrijvingsvertekening van de media.
            Veel van deze communicatie vindt tegenwoordig plaats via internet en de sociale media. Vlak na WO2 werd er echter nog heel erg veel gebruik van gemaakt. Na WO2 werd het een centrale manier voor elke Nederlandse partij om te communiceren met stemmers in de weken voor de verkiezingen, via een poster.
            Nederland is een meer partijen democratie met een systeem van proportionele representatie. Dit systeem heeft een sterke professionalisering van politieke communicatie. Het artikel vraagt zich af in hoe verre de professionalisering, en gerelateerde ontwikkelingen als personalisatie, vergrote negativiteit en het afnemen van belang van ideologie is gereflecteerd in campagneposters. Op deze manier is het mogelijk te kijken in hoeverre de communicatie van politieke partijen wordt beïnvloed door trends.

De professionalisering van Politieke Communicatie

Gedurende de afgelopen decennia is de interactie tussen politici en het electoraat veranderd op diepgaande manieren. Tot 1960 waren veel Westerse samenlevingen gekarakteriseerd door grote breuklijnen die de populatie in verschillende groepen verdeelde met verschillende ideologische voorkeuren. Electorale vluchtigheid was er eigenlijk weinig, veel mensen stemden voor de partij die overeenkwam met hun groep in de samenleving. Politieke partijen waren de politieke agenda-setters en journalisten en burgers volgden hun leiding. Verkiezingscampagnes waren kort en partijen deden de meeste moeite om de burgers over te halen gewoon te gaan stemmen. Televisie speelde hierbij geen tot een kleine rol, vooral de krant deed dit. Elke krant had ook een vaste groep mensen, waarbij specifieke politieke partijen hoorden. Dit wordt ook wel de tijd van de ‘politieke logica’ genoemd.
            Met het opkomen van de televisie en de verdwijning van de breuklijnen die de samenleving had gestructureerd in de vorige fase, kwamen er in de late jaren ’60 en ’70 grote veranderingen in hoe het politieke proces werd georganiseerd en in hoe de interacties tussen politici, journalisten en burgers plaatsvond. Processen van wereldlijk worden en modernisatie resulteerden er in dat burgers niet per se meer gingen stemmen. Het aantal partijleden werd minder, er kwam meer electorale vluchtigheid: hierdoor werden verkiezingscampagnes belangrijker. Dit, omdat politieke partijen veel support kon winnen of verliezen in deze tijd. De beste indruk kreeg je met een sterke leider: een goede performance en sterke debatvaardigheden. Media dekking en politiek conflict werd belangrijker. Deze tijd wordt ook wel de ‘moderne verkiezingscampagnetijd’ of ‘publieke logica’. Journalisten werden zelfverzekerder en ze wilden zo veel mogelijk doen voor het publiek, als waakhond van de democratie. In de politiek kwam er meer aandacht voor de politieke leider dan de politieke partij, minder focus op ideologie en meer negatieve aandacht voor de politieke concurrent.
            Dan is er nog een derde fase waar professionalisering van politieke communicatie wordt geïdentificeerd. Dit wordt ook wel gelabeld als ‘postmodern’. Dit begon in de jaren ’90 en kan gekarakteriseerd worden door een uitbreiding van de fenomeen dat in de vorige fase begon. Electorale vluchtigheid werd groter en personalisatie en negativiteit ook. Publieke opinie polls gingen een grote rol spelen, voor zowel journalisten, politici als beleidsmakers. Deze derde fase wordt ook wel ‘medialogica’ genoemd. Commercialisering wordt groter en hebben geresulteerd in het verdwijnen van grenzen tussen entertainment en politiek. Dit resulteerde in een vergroting van ‘infotainment’. Internet heeft deze ontwikkelingen verder laten ontwikkelen. Het geeft politici een manier om direct met het publiek te communiceren, zonder journalisten.

Hypotheses

  1. De mate van professionalisering wordt groter door de tijd heen. Dit leidt tot een vergrote consistentie tussen beelden en geschreven tekst (inhoud) en tot een meer consistent design door middel van een partijlogo.
  2. Door de tijd heen zal het voorkomen van expliciete oproepen om te gaan stemmen op campagneposters afnemen.
  3. Door de tijd heen zal vaker een foto van een politieke leider getoond worden op de poster. De prominentie van foto’s van politieke leiders zal vergroten. Het noemen van de politieke leider in tekst zal vergroten.
  4. Het aantal beelden dat over ideologie gaan en abstracte waarden zullen verminderen. Dit zal ook niet meer in de tekst voorkomen
  5. De mate van negatieve referenties over politieke concurrenten zal vergroten.

De Nederlandse zaak

Nederland is een monarchie, waarbij het hoofd van de staat wel wat invloed heeft op het politieke proces. Het heeft een politiek systeem dat wordt gekarakteriseerd door een tweekamerstelsel. Alleen de 150 deelnemers van de Tweede Kamer worden direct verkozen door de populatie, waarbij een systeem van proportionele representatie en een openlijst systeem. Mensen stemmen op iemand die hoort bij een bepaalde partij. Als hij/zij een aantal voorkeursstemmen krijgt, mag hij/zij in het parlement. De laatste decennia zijn ongeveer 10 partijen in een parlement vertegenwoordigd. Verkiezingen worden elke 4 jaar gehouden, of eerder wanneer de meerderheid van de steun van de regering in het parlement verdwijnt. De regering bestaat uit meerdere partijen: meestal 2 of 3.
            Nederland wordt traditioneel gekenmerkt door een sterk verdeelde samenleving dat werd gestructureerd door zuilen. Iedereen leefde in een subcultuur tot de jaren ’60. Daarom was het ook duidelijk wie waar op zou stemmen. Dit veranderde in de jaren ’60 / ’70. Ontzuiling begon toen. Er kwamen veel nieuwe partijen bij en sommige partijen verdwenen.
            Het Nederlandse mediasysteem hoort bij, het Democratische-Corporatische model. Deze wordt gekenmerkt door sterke politieke parallellisme, hoge mate van staatsinterventie om persvrijheid te beschermen, een sterke publieke omroep en hoge mate van journalistieke professie. Bij het liberale model (UK, US) hebben ze een minder ontwikkeld systeem van commerciële media. Zij hebben wel hoge journalistieke professie standaarden en een kleinere rol van de staat om te beschermen tegen persvrijheid. De verschillen tussen de systemen worden echter steeds kleiner

Resultaten

De campagneposters die gebruikt worden gedurende de 60 jaar tonen een grote variaties qua design en inhoud. Wat bleek is dat partijlogo’s steeds vaker voorkomen. Er is geen significante afname van oproepen om te stemmen op posters. De personalisatie, door middel van het tonen van de leider, bleek significant groter te zijn geworden. De naam van de leider op de poster stond er vroeger even vaak op als nu. Verder blijkt ideologie afgenomen te hebben.

Conclusie

De longitudinale visuele en tekstuele analyse van Nederlandse campagneposters na WO2 tonen bewijs voor veranderingen dat komt door de professionalisering van politieke communicatie in de literatuur. Het feit dat geen bevestiging is gevonden dat meer negatief wordt gedaan in de campagne over de politieke tegenstander, is waarschijnlijk omdat het hier over posters gaat. Wanneer het over mediadekking of televisiedebatten zou gaan, is de kans groot dat er sprake is van negativiteit.

 

Artikel 5 -
 De echte spiraal van cynisme? Symbiose en geen vertrouwen tussen politici en journalisten. Brants, de Vreese, Möller, van Praag.

Volgens een Nederlandse minister is er sprake van soapificatie van het debat over de overheid en het publieke goed. Publieke autoriteiten worden constant als inefficiënt en blunderend beschreven, fouten worden gemaakt; maar nooit aan toegegeven. Als vervolg hiervan kan het zijn dat burgers niets meer vertrouwen, waaronder de media: video-malaise/spiraal van cynisme hypothese. Cynisme roept cynisme op. Door de huidige politieke journalistiek, waar wordt gestreefd door politici naar het winnen van polls en competities, wordt het publiek zowel cynisch tegenover de politiek als tegenover de journalisten. Dit geldt vooral in Amerika.
            Voor Nederland is het ook onderzocht. Daar in werd een verandering gevonden in de stijl van politieke journalistiek, maar geen indicatie van een vergroting in politieke cynisme onder Nederlandse stemmers. Er werd gevonden dat de gebruikers van tabloid nieuws significant minder geïnformeerd en betrokken zijn dan gebruikers van publieke omroep nieuws. Een cynische attitude is deels afhankelijk van politieke bewustzijn: goed geïnformeerde en politiek geïnteresseerd publiek zijn meer ontvankelijk voor politiek cynisme wanneer ze geconfronteerd worden met strategisch nieuws dan de minder politiek bewuste mensen.
            Cynisme begint niet door de inhoud van iets, maar door de relatie tussen politici en journalisten. We weten weinig hoe cynisch politici en journalisten zijn over elkaar en over politiek. Vrijwel alle politici zijn niet tevreden met de manier waarop ze geportretteerd worden in de media. Daarnaast kunnen journalisten ook cynisch zijn over politici, vooral als er opgemerkt wordt dat de goede oude dagen anders waren en de politieke reports veel beter waren toen.
            Het potentieel bestaan van een kwaadaardige spiraal van cynisme tussen politici en journalisten kan cruciaal zijn om te begrijpen wat ervoor komt en hoe de spiraal tussen media inhoud en de publieke politieke cynisme beïnvloed wordt.

Een ongemakkelijke relatie

 Sommigen, vooral politici na een verloren verkiezing, zeggen dat er een oneerlijke relatie is tussen media en politiek. De media heeft volgens hen de politiek in een ijzeren greep. Ze zeggen zelfs dat media het vierde punt in de ‘trias politica’  is geworden, waarbij de media controle heeft over de andere drie. Cook: media is zelf een politieke institutie geworden. Anderen zien de relatie als een die te dichtbij is dat het comfortabel kan zijn: politici en journalisten zijn deel van dezelfde binnencirkel, ze ademen dezelfde lucht van politieke communicatie. Ze zijn niet alleen te afhankelijk van elkaar om een situatie van checks and balances te krijgen, maar ook te autistisch om stemmen te horen buiten deze cirkel.
            De relatie tussen media en politiek is problematisch, omdat ze geen gezaghebbende afspraken hebben voor de tijd. Dat is zo, omdat dit tegen het idee van persvrijheid zou gaan. Er kan een conflict ontstaan of verkeerde interpretatie, vooral wanneer een van de actoren denkt dat de andere niet transparant is of het beeld dat gecommuniceerd wordt probeert te controleren.
            Karakteristieken van media uitgezaaide politieke communicatie is dat het interacties geeft door “twee sets van gelijke afhankelijkheid en gelijke adaptieve actoren, met het najagen van uiteenlopende doelen.”

Nieuwe rollen, meer ongemakkelijkheid?

Idealiter is de politici-journalisten relatie een wederkerige relatie, waarbij beide actoren realiseren dat ze kunnen profiteren van elkaar omdat ze elkaar nodig hebben. Politici hebben media nodig en journalisten hebben politiek nodig om informatie te geven en stemmers en publiek te bereiken. Journalisten hebben politici nodig als een informatiebron en achtergrondinformatie, waardoor ze celebrities kunnen worden. Politici kan specifieke informatie achterhouden en de media kan de positie als gatekeeper gebruiken om selectief te werk te gaan bij het geven van informatie over politiek aan publiek. Een uitspraak hiervoor is ook wel: “if you scratch my back, I’ll scratch yours”. Maar tegelijkertijd zijn journalisten vaak geïnteresseerd in wat de politici niet naar buiten willen brengen. Het is een gespannen situatie, een voorzichtige balans tussen de twee.
            Binnen deze normatieve theorie en beschouwende hun relatieve macht, wordt van de media verwacht een sociale verantwoordelijkheid te hebben tegenover de samenleving en de publieke interesses waarvan specifieke functies gevolgd worden. Van de media wordt verwacht dat ze informeren, op een eerlijke en gebalanceerde manier. De meest betrouwbare manier voor journalisten om informatie te verzamelen is wanneer ze onafhankelijk zijn van politieke en economische invloed en interesses.
            Daarnaast wordt van de media verwacht dat ze een platform voor dialoog/ideeën/boosheid onder burgers creëren. Habermas: media moet niet alleen een rol spelen in het geven van informatie, maar ook de publieke opinie communiceren die in de publieke sfeer is opgezet.
            Ten derde heeft media een controle functie. Ze moeten professioneel sceptisch zijn over politieke claims, ze moeten de overheid aanspreken als ze zich niet aan de beloftes houden, zodat ze eerlijk hun beleid uitvoeren. Als waakhond moeten ze misbruik van macht tegengaan. Journalisten hebben dan eigenlijk dezelfde rol als deelnemers van het parlement: controleren van keuzes en uitvoeren van macht.
            De sociale verantwoordelijkheid rol van de media bestaat dus uit: informatie, platform en waakhond. Toch blijkt dat bij de uitvoering veel media een entertainment functie hebben. In Nederland zien politieke journalisten zichzelf als verspreiders van informatie en als critici waakhonden. Hierbij wordt de platform functie minder benadrukt.
            Nederlandse journalisten zeggen dat democratische functies aan het verdwijnen zijn en verplaatst worden door infotainment en de entertainment functie. De inhoud van politieke informatie is aan het verdwijnen en meer frames en interpretaties worden getoond dan feiten en uitleg. Daarnaast klagen Nederlandse journalisten ook over politici die de onzekerheid van vrije publiciteit controleren, zij introduceerden het framing en het verdraaien van verhalen.

Een relatie die zuur werd? Media cynisme en media wellustigheid.

De relatie tussen media en politiek is nu volledige onbetrouwbaarheid. Er zijn drie ontwikkelingen die deze assumptie ondersteunen.
            De eerste is dat een meer algemene ontwikkeling is de verandering van een partijdemocratie tot een publieksdemocratie of zelfs dramademocratie. Karakteristieken van zo’n democratie zijn het verminderen van belangrijkheid van politieke partijen, partijprogramma’s en representatie in het algemeen. Dit wordt getoond in een verkleinende interesse en betrokkenheid van een groot deel van het publiek ten opzichte van politiek. Er komt een meer centrale rol voor massamedia en opiniepolls. Bij een politici gaat het meer om de performance dan om wat de persoon heeft bereikt. Charisma, authenticiteit, empathie en duidelijke acties worden voordelen voor succesvolle politiek.
            In de tweede plaats zien we een opkomst van een meer marktgedreven nieuwsbestelling. Vergrootte voorspoed en individualisering van burgers leidt er toe dat journalisten hun rol moesten aanpassen. Van een descriptieve journalistiek zijn we nu meer bij een interpretatieve stijl van rapportages. Het gaat meer om de ‘waarom’ dan om de ‘wat’. Er wordt gesproken over een derde tijd van communicatie, waarin vergrote personalisatie, popularisatie en populisme van politiek voorop staat.
            Media bepaald niet langer wat het publiek zou moeten kijken of lezen, gebaseerd op wat verwacht wordt dat ze nodig hebben als democratische burgers, maar ze gaan uit van de wensen van het publiek. Als consequentie kan de selectie van nieuws meer gebaseerd zijn op marktoverwegingen, op wat verkoopt. Politici moeten hierdoor ‘performen’ in een publieksdemocratie, om authentiek, entertaining en empathisch te zijn. Tegelijkertijd zien politici deze ontwikkelingen met verbazing, irritatie en aversie. Ze bekritiseren de media en houden ze verantwoordelijk voor het verminderen van het vertrouwen in politieke instituties en politiek in het algemeen. Een consequentie is dat media cynisme bij de politici groeit.
            Ten derde, het publiek begint het idee van het Verlichtingsideaal van rationele discours uit te dagen om een stem te krijgen. Politici zijn er meer voor dan bij de mensen. Dit wordt steeds serieuzer genomen. De onzekerheid hiervan daagt de rollen van de politici en journalisten uit om zich te redden in een publieksdemocratie.

Verklaringen voor media cynisme bij politici

 Politieke media cynisme is een belangrijke oorzaak van de spanning tussen politici en journalisten. Maar niet alle politici vinden de media vreselijk, en niet alle politici delen de cynische kijk tegenover het functioneren van de media. Daarnaast wordt gekeken naar de frequentie van formele en informele contacten tussen politici en journalisten, en of dus het cynisme meer of minder maakt. Uiteindelijk zouden contacten tussen de twee groepen waarschijnlijk de mate van cynisme verkleinen, in een optimistisch scenario. In het pessimistische scenario zou wederkerig minder vertrouwen komen door contacten. Het kan zo zijn dat cynische attitudes van politici vooral een functie van het voelen van slechte behandeling van hun media performance.

Wat wordt onderzocht?

Eerst wordt de mate van politieke cynisme van journalisten en politici bekeken. Daarna wordt gekeken naar de mediacynisme van deze partijen. Ten derde wordt de perceptie dat journalisten media wellustig zijn bekeken. Tot slot wordt er gekeken naar de mediacynisme van politici en de factoren die kunnen helpen om te begrijpen waarom de politici dan wel of niet cynisch zijn.

Resultaten

 Wat bleek is dat journalisten meer cynisch zijn dan politici. Maar politici zijn meer cynisch ten opzichte van de media dan journalisten zijn. Politici vinden journalisten te veel op zoek naar sensationeel nieuws, te veel bezig met machtsrelaties in plaats van inhoud, te gedreven voor hun dekking en te interpretatief. Qua media wellustigheid blijkt dat journalisten en politici beide geloven dat politici te gedreven zijn en dat het belangrijk voor ze is in de media te komen. Hoe meer politici tevreden zijn met hun eigen dekking in de media, hoe minder cynisch ze zijn. Politici die media zien als informatiegevers zijn minder cynisch, politici die de media te actief vinden in het zetten van de publiek agenda zijn meer negatief.

 

Artikel 6 -
 De mogelijkheid van de massamedia zijn politieke agendasetting macht. Richting een voorbereidende theorie. Walgrave & Van Aelst.

Onlangs heeft het onderzoek van de relatie tussen de media en politieke agenda groeiende aandacht gekregen van zowel media als politieke onderzoekers. Voor drie decennia heeft de notie van agendasetting geteld als een van de meest beïnvloedbare en vruchtbare paradigma’s in media en communicatieonderzoek. Wanneer massamedia een onderwerp benadrukken, zal het publiek dit onderwerp dan belangrijk vinden. Verschillende onderzoeken in de wereld toonden de correlatie tussen media en publieksprioriteiten. Ook binnen politieke wetenschap is agendasetting een veelgebruikt model. Politieke wetenschappers zien het als het beschrijven en uitleggen hoe politieke actoren hun prioriteiten bepalen, aandacht geven of onderwerpen negeren, en wel of geen keuzes maken over bepaalde onderwerpen.
            Vaak wordt gesteld dat de media slecht rapporteert wat er in de overheid gaande is, en geen onafhankelijk effect hebben op overheidsagenda’s. Andere onderzoekers contrasteren hiermee en zeggen dat de invloed van de media heel groot is op de politieke agenda. De media zouden situaties creëren waarbij vergrote aandacht van de overheid bijna niet te vermijden is. Beleidsmakers zouden worden beïnvloed door televisienieuws te kijken, waardoor ze bepaalde onderwerpen belangrijker leken te vinden.
            Er zijn veel verschillende, tegensprekende conclusies gevonden. Dit kan natuurlijk door verschillende onderzoeksdesigns. Een tijdserie is heel anders dan een interviewonderzoek. Er zijn vier basis keuzes die kunnen zorgen voor verschillende uitkomsten:

  1. De media agenda, welke media worden onderzocht en geassocieerd met de politieke agenda?
  2. De keuze van het onderwerp, media kan meer geven om bepaalde onderwerpen.
  3. De politieke agenda keuze en metingen, niet alle politieke agenda’s zullen hetzelfde reageren op mediadekking.
  4. Sommige politieke agendasetting onderzoeken focussen op verkiezingstijden en de impact van media gedurende campagnes. Dus de tijdsperiode waarin je onderzoekt is ook belangrijk.

Media agenda’s: zijn alle media gelijke politieke agendasetters?

Veel onderzoeker hebben zowel televisie als kranten of tijdschriften data tegelijkertijd. Maar hebben zij allen dezelfde politieke agenda setting macht? Hierover is veel debat. Sommigen zeggen dat kranten voorop staan hier in, maar anderen geloven weer in de macht van televisie.
            Dagelijks contact tussen de journalisten en de concurrerende mediaomgeving creëerde een hoge mate van convergentie tussen verschillende media uitingen met betrekking tot onderwerpen en bronnen. Ondanks dit werden verschillende uitkomsten voor televisie en kranten gevonden.
            Er is een grotere mogelijkheid dat kranten een grotere kans hebben beleidsmakers te beïnvloeden. Een andere mogelijkheid is dat politici meer blootgesteld worden aan kranten dan aan televisienieuws, en ook meer onder de indruk zijn van kranten.
            Eilders zegt: voordat de media een sterke impact kan hebben op politiek, moet er een hoge congruentie voor de verschillende media uitingen zijn. Alleen wanneer media allemaal focussen op hetzelfde onderwerp, het op dezelfde manier framen en als ze het met persistentie doen, kan van de media verwacht worden dat ze de politieke agenda sterk beïnvloeden. Aan deze voorwaarden wordt echter vrijwel nooit voldaan. ‘Pack journalistiek’ zet politici onder druk om te handelen met een bepaalde ongewilde situatie en om het keuzeproces te versnellen. Journalisten kunnen echter niet elke situatie in een crisis laten omkeren. Wanneer spectaculaire events of crisis er niet zijn, kunnen media niet samen handelen. Het soort medium speelt dan een rol: betrouwbaar en gerespecteerde nieuwsuitingen hebben meer impact dan marginaal en dubieuze nieuwsbronnen

Onderwerpen: onderwerpen functies doen er toe 

De weinige politieke agenda setting onderzoeken die stilstonden bij verschillende onderwerpen. Het kan zijn dat de rol van media bij politieke agenda setting een heel groot verschil kan zijn, door het type onderwerp.
            Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen persoonlijk en onpersoonlijke boodschappen, het is een klassiek onderscheid bij het kijken naar publieke agenda setting. Sommige dingen kunnen slechts door de media getoond worden, anders worden ze niet opgemerkt. Wanneer media zich steeds meer als eerste bronnen voor publiek en politici gedragen, zal hun impact vergroten.
            Daarnaast, kan de ownership van een onderwerp relevant zijn. Hoe duidelijker een politieke actor zijn verantwoordelijk is tegenover een onderwerp, hoe groter de kans dat mediadekking over dat onderwerp de politiek zullen aanzetten tot actie. Waarbij gedeelde verantwoordelijkheden van onderwerpen juist minder politieke actie vragen.
            Ten derde kunnen nieuwe onderwerpen sterkere peiling hebben op de politieke agenda dan onderwerpen die al langere tijd in het nieuws zijn. Politici zijn minder bekend met nieuwe onderwerpen, hebben nog niet een duidelijke positie ingenomen en zijn nog steeds zoekende naar informatie.
            Als vierde kan de stijl van de dekking van het onderwerp het verschil maken. Ondubbelzinnigheid in rapportage waarbij het probleem wordt en gericht is op oplossing kan meer agendasetting power hebben dan dubbelzinnige en minder dramatische dekking, met veel maren en misschiens. Daarnaast heeft negatieve dekking meer politieke agendasetting effecten. Omdat politiek degene is die problemen moet oplossen, wordt bij negatief nieuws automatisch naar de politiek gekeken.

Politieke agenda: substantiële en symbolische politiek agenda’s

Agendasetting onderzoekers zijn het grotendeels eens over hoe het publiek en de media agenda gemeten kan worden. Metingen van de politieke agenda variëren daarentegen veel meer. Elke politieke actor heeft ook een eigen agenda, sommigen zelfs meerdere agenda’s. Politiek bestaat ook uit verschillende overheidstakken, elk met hun eigen logica, dynamiek, competenties, procedures en interesses die hun ontvankelijkheid voor mediadekking beïnvloeden. Als politieke agenda’s elkaar beïnvloeden, wordt het kiezen van een politieke agenda en de associatie ervan met mediadekking bepaalde belangrijke interpolitieke agendasetting effecten afgedankt.
            Vooral het onderscheid tussen symbolische en substantiële politieke agenda’s is cruciaal. Er zijn drie potentiële politieke resultaten van media rapportage onderscheiden: overwogen (debatten), individuele (promoten) en substantiële (beleidsverandering). Overwogen is symbolisch, de andere twee zijn substantieel. Een symbolische agenda kan gedefinieerd worden als die boodschappen waarvan het enige doel is in de media te komen. Bij substantiële politieke agenda’s, zoals wetgeving, is de media invloed een stuk minder groot.
            Er kan een soort continuüm opgesteld worden, van substantieel tot symbolisch. Soms kan een politieke actor zowel een substantiële als symbolische agenda tegelijkertijd hebben.

Tijdsperiode: verkiezingstijd versus geen verkiezingstijd

Sommige vorige onderzoeken focusten zich op media en politieke agenda’s in de weken voor de polls. Anderen onderzochten een langere periode. Sommige onderzoekers keken naar het concept van permanente campagnes: het feit dat politici, ook in gewone tijden, campagne inzichten en tactieken in hun communicatie stoppen. Deze onderzoeken verschillen echter heel veel van elkaar, het gedrag van politieke actoren is heel anders en ook de reactie op mediadekking verschilt in beide periodes.
            De afgelopen jaren werd veel onderzocht wat de interactie tussen media en politieke partijen is tijdens de campagne. Kunnen politieke partijen de media beheersen of zet de media de media agenda zelf? Een voorbeeld van wat gevonden werd bij campagne onderzoek is dat gedurende campagnes, de media impact op kandidaten en partijagenda’s is gelimiteerd. Verder werden gemengde resultaten gevonden over of de media nou wel of niet veel invloed heeft.
            Volgens Just et al. is de rol van publieke agenda met een overwelmende dominantie van baancreatie cruciaal. Dit werd opgepikt door zowel partijen als media. Sommige recente onderzoeken onderzochten de interactie tussen media en politiek gedurende de campagne in grote detail. Zij bevestigden de gelimiteerde rol van de media. Politieke partijen beïnvloeden de media agenda’s door hun dagelijkse communicaties, maar reageerden nauwelijks op stimuli van de media. Dit gold ook voor Nederland, met Pim Fortuyn: zijn populistische partij zette de media-agenda en niet andersom.
            Hoe kan deze minimale politieke agendasetting macht van media tijdens campagneperioden verklaard worden? Dit kan zijn doordat de verkiezingcontext het gedrag van zowel de politiek als de media veranderd. De compositie van de agenda’s veranderen heel erg, centrale actoren zoals de overheid en hun substantiële agenda’s moeten ruimte maken voor symbolische agenda’s. Anderen zeggen dat het komt door het feit dat partijen en kandidaten heel erg proberen de publieke agenda te beïnvloeden. Hun hele gedrag is gericht op het domineren van het publieke debat: partijen hebben dagelijkse persbriefings, maken hun eigen pseudo-events, etc. Het blijkt dat media liever volgt dan leid hierin. Dus: de verkiezingscontext maakt het  moeilijker voor de media om de politieke agenda te zetten en slechts te focussen op onderwerpen die niet door partijen of kandidaten naar voren worden gebracht.
            De media geeft daarnaast meer aandacht aan politiek in tijde van verkiezingen. De mediadeuren zijn dan ook wijd open voor elke politicus met een boodschap. Voor de verkiezingen verandert de structuur van het nieuws, zo wordt er een speciaal item voor aangebracht in het nieuws. Ondanks dat veel als ‘horse race’ dekking kan worden gelabeld, betekend niet dat de dekking van onderwerpen aan de kant wordt gedrukt door wie in de races vooroploopt of juist niet.
            Media is minder autonoom en hun dekking is meer gebalanceerd tijdens verkiezingen. De moderne media zijn niet langer gedreven door een politieke logica, maar hebben hun eigen medialogica. Dit betekend niet dat er geen beperkingen zijn. Vooral ten tijde van verkiezingen, worden bepaalde regels,tradities en gewoonten ten opzichte van eerlijkheid en balans  opgelegd, die de media zijn soevereiniteit limiteren. Tijdens verkiezingen zijn zowel politici als het publiek gevoelig voor oneerlijke dekking of een ongebalanceerde verdeling van aandacht. Daarom wordt aan verschillende regels gehouden.
            Dat de rol van de media bij politieke agendasetting tijdens campagnes klein is, betekend niet dat ze de uitkomst niet kunnen beïnvloeden. Zo kan de media de agenda van partij A meer volgen dan die van partij B, meer aandacht geven aan onderwerp X dan aan onderwerp Y. De agendasetting macht van de journalisten tijdens verkiezingen ligt meer in hun discretie om informatie van politieke actoren wel  of niet te vertellen, en niet zo erg bij hun autonome selectie van onderwerpen.

Het overnemen van politieke onderwerpen: type en snelheid

Bij het bestuderen van de impact van media op de politieke agenda worden vier basis onderzoekskeuzes gemaakt. Politieke agenda setting is mogelijk, maar het hangt wel van dingen af: het soort media en onderwerpen in het onderzoek en de politieke agenda en de tijdsperiode bij het onderzoek. De meeste politieke agendasetting onderzoeken claimen impliciet dat mediadekking leidt tot politieke aandacht: politieke actoren nemen media onderwerpen over, simpelweg omdat ze gedekt worden.  De vraag hierbij is: waarom nemen politieke actoren onderwerpen aan die naar voren worden gebracht bij de media? Hierbij moet gekeken worden naar de ontvanger van de mediaboodschap: niet alle mensen reageren hetzelfde op mediadekking. Individuele kenmerken maken sommige mensen meer beïnvloedbaar voor sommige boodschappen dan anderen.
            Waarom reageren politici op media onderwerpen: in de meeste gevallen reageren politici niet op mediadekking. Er is te veel, te verschillende, en te gefragmenteerd nieuws voor politieke actoren om het bij te houden en ergens op te reageren. Sommige momenten reageren politieke actoren echter wel, en dit doen ze om verschillende redenen:

  1. Zo bijvoorbeeld omdat ze net als gewone burgers, beïnvloed worden door de media: het is op televisie, dus het is belangrijk. Politici zijn echte nieuwsverslaafden. In een bepaalde mate overlappen de politieke- en de publieke agenda dan ook. Ze reageren echter niet op dezelfde manier op nieuws. Politieke actoren bedenken bewust na over waar ze aandacht aan gaan besteden, het publiek doet dit minder. Het meest cruciale verschil is dat de publieke agendasetting een cognitief proces is en de politieke agenda setting een gedragsproces is. Het gaat er niet om wat politici denken of geloven, maar wat ze doen is belangrijk.
  2. Politici reageren ook op media cues om met elkaar te communiceren. Media maakt deel uit van politiek, ze zijn de marktplaats waarin politieke ideeën en voorstellen worden geplaatst en getest. Vaak zijn boodschappen van politici gericht naar andere politici, en niet voor het grote publiek.
  3. De belangrijkste reden is dat mediadekking is geassocieerd met publieke opinie. Het doet er niet toe of de media de publieke mening beïnvloed, maar wat hier belangrijk is, is dat politici geloven dat televisie en kranten de prioriteiten van het publiek bepalen. Politieke actoren zien de aandacht van media voor bepaalde onderwerpen als een indicator van het publiek zijn wensen. Eigenlijk kan dus gezegd worden dat politieke actoren niet per se op mediadekking reageren, maar eigenlijk op publieke opinie. Volgens Schudson ligt de macht van de massamedia niet in de directe invloed van de massamedia op het algemene publiek, maar in de perceptie van experts en keuzemakers dat het algemene publiek wordt beïnvloed door de media.

Wanneer geaccepteerd wordt dat media met publieke opinie geassocieerd wordt, is het een natuurlijke reactie voor politici aan te passes aan media onderwerpen en soms de media zelfs te volgen. Politieke actoren worden geëvalueerd door het publiek gebaseerd op de onderwerpen die de media naar voren brengt: het priming mechanisme. Daarom doen politici hun best mensen te imponeren, vooral over mediaonderwerpen. Hun reactie is dan ook vaan eerder symbolisch dan substantieel.
Er zijn vijf soorten van politieke reactie op onderwerpdekking van de media:

  1. Geen reactie
  2. Snelle symbolische reactie
  3. Langzame substantiële reactie
  4. Snelle substantiële reactie
  5. Trage symbolische reactie

Gedragsdeterminanten van de politieke aanpassing aan mediaonderwerpen

Bij politieke agendasetting zijn er een aantal relevante structurele, positionele en individuele kenmerken van het boodschapontvangende publiek. Deze factoren zijn onafhankelijk. In publieke agendasetting zijn het de karakteristieken van de politieke actor die de mediaboodschap krijgt, bepaald hoe hij/zij zal denken over de mediacue. Individuele kenmerken van iemand uit het publiek is hierbij bepalend, bijvoorbeeld gevoeligheid voor de boodschap.
            Bij de politieke agendasetting gaat het om: de institutionele en interne regels van de politieke actor in kwestie, zijn of haar positie qua politiek en zijn/haar persoonlijke kenmerken.

  1. Institutionele kenmerken: bepalen de timing van het openstaan van mediaonderwerpen.
  2. De interne functie van politieke actoren gaat over hun reactie op mediadekking. Politieke partijen moeten nadenken voordat ze reageren en als een partij leiderschap is gebonden door interne democratie, kan het even duren.
  3. Bij politieke configuratie gaat het over het overheids-oppositie spel. De overheid wil tonen dat alles onder controle is, maar het doel van de oppositie is het tegenovergestelde tonen.
  4. De persoonlijke kenmerken van politieke actoren beïnvloeden hun keuze om wel of niet te reageren op mediadekking. De specialisatie van politieke actoren kan hierbij bijvoorbeeld belangrijk zijn.

Deze tabel is belangrijk bij dit artikel:

De bepaalde issues (persoonlijk of onpersoonlijk), de specifieke media uiting (bijv. televisie of nieuws), en het dekkingstype (negatief of positief) zijn de inputvariabelen. Politieke contextvariabelen staan in het midden en politieke aanpassing kan het resultaat zijn.

 

Artikel 7 -
 De media als politieke agendasetters: de perceptie van journalisten op mediamacht in acht westerse Europese landen. Van Dalen & Van Aelst.

Een centraal aspect van politiek is de worsteling over de aandacht van onderwerpen. Verschillende actoren wedijveren over wat de meest belangrijke onderwerpen van de dag zijn, het is één grote competitie. Deze worsteling voor aandacht is een van de eerste fases van beleidsprocessen. Omdat media aandacht kan focussen, wordt media gezien als machtig in deze fase. Bezorgdheid over de vergrote politieke macht van de media heeft geleid tot angst over democratie, dat in een mediacratie veranderd. De massamedia nemen hier de rol van andere politieke instituties over en bepalen de politieke agenda. Media invloed op de politieke agenda is er bij een aantal factoren: onderwerp type, karakteristieken van mediadekking en de natuur van de politieke agenda.
            We weten weinig over politieke agenda setting omdat de meeste onderzoeken slechts over 1 land gaat, en dan vooral Amerika. Daarnaast wordt vaak slechts een gelimiteerd aantal landen vergeleken. Ten derde kunnen crossnationale vergelijkingen de relatie tussen de agendasetting rol van de media OF karakteristieken van het politieke systeem onderzoeken, en niet beide.

Media als politieke agendasetters: machtsbalans

Het agendasetting concept is gebruikt bij veel disciplines en contexten. Een scheiding moet getrokken worden tussen publieke en politieke agendasetting.
Publieke agenda setting: de prioriteiten van onderwerpen van een bepaald publiek. Politieke agendasetting: de onderwerpen die interessant blijken te zijn om over te debatteren in de politieke arena. Publieke agendasetting modellen denken vaak dat media een directe invloed heeft op het publiek, en het publiek denkt dat onderwerpen belangrijk zijn zodra ze op de media-agenda staan.
            Politici zijn strategische en rationele actoren en snappen goed hoe de media werkt, vaak zijn ze sceptisch over wat de media zegt. Dit betekend echter niet dat de media niet beïnvloed worden door wat de media zegt, maar politieke agendasetting is het resultaat van strategische politieke beredenering. Het is geen cognitief proces. Politici reageren op mediadekking als ze denken dat het een effect heeft op het publiek, omdat het ze kan helpen hun eigen agenda te promoten.
            Agendasetting is een circulair en van te voren vastgelegd proces, eerder dan een proces zonder richting. Vooral, omdat de media ook reageert op de politieke agenda. De vraag is echter hoe afhankelijk ze van elkaar zijn.

            De politieke agendasetting macht van de media kan daarom beter begrepen worden als een ‘machtsbalans perspectief’. De macht van de media is bepaald door hoe ze hun eigen bronnen bepalen, maar ook hoe de macht van de elite bronnen is.

Autonome media en geconcentreerde politieke macht

De verwachting is dat de politieke agendasetting macht van de media verschilt over landen. Het hangt af van de autonomiteit van het mediasysteem en de concentratie van macht in het politieke systeem. In autonome systemen hangt de media agenda minder af van de politieke agenda. In politieke systemen met een grote concentratie van macht, met weinig partijen, hebben politieke actoren een sterke geep op de politieke agenda. Hierdoor is er minder ruimte voor de media om de prioriteiten van onderwerpen vast te stellen.

Autonome media

Het bereiken van publiek is de eerste belangrijke factor die invloed heeft op de machtspositie van de media. Media is meer afhankelijk van financiële hulp van politieke actoren wanneer minder publiek bereikt wordt.
            Om te bepalen in welke West-Europese landen de kans groter of kleiner is dat de media de politieke agenda beïnvloeden wordt er naar het bereik van televisie en kranten gekeken. Televisie blijkt de meest gebruikte informatiebron. Het bereik van de kranten verschilt erg over de landen. Omdat de televisie meer bereik heeft, wordt ook verwacht dat de televisie belangrijker is in het agendasetting proces dan kranten zijn.
            De journalistieke professie verschilt heel erg per land. Wanneer een hoge, geprofessionaliseerde journalistieke groep is, die onafhankelijk zijn worden journalisten meer geweerd tegen politieke controle. Journalistiek wordt hier als zelfregulerend gezien, met professionele normen en een sterke positie bij de publieke zenders.  Het machtsbalans perspectief zegt: de massamedia heeft een sterkere positie in landen waar politieke controle over de media kleiner is. hier gaan politici minder snel reageren op mediadekking.

Geconcentreerde politieke macht

Hoe meer agendamacht verschillende politieke actoren delen, hoe meer de media een belangrijke agendasetter is. Concentratie van macht zal de rol van media limiteren. Wanneer macht wordt verdeeld over verschillende actoren, kunnen ze niet de politieke agenda alleen zetten. Dit hangt af van het partijsysteem en de concentratie van macht in de overheid.
            Een typische meerderheidsdemocratie bestaat grotendeels uit twee partijen. Consensus democratieën zijn vaak meerdere partij systemen. Bij twee partijen is er meer concentratie, dus ook meer concentratie in de macht. Meerdere partij systemen zijn meer fragiel en gefragmenteerd, dus is er ook gefragmenteerde politieke macht. Wanneer geen enkele partij zijn programma kan opdringen, is media een belangrijkere agendasetter geworden.
            Volgens Lijphart is de concentratie van macht in de overheid de meest typische variabele bij het meerderheidconsensus contrast. Het verschil tussen eenpartijstaten en meerdere partij coalities is het contrast tussen de concentratie van macht in de handen van de meerderheid of die in van een brede machtverdeling. De verwachting is dat een laag aantal partijen in de regering leiden tot meer stabiele en machtige kabinetten. Verder is de verwachting dat de zwakste concentratie van macht wordt gevonden in coalitie minderheidsregeringen, die afhangen van de steun van andere partijen in het parlement. Partijen delen een verantwoordelijkheid en de concentratie van de macht is hierdoor laag.
            Dus: de verwachting is dat in de onderzochte acht landen verschillen zijn qua agendasetting macht van de media. Hierbij worden twee groepen onderscheiden: de Scandinavische landen en de lage landen. Hierbij is de grootste kans dat de media machtgroot is. De tweede groep is Duitsland, Spanje en Engeland, waarbij de kans minder groot is dat de mediamacht groot is. Hier bereiken de media namelijk een kleiner publiek, zijn ze minder afhankelijk en werken ze in een politieke omgeving waar politieke macht geconcentreerd is.

Resultaten

Bij het statement “de media bepaald welke onderwerpen belangrijk zijn, politiek heeft weinig invloed hierop”, werd dit door 75% van de Nederlanders, Belgen, Denen en Zweden ondersteund. Politieke journalisten zijn het hier echter niet mee eens.

Krant versus televisie

Journalisten vinden tussen kranten en televisie geen verschil zitten qua invloed op de politieke agenda. Welk medium meer beïnvloed verschilt per land. Tegen de verwachtingen in, heeft printmedia minder agendasetting macht in Nederland en Zweden en meer in Engeland en Spanje. Terwijl in Nederland en Zweden de meeste kranten worden gelezen en in Engeland en Spanje slechts de elite de krant leest.
            Een belangrijke rol spelen de publieke omroepen van de landen. Wat gevonden is, is dat de verwachte agendasetting macht van de media niet overeenkomt met de clustering gebaseerd op publieksbereik, maar reflecteert wel de clusters gebaseerd op politieke controle.

Media versus politieke partijen en de overheid

In alle landen blijkt de minister president de belangrijkste agendasetter. Verder is er een contrast in alle landen van wat het meest belangrijk is: minister president, media, ministers, belangrijke groepen, partijen en Kamerleden. De resultaten indiceren dus dat de institutionele context en macht concentratie relevant zijn voor de agendasetting macht van de media vergeleken met politieke partijen en de overheid.

Systeem-level versus individuele-level karakteristieken

Hierbij kunnen de landen in drie groepen worden opgedeeld. De eerste is Zweden en Noorwegen, waarbij media meer invloed heeft dan politici. Politieke controle over de media is laag in deze landen. België, Nederland en Denemarken vormen de tweede groep, waarbij de invloed van de media en politiek op de politieke agenda meer gebalanceerd is. Lage concentratie van politieke macht is gecombineerd met een relatieve zwakke media invloed. Spanje, Duitsland en Engeland zijn de derde groep, waarbij door de concentratie van politieke power de media weinig kans hebben de agenda te zetten.

Conclusie

Gebaseerd op de vergelijkingen tussen landen, kan geconcludeerd worden dat de machtbalans tussen de media en politieke actoren voor een groot deel de institutionele regelingen van het politieke systeem volgen.

 

Artikel 8 -
 Het afnemen van de doodstraf. Hoe media framing straffen veranderde in Amerika. Baumgartner, Linn & Boydstun.

Een meerderheid van de Amerikanen hebben altijd achter de doodstraf gestaan en doen dat nog steeds, op morele gronden. Ondanks dit, wordt dit onderwerp gebruikt voor het framen van effecten.
            Er is een dramatische opkomst voor een nieuwe manier van denken over de doodstraf in Amerika door middel van een ‘onschuldigheidsframe’. Deze frame rust op de notie dat het Amerikaanse rechtssysteem niet immuun is van fouten. Aandacht geven aan de mogelijkheid van fouten in een bepaalde zaak van een doodstraf leidt tot bezorgdheid, zelfs bij mensen die totaal achter de doodstraf staan. De onschuldigheidsframe is meer prominent geworden in de publieke discussie, maar frames gebaseerd op moraal en constitutie zijn minder belangrijk geworden. Dit heeft geleid tot een duidelijke verandering van een grote publieke opinie en een grote afname in de bereidheid van jury’s om doodstraffen uit te spreken in het land.
            We moeten er wel bij stilstaan dat het beleid van de doodstraf niet alleen wordt gedreven door de mediadekking, maar ook door onderliggende fenomenen in het rechtssysteem. Aangetoond worden de sterke effecten van framing op doodstraffen, gecontroleerd wordt de criminaliteitsgraad en het aantal individuen die ontlast worden van de doodstraf. Media framing in de zaak van de doodstraf heeft een grote invloed op publieksbeleid.

De link tussen framing en publieksbeleid zit goed in elkaar. Veranderingen in het framen van bijvoorbeeld tabak en kernmacht, of zoals hier de doodstraf, hebben veel effecten op beleid. Framing leidt beleidsmakers door een aantal kanalen, de belangrijkste hierbij is de publieke opinie. Veel onderzoekers hebben aangetoond dat de manier waarop een issue wordt gedefinieerd de mening van het publiek sterk kan beïnvloeden.
            Soms heeft framing effect op de publieke opinie en beleid maken gediend door de groeiende events. Argumenten dat het systeem is gebroken, dat het proces bestaat uit fouten, resulteerde in een dramatische reductie in het aantal doodstraffen die door jury’s werden uitgesproken. Daarnaast zijn er onschuldigheids-projecten opgezet, waarbij in veel journalistieke- en rechtsscholen door het land verteld wordt over onschuldige mensen die de doodstraf hebben gekregen. Daardoor is er ook meer aandacht gekomen voor het probleem.

Een theorie van dynamische framing en een methode van meten

Velen hebben het belang van issue-framing aangetoond bij publieksbeleid. Publieksbeleid werd dicht gerelateerd aan veranderingen in de publieke discussie. Daar waren ‘vlagen van enthousiasme’ en ‘vlagen van kritiek’.
            Beleidsonderwerpen zijn veel complexer dan slechts goed en slecht of positief of negatief. Je moet het eerder zien als iets multidimensionaals. Frame verandering/aandachtsverandering: wanneer individuen of organisaties hun focus van de ene dimensie van een debat veranderen in een andere dimensie. Deze zijn niet te voorkomen in een complexe omgeving waarin keuzes moeten worden gemaakt.
            De verwachting is dat de doodstraf zo’n transformatie van frame verandering heeft ondergaan. Het is een lastige zaak voor framing effecten, omdat veel mensen sterk religieus of moraal gebonden zijn aan het idee van de doodstraf. Deze gebondenheid kan je niet makkelijk omframen. Er wordt dan hier ook totaal op een andere manier gekeken naar het issue, niet vanuit moraal.

Mediadekking van de doodstraf

De onschuldigheidsframe rust op het idee dat, ondanks wat iedereen denkt over de moraliteit van de doodstraf, je moet afvragen of het rechtssysteem capabel is om doodstraffen uit te spreken zonder een fout te maken. Het idee van gebreken in het systeem, de onschuldigheid van mensen die de doodstraf krijgen, de verkeerde mensen die misschien worden geëxecuteerd: er is een debat over ontstaan.
            Het diepgaande effect van de onschuldigheidsframe kan volgens Druckman zo worden verklaard: het onschuldigheidsframe is niet alleen overtuigend, maar zelfs de grootste doodstraf supporters zullen het eens zijn dat de staat geen onschuldige mensen moeten executeren.
            De mediadekking van de doodstraf is steeds groter geworden. Er blijft een toename van het voorkomen van verhalen over de doodstraf. Het heeft meerdere dimensies in het debat, waarvan 7 thema’s uit zijn voortgekomen: doeltreffendheid, moraliteit, eerlijkheid,grondwettigheid, kosten, manier van executie en internationale bezorgdheid. Zo bleek de eerlijkheidsdimensie vooral na 1980 op te komen, hiervan maakt het onschuldigheidsframe deel uit. Kosten, manier van executie en internationale bezorgdheid bleken dimensies die vrij weinig voorkwamen. Grondwettigheid is een vaste dimensie, moraliteit is ook een belangrijke dimensie en de eerlijkheidsdimensie werd steeds belangrijker.
            Moraliteitsverhalen kunnen echter gaan over zowel mensen die voor- of tegen de doodstraf zijn. Deze verhalen zijn behoorlijk eerlijk verdeeld. Dit geld ook voor de grondwettigheid, sommige verhalen zijn voor en sommige tegen. Bij de eerlijkheidsdimensie zijn mensen slechts alleen tegen: anti doodstraf.
            Wat verder opviel is dat in deze verhalen in 75% niet over een slachtoffer of aangeklaagde werd gepraat, maar slechts over dingen als wat de rechtbank besloten had of legitimiteit van het debat. Als er over slachtoffers en daders werd gepraat: werd het slachtoffer meer benadrukt bij artikelen voor de doodstraf en werd de aangeklaagde meer benadrukt bij artikelen tegen de doodstraf.

De vergrootte impact van het onschuldigheidsframe kan aangetoond worden door het aantal verhalen die het volgende aantonen: claims van onschuldigheid, problemen gerelateerd aan bewijs gebruikt in de rechtszaak, problemen of imperfecties van het rechtssysteem en karakteristieken van de aangeklaagde
            De onderwerpen van discussie zetten de toon, en de toon verklaart het publieksbeleid reactie. Verschuiving in de aandacht van een topic naar een andere kan duidelijk gelinkt worden aan belangrijke beleidsveranderingen.

 Het opkomen van de onschuldigheidsframe

Hoe kan het dat rond 2000 opeens zo veel aandacht werd besteed aan onschuldigheid? Er werd al wel eerder bedacht dat er onschuldige mensen geëxecuteerd zullen zijn. Tegenwoordig worden veel mensen ontlast van de doodstraf.
            Wat gezegd kan worden, is dat het onderliggende fenomeen van de doodstraf niet is veranderd. Wat veranderd is, is de aandacht die gericht is op het fenomeen.
Er zijn veel redenen waarom er nu meer aandacht besteed wordt aan de doodstraf. Zo zijn er individuele factoren, bijvoorbeeld de afname van gewelddadige criminaliteit vanaf 1990. Sommige zeggen dat de onschuldigheidsframe alleen succesvol was, door de nieuwe wetenschappelijke technologieën. Zo kon vanaf nu DNA getest worden, waardoor onschuldigheid kon worden aangetoond. Ook van mensen die al geëxecuteerd waren. Dit heeft ook een publieke fascinatie gekregen, door programma’s als CSI. Zo kwam er een culturele bewustwording van de complexiteit van het verkrijgen van bewijs tegen een persoon. Daarnaast zijn ze ervan bewust geworden dat er veel menselijke fouten kunnen gemaakt worden bij dit proces.
            Er kan niet één duidelijke reden worden gegeven die de opkomst van de onschuldigheidsframe verklaart. Dit is ook niet belangrijk. Het is gewoon een verandering van aandacht. Door bewustwording van onschuldige executies werden dus onschuldigheids-projecten opgezet, Hierbij werd bewijs getoond dat er onschuldige mensen geëxecuteerd zullen zijn. Dit toonde urgentie, maar echte aandacht kwam pas een decennium hierna. Op een punt, midden in de jaren ’90, kwam het onschuldigheidsframe op en kreeg totale publieke aandacht, waardoor het meteen op de agenda kwam en het debat domineerde.

De impact van framen op uitspraak van executie

Het aantal Amerikanen dat geëxecuteerd is verschillend substantieel door de tijd. Wel is het aantal executies altijd substantieel minder geweest dan het aantal dat uitgesproken werd. Hierbij speelt mediadekking een grote rol. Aandacht voor de onschuldige en een anti-doodstraf toon in de media zullen de support voor doodstraf verminderen. De mediadekking beïnvloed direct het aantal veroordelingen dat uitgesproken wordt. Hierbij is niet alleen mediaframing belangrijk, maar ook moorden, publieke opinie, en het objectieve bewijs dat het systeem geneigd is tot fouten.
            Publieke opinie is gelinkt aan politiek gedrag en publieksbeleid. Publiek sentiment tot de doodstraf is historisch zowel steunend als stabiel. De laatste jaren is de steun verminderd. Als meer Amerikanen tegen de doodstraf gaan, is de verwachting dat het aantal doodstraffen wordt verminderd. Dit is een direct effect. Daarnaast als een mening minder ondersteund wordt, willen uitvoerders minder graag de doodstraf uitvoeren.  De kosten en politieke kapitaal wordt te hoog, dit leidt tot minder rechtszaken en minder doodstraffen. Dit is een indirect effect.
            Zowel de mediadekking als de beperkingen van het systeem kunnen de vermindering van doodstraffen beïnvloed hebben.

Conclusie

Het aantal doodstraffen dat uitgesproken is, is een belangrijke indicator van publieksbeleid. Deze is veel veranderd in de laatste decennia. De variatie hierin is sterk te voorspellen. Het aantal doodstraffen is een reactie op media aandacht, publieke opinie en mate van moorden. Het is reactief op de mediaframe. Het opkomen van de onschuldigheidsframe heeft ertoe geleid dat er een grote vermindering van doodstraffen kwam.
            Het verminderen van het aantal moorden en een consistente anti-doodstraf richting in de mediaframing, leidde ertoe dat er een meer anti-doodstraf richting is gekomen. Zowel indirect als direct via publieke opinie, heeft het geleid tot minder uitspraken van doodstraffen. Het is een logische conclusie.

 

Artikel 9 -
 Het huwelijk van politiek en marketing. Lees-Marshment

Politieke marketing gaat over politieke organisaties die zich aanpassen aan bedrijfsmarketing concepten en technieken die hun helpen om doelen te bereiken. Politieke partijen, belangrijke groepen en lokale consulenten zijn hierbij die marktintelligentie vergroten om de zorgen van burgers te identificeren.
            Er bestaat echter veel verwarring over wat politieke marketing nou precies is. Vaak wordt het gezien als slechts politieke communicatie, maar eigenlijk is het de relatie tussen politieke onderzoeken en marketing. Het wordt echt gezien als een huwelijk: iets ouds verkent de bodem die de grondbeginselen van politieke wetenschap geven aan de partnerverhouding. Iets geleends verklaart wat we aannemen van marketing. Iets nieuws is het resultaat van het huwelijks, waarbij het theoretische framewerk van het product wordt ontworpen, het gaat over sales en marktgeoriënteerde partijen. Iets blauws illustreert de theorie door te verklaren hoe de Conservatieve Partij politieke marketing gebruikt.

Het verdedigen van politieke wetenschap: tijd voor een nieuw lesje politieke marketing

De brede omvang van politieke marketing is niet door iedereen geaccepteerd. Het wordt soms beoordeeld als niets anders dan een lief idee waarbij iets meer dan een trendy aantrekkingskracht wordt aangeboden. Het laten trouwen van marketing tot politiek lijkt een schandaal te hebben veroorzaakt: niet iedereen in politieke wetenschap is blij met deze match.
            De politieke wetenschap heeft hier reden toe: De meerderheid van de politieke marketeers focussen op politieke marketing communicatie. Deze wordt echter niet altijd goed gedemonstreerd.  Daarnaast is de macht van de les minder geworden, door de discussie van de invloed van marketing op het design van politiek gedrag gemixt is met de analyse van zijn presentatie. Tot slot zien onderzoekers veelomvattend gebruik van de marketing theorie om het hoofd.

Iets ouds: lessen van politieke onderzoeken

Politieke marketing is dus een huwelijks tussen twee disciplines, waarin zowel van politiek als van marketing zit. Het is de doorbreking van de politieke arena door middel van marketing: het neemt een richting van de leidende partner van marketing, maar wordt door de partner van politiek aangevuld.
            Marketingliteratuur zelf zegt dat non-profit organisaties substantieel verschillen van andere bedrijven. Voor een politieke partij is het nog weer anders, het doel is anders en de performance moeilijker om te meten. Een product van de partij is minder merkbaar en is meer een complex design. Het overbrengen van marketing principes van bedrijfsorganisaties naar non-profit organisaties is moeilijk. Er moet aangepast worden aan de marketing.

Natuur van de organisatie

Grote partijen in Engeland verzoeken om te concurreren in democratische verkiezingen om de publieke ambt te behouden. Ze kunnen veel doelen hebben en ondanks dit een belangrijk punt is voor een debat, wordt het geaccepteerd dat het electorale succes dominant is. Grote partijen hebben als doel om genoeg stemmen te krijgen bij de algemene verkiezingen, om controle over de regering te hebben.

Markt

De markt is complex. Het bestaat uit stemmers die een martij supporten door hun electorale succes. Stemmers kunnen ook beïnvloed worden door de eisen van niet-stemmers, zoals kinderen. Partijleden, die zowel wel of niet stemmers kunnen zijn, zijn ook belangrijk. Leden kunnen verschillende en conflicterende eisen hebben, partijen moeten proberen deze verschillen te aanvaarden.

Product

Het product van de partij is zijn gedrag dat karakteristieken heeft, altijd plaatsvindt en altijd aangeboden kan worden bij elk niveau van de partij. Het product van de partij houdt ook het leiderschap, de leden van het parlement, lidmaatschap, personeel, symbolen, constitutie en activiteiten als partijconferenties.

Aanpak tot gedrag

Politieke wetenschap geeft ook een aantal modellen om de analyse en aanpak te verklaren en hoe ze gedrag bepalen. De theorieën: massa-partijen, catch-all partijen, electorale-professionele partijen en de kartelpartijen. Politieke marketing bouwt op deze modellen. Er is echter iets veranderd in partijgedrag in Engeland, getypeerd door ‘New Labour’, wat deze modellen niet totaal dekken. Politieke marketing kan hierbij helpen.

Iets geleends: andere school van marketing

Marketing literatuur bediscussieerd hoe bedrijven meer gewoontes proberen te krijgen, waarbij hun product ontworpen wordt en gepromoot wordt.  De literatuur geeft een analytisch framewerk en terminologie dat voor politieke wetenschappers best onduidelijk kan zijn. Marketing houdt zich bezig met de relatie tussen een product en bronnen van een firma  en de reacties hiervan op de klanten en de markt. De reacties beïnvloeden de relatie tussen de firma en de klant. Het gaat erom hoe organisaties plannen en keuzes maken, en doelt op het helpen van een organisatie te concurreren met rivalen. Het houdt zich bezig met alle gebieden van een firma zijn gedrag, niet alleen de sales afdeling. Politieke marketing is breed en houdt zich bezig met meer dan slechts communicatie.
            Marketing geeft verschillende oriëntaties om bedrijfsgedrag te bepalen: producten, sales en markt oriëntaties. Een product-geörienteerd bedrijf concentreert zich op het beste product, zo efficiënt en goedkoop mogelijk. Een sales-geörienteerd bedrijf heeft dezelfde attitude ten opzichte van de design van het product, maar doet meer moeite voor de verkoop. De focus ligt op de verkooptechnieken van de werknemers, adverteren en overtuiging. Het tijdsperspectief is korte termijn. Een marktgeoriënteerd bedrijf gaat zijn producten ontwerpen om klanttevreden te krijgen, zo kunnen doelen bewerkstelligd worden. Dit is meer een lange termijn doel. Deze drie oriëntaties kunnen op partijgedrag worden geplaatst.
            Marketing mix/ 4 P’s: product, prijs, promotie en plaats. Dit kan gevormd worden tot een chronologisch proces dat bestaat uit verschillende fases waar een partij doorheen kan gaan bij een electorale cyclus.

Iets nieuws: het verschillende curriculum van politieke marketing

Politieke partijen kunnen politieke marketing gebruiken om hun kansen van het behalen van hun doel te vergroten: het winnen van de verkiezingen. Ze veranderen aspecten van hun gedrag, waaronder beleid, lidmaatschap, leiderschap en organisatorische structuur om de natuur en vraag van hun markt te passen.
 Een groot deel van de politieke marketing onderzoeken suggereert dat marketing en marktoriëntatie hetzelfde zijn. Andere literatuur vindt uit dat een marktoriëntatie op het moment het meest dominant is.  Elke oriëntatie kan een gepaste aanpak zijn, afhankelijk van de doelen en markt voor de individuele organisatie. Elke oriëntatie is een gebruikbaar gereedschap voor het bestuderen van organisatorisch gedrag.

Een product-georiënteerde partij beredeneerd waar hij voor staat en waar hij in geloofd. Het neemt aan dat stemmers zullen realiseren dat hun ideeën de goede zijn en daarom er voor moeten stemmen. Dit type partij weigert hun ideeën of product aan te passen, zelfs als hiervoor geen steun is.

Een sales-georiënteerde partij focust op het verkopen van argumenten aan stemmers. Het blijft bij het voorbepaalde design van het product, maar herkend dat sommige mensen het niet automatisch op die manier willen. Marktintelligentie wordt gebruikt om de reactie van stemmers en hun gedrag te begrijpen. De partij gebruikt de laatste advertentie en communicatietechnieken om stemmers te overtuigen dat het goed is. Een sales-georiënteerde partij veranderd hun gedrag niet omdat mensen dat willen, maar probeert mensen te laten willen wat zij aanbieden. Het voegt twee significante dingen toe aan het begrijpen van het gebruik van verkooptechnieken: als politieke organisaties deze focus overnemen is de kans groot dat ze de meest effectieve presentatie geven van het politieke product, omdat alle energie in communicatie wordt gedrukt. Daarnaast, in termen van gereedschap, is communicatie ontworpen met resultaten van marktintelligentie en kan gebruikt worden met marketingtechnieken. Voorbeelden hiervan zijn doelmarketing en directe post.

Een markt-georiënteerde partij ontwerpt hun gedrag om stemmers tevreden te houden. Het gebruikt marktintelligentie om de eisen van een stemmer te identificeren, daarna wordt het product ontworpen om daarbij aan te passen. Marktintelligentie wordt slechts ingezet na het ontwikkelen van het gedrag. Het wil niet veranderen wat mensen denken, maar geven wat mensen willen en nodig hebben. Een markt-georiënteerde partij gaat niet slechts geven wat het publiek wil, of slechts de opiniepolls meten, omdat het product wel beschikbaar moet zijn. Als ze het dan niet kunnen leveren, zullen stemmers teleurgesteld zijn en kan de partij support verliezen. Daarnaast moet het geaccepteerd worden in de partij en daarom moet het product voorzichtig worden aangepast. Het ontwerpt dus wel wat een stemmer wil: wat een stemmer wil en nodig heeft, krijgt hij. Dit wordt door de interne organisatie gesupport.

Deze partijen hebben allemaal een andere positie op: productontwerp, marktintelligentie, productaanpassing, implementatie, communicatie, campagne, verkiezingen en uitbrenging.
            De drie oriëntaties identificeren belangrijke delen van een systeem, maar geven geen relatie tussen variabelen. Ze indiceren naar welk gedrag je moet kijken en geven een groter begrip voor de realiteit: maar ze zullen geen gedetailleerde verwachtingen geven van gedrag over alle tijden onder elke omstandigheid. Daarnaast is het gewenste gedrag niet altijd even makkelijk haalbaar zijn. Er kan veel kritiek zijn op de aanpak, maar ze helpen wel bij het begrijpen van dingen. Marketing geeft de activiteit van marktintelligentie om uit te leggen hoe partijen de stemmers zijn eisen identificeren. Dit kan ook per land en omgeving verschillen. Een partij die marktgeoriënteerd is, kan zijn gedrag aan passen om de eisen van stemmers tegemoet te komen. Deze kunnen per land en tijd verschillen. Een partij met bepaalde karakteristieken kan in het ene land marktgeoriënteerd zijn en in het andere land als productgeoriënteerd overkomen.
            Een voordeel van het onderscheid tussen deze oriëntaties is dat de drie partijtypes minder geneigd zijn om tijdsgebonden te zijn en nuttig zullen zijn voor het onderzoeken van partijgedrag onder elke omstandigheid. Het nadeel ervan is dat het onmogelijk blijft om te definiëren hoe een marktgeoriënteerde partij er uit ziet.

Iets blauws: politieke marketing en de conservatieven

Artikelen tonen gedetailleerd onderzoek in de mate waarin grote partijen politieke marketing gebruiken. De drie partijtypen zoals hierboven beschreven zijn alleen ideale typen en de partijen zullen nooit totaal een marktgeoriënteerd model krijgen. Deze bevindingen zijn gebaseerd op analyse van bewijs dat is gevonden door polls, vragenlijsten en gedrag van toentertijd.
            In 1979 was de Conservatieve Partij sterk marktgeoriënteerd. Beleid, leiderschap, stijl, organisatie, communicatie en de campagne werden ontworpen om de partij zijn begrip van stemmers aam te passen. Marktintelligentie werd hierbij gebruikt. Verandering in gedrag werd voorzichtig geïntroduceerd om acceptatie te krijgen binnen de partij, het beloofde beleid moest gehaald kunnen worden. Hierbij hebben ze veel stemmers gewonnen. Vooral tegen de oppositie die meer productgeoriënteerd was.
            Politieke marketing analyse geeft niet alleen de potentie om politiek gedrag aan te tonen, maar voorspelt de consequenties van bepaalde gedragstypen.
            Een andere keer was het zo dat de Conservatieven marktintelligentie negeerden (rond 1992). Toch wonnen ze nog, waardoor ze zich onoverwinnelijk voelden. Daarnaast werden veel aspecten van het product onpopulair, zoals leiderschap van de burgermeester. De partij werd zwak op onderwerpen die stemmers juist het belangrijkst vonden. Zo werd en de marktoriëntatie weggegooid en konden ze niet voldoen aan de eisen van de stemmers. Ze waren een productgeoriënteerde partij geworden. Ze weigerden hun beleid te veranderen. Hierdoor werd aangetoond in polls, focusgroepen, vragenlijsten, lidmaatschapsaantallen en activiteit dat ze heel veel afname hadden qua support.

Kotler & Levy: marketing is die functie van de organisatie die in constante aanraking kan blijven met de klanten van de organisatie, hun benodigdheden kan lezen, producten kan ontwikkelen die hiermee overeenkomen en een programma kunnen bouwen van communicaties om de doelen van de organisatie te uiten.

Als je kijkt naar gedrag zijn partijen een historische transformatie ondergaan van een product-, naar sales-, naar marktoriëntatie. Dit komt door de verandering in de markt, het hangt af van de markt wat hij/zij nodig heeft. Daar kan de partij op inspelen. Tegenwoordig is de marktoriëntatie dominant. De markt natuur is meer heterogeen geworden, mate van partij identificatie en lidmaatschap is afgenomen. Daarnaast zijn stemmers meer geschoold, geïnformeerd en kritisch over politieke partijen. De eisen van stemmers zijn minder klasse gebaseerd en partijen moeten een product aanbieden dat gesteund zal worden door de meerderheid van het parlement. Partijen hebben hier op gereageerd door marktgeoriënteerd te worden.

Conclusie

Politieke marketing leent van marketing, maar integreert lessen van politieke wetenschap om nieuwe kanten op te gaan. Empirische analyse van politieke marketing geeft inzicht in gedrag. Politieke marketing vraagt verschillende vragen, zoals hoe politieke organisaties luisteren naar de mensen die ze willen helpen.

 

Artikel 10 -
 Kandidaat strategie en de keuze om negatief te gaan. David F. Damore.

Wattenberg and Brians: een aantal ontwikkelingen hebben het karakter van de Amerikaanse verkiezingscampagnes veranderd, zoals de opkomst van negatieve advertenties. De resultaten tonen dat de keuze van de kandidaat om op negativiteit over te gaan afhangen van: de verandering in de campagne omgeving, het dynamische spel tussen twee kandidaten over de koers van een campagne, attributen van issues op de campagne agenda.

Theorie en hypothese

Er wordt vanuit gegaan dat het doel van grote partijkandidaten is om president te worden, aan de hand van het maken van rationele keuzes. Dat betekend dat er keuzes moeten worden gemaakt over hoe er ondersteuning kan worden gevonden bij veel stemmers en dat deze keuzes gebaseerd zijn op de kosten en voordelen, geassocieerd met hun potentiële keuzes. Vorig onderzoek zegt dat ten minste deze vier keuzes moeten worden gemaakt:

  1. Welk segment wordt het doel?
  2. Wat moet de inhoud van de boodschap zijn?
  3. Welk medium moet gebruikt worden om de boodschap naar voren te brengen?
  4. De focus van dit bericht, moet die negatief of positief zijn?

Het maken van een positieve campagne kan veel voordelen hebben. Positieve campagnes kan onbesloten stemmers aantrekken, door hen onderwerpen en bezorgdheden te tonen die belangrijk zijn bij de kandidaat en passen bij hun. Daarnaast reduceert het stemmer onzekerheid. Positieve campagnes kunnen ook nadelen hebben. Een positieve boodschap die niet overkomt bij de stemmers kan nadelig zijn. Kandidaten moeten dan of bij hun onpopulaire mening blijven, of de inhoud aanpassen. De inhoud aanpassen is echter een lastige taak. Daarnaast kan het het beeld geven dat kandidaten niet gefocust zijn en zoekende. Positieve boodschappen kunnen ook tegenvallen, omdat deze boodschappen de concurrentie de mogelijkheid geeft ook een boodschap naar buiten te brengen zonder dat zij gestoord worden.
            Een voordeel van negatieve campagne is dat je de steun van de andere kandidaten kan ondermijnen. Daarnaast kunnen stemmers negatieve informatie vaak beter onthouden dan de positieve informatie. Verder geven negatieve campagnes ook macht over campagne agenda’s. Hierbij geldt ook dat kandidaten die aanvallen gebruiken als reactie op de oppositie, niet hun eigen boodschappen in de hand hebben; maar ook die van de tegenstanders. Nadelen van een negatieve campagne zijn er ook, zo is er geen garandering dat negatieve informatie ondersteuning vergroot. Dat is, omdat deze boodschappen stemmers geen enkele directe reden geven om op de kandidaat te stemmen. Er worden slechts redenen gegeven waarom je in ieder geval niet op de oppositie moet stemmen. Daarnaast kunnen stemmers afkeer krijgen van de kandidaat, omdat ze zo erg aanvallen. Verder is de media heel kritisch op de toon en inhoud van de campagneboodschappen van de kandidaten.

De aanval afweging

De verwachting is dat kandidaten naar een balans streven van zowel positieve als negatieve dingen. Dit kan echter variëren door veranderingen in campagne context, de acties van de oppositie en de karakteristieken van onderwerpen op de campagne agenda.
            Skaperdas en Grofman’s hypothese: kandidaten met een lagere level van ondersteuning zullen eerder aanvallen dan kandidaten die voorlopen in polls. Deze kandidaten moeten de lens waardoor stemmers kijken aanpassen. Dit kan gedaan worden door het vergroten van de positieve dingen geassocieerd met de kandidaat. Dit kan echter ineffectief zijn, omdat de stemmers waarschijnlijk al een oordeel hebben en er daarom niet op stemmen. Daarom kan de kandidaat er het best op inspelen om niet op de tegenpartij te stemmen, om een bepaalde reden. Degene die voorop lopen in de poll, hebben er niet zo veel aan om negatief te doen over anderen. Dat is, omdat stemmers hun boodschap hebben geaccepteerd.
            Een andere contextuele factor die kan beïnvloeden of de kandidaat negatief zal gaan is nabijheid bij de verkiezingsdag. Aanvallen worden groter zodra de verkiezingen naderen. Als kandidaten al vroeg aanvallen, kunnen ze zichzelf niet definiëren onder stemmers, omdat ze al negatieve informatie over tegenstanders aan het communiceren zijn. Aanvallen in een later stadium van een campagne kan goed zijn omdat:

  1. Nadat kandidaten stemmers met informatie hebben verzadigd over zichelf, kan het moeilijk zijn om meer ondersteuning te vinden met een boodschap die positief is.
  2. Door te wachten met negatief gaan nadat je je hebt gepositioneerd in het hoofd van de stemmers, kunnen kandidaten gezien worden als meer geloofwaardig. Dit kan de oprechtheid van de aanval vergroten.

Een laatste factor die invloed kan hebben op de aanval is het gedrag van de kandidaat in het begin van de campagne. Kandidaten die veel aanvallen kunnen achterstand verwekken doordat stemmers niet houden van negativiteit. Daarnaast kan het ook veel negatieve aandacht krijgen van de media. Als consequentie worden de nadelen van negatieve campagne steeds groter. Om deze situatie te voorkomen, moeten kandidaten de algemene negativiteit van hun boodschap aanpassen.
            Het is natuurlijk wel zo dat dit beïnvloed kan worden door wat de oppositie doet. Het gedrag van de oppositie is een factor die de strategie van de campagne sterk beïnvloed. Als de oppositie je aanvalt, kan je er voor kiezen om ook in de aanval te gaan of de aanval te negeren. Maar de enige manier om een aanval onschadelijk te maken is om in de tegenaanval te gaan. Daarnaast zullen stemmers beter begrijpen dat je in de tegenaanval gaat, de nadelen zijn dan meer voor degene die de aanval is begonnen.
            Dit kan ook invloed hebben op hoe kandidaten ervoor kiezen op bepaalde issues te bediscussiëren op de campagne agenda. Om de effectiviteit van hun aanvallen te vergroten, kunnen kandidaten issues gebruiken waar ze van denken dat ze meer geloofwaardig zijn dan die van de tegenstander, op basis van de aanval.
            Verder kunnen kandidaten dan nadruk leggen op issues die voordelig zijn voor hun kandidaten. Kandidaten worden dan positief geassocieerd met bepaalde issues. Aanvallen die focussen op issues waardoor de kandidaten weinig geloofwaardigheid hebben gekregen, hebben een kleine kans op effectiviteit en zullen waarschijnlijk meer een accent leggen op hun eigen zwakheden in plaats van de ondersteuning van de oppositie te ondermijnen.
            Dus: wanneer kandidaten issues bediscussiëren van de campagne agenda die worden bezeten door de eigen partij: moeten ze het negatief houden. Wanneer ze discussies houden over de issues bezeten door andere partijen moeten ze dit in positieve termen doen. Het kan voordelig zijn voor kandidaten om issues te gebruiken die de nadruk krijgen in het publiek als basis voor de aanval. Vooral, omdat stemmers zeer gevoelig zijn voor negativiteit.  

Conclusie

De resultaten geven sterke ondersteuning voor de specificatie van de aanvalsstrategie. Het blijkt dat de keuze van kandidaten om negatieve campagnes in te zetten afhangen van de plek in de polls, van het gedrag van de tegenstanders op voorafgaande punten in de campagnes, van karakteristieken van onderwerpen op de campagne agenda en van de nadering van de verkiezingsdag. Wat niet bewezen wordt, is dat de kandidaten systematisch voorkomen om issues die bezit zijn van de oppositie partij als de basis voor hun aanval gebruiken. Ook wordt niet bewezen dat kandidaten hun aanvallen beperkt worden door de mate negatieve informatie die ze voorafgaand in de campagne al gebruikt hebben.
            Het is duidelijker dat kandidaten liever positieve boodschappen gebruiken, omdat deze boodschappen de meest directe betekenissen geven om stemmers te informeren. Maar wanneer het voordelig is, kunnen kandidaten hiervan afwijken door de zwaktes van de tegenstander te accentueren.
            Bijvoorbeeld, voor kandidaten die worden voortgesleept in de polls. Zij kunnen meer voordelen zien om negatief te worden, omdat dit de beste manier is om minder afstand tussen zichzelf en de koploper te creëren. Het bewijs dat kandidaten hun aanvallen concentreren als de verkiezingsdag komt, demonstreert hoe de kandidaten de toon van hun berichten veranderen. In het begin van de campagne willen kandidaten onzekerheid bij de stemmers weghalen en geloofwaardigheid te creëren. In de laatste fases van de campagne, nadat de kandidaten bekend zijn geworden, kan het moeilijker zijn om de mening van een stemmer te veranderen met een positieve boodschap. Dat is de reden waarom kandidaten hun tegenstander gaat ondermijnen zodra de verkiezingsdag dichtbij komt.
            Wat verder blijkt is dat de context een groot effect heeft op of er wel of geen aanval wordt uitgevoerd. Vooral de mate van aanvallen van de tegenstander zijn hierbij van invloed. Hoe meer kandidaten het doel zijn geweest van aanvallen, hoe groter de kans is dat iemand een aanval terug krijgt.

 

Artikel 11 -
 Negatieve campagnes binnen verschillende communicatie kanalen: verschillende balspelletjes? Vliegenthart & Walter

Negatieve politieke campagnes hebben steeds meer academische aandacht gekregen, vooral over Amerika. Algemene conclusies over mate van negativiteit in campagnes zijn vaak slechts gebaseerd op een- of twee communicatie kanalen. Systematische vergelijking bestaat nog niet. Bij een reclame bepaald de politieke actor compleet de boodschap binnen de grenzen van een land en hebben daarom maximale autoriteit over de boodschap. Ze hebben echter minder controle over de mediadekking. Journalisten selecteren en framen informatie die ze krijgen van politieke actoren. In dit proces, verkiezen ze beide bepaalde informatie boven andere. Dit maakt mediadekking minder voorspelbaar van politieke actoren. Politieke actoren doelen erop dat hun boodschap uitkomt in de media en een positieve dekking krijgt.
            De onderzoeksvraag hierbij is: in welke mate hangen de niveaus en karakteristieken van negatieve campagnes af van de mate van controle die een politieke actor kan uitoefenen op de boodschap?

Wat weten we over negatieve campagnes?

Er zijn contrasterende bevindingen over de effecten van negatieve campagnes. Twee types worden hierbij onderscheiden: evaluatieve en directionele definities.

  1. De eerste definitie benut een evaluatief perspectief op het concept. In deze optiek, is negatieve campagne een niet legitieme campagne. Dan wordt het ook wel ‘gif politiek’ of ‘vieze politiek’ genoemd. Negatieve campagnes worden gezien als oneerlijk, irrelevant en manipulerend. Negatieve campagne gaat hierbij vooral over de slechte karakteristieken van de rivaal. Deze definitie wordt vaak gebruikt bij critici.
  2. De tweede definitie benadrukt dat negatieve campagnes gaan over alle aanvallen naar de tegenstander. Bijvoorbeeld, wanneer een kandidaat iets negatiefs zegt over een tegenstander. Bij het volgen van de directionele definitie, de andere strategie ten opzichte van negatieve campagnes is positieve campagnes, waarbij partijen zichzelf meer wenselijk plaatsen dan de tegenstander.

De meeste academici, zo ook in dit artikel, gebruiken de directionele definitie. Deze definitie heeft een aantal voordelen. Zo wordt negatieve campagnevoering onderscheiden van andere vormen van campagnes. De evaluatieve definitie heeft dit niet, en daarbij is hij gevoelig voor vertekening. Want wanneer is iets oneerlijk, irrelevant of manipulerend? Dus, in dit artikel wordt negatieve campagnevoering gedefinieerd als al het kritiek dat gericht is op de tegenpartij of kandidaat, in ieder geval voor elk soort van kritiek of stiptheid.
            Er zijn twee soorten onderzoeksvelden. De eerste peilt negatieve campagne direct op basis van campagne events, zoals televisie/radio advertenties, verkiezingscampagnes en sites. De tweede soort meet dit fenomeen indirect, door het rapporteren over campagne events. Dit komt vooral uit de krant. Deze wordt vaak gekozen om het argument dat ze willen meten hoe campagnes worden gerealiseerd. Ze voorkomen hiermee dat de media de mate van negativiteit overdrijft.
            Politieke advertenties van partijen of politici zijn het communicatiekanaal die het meest geanalyseerd wordt. De campagne die getoond wordt in de media, is grotendeels hoe de campagne wordt opgevat bij het publiek. Dit is vaak de grote motivatie voor het focussen op mediakanalen om negatieve campagnevoering te meten. Kranten geven een meer veelomvattend beeld van de campagne, omdat ze verschillende campagne events aanbieden.

Het controleren van de boodschap

Vanuit een perspectief dat het om de stemmers gaat zijn politieke partijen rationele actoren die proberen de verkiezingen te willen. Een strategie die hierbij gebruikt kan worden is negatieve campagnevoering. Hierbij gaat politieke partijen proberen de favoriete partij onder de stemmers te worden, door positieve gevoelens en emoties ten opzichte van andere partijen  te laten verminderen. Tijdens een verkiezingscampagne maakt een politieke partij gebruik van verschillende communicatie kanalen. De negativiteit van de campagnes kan per kanaal verschillen, omdat de politieke invloed per kanaal verschilt. Het kan zo zijn dat een politieke partij zijn boodschap aanpast, afhankelijk van de mate van controle die ze hebben over een bepaald communicatiekanaal. De kenmerken van het communicatiekanaal kunnen de boodschap ook nog veranderen.
            De mate, inhoud en doelen van negatieve campagnes kunnen verschillen in de boodschappen die politieke partijen richting de stemmers sturen. De inhoud van negatieve campagnes liggen in de aantrekkingen, die in de categorie van issue, waarder of karakterkenmerk vallen. Het doel van de negatieve campagne is altijd de tegenstander. De inhoud en doel van negatieve campagnes zijn twee verschillende concepten.
            In dit artikel wordt er van uit gegaan dat hoe hoger de mate van politieke controle is die een politieke actor kan uitstralen over een communicatie kanaal, hoe groter de kans dat de boodschap zoals bedoeld naar buiten wordt gebracht.
            Wanneer het gaat over persvrijheid, zijn het de journalisten en editors die bepalen wat in het nieuws komt. Het is hun functie als waakhond, om te filteren. Er zijn twaalf nieuwsfactoren die voor een groot deel bepalen of een event in het nieuws komt of niet. Een aantal zijn:

  • Negativiteit: massa media kunnen vaak zoeken voor conflictnieuws en daarom negatief nieuws benadrukken.
  • Personalisatie: journalisten rapporteren vaker nieuws die individuen erbij betrekt.
  • Medialogica: de media bepaald steeds meer de inhoud van de dekking, politici passen hun strategieën aan volgens wat de media van ze wil. Hier gaat het vaak om commerciële interesses. Dit leidt vaak tot conflicten, strategisch denken en de rol van media in campagnes. Met het afnemen van politieke partijen als de belangrijkste actoren, worden individuele politici steeds belangrijker voor journalisten en stemmers. Wanneer politici moeten concurreren over een klein stukje in de krant, worden strategische overwegingen nog dominanter (wat verkoopt en wat niet). Als politici volle controle over hun boodschap hebben, zullen ze misschien minder snel negatieve campagnes gaan maken.

Als politici beslissen om te focussen op hun eigen onderwerpen en dingen die ze bereikt hebben te communiceren naar de media, zullen de massamedia nog steeds niet de boodschap zo brengen zoals de partij dat wil.
            Een belangrijke vraag is of verschillen tussen communicatie kanalen structureel zijn, dat betekend tussen verschillende partijen en kandidaten. Zelfs als deze verschillen tussen kanalen bestaan, betekent dit niet dat het problematisch is om een kanaal te onderzoeken. Het gaat om de relatieve positie van partijen en kandidaten. De relatieve mate van negatieve campagnevoering van verschillende politieke actoren kan worden vergeleken. Het kan wel zijn dat sommige politieke actoren meer capabel zijn in het overbrengen van boodschappen in debatten en mediadekking.

Conclusie

Het blijkt dat de mate van controle van politieke actoren belangrijk is, maar dat het sommige aspecten meer beïnvloed dan anderen. De mate van negatieve campagnevoering verschilt niet veel over de verschillende communicatiekanalen, en het blijkt dat directe confrontatie met de tegenstander tijdens de verkiezingen meer impact heeft op de mate van negatieve campagnevoering dan de mate van controle van kanalen door politieke actoren. Dit geld echter niet voor de inhoud en doelen van negatieve campagnevoering. Hoe minder controle politieke actoren hebben over het communicatiekanaal, hoe moor aandacht gefocust wordt op karaktertrekken. De mate van politieke controle kan invloed uitoefenen over de manier waarop boodschappen worden gepubliceerd. Dit beïnvloed de mate, inhoud en het doel van de negatieve campagnevoering. Hoe minder controle de politieke actoren hebben over de communicatiekanalen, hoe meer de aanvallen worden gerapporteerd als het doelen op politici. Er is een groot verschil tussen kanalen in hun keuze waarop gefocust wordt.
            Politici zouden bewust moeten zijn tussen de verschillen tussen communicatiekanalen die ze gebruiken voor negatieve campagnevoering. Verschillende kanalen kunnen compleet verschillende informatie geven over welke actor het meest negatief is, welke het meest focust op issues, enz.

 

Artikel 12 -
 De personalisatie van gemedieerde politieke communicatie: een review van concepten, operationalisaties en sleutelbevindingen. Van Aelst, Schaefer & Stanyer.

Recente discussies over de veranderende functies van politiek in een geavanceerde industriële democratie, is personalisatie een van de sleutelontwikkelingen. Het opkomen als een ‘kandidaat gecentreerd politiek’ is een resultaat van twee factoren:

  • Het afzwakken van traditionele affectieve bindingen tussen stemmers en partijen.
  • De veranderende media omgeving, vooral de groeiende rol van televisie in politieke communicatie.

Het concept van personalisatie is gebruikt in relatie tot het gedrag van stemmers, politieke actoren en de media. Stemmers maken steeds meer hun eigen electorale keuzes, gebaseerd op leiders of kandidaten en politici gedragen zich meer als een individuele actor en minder als deel van een partij. Partijen zetten hun kandidaat in het midden van hun communicatie en de media representeren de politiek als een confrontatie met een individu. In dit artikel gaat het om de laatste factor.
            Personalisatie is een centraal concept geworden in de discussies over hoe politiek nieuws en electorale dekking veranderd zijn door de tijd heen. De algemene impressie is dat de focus van nieuwsdekking is veranderd van partijen en organisaties naar kandidaten en leiders. Deze politici worden meer geportretteerd als private personen.
            Op basis van een groot literatuur onderzoek, onderscheiden we twee vormen van personalisatie in relatie tot nieuwsinhoud:

  • De eerste vorm van personalisatie gaat over de focus op individuele politici als centrale actoren in de politieke arena, met hun ideeën, capaciteiten en beleid. Deze type is niet per se in contrast met substantief nieuwsinhoud, maar het impliceert wel een verschuiving in media aandacht van partijen naar individuele politici. Dit is ook wel individualisering.
  • De tweede vorm van personalisatie impliceert een verschuiving van een mediafocus van een politicus als bezetter van een publieke rol tot een politicus als een privé individu. Het is nu en persoon onafhankelijk van hun publieke rol. Dit wordt ook wel privatisering genoemd.

Theoretische en conceptuele grondbeginselen

De personalisatie van politiek nieuws heeft aandacht gekregen, maar geen algemeen begrip over wat het betekend, laat staan hoe het geoperationaliseerd of gemeten moet worden. Er is consensus over drie dingen: personalisatie is een trend, een proces van verandering door de tijd. Daarnaast, lijken wetenschappers het erover eens te zijn dat personalisatie van politiek nieuws een consequentie is van zowel mediatechnologieën als de  strategieën van politieke actoren. Ten derde lijkt er een brede consensus te zijn in de literatuur: politiek nieuws is multidimensioneel.
            Individualisering: individuele politici zijn meer centraal geworden in de mediadekking. Personalisatie kan hierbij als een dreiging worden gezien door de parlementaire systemen waar traditioneel de partij achter het politieke proces stond.
            Privatisering: de opkomst van de belangrijkheid van de politicus als een ‘normaal’ persoon. Televisie heeft deze trend van groeiende intimiteit tussen stemmers en leiders tot het volgende niveau gebracht. Dit kan ook weer leiden tot cynisme bij burgers. Hoe dichter we komen bij een politicus, hoe meer teleurgesteld we zijn als hij zijn woorden niet na komt. Technologische innovatie heeft de privacy van politieke actoren verkleind.

Conceptuele definities en dimensies
Presidentialisatie: de meer centrale rol van de minister president in parlementaire systemen, wat leidt tot een groeiende focus op de leidende kandidaten van partijen.
            De personalisatie van karakteristieken leidt tot een verandering van functies met betrekking op professionele competentie en performance, gerelateerd aan het persoonlijke leven van de politicus. Er zijn verscheidene karakteristieken die belangrijk blijken uit onderzoeken. Zo zijn er een aantal die gerelateerd zijn aan het politieke leven, als competentie en leiderschap. Anderen zijn gerelateerd aan privé aspecten, als intelligentie, moraal, betrouwbaarheid.
 

            Dit figuur toont een model, waarbij onderscheid gemaakt tussen de hoofd dimensies: individualisering en privatisering. Twee subdimensies die onderscheiden worden bij individualisering zijn:

  • algemene zichtbaarheid
  • geconcentreerde zichtbaarheid.

            Bij privatisering zijn de subdimensies:

  • persoonlijke karakteristieken
  •  persoonlijk leven.

Conclusie

Personalisatie is een centraal concept geworden in de discussie over hoe politiek nieuws en electorale dekking veranderd is door de tijd. De operationalisering hiervan, namelijk in twee dimensies passen in één model. Deze categorieën zijn al in eerder onderzoek gebruikt. Wat een nadeel is aan dit artikel, is dat het niet naar institutionele of gedragsaspecten van personalisatie kijkt.

 

Artikel 13 -
 Beelden van protest: dimensies van selectie vertekeningen in mediadekking bij de demonstraties in Washington, 1982 en 1991. McCarthy, McPhail, Smith

Over de laatste jaren zijn protest demonstratie een centraal deel geworden van het proces van politieke representatie. De demonstratie werd iets vast in het tactische repertoire van burgerbewegingen tegelijk met de opkomst van de Europese arbeidsbeweging. Het is meer gewoon en legitiem geworden sinds het midden van de twintigste eeuw. Het gewicht van de voorkeuren van burgers is publiek en sociaal geconstrueerd met bewijs van verschillende bronnen, waaronder verkiezingen, publieke opinie polls en demonstraties. Media rapportages over protesten maken elites er van bewust dat burgers niet tevreden zijn, uitgedrukt in een directe en conventionele manier door kanalen van politieke representatie. Of en hoe de media demonstraties dekken, is belangrijk.
            Deze media rapportages zijn een bron van bewijs geworden voor onderzoekers, die beschrijven en interpreteren de frequentie, vorm, grootte, duur en intensiteit van protest demonstraties. Deze zullen echter vertekend zijn door de media. De mediadekking komt namelijk pas als iets ‘nieuwswaardig’ is.

Het probleem van selectie vertekeningen

Onderzoekers vanuit verschillende perspectieven erkennen de centraalheid van protest demonstraties als deel van een normaal politiek proces in Westerse democratieën. Met het steeds vaker voorkomen van demonstraties, ziet de gemiddelde burger deze vorm van protest als gewoon en acceptabel.
            Veel van de onderzoeken gedaan naar demonstraties gebruiken media materiaal, zoals kranten, het zijn vaak de enige bronnen van data. Het kan dus zijn dat al deze onderzoeken vertekend zijn. Er is dan sprake van: media vertekening in de selectie van slechts een paar events (selectie vertekening), media vertekening in de beschrijving van de events die ze selecteren (beschrijvingsvertekening) en de betrouwbaarheid en validiteit van media natrekken door onderzoekers (onderzoeker vertekening). Elke van deze vertekeningen kunnen er toe leiden dat onderzoekers verschillende gevolgen trekt uit het onderzoek van protesten.

Mechanismen van selectie vertekening

Er zijn een aantal verklaringen opgezet voor hoe een verhaal geselecteerd wordt vanuit een vaste hoeveelheid informatie, om een gelimiteerd nieuwsgat te vullen.

Nieuwsverzameling routines
Deze routines beïnvloeden veel van wat gerapporteerd wordt in de media. Andere reporters moeten verslagen worden, door eerder op bepaalde locaties te zijn en meer betrouwbaar te zijn of goede bronnen te hebben. Deadlines, vooroplopen, personeel en informatie vloed beïnvloeden ook de selectie van nieuws.

Nieuwswaardige “pegs”
Goed nieuws moet een of meer van de volgende karakteristieken hebben:

  • Het moet berucht zijn: bekende gezichten, acties zijn trendy
  • Het moet voortvloeiend zijn: de actoren hebben macht, veel impact
  • Het moet buitengewoon zijn, spectaculaire acties, grote events
  • Cultureel meeklinkend: actoren benadrukken wat al bekend is

Corporatief hegemonie
Nieuws media in Amerika en andere kapitalistische landen zijn winstmakende instituties. Vaak zijn ze erg succesvol. Ze hangen af van zowel adverteerders als klanten voor de winst. Ze kunnen nieuws events selecteren en vervormen, zodat ze niet hun eigen sponsors interesses bedreigen.

Media onderwerp aandacht cycli
Er zijn verschillen in de mate van media aandacht dat gegeven wordt aan verschillende onderwerpen. Een onderwerp kan het nieuws domineren voor een periode en daarna ebt deze aandacht weg. Omdat deze cycli de verschuiving van onderwerpen van op en af de media agenda tonen, kunnen zulke cycli de korte termijn nieuwswaarde van een bepaalde demonstratie event beïnvloeden.
            Onderwerp cycli kunnen vertekening in verhaal vertekening zetten, omdat ze andere onderwerpen uit de media schijnwerpers haalt en omdat het media personeel een geneigdheid heeft zich te binden met events die bezig zijn.

Washington demonstraties als nieuws
Demonstraties worden gegeven door verschillende gemeenschappen, zowel groot en klein, in Amerika. Ze vinden vooral plaats op plekken waar veel macht is, zoals de hoofdstad.

Het creëren van een objectieve  vastlegging van de demonstraties in Washington, samenvatting en interpretatie

Lipsky: de mate van succes van protest activiteiten hangt af van de dreiging van groepen in de gemeenschap. De communicatie media zetten grenzen bij deze protestacties. Als protest tactieken niet duidelijk overwogen zijn door de media, of als kranten en televisiereporters of editors beslissen om deze protest tactieken te negeren, zullen protest organisaties niet hun doel halen.
            Het onderzoek van vergelijking van Washington demonstraties in 1982 en 1991 toont significante variatie in hoe ze gedekt werden door de media in deze twee jaren. De typische vormen, tijdelijke patronen en doelen veranderden: hun aantallen werden groter.
            De structuur van mediaselectie vertekening lijkt redelijk stabiel te zijn tussen 1982 en 1991. Grotendeels van de demonstraties worden genegeerd door de heersende media. De hele grote demonstraties werden wel gedekt. Demonstratiegrootte is verreweg de belangrijkste karakteristiek die bepaald of het door de media gedekt zal worden.
            Het tweede belangrijke punt voor dekking is het zijn op de goede plaats op het goede moment in een media aandacht cyclus. Hele kleine gaatjes in een cyclus kunnen een raampje creëren voor demonstranten die grote protesten op willen zetten. Wanneer de volume van dekking voor een onderwerp groot is, hebben treffende protesten een grote kans om dekking te krijgen.
            De media aandacht is altijd gefocust op een onderwerp voor de demonstraties, daarom is er een grotere kans dat deze onderwerpen het doel worden van media aandacht. Media agendasetting processen zijn de sleutel voor het begrijpen hoe publieke protesten worden geselecteerd voor rapportages. De mogelijkheid dat een protest gerapporteerd wordt door de massamedia wordt gevormd door machten waar de protestgroepen niet bijkomen, tenzij ze capabel zijn voor het verwekken van massa participatie in demonstaties.
            De factoren van demonstratiegrote en media onderwerp cycli vormen een goede verheldering voor de structuur van media selectie van de demonstraties in Washington. Het geeft een rechtdoorzee antwoord op de vraag van de structuur ven selectievertekening.
            Er is vergeleken met meer media, er zijn namelijk analyses uitgevoerd met zowel de Washington Post als The New York Times. De structuurvertekening is daarom stabiel. Ondanks de grote variatie tussen de twee qua mate van dekking. Selectie vertekening is ook stabiel door de tijd heen, ondanks de hoge mate van vluchtigheid van de karakteristieken van populaties van demonstraties. In het kort, uitgaande van de vergelijking: de nationale kranten geven een heel stabiel portret van de mix van protestvormen, doelen en contexten in Washington D.C. gedurende 1982 en 1991.

 

Artikel 14 -
 De complexe agendasetting macht van protest: demonstraties, media, parlement, overheid en legislatie in België, 1993-2000

De meest cruciale vraag is of sociale bewegingen en hun protesten politieke consequenties hebben. We conceptualiseren het impact van sociale bewegingen als het effect dat protesten hebben op de politieke agenda, de onderwerpen waar politieke actoren op verschillende niveaus en in verschillende institutionele settings mee handelen en waar aandacht aan gegeven wordt. Er wordt niet geclaimed dat agenda effecten de enige of de meest belangrijke politieke uitkomsten van bewegingen zijn. Er wordt wel gezegd dat agendasetting een cruciaal element is in het beleidsproces en een verrichting in zijn eigen recht is. Het verkrijgen van aandacht voor een boodschap is een noodzakelijke conditie voor elke politieke verandering. Voor een sociale beweging is belangrijk om de agenda te kunnen zetten, om verandering te bewerkstelligen.
            Agendasetting is een theoretische aanpak die een duidelijke conceptualisatie van de protest uitkomsten aanbied: leidt collectieve actie tot een vergrootte politieke aandacht?

Sociale bewegingen en hun impact en politieke agendasetting

Er wordt vaak gezegd dat we nog niet erg veel weten over de uitkomsten van bewegingen. Kennis is echter steeds groeiende. Uitkomsten zijn echter heel erg breed, vandaar dat er niet alles over gezegd kan worden.
            Wat hierbij centraal staat is de vraag of sociale bewegingen en hun protest de politieke agenda beïnvloeden. De agendasetting is hierbij belangrijk, het is een zeer populair framewerk met betrekking tot publieksbeleid.
            Het zetten van de politieke agenda door sociale bewegingen wordt ook wel ‘agenda responsiviteit’ genoemd. Wat bleek uit ander onderzoek is dat het aantal sociale bewegingsorganisaties, zoals onderwerpen over vrouwen, het milieu, ouderen, burgerrechten en mensenrechten het aantal politieke hoorzittingen beïnvloed. In ander onderzoek werd gevonden dat protesten een consequentie van politieke aandacht zijn en niet de aanleiding. Deze onderzoeken zijn vaak gedaan  in Amerika en hebben gebreken: zoals het niet vergelijken van dingen en het niet vastleggen van causaliteit.

Selectie van een zaak en hypothesen

 De huidige studie focust zich niet op Amerika, maar op België. Dit is een kleine democratie en verschilt erg van Amerika in verschillende dimensies. België heeft hele sterke politieke partijen en hoge partij discipline. Het heeft niet slechts een tweepartij presidentieel systeem, maar het is een hoog gefragmenteerde meerpartij systeem dat geregeerd wordt door een grote coalitie regering.  De gefragmenteerde overheid is de ingang voor politiek. Het parlement in België heeft veel minder macht dan het congres in Amerika. Er komt in België veel meer demonstratie activisme voor dan in Amerika. België is een van de landen waar protesten het meest gebruikt worden. Als Belgen het niet eens zijn met een beleid, gaan ze meteen de straten op. Dit suggereert dat protest tot een bepaalde mate politiek effectief zal zijn in België. Ze zien demonstreren als een alternatieve manier van krijgen wat ze willen, als met overleg gefaald wordt.
            Zoals al gezegd, is demonstreren in België dus een zeer normale zaak. Een hypothese hieruit is dat protest (frequentie en grootte) over een onderwerp de politieke aandacht voor het onderwerp vergroot. De tweede verwachting is dat protestgrootte een sterker effect heeft op politieke aandacht dan protestfrequentie.
            Beide hypothesen impliceren een simpele en directe impact van protest op de politieke agenda. Er kunnen echter ook indirecte effecten zijn. Zoals de impact van de beweging zelf. Wat wel is gebleken uit ander onderzoek is dat protest en andere activiteiten van sociale bewegingen een groter effect hebben op de eerdere stadia van het politieke proces, minder op de latere stadia.

In dit onderzoek worden drie agenda’s in België onderscheiden: vragen en interpellaties in het parlement, keuzes door de regering, en de wetgeving.
            In een parlementair systeem als België heeft de regering de meeste macht als politieke actor. Als er problemen zijn, worden alle hoofden naar de regering gericht. Een protest wordt gezien als een functionele equivalent van de parlement zijn representatieve rol: door protest events op te zetten, kunnen bewegingen direct de overheid bereiken zonder onderbreking van het parlement. Al deze observaties leiden tot de hypothese: protest heeft het sterkste effect op de overheidsagenda, daarna op de wetgevende agenda en het kleinste effect op de parlementaire agenda van vragen en interpellaties.
            Media dekking maakt het bestaan en de claims van de bewegingen legitiem. Het wordt hierdoor ook relevant gemaakt voor de actor die politieke macht heeft. Mediadekking is een voorwaarde voor bewegingen om politici, beleidsmakers en agendaprocessen te beïnvloeden. De verwachting is dat media dekking gedeeltelijks de effecten van protesten op de politieke agenda bemiddeld. Hieruit vloeit de volgende hypothese: massamedia dekking bemiddeld gedeeltelijks het toenemen van politieke aandacht als een consequentie van protest.
            Nieuwe sociale bewegingen proberen op de agenda te komen door te protesteren, lobbyen of overleggen hoort daar niet meer bij. De laatste hypothese is dat protest door typische nieuwe bewegingen een groter effect heeft op politieke aandacht dan protest richting andere onderwerpen.

Resultaten

Gevonden wordt dat de meeste agenda’s voor een groot deel bepaald worden door hun eigen verleden. Vooral beide media types, maar ook parlement en de overheid hangen van elkaar af.
            Ten tweede blijkt dat er invloed is tussen zowel media agenda’s en politieke agenda’s in het model. Het parlement beïnvloed de overheid, de overheid beïnvloed de wetgeving en televisie en kranten hebben wederkerige effecten.
            Ten derde is het partijmanifest een sterke voorspeller van overheidsaandacht. Ten vierde worden er ook de verwachte positieve effecten gevonden op onderwerp aandacht voor elke agenda.

Conclusie

De studie heeft het idee dat protest impact een complex proces is uitgetest, dat werkt via verschillende mechanismen. Sommigen kenmerken van bewegingen hebben een direct effect en sommigen een indirect effect op de politieke agenda. Dit werd gespecificeerd door condities te introduceren tussen protest kenmerken en politieke agenda’s. De rol van de media is hier als bemiddelaar. Verschillende effecten van verschillende bewegingen zijn bekeken. Protesten doen er toe voor de politieke agenda, maar het voorkomen en de grootte van de protest effecten variëren. Het blijkt dat in België er net zo veel effecten zijn door protesten dan in Amerika. Dat kan dus voor totaal verschillende politieke systemen hetzelfde zijn. Er kan gezegd worden dat protestgrootte er meer toe doet dan protest frequentie. Wanneer bewegingen wetgeving willen beïnvloeden, moeten ze voor de grote aantallen gaan.
            Sommige politieke actoren worden meer beïnvloed door protesten dan anderen. In België is de meest reactieve speler de overheid. De overheid is het directe doel van sociale bewegingen en wordt verantwoordelijk gehouden voor het nagaan van hun wensen. Wat bewezen is, is dat de overheid meer aandacht gaf aan onderwerpen die gesignaleerd werden bij protesten.
            In België heeft protest effecten op zowel resulterende als beperkte politieke agenda’s. Wetgeving wordt direct beïnvloed door de protesten. Politieke systemen verschillen in hun divisie van taken en internationale dynamiek. De verschillende fasen van het wetgevingsproces kan hieraan verbonden zijn. Het is afhankelijk van het politieke systeem en zijn actoren, of en hoe de agendasetting effecten zijn.
            Tot slot is onderzocht wat de rol was van de media hierin. Media is dus de bemiddelaar, die aandacht vergroot als het protest groot is. Dit mediasignaal wordt opgepikt door zowel het parlement als de overheid. Protesten zorgen ervoor dat bewegingen in het nieuws komen, maar het is nu ook aangetoond dat in het nieuws komen directe politieke consequenties kan hebben. Massamedia doen er toe voor bewegingen, omdat ze er toe doen voor politiek. Er wordt verwacht dat dit niet slechts een Belgisch fenomeen is, algemene studies hebben dit ook aangetoond voor andere landen.
            Sommige protesten hebben minder invloed op de politieke agenda dan anderen, vooral de minder georganiseerde en bewegingen met minder bronnen moeten toevlucht zoeken in protesten omdat ze anders hun boodschap niet kunnen overbrengen.

 

Artikel 15 -
 Dimensies van politieke nieuwsculturen: soundbite en beeldbite nieuws in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Amerika. Esser

Nieuwscultuur is een belangrijk concept voor vergelijkende communicatie onderzoek. Het verschilt van onderzoek in mediasystemen of journalistieke culturen in dat het niet focust op aandacht of institutionele afspraken of attitude profielen, maar op inhoudskenmerken. Hier gaat het over Amerika, waar de gemiddelde soundbite (een blok van niet onderbroken speech door een kandidaat op televisienieuws) van 42 seconden in 1984 tot 8 seconden in 2004. Patterson: Amerika heeft het punt bereikt van ‘stemloze kandidaten’, omdat ze steeds minder kansen hebben gekregen om voor zichzelf te spelen. Kandidaten worden als het ware uit de electorale dekking gedrukt.

Soundbites en beeldbites

 Dit onderzoek volgt de definitie van Hallin over soundbites als film segmenten binnen een nieuwsverhaal die iemand laten spreken zonder diegene te onderbreken. Vaak wordt in de literatuur het opkomen van soundbites gezien als een indicator van vergrote media gecentreerde rapportagestijl. Hierbij wordt de rol van de journalist benadrukt en niet die van de kandidaat. De journalist vat het samen, geeft het een context, en evalueert boodschappen van een politicus. Een journalist spreekt bijna voor de kandidaat. Dit resulteert er in dat wat het publiek hoort, vrijwel nooit uit de kandidaat zelf komt. Dit ondermijnt de authenticiteit van electorale dekking en maakt het moeilijker voor kijkers om een totaalbeeld te krijgen kandidaat zijn beleid.
            De definitie van beeldbites is: filmsegmenten van een nieuwsverhaal waarin iemand is getoond maar niet wordt gehoord. Wat is gebleken is dat het menselijk brein visuele beelden boven verbale informatie prefereert. Visuele ervaring is de dominante manier van leren, vooral via televisie.

Het vergelijken van soundbites en beeldbites

De punten van journalistiek gecentreerdheid, snelheid, en verbeterde visuele stijl van nieuws zijn meer dan slechts esthetische implicaties. Ze interpreteren het als een professioneel motiverend gedrag door journalisten om hun invloed, autoriteit en prestige (en uiteindelijke controle over het nieuws) te vergroten. Dit betekend ook wel de ‘media’s zijn discretionaire macht’ of ‘journalistieke interventie’.

            De journalistieke attitude tegenover interventie in verkiezingscampagnes is hoog als journalisten de campagnes in hun eigen woorden vertellen, en wanneer ze politici slecht gelimiteerde kansen geven om zichzelf te presenteren met soundbites en beeldbites in het nieuws. Hoge interventie is ook wel gelabeld als ‘pragmatisch’. Een ‘priesterlijke’ aanpak ziet politieke uitspraken en activiteiten als iets intrinsiek belangrijks en als iets dat verdiend om gerapporteerd te worden. Een pragmatische aanpak vind dat politiek materiaal moet vechten om in het nieuws te komen. Het wordt beoordeeld op nieuwswaardigheid en de verhalen waarmee het moet concurreren. 
            Twee andere journalistieke oriëntaties zijn gevonden die hier dicht aan gerelateerd zijn: het verschil tussen dichtbij en afstand nemen van machtshebbers en marktlogica versus publieke logica. Journalisten met een grote afstand ten opzichte van politiek kunnen meer sceptisch zijn, en journalisten dicht bij de politiek zullen ze meer verdedigen. Journalisten in een marktgeoriënteerde cultuur produceren vooral nieuws om commerciële doelen te bereiken, terwijl journalisten in een publiek georiënteerde cultuur meer gericht wordt op het publiek (en niet per se als klant). De laatste produceert nieuws meer voor de democratische behoeften van de maatschappij. De mate van media interventie wordt bepaald door dep olitieke setting en de mediasetting van het desbetreffende land.

            Dit figuur toont de relevante factoren die journalistieke interventies in verschillende nationale contexten. Het helpt te begrijpen wat de mate is van de macht van de nieuwsmedia met het gebruikk van soundbites en beeldbites.

De verwachting is dat kandidaten steeds meer beeldbites gebruiken, omdat visuele effecten meer persoonlijker, vastpakkende en entertainende rapportages geeft. Het gebruik van beelden geeft journalisten ook de kans om een specifieke toon in hun rapportage.

Organisatorische cultuur, nationale cultuur of transnationale nieuwscultuur?

Hanitzsch ziet interventionisme, machtsafstand en marktoriëntatie als een gemeenschappelijke attitude dimensie van journalistieke cultuur. Hij conceptualiseerd cultuur als een gedeelde overheerste ideologie dat zichzelf uit in drie manieren: ideeën (journalistieke attitudes), toepassingen (routines van nieuwsproductie) en
 artefacten (media producten).
            Om nieuwsinhoud op een vergelijkende manier te verklaren, moeten drie niveaus worden onderscheiden: nationaal, organisatorisch en transnationaal.

  • Nationale cultuur:  Amerika heeft een nieuwscultuur waarbij de context situatie de grootste mate van journalistieke interventie is. Frankrijk is een prototype van het gepolariseerde pluralistische model van media-politiek relaties. Hier verwachten we de minste neiging van journalistieke interventie. Hierbij ging de media de campagnes volgen, in plaats van de agenda zelf te zetten. Duitsland en Engeland nemen hierin een middenpositie. Hun televisie systemen zijn typisch voor het democratische-corporistische model van media-politiek relaties. Ze worden gekarakteriseerd door sterke partijen en een partij gericht onderhandelingsproces. Er blijken dus grote verschillen te zijn tussen nationale nieuwsculturen met betrekking tot journalistieke interventie.
  • Organisatorische cultuur: publieke omroepen, waarvan de BBC het meest oude en invloedbare rolmodel is, is de geboorteplaats voor nieuwscultuur. Hierbij zijn pluraliteit, onpartijdigheid, programma kwaliteit, sociale verantwoordelijkheid en diepterapportages belangrijk. Recente competitie van commerciële zenders leidde ertoe dat het publieke netwerk verdund werd, en minder verbintenis is met een geïnformeerd publiek. Sommige Europese commerciële zenders hebben wel patronen van de publieke omroep overgenomen, om aan het traditionele publiek zijn verwachtingen te voldoen. Toch volgen commerciële zenders over het algemeen een andere aanpak, met meer drama, aandacht trekken etc.
  • Transnationale invloeden: hierbij wordt een groeiende convergentie van westerse TV culturen door de tijd verwacht. Westerse landen en hun omroepen zijn zeer beïnvloed door technologische innovaties, wereldse processen, commerciële druk en vergrootte competitie voor aandacht van mensen. De verwachting is dat het een steeds kleinere en homogene cluster wordt.

Resultaten

De eerste hypothese voorspelde dat de totale som van electorale dekking het kleinst zou zijn in Amerika. Dit werd niet gevonden, want de kleinste dekking bleek in Duitsland te zijn. Dit kan verklaart worden door ‘uitbesteding’ van electorale rapportages aan gespecialiseerde programma’s, apart van algemene nieuwsshows. De tweede reden is door een ‘vaderschap gezichtspunt’, waarbij nieuws editors alleen het echte nieuwswaardige willen onderscheiden van hetzelfde oude nieuws.
            De tweede hypothese verwachtte dat de gemiddelde lengte van soundbites van kandidaten korter was in Amerika dan in Europa. Dit werd zeker bevestigt en komt door verschillende nationale nieuwsculturen.
            De derde hypothese stelde dat om volledig te begrijpen in welke mate journalisten de communicatie van politici beheersen, is het belangrijk om de spreektijd van kandidaten te verbinden aan de spreektijd van journalisten. Wat bleek is dat journalisten niet meer spreektijd kregen dan de kandidaten, ook niet in Amerika. De verbale presentatie van journalisten was het grootst bij de publieke omroep. Dat komt omdat deze omroepen veel tijd besteden aan interpretatieve stukken. Een nog beter beeld krijg je als je kijkt naar de spreektijd van journalisten in percentages. De gemiddelden in de landen zijn tussen 30% en 40%. In Frankrijk is het wat minder.
            De vierde hypothese stelt dat soundbite nieuws niet alleen beïnvloed wordt door hoe journalisten hun verhalen bewerken, maar ook hoe kandidaten hun statements verwoorden. Hierbij werden een aantal categorieën onderscheiden: inhoud, aanval, verdediging en campagnevoering. In Amerika bleek de soundbite van kandidaten vaak over aanval en campagne retoriek te gaan. In Europa werd juist meer ingegaan op de inhoud, vooral bij de publieke omroepen.
            De vijfde hypothese verwacht dat de gemiddelde lengte van soundbites van kandidaten korter zijn in die electorale campagnes die strak gescript zijn en voorzichtig neergezet, waarbij geïndiceerd wordt dat je dan een sterkere tegenstand hebt ten opzichte van journalisten die de controle van de informatie willen overnemen. Die van Amerika blijken het meest strak gescript, zoals verwacht. 80% van de nieuwssituaties waarbij kandidaten spreken worden volledig gecontroleerd en hierbij wordt voorkomen dat journalisten ze kunnen doorbreken.  Het blijkt hoe krachtiger politici nieuwsdekking wil controleren, hoe meer de journalisten gaan tegenwerken. Als politieke publieke relaties meer professioneel worden, worden journalisten meer bezorgd over hun autonomiteit.
            De zesde hypothese stelt dat het negeren van beeldbites problematisch is. Vooral, omdat het steeds meer gebruikt wordt, omdat het een persoonlijker beeld geeft. In het onderzoek is niet gevonden dat het gebruik van beeldbites toegenomen is, maar wel dat commerciële kanalen er meer gebruik van maken dan publieke omroepen. 
            Het feit dat kandidaten langer op televisienieuws blijken te zijn dan vorig onderzoek heeft aangetoond, betekend niet dat ze positiever overkomen bij de stemmers. Journalisten zullen altijd wat negatiefs kunnen vinden. Deels wordt bevestigd dat Amerikaanse reporters een anti-kandidaat behandeling geven aan beeldbites.

Conclusie

De bevindingen over soundbites en beeldbites tonen aan dat media gecentreerde rapportage stijlen meer wijdverspreid zijn over westerse media systemen dan soms verwacht wordt. Het is in ieder geval geen Amerikaans fenomeen dat alleen daar voorkomt.
            In alle landen wordt aangetoond dat:

  • Het vertellen van de reporters ongeveer 30%/40% is
  • Reporters ontleden en onderdrukken de statements van kandidaten meer in sterk gecontroleerde dan in minder sterk gecontroleerde campagnes
  • Reporters karakteriseren kandidaten even vaak in beeldbites dan in soundbites
  • De voorkeur voor beeldbites is iets meer duidelijk bij commerciële dan bij publieke kanalen
  • Het verschil in lengte van kandidaat soundbite is kleiner geworden
  • Reporters gebruiken anti-kandidaat bewerkingstechnieken

 

Artikel 16 -
 De nee van Nederland tegen de EU constitutie: het schatten van de rol van EU sceptischheid en de campagne. Schuck en de Vreese

Vorige onderzoeken toonden verklaringen voor het succes of falen van nationale referendums over Europese integratie. Dit hangt samen met het belang dat mensen stellen aan de EU en dingen als overheidsevaluaties. Minder aandacht is besteed aan de effecten van de campagne en de campagne nieuwsdekking van de formatie van publieke opinie en electoraal gedrag in EU referendums. Dit onderzoek wil: verklaren hoe en in welke mate attitudes tegenover de EU een impact hadden op de intentie om te stemmen op de 2005 Nederlandse Europese Constitutie referendum. Daarnaast wil het de rol  begrijpen die campagnes hebben in het beïnvloeden van de laatste keuze om te stemmen.
            De context van het onderzoek is het Nederlandse nationale referendum in juni 2005, waarin een meerderheid van 62% de Europese Constitutie afwees. Dit, terwijl een meerderheid van de Nederlandse politieke elite, ook de regeringspartijen en de oppositiepartijen allen de EU constitutie ondersteunen.

De rol van EU sceptischheid in EU referendums

In referenda waarin betrokkenheid hoog is, zijn stemkeuzes streng georiënteerd richting onderwerp-gerelateerde consideraties. De mate van ondersteuning voor de EU of Europese integratie blijkt een van de sterkste voorspellers of mensen gaan stemmen op EU referenda. Betrokkenheid bij EU referenda is vaak klein, waardoor mensen dingen niet gerelateerd aan de EU belangrijker vinden.
            Ze suggereren dat algemene EU sceptischheid de factor is waardoor andere politieke attitudes en vooroordelen (ongerelateerd aan het bepaalde referendum onderwerp) een invloed heeft op stemintenties in EU referenda. Sceptischheid kan een bemiddelaar zijn die een direct effect kan hebben op stemintentie, waarbij we verwachten dat het bepaald wordt door een meer algemene politieke attitudes en vooroordelen.
            Andere attitudes en vooroordelen zijn normaliter direct gerelateerd tot algemene EU ondersteuning. Rond deze factoren zijn gevoelens van nationale identiteit belangrijk, dit concept is negatief gerelateerd aan mate van EU sceptischheid en daarom beïnvloed het ook de stemkeuze bij EU referenda.
            De perceptie van economische voordelen is een factor dat de publieke ondersteuning voor de EU beïnvloed. Tot slot worden angst voor immigratie en angst voor globalisatie gezien als een invloed op stemkeuze in EU referenda.

Wanneer en waarom referendum campagnes ertoe doen

Om het referendum totaal te begrijpen moeten we de dynamiek en impact van de campagnes kennen. Het heeft een grotere mate van vluchtigheid vergeleken met nationale campagnes, daarom zijn ze zeer beïnvloedbaar. Mensen kennen vaak niet meteen de issues van het referendum, daarom hebben mensen niet vaak voor de tijd al een mening tegenover het issue. Daarom zijn mensen zeer gevoelig voor campagne invloeden. De timing van de stemkeuze kan een makkelijke indicator zijn van de mate waarin een ‘’mening formatie’’ proces eigenlijk echt plaatsvindt over de duur van een referendum campagne. Veel stemmers kiezen erg laat in de campagne ervoor om te stemmen.  De mate waarin een campagne invloed kan uitoefenen op de keuze van mensen om te stemmen hangt af van de sterkte van de voorafgaande attitude ten opzichte van het onderwerp, dit hangt weer af van de context van het referendum.
            Politieke partijen spelen een belangrijke rol in referendum campagnes. Ze geven de meest belangrijke informatie aan de stemmers. Partij identificatie doet er minder toe in referenda, omdat stemmers voelen dat het er minder toe doet dan nationale referenda.
            De extreem linkse- of extreem rechtse mensen zijn vaak tegen verdere EU integratie, het centrum ondersteunt het juist vaker. Dit kan leiden tot niet veel voorkomende politieke allianties tussen partijen in het publieke debat en kan verwarring creëren bij de stemmers. In 2005 in Nederland waren ook twee partijen, de SP en groep Wilders, die tegen  verdere integratie van de EU stemden.

Bij referendum campagnes blijken media zeer belangrijk te zijn voor stemmers, omdat ze het grote kanaal zijn om nieuwe informatie te geven. Het belang van de informatie omgeving gedurende een campagne is erkent, maar niet bestudeerd voor het effect dat het kan hebben op stemgedrag.
            Er zijn mechanismen waardoor media een impact kan hebben op het stemmen, zoals de toon en kwantiteit van campagnedekking. Dat is cruciaal. Bij de toon kan het meer negatief of meer positief zijn, dit leidt tot vertekening. Alleen sleutel evenementen komen heel veel in de media. De mate van campagnedekking is een vereiste voor elke potentiële media gedreven campagne effecten.

Resultaten

Zoals verwacht: overheidsafkeuring, angst voor immigratie, angst voor globalisatie, nationale identiteit, lage mate van politieke doeltreffendheid en politieke interesse zijn gerelateerd aan een hogere mate van sceptischheid ten opzichte van de EU. Daarnaast zijn het leunen op het politieke recht en lagere mate van educatie ook factoren die een hogere mate van EU sceptischheid brengen.
            Bij de volgende stap, de intentie om ‘nee’ te stemmen tegen een Europese constitutie, blijken dezelfde factoren te tellen. Verder had leeftijd ook nog een effect, hoe ouder iemand was, hoe groter de kans dat ‘ja’ werd gestemd. De sterkste predictor om ‘nee’ te stemmen voor de campagne blijkt sceptischheid te zijn. Sceptischheid is bij elke factor een mediator. Leeftijd, overheidsafkeuring, angst van globalisatie en nationale identiteit hebben ook nog een direct effect op stem intentie.

Wat bleek is dat stemmers die richting ‘ja’ zaten voor de campagne, 17,1% hiervan veranderde in nee en dat stemmers die richting ‘nee’ zaten voor de campagne, 15,8% dit veranderde naar ‘ja’. Je kan in principe dus zeggen dat er niet zo veel veranderd is: wel zijn veel mensen veranderd van stemintentie tot stemkeuze. Verder bleek dat veel stemmers hun uiteindelijke stem erg laat in de campagne besloten. Mensen die ‘ja’ stemmen besloten dit later dan ‘nee’ stemmers, waardoor nog meer de vluchtigheid van de stem getoond wordt.
            Verder werd de campagne steeds meer getoond voorafgaand aan het referendum. Het onderwerp was duidelijk en het meest prominent in drie kranten: NRC, Volkskrant en trouw. Qua televisie was het onderwerp het meest prominent in het NOS journaal. De toon was over het algemeen negatief.

Conclusie

Het onderzoek focuste op de bemiddelende rol van EU sceptischheid en de rol van de campagne bij het uitleggen van de uikomst van de Nederlandse referendum voor de EU constitutie in 2005. Dit kon aangetoond worden met het model hierboven. Als meer mensen interesse tonen in onderwerpen zoals de EU integratie, kan de EU electoraal belangrijker worden in de toekomst.
            Bij het kijken naar de analyse van media campagne effecten blijkt dat het belang van concrete inhoudsfuncties belangrijk zijn om campagne effecten te begrijpen. Als beter wordt gekeken naar de effecten van campagne nieuwsdekking, wordt gevonden dat vooral blootstelling aan een publieke omroep nieuwsshow en een kwaliteitskrant er toe deed voor de stem. In deze uitingen was de toon tegenover de constitutie positief, terwijl tegelijkertijd het referendum onderwerp duidelijker en prominenter aanwezig waren dan in andere nieuwsuitingen. Dit suggereert dat de mate van campagne dekking van belang is voor het bepalen van invloed van campagnedekking op de stemmen. Verder bleek de dekking in deze uitingen meer ‘Europees’ gefocust was.

 

Artikel 17 -
 Nieuws aan het verplaatsen: uitwendige events en nieuwsdekking van de Europese Unie.  Boomgaarden, Vliegenthart, Schuck en de Vreese.

Nieuwsdekking van EU zaken is belangrijk, omdat het grote impact kan hebben op de ondersteuning van burgers voor toekomstige Europese integratie inzet. Het EU nieuws beïnvloed publieke kennis over, attitudes richting en ondersteuning voor Europese integratie, vergroting en specifiek beleid.
            Met media als de eerste bron van informatie over EU zaken en omdat verdere Europese integratie afhangt van publiek support, zijn publieke opinie dynamieken belangrijk om te begrijpen. Dit is belangrijk voor bijvoorbeeld referenda over Europese zaken over het overnemen van het EU beleid. Publieke opinie over de EU is van een groot belang voor stemmen in nationale verkiezingen, daardoor beïnvloedt het indirect nationaal beleid en partij uitlijning. De nadruk van onderwerpen in het publieke domein conditioneert de relatie tussen publieke beleidsverantwoordelijkheid, beleidsoutput en publieke voorkeuren bij Europese integratie. Het belang van de media en publieke opinie wordt benadrukt in verschillende recente beleidsinitiatieven.
            Media dekking van de EU doet er toe maar weinig is bekend over de factoren of strategieën die media aandacht voor de EU onderwerpen kan vergroten. Dit onderzoek houdt zich bezig met hoe de dekking van de EU verschilt tussen landen en door de tijd en waarom deze verschillen er zijn tussen landen.
            Er wordt steeds meer onderzoek gedaan richting het analyseren of en hoe nieuwsmedia onderwerpen van Europese integratie en de EU dekken. Deze onderzoeken kijken zowel naar hoe kranten en televisienieuws EU onderwerpen dekken, en hoe dit verschilt per land. Wat blijkt is dat EU nieuws slechts ondergeschikt wordt gedekt en dat dekking vaak slecht centreert op de belangrijke EU events. In dit onderzoeken worden drie clusters van factoren betrekkende de dekking voorgesteld. Deze factoren zijn: de EU als een politieke eenheid (events deel van het institutionele design van de EU), factoren gedreven door EU beleid (beleidsontwikkelingen) en factoren gerelateerd aan nationale politiek (nationale verkiezingen).

De EU in het nieuws

 Door het opkomen van onderzoekers bewustheid van het belang van gemedieerde informatie voor een algemene Europese publieke sfeer of burgerlijke ondersteuning voor EU integratie. Onderzoeken van mediadekking zijn er uitvoerig en aanzienlijk veel geweest afgelopen decennium.
            Er zijn een aantal dimensies waarbij dekking van de EU kan worden ingedeeld, zoals zichtbaarheid van het EU nieuws, de mate van Europeanisatie van het nieuws, de toon van het nieuws en het framen van EU zaken. Dit onderzoek focust slechts op de zichtbaarheid.
            Voorafgaand onderzoek toont aan dat de EU niet prominent wordt gedekt, dat zichtbaarheid varieert en vergroot wanneer events plaatsvinden, en dat algemene zichtbaarheid wat vergroot wordt door de tijd heen.

Het verklaren van onderwerp nieuwsdekking – events en nieuwswaarden

Voorafgaand onderzoek heeft gekeken naar de impact van echte events op de zichtbaarheid van nieuwsdekking. Deze events zijn prototypen voor journalisten. Verder, met betrekking tot onderwerpen van immigratie en integratie, werd gedemonstreerd dat specifieke events meer belangrijk zijn voor variatie in kranten dekking dan socio-economische ontwikkelingen.
            De soorten events waarvan verwacht wordt dat ze invloed hebben op de zichtbaarheid van EU nieuwsdekking is samengevat en gepresenteerd in drie clusters.

  1. EU politiek en institutionele make-up van de EU, zoals bijeenkomsten van het Europese Counsil, het Europese Parlement, sessies in Brussel. Bij deze events wordt een positieve werking heeft op EU zichtbaarheid, dat zal leiden to  meer nieuwsdekking.
  2. Belangrijke EU-gerelateerd beleid wordt overwogen. Zoals de introductie van de huidige geldeenheid, vergroting van de Unie door nieuwe landen toe te voegen etc. Van deze wordt ook verwacht dat ze de zichtbaarheid van EU nieuwsdekking vergroten.
  3. Nationale events zullen relevant zijn voor EU nieuwszichtbaarheid. Referenda in een land van de EU zouden de zichtbaarheid moeten vergroten, ook in andere lidstaten. Er wordt gecontroleerd voor een continu variabele: drastische veranderingen zullen hogere zichtbaarheid creëren.

Resultaten

Er blijkt sterke variatie te zijn in zichtbaarheid door de tijd heen. De zichtbaarheid is vanaf 1997 wel erg versterkt, met een hoogste level in 2004. Recente zichtbaarheid is weer gedaald. Deze trend geld voor alle landen. Wat blijkt is dat institutionele events, zoals verwacht, leiden tot een grotere dekking over de EU. Verkiezingen voor het Europese Parlement en installatie van een nieuwe Europese Commissie hebben de grootste invloed op zichtbaarheid, waardoor een verandering van EU zichtbaarheid vooral in kranten voorkwam. Daarnaast is er meer zichtbaarheid over EU nieuws in landen die op dat moment het presidentschap in de EU hebben.
            Vergroting van de EU door het toevoegen van een nieuwe lidstaat wordt nieuwsdekking verkleint, tegen de verwachtingen in. De introductie van de euro heeft de nieuwsdekking niet beïnvloed.
            Bij nationale events bleek dat het effect groter is voor nieuwsmedia in het land dat echt het referendum houdt, en niet zo zeer in andere landen. Nationale verkiezingen, ook tegengesteld aan de verwachtingen, vergrootte niet significant de EU nieuws zichtbaarheid.

Discussie en conclusie

Bij het omschrijvende niveau vinden we een algemene toename in de mate van EU nieuwsdekking over de afgelopen 17 jaar. Omdat we weten dat nieuws vaak negatief is, zegt dit niet dat de nieuwsdekking voor de EU nu beter is. Meer nieuwsdekking leidt echter wel sowieso tot een vergrote publieke bewustheid en debat over Europese politiek. Prominente en zichtbare dekking van EU onderwerpen vergroten de kennis van burgers over de EU en leidt er toe dat ze sneller gaan participeren in Europese referenda of verkiezingen.
            De nieuwswaarde aanpak toont aan welke kenmerken er voor zorgen dat een event in het nieuws komt. Infrequent en bijzondere events, zoals Europese Parlement verkiezingen, bleken een grote impact op de nieuws zichtbaarheid te hebben. Elite actoren, zoals de instituties van de EU, doen er toe voor de nieuwsdekking.
            Verder kan gezegd worden dat hoe meer de EU doet, hoe groter de kans is op de nieuwsagenda toe komen. Dit is alleen een te rechte conclusie. EU nieuws wordt vaak gedomineerd door nationale politieke actoren, dus wanneer EU nieuws misschien groter wordt, hoeft dit niet per se ten voordele te zijn van EU politieke actoren. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen een vergroting in zichtbaarheid in het nieuws (Europeanisatie van de nationale publieke sfeer) dat goed kan zijn voor de democratische natuur in de EU en vergrote ondersteuning voor de unie en hun beleid.
            Op televisie bleek de EU veel meer onzichtbaar te zijn dan in kranten. Daarom wordt verwacht dat het mindere effecten heeft.

 

Artikel 18 -
 Het opnieuw definiëren van buitenlandse correspondentie. Hamilton en Jenner.

De buitenlandse correspondent voor traditionele nieuwsmedia heeft lang prestige gehad binnen professionele peers. Hij wordt gezien als een kosmopoliet binnen de kosmopolieten, die erg hoor in de hiërarchie van de reporters staat. We falen er in om te zien dat buitenlandse correspondentie is ontwikkeld is door verschillende omstandigheden.
            Velen maken zich zorgen dat de buitenlandse correspondent een zeldzaam soort journalist wordt. Er zijn steeds minder buitenlandse correspondenten. Daardoor wordt ook minder buitenlands nieuws gedekt. Er is een significante afname in het aantal buitenlandse correspondenten en in de mate van ruimte en tijd dat gegeven wordt aan buitenlands nieuws door geprinte en uitgezonden media. Nieuwsmedia zijn steeds minder goed in het verspreiden van buitenlandse beleidszaken aan het publiek.
            De vraag is of de afname meteen de kwantiteit en kwaliteit van de rapportages van het buitenlandse nieuws meten dat nog wel bestaat? In dit onderzoek wordt gedacht van niet. Buitenlands nieuws zal bestaan zolang er vraag naar is. Het systeem van mensen dat ons informatie brengt is echter altijd in ontwikkeling. In dit artikel wordt beweert dat transformaties van de media omgeving tot systematische veranderingen hebben geleid in de manier hoe we nieuws ontvangen, ook het nieuws van andere landen.
            Er worden drie significante transformaties getoond: recente economische druk op traditionele nieuwsdekking, globale afhankelijkheden bij gemeenschappen, de mate van technologische innovatie waardoor veranderd is hoe buitenlandse correspondentie wordt uitgevoerd. Er zijn bredere definities nodig van buitenlandse correspondenten om te begrijpen hoe het publiek reageert en hoe dit tot kennis leidt.

De economie van buitenlandse correspondentie

 Benjamin Franklin en veel andere koloniale uitgevers hadden een grote mate van buitenlandse correspondentie in hun kranten. De reden hiervoor was de lage kosten van zulk nieuws. Tegenwoordig is buitenlands nieuws echter een van de meest dure nieuwsgaring manieren. Dat samen met andere economische overwegingen houden het gebruik van buitenlandse correspondentie tegen. Zo zijn salaris en ondersteuningskosten hoog voor zulke correspondenten. In een vorig onderzoek bleek 53% kosten de belangrijkste reden te vinden om minder gebruik te maken van buitenlandse dekking. De andere obstakels waren het ontbreken van interesse en het ontbreken van ervaren reporters.
            Vroeger werden vaak lezers aangetrokken door het buitenlandse nieuws, nu wordt de substantiële kern van de lezers gewoon behouden zonder het gebruik van een correspondent. Dit komt onder andere door de veranderde natuur van de krantcompetitie. Competitie geld ook voor de televisie. Vroeger waren correspondenten nodig als bronnen voor afbeeldingen, maar nu zijn er genoeg andere bronnen.
             Informatie wordt goedkoper, en de kosten van buitenlandse nieuwsbureaus lopen op. Mensen kopen minder snel een krant met een buitenlands onderwerp voorop, dan met Britney Spears voorop. De verwachting is daarom dat er een lange termijn vermindering zal zijn in het bestaan van de buitenlandse bureaus.
            Een corps hebben van elite buitenlandse correspondenten, een teken van verbintenis met de publieke service geven redenen voor media eigenaren en uitvoerenden om op te scheppen. Deze beloningen zijn echter minder machtig als media bedrijven steeds groter en meer corporate worden, waarbij ze soms zelfs deel uitmaken van niet-media bedrijven.
            Deze economische trends betekenen niet dat de leidende nationale print en televisienieuws zich zullen scheiden van buitenlandse correspondenten. Al de gesprekken over het uitsterven van correspondenten is overdreven. Buitenlands nieuws dat gedekt wordt door de pers is altijd minder geweest in tijden van vrede. Wat de trends tonen, is dat massamedia niet van plan zijn om het aantal buitenlandse correspondenten die ze naar het buitenland sturen te vergroten. Daarom zoeken ze voor alternatieven, om hier op te besparen.

Onafhankelijkheid en buitenlands nieuws lokaal maken

Er werd in 1950 wel eens gezegd dat kranten iets buitenlands nieuws moest brengen, ondanks dat het publiek niet geïnteresseerd was. Hij hoopte dat zulk nieuws echter niet evenveel voorkwam als lokaal nieuws. Lokaal nieuws is nou eenmaal lokaal en buitenlands nieuws is buitenlands. Mensen willen nou eenmaal liever het eerste dan het tweede.
            De lijn tussen buitenlands en binnenlands nieuws vervagen, omdat we nu een wereld van commercie, gezondheid, cultuur en omgeving hebben. Lokale reporters kunnen bronnen vinden voor buitenlands nieuws door de mensen waar ze dagelijks interactie mee hebben. Er is nu sprake van een ‘globaal dorp’. Publieke opinie surveys toonden aan dat publieke attitudes in het traditionele isolationisme (politiek van de VS om zich niet te bemoeien met buitenlandse aangelegenheden) er toe leidde dat mensen meer internationaal gericht werden. De dubbelzinnigheid van wat nou internationaal en wat niet internationaal is, is op dit moment niet erg groot.

Nieuwe media technologieën en buitenlands nieuws

Tot niet zo erg lang geleden, hadden slechts een paar nieuwsorganisaties de capaciteit om internationale events en onderwerpen te perspreken. Het publiek hierbij was geïntegreerd, gegeneraliseerd en passief.
            Nieuwe media technologieën hebben nu de economische barrières voor het betreden van het publiceren en uitzenden verkleint. Het publiek, gefragmenteerd en actief, kan beter kiezen en zelfs het nieuws vormen.
            In-huis buitenlandse correspondenten: komen vaak voor in grote organisaties met internationale activiteiten. De markt informatie die deze perswoon levert moet up to date zijn.
            Door het internet kunnen gebruikers meer specifiek zijn over het soort internationale nieuws waar ze over willen lezen, geselecteerd door middel van een regio.

Een nieuw type van buitenlandse correspondentie

Er zijn drie redenen bedacht om te evalueren wat buitenlands nieuws uit maakt. Ze tonen aan dat de traditionele elite van buitenlandse correspondentie niet langer hegemonie over buitenlands nieuws heeft.  De nieuwe buitenlandse correspondenten zijn geen elite, en daarnaast ook niet makkelijk gedefinieerd in hun karakteristieken, uitingen of werkgewoontes.
            Economische machten hebben de ondergang van conventionele buitenlands nieuws nog meer gehaast. Ze hebben niet per se buitenlandse correspondentie af gemaakt, maar hun evolutie geforceerd. Economische druk is niet de enige druk die wordt uitgevoerd. Minder dure en globale communicatie, gekoppeld aan snellere en goedkopere reizen maakt investeringen in bureaus minder waarschijnlijk. Op de nieuwe manier worden buitenlandse zaken in nieuwe en verassende manieren gedekt.

Belangrijke termen:

  • Traditionele buitenlandse correspondent: wordt minder maar zal niet verdwijnen
  • Parachute journalist: alternatieve keuze voor grote media organisaties die vinden dat ze buitenlandse verhalen moeten geven. Reporters worden gestuurd om events de dekken in de regio: tijdelijk.
  • Buitenlandse buitenlandse correspondent: de gehuurde buitenlandse nationalist moet verhalen van het buitenland dekken. Economie is hierbij de kracht, door globalisatie.
  • Locale buitenlandse correspondent: lokale nieuwsmedia hebben een manier gevonden om hun buitenlandse nieuws vanuit huis te dekken.  Een verhaal is slechts deels internationaal, omdat nationale grenzen meer poreus worden vanuit cultuur (immigratie).
  • Buitenlandse lokale correspondent:  is iemand die niet afkomstig is uit het land waar hij werkt en rapporteert voor een buitenlandse nieuws organisatie, zijn nieuws is wereldwijd bereikbaar door internet.
  • In-huis buitenlandse correspondent: hierboven uitgelegd.
  • Premium service buitenlandse correspondent: het toont een strategie van episodische en event dekking. Er bestaat nou eenmaal vraag voor consistente nieuws en informatie vanuit het buitenland.
  • Amateur correspondent: het meest herkenbare en gedemoniseerde gezicht van de nieuwsinformatie. Deze journalist is niet getraint, maar het internet heeft een platform voor zulke mensen geboden. Elk individu kan iets op het internet plaatsen.

 

Artikel 19 -
 Journalistiek van gehechtheid en objectiviteit: Nederlandse journalisten en de Bosnische oorlog. Ruigrok.

De burgeroorlog in Bosnië is een van de meest wrede perioden in Europese naoorlogse tijd geweest. In Nederland waren afbeeldingen van uitgemergelde mannen achter een bedrading de katalysator voor Nederlandse moraal gebaseerde militaire interventie. De beelden  brachten herinneringen op van concentratiekampen van de Nazi’s, met Servische machten als de nazi’s. Het framewerk van goede versus slechte mannen had veel weg van WO2. Nederlandse media speelde een grote rol in dit framewerk: media en politiek hebben elkaar geholpen in een stereotype en gesimplificeerd beeld van het conflict te vormen. De reden dat journalisten zo’n beeld creëerden is ‘journalistieke gebondenheid’. Dit betekend dat als journalisten iets zeggen over het conflict, ze deelnemen aan het publieke debat over het conflict. De intentie hiervan was dat iemand er een eind aan zou maken.

Journalistiek van binding en het concept van objectiviteit

Sinds decennia is journalistieke uitoefening het object geweest van kritisch onderzoek door uitvoerders en wetenschappers. Volgens de traditionele journalistieke interpretatie van objectiviteit kan een journalist functioneren als een neutrale bemiddelaar tussen echte events en het publiek. Nieuws wordt hierbij gedefinieerd als een reflectie van realiteit, een beeld van iets echts, of iets dat echt gebeurd is.
            Een meer recente conceptualisatie van nieuws concentreert zich op de onmogelijkheid van nieuws om een reflectie van de waarheid te zijn. Onderzoekers zien nieuws in termen van een sociale constructie van een realiteitstheorie. Karakteristieken van een event bepalen of het in het nieuws komt, net als andere dingen binnen de journalistieke sfeer die invloed hebben op deze keuzes.
            Alternatieve modellen voor objectiviteit van journalisten gebruiken voorden als neutraliteit, accuraatheid, balans en eerlijkheid. Later kwam publieke journalistiek op: een theorie en uitvoering dat het dominante belang van het verbeteren van het publieke leven herkent. De rol van de journalist is het initiëren en doorstaan van publieke debatten over problemen in de samenleving. Journalisten moeten samenlevingsproblemen aantonen en debat creëren onder burgers.

Journalistieke binding

Dagelijks nieuws is volgens Irwin een report over het conflict van tegengestelde krachten. Nieuws gedurende oorlogstijd kan gezien worden als hyper-nieuws, waarbij het conflict is groter dan alle dagelijkse zaken die het publiek heeft. Journalisten zijn wel buitenstaanders, die de oorlog van e wereld moeten dekken vanuit buiten het conflict. Daarom zouden ze wel neutraal kunnen zijn.
            Journalisten met journalistieke binding echter, zullen kanten kiezen. Ze zullen laten doorschemeren wie zij als de slachtoffer van de oorlog zien. Het is goed tegen slecht, en de rollen worden duidelijk getoond. Journalisten participeren hierbij actief in het debat, waarbij de goed van slecht onderscheiden. Objectiviteit en accuraatheid zijn nog steeds heilig bij deze stijl van journalistiek. Neutraliteit wordt afgewezen, gebaseerd op moraliteit.

Het traceren van journalistiek van binding in nieuwsdekking

Gehechte journalisten, die al een framewerk in gedachten hebben over de dekking van het conflict, gebruiken ‘instrumentele actualisatie’. Bepaalde events of statements worden juist wel of niet opgebracht, om hun eigen mening te ondersteunen. Een ander aspect van hechting kan de selectie van bronnen zijn, door het gebruiken van doelmatige slachtoffers. Bronnen worden sneller geciteerd als het bij de journalist zijn eigen politieke stand past. Als een consequentie worden journalisten nauwelijks geleid door echte wereld factoren als ze verhalen selecteren om te dekken en bronnen zoeken om te citeren. Een derde aspect is een fenomeen genaamd ‘kudde journalistiek’(pack journalism) waarbij journalisten de neiging hebben om over bepaalde verhalen op dezelfde manier te schrijven. Dit geldt vooral tijdens oorlogen, wanneer een journalist weinig bronnen heeft.
            Om de invloed van een framewerk van de nieuwskamer op nieuwsdekking bekijken we verschillende vormen van nieuwsdekking. Er kan onderscheid gemaakt worden in artikelen waarin journalisten hun eigen persoonlijke mening naar voren mogen brengen, in nieuws waar feiten getoond worden en het nieuws waarin journalisten stakeholders laten praten. In dit onderzoek wordt slechts gekeken naar de mening van journalisten die naar voren wordt gebracht.
            Naast een invloed op de inhoud van de feitelijke nieuwsartikelen, wordt ook verwacht dat journalisten bepaalde kansen hebben om thema’s belangrijker of minder belangrijk te maken.

Resultaten

Stereotypering in goede- en slechte jongens in het nieuws
Negatief nieuws is altijd meer nieuwswaardig dan positief nieuws. Negatieve evaluaties komen vaker voor. Journalisten zijn meer uitgesproken bij het portretteren van de Servische actoren als slechte jongens. Dit geldt vooral voor journalisten die hun meningen naar voren plaatsen in editorials. Dit komt een stuk minder voor bij directe nieuws rapportages en het nieuws vanuit stakeholders, al zijn ze wel vaak negatief.
            Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee manieren van nieuws dekking: directe nieuws dekking en dekking waarin stakeholders aan het praten komen.
Bij de directe nieuwsdekking wordt een significante invloed gevonden van de statements die gepubliceerd zijn in de andere kranten. Ook echte wereld factoren spelen een rol. Geen invloed is gevonden van de statements in editorials van journalisten bij de meeste kranten. Slechts bij de Volkskrant is een invloed van editorials gevonden, ook alleen bij deze krant hebben editorials een invloed op de statements van stakeholders. Journalisten van deze krant benadrukken de lijn van de slechteriken en de goeden.

Oplossingen voor het conflict

Betrokken journalisten kunnen zichzelf manifesteren in de nieuwsdekking, wanneer in direct nieuws journalisten militaire interventie prefereren. Hierbij kunnen zij beïnvloed zijn door een pro-interventie frame die benadrukt wordt in editorials.
            Er kunnen drie subthema’s worden onderscheiden wanneer we kijken naar oplossingen voor het conflict: diplomatische interventie, militaire interventie en humanitaire interventie. De meeste aandacht wordt besteed aan diplomatieke en militaire interventie. Beide krijgen ze ongeveer gelijke voorkeur. Onder journalisten is er een voorkeur voor militaire interventie. Dit hangt echter wel af wat in de meeste media wordt gezegd over het conflict.
            Er blijken twee grote invloeden te zijn op directe nieuws statements, waarbij militaire interventie de voorkeur heeft. De invloed van statements die militaire interventie benadrukken in andere kranten, de dag voordat de directe nieuwsdekking plaatsvindt. Ten tweede kunnen editorials dus invloed hebben hier op. Hierbij kan geen invloed gevonden worden voor echte wereld factoren. 
            Journalisten maken meer gebruik van de doelmatige getuigen wanneer het gaat over de discussie van het de oplossing van het conflict. De meeste invloed van de stakeholders zijn statements, die de voorkeur hebben voor militaire interventie, komt van vergelijkbare statements in de editorials. Het gevoel was er nou eenmaal dat een militaire optie de enige oplossing was voor het conflict.

De leidende rol van journalisten

Journalisten bleken de leidende rol te hebben bij het dekken van de Bosnische oorlog. Ze zijn het meest uitgesproken over hun meningen over wie de slechteriken zijn en wie de slachtoffers zijn gedurende de Bosnische oorlog. Militaire interventie, hun mening over de meest geschikte oplossing voor het conflict, wordt prominent gepresenteerd in het nieuws.
            Dit geldt vooral voor nieuwsdekking in de Volkskrant en meer subtiel in het NRC handelsblad.
 

Artikel 20 -
 Lokaliseren van het globale: domesticatie processen in internationale nieuwsproductie. Clausen.

Het huidige project is een onderzoek van de productie en output van het internationale uitzendnieuws in Japan. De vooruitgang van technologie en nieuws distributie infrastructuren hebben ertoe geleid dat nieuws overal in de wereld toegankelijk is. De constante vloed van informatie en zichtbaarheden van andere culturen creëren een culturele en sociale reflexiviteit dat elke keuze in nieuwskamers een bewuste culturele moeite geeft. Nieuwsproducers bij de nationale uitzendstations, die werken in een ruimte tussen globaal en nationaal, hebben een reflectief voorgevoel in hun strategie voor de selectie en productie van internationale verhalen.
            De studie maakt processen van homogenisering en diversificatie van globale nieuws communicatie duidelijk en benadrukt locale aspecten van internationale nieuwsproductie. Hierbij wordt gekeken naar factoren als de globale, nationale, organisationele en professionele mate van invloed. Vragen die gesteld worden zijn: wat zijn de verschillen en vergelijkingen in productie strategieën in verschillende nationale contexten (Denemarken en Japan)? En hoe kunnen extra media factoren in een nationale media omgeving de productie processen beïnvloeden?

Japanse nieuwskamer onderzoeken en vergelijkende inhoudsanalyse

Dit onderzoek is gebaseerd op interviews met 40 media experts en nieuwsproducenten bij grote Japanse omroepen. Er worden hen dingen gevraagd als overwegingen over nieuwsproducties en het keuze proces bij het produceren van specifiek nieuws.

Homogenisering of diversificatie in nieuws globalisatie?

Processen van globalisatie door internationale nieuws bemiddeling leiden niet tot een homogenisering of een totale heterogenisering van wereldbeelden. Nieuwscommunicatie moet worden gezien als dialectische en dynamische processen waarin nieuws als een institutie zowel beïnvloed wordt door globalisatie zelf, maar nieuws is er ook een bemiddelaar van. Globalisatie is een concept dat refereert tot zowel de samendrukking van de wereld als de intensificatie van bewustzijn van de wereld als een geheel. Ondanks dat iedereen een lokaal leven lijdt, verschijnen werelden die voor de meesten toch echt globaal zijn.
            Wat hier wordt beweerd, is dat domesticatie een universeel fenomeen is en dat globaal nieuws voor elk land juist verschillend is. Internationaal nieuws wordt gepresenteerd binnen frames van interpretaties van lokaal publiek in elk land. Globaal nieuws is dus specifiek voor elk land. Globaal nieuws in Japan is dus niet vergelijkbaar met globaal nieuws ergens anders.
            Internationale verhalen is dus een proces van betekenis constructie, dat beïnvloed wordt door meer factoren van zowel internationaal als lokaal niveau.

Nieuws domesticatie

De definitie is:
Media behouden zowel globale en culturele specifieke oriëntaties. Voorbeelden hiervan zijn events die ver weg zijn in een frame stoppen waardoor deze events begrijpbaar, aanspreken en relevant zijn voor het vertrouwde, inheemse publiek. Daarnaast worden de betekenissen geconstrueerd in een manier die overeenkomen met de cultuur en dominante ideologie van de groeperingen waar het naar gericht is.

Om iets nieuwswaardig te laten zijn, moet een event in een narratief framewerk komen dat al bekend is bij en herkend wordt door zowel nieuwsmensen als het publiek. Binnen het veld van globale communicatie is het speciale framen van events belangrijk geworden, omdat het doelpubliek zijn begrip verlicht.
            De beschermingstheorie: een te grote vloed van informatie en culturele producten van het buitenland kan culturele identiteit in de weg staan. Elk land heeft verschillende verlangen. Ze willen leren van anderen en ze imiteren, maar toch wil elk land zijn eigen identiteit houden en anders blijven. Elk land wil een culturele identiteit creëren en behouden, hier zijn ze trots op.
            De bescherming van nationale identiteit kan belangrijk zijn in de internationale nieuwskamer. Dit blijkt echter niet erg duidelijk in Japan. Bij meetings bleek er grote vraag te zijn naar internationaal nieuws. Maar de nieuwsagenda van Japan verschilt erg dan die van andere landen. Dat komt door de globale positie van Japan.

Het globale level: domesticatie strategieën in Denemarken en Japan

Ondanks dat framingsprocessen hetzelfde waren in Deense en Japanse presentaties, bevatten de communicatie strategieën, de besprekingen en de keuze van actoren allemaal elementen van domesticatie. Om deze redenen is er verschil in termen van nationale sociopolitieke context.

Communicatie strategieën: nieuwspresentaties en merk imago werden anders gepresenteerd in de nationale publieke omroep. Dingen die hetzelfde waren: de jingles, het opening logo, de markering van het internationale nieuws door een symbool van een wereldbol en de introductie van specifiek nieuws. Ook visuele dingen  verschilden niet tussen de culturen. Een significant verschil was het gebruik van geschreven koppen in Japan. De sociale actoren die gerepresenteerd werden in de analyse van nieuwsuitzendingen reflecteerden de regionale en nationale voorkeuren van Denemarken en Japan.

Het nationale level: het politieke karakter van Japans nieuws

Iedereen in de Japanse media zal beweren dat ze niet betrokken zijn bij politiek en dat is waar het allemaal om gaat, volgens een tv-director.
            Japanse presentaties kwamen niet voor in hun duidelijke voor- en tegen presentatie stijlen. Een onderzoek van de Japanse media omgeving en externe factoren tonen aan waarom. Er zijn vier observaties die factoren illustreren in de Japanse media omgeving die internationale nieuwsproductie beïnvloeden en domesticatie processen aantonen. De eerste is dat Japanse media sterk gepolitiseerd is. Verschillende blikken op parlementaire processen worden gepresenteerd in hun nieuwsprogramma’s. Ten tweede, het verschil tussen de publieke omroep en commerciële nieuwspresentatie stijl geeft kijkers verschillende internationale nieuwspresentaties. Ten derde, uitsluitende overeenkomsten met internationale nieuwsbureaus en nationale Westerse omroepen resulteren in een gedifferentieerd gebruik van Westerse bronnen. De laatste is dat strategieën van regionale focus in nieuwspresentaties de domesticatie hypothese ondersteunen.
            Dus, het publieke karakter, het verschillende omroepen systeem, de gedifferentieerde relaties tot internationale nieuwsbrengers en de strategieën waarbij domesticatiehypotheses ondersteund worden zijn belangrijke factoren van het politieke karakter van Japans nieuws.

Het organisatorische level: publieke omroep en commerciële tv

Dingen als keuze processen, nieuwskamer toepassingen en algemene strategieën achter nieuwsproductie beïnvloeden globale nieuwspresentatie. Toepassingen bij de publieke omroep en bij het commerciële station verschillen veel, vanuit verschillende aspecten.
            Zo zijn er publieke interesse strategieën versus de commerciële bedrijf strategieën, dit zijn de grootste factoren van invloed op productieprocedures op het organisatorische niveau. De publieke omroep is voor de regering, het commerciële station kan meer tegen zijn.

De professionele context

Het onderzoek geeft inzichten voor het professionele level ten opzichte van implementatie en uittocht van strategieën in individuele actie, zoals het produceren van specifiek nieuws. Nieuwsproducenten domesticeren events, ook om de reden om informatie begrijpbaar te maken voor het publiek. Daarnaast maakt de specifieke productie formule (objectief/subjectief, nieuws/eigen mening) de inhoud verschillend. Ten derde wordt getoond dat de keuze van thema’s op locatie verschilt door of de producer wel of niet een expert is. Tot slot geeft de analyse op dit niveau de interactie tussen nieuwsproducers en het gebruik van internationale nieuwsbronnen op locatie weer. 

Artikel 21 -
 De taak van vrede journalistiek. Galtung.

Galtung zelf

Gedurende de laatste 42 jaren is hij een bemiddelaar geweest in 48 landen, sommige met succes. De reden hiervoor is dat hij elk contact heeft genegeerd met journalisten.
            Een aantal vragen: weet je zeker daar Saddam Hussein voor stond in de golflanden? Weet je wat de positie van Servië was in het Joegoslavische conflict?  Dit soort dingen worden veel te weinig in de media verteld, omdat we luie media hebben. In een conflict heb je een standpunt, je hunkert ernaar maar hebt een gevoel dat er iets is dat het onmogelijk maakt voor anderen ernaar te luisteren. Jij hebt een stem maar zij hebben geen oor en alles wat je zegt wordt verdraaid in iets onherkenbaars. Als je dit door blijft doen jaar in jaar uit, wordt je er moe van en kom je er achter dat het helemaal niks uit maakt wat je vindt. Je kan net zo goed gewelddadig worden, want dat is de enige taal die begrepen wordt. Dus: de grote oorzaak van al dat geweld is de weinige aandacht voor het andere. Het gaat hier om empathie, en de mensen die hier iets van weten heten actoren, psychologen en soms gelovigen.
            Het is al moeilijk onderscheid te maken tussen conflict en geweld. Om te zeggen dat geweld het enige is dat verkoopt is een belediging voor de mensheid. Vrouwen willen namelijk liever de waarheid horen en daarna een oplossing. De enige groep waar het misschien waar voor is zijn de meeste mannen van 18 tot 55. Dat is een kleine markt.
            Hetgeen dat kan helpen is een doel aanpak. Vooral vrouwelijke journalisten kunnen dit goed. Journalisten moeten beseffen dat om de informatie die je nodig hebt te krijgen, je geduld moet hebben. Het talent van de journalist is om informatie te krijgen en dan kan je vinden je dieper ergens op in kan gaan. De taak van vrede journalistiek, is om het conflict duidelijk te maken.
            In vrede journalistiek wordt een stem gegeven aan alle partijen. Als je geduldig luistert naar zulke mensen, gaan ze op een gegeven moment datgene zeggen wat hun doel is. Dit had de journalist echter al moeten weten.
            Belangrijk zijn objectieve journalisten. Hiermee bedoeld hij journalisten die alle kanten van een conflict kunnen dekken. Vertellen in eigen woorden is belangrijk, niet gaan interpreteren. De vrede journalist focust op het lijden, stemmen geven aan de mensen zonder stem en het benoemen van het kwaad. Oorlogjournalisten toont zijn eigen waarheden en de rest bedekken ze. Ze houden geheimen.

Wanneer het geweld voorbij is, zijn dingen vaak veel erger dan ervoor. Je hebt vaak hetzelfde geweld weer, maar nu heb je ook nog reconstructie en verzoening. Niets goeds komt uit conflicten. Zoals economische redenen, bijvoorbeeld geld. De tweede reden is dat andere media niet internationaal zijn maar nationale media, en de overheid kent altijd wel een paar universiteiten waarop ze kunnen bouwen qua media uitingen. Zij zetten dan de toon.
            Verder zijn nu veel oorlogsjournalisten die eerder andere dingen deden.  Zoals sportjournalistiek. Deze journalistiek nemen ze mee naar het vertellen over geweld.

Reactie van de journaliste
            Je kan je zelf afvragen om uit te vinden wat goed en slecht is. Zo kan je kijken of je het er mee eens bent of niet. Het is altijd vervelend om gecorrigeerd te worden op details. Om deze reden moeten journalisten nu ooggetuigen zijn.
            Vrede journalistiek is in principe goede journalistiek en complete journalistiek. Dit is niet vertekend omdat het geschreven is in zwart-wit. ‘Kies de waarheid, niet een kant’. Een journalist moet proberen alle feiten te geven en open-minded zijn. Vrede journalistiek begint thuis, en wat je thuis doet moet niet te moeilijk zijn. Deze conflicten lijken soms heel ver weg.
            Logisch is, dat je vaak iets leest dat niet is gerapporteerd zoals je het graag wil zien. Deels ligt dit aan de krant, maar het ligt ook deels aan dat het publiek de feiten niet wil weten.  
            Wat onthouden moet worden is dat het publiek grotendeels verantwoordelijk is voor de soort pers en media die ze krijgen. Daarom wordt de optiek van Galtung als te hard gezien. Daarnaast is dat soort journalistiek erg duur. Je moet ergens voor een lange tijd zijn en moet goed geïnformeerd zijn voordat je ergens over gaat schrijven. Soms is het beter dat de journalist er zelf niet bij is. Er zijn tenminste 5 goede, waarheidsgetrouwe kranten, dus vervloek niet alle journalisten

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1470